JEZUS RAAKTE HEM AAN Wij willen nadenken over de prachtige woorden, die vaker in de Bijbel voorkomen: "En Hij, Jezus, raakte hem aan." Zie Matth. 8:3 en Marcus 1:41 Het eerste vers van dit hoofdstuk verwijst naar het eind van de bergrede: het volk, dat Hem hoorde, ontzette zich over Zijn leer, en de uitwerking hiervan was, dat, toen Hij nu van den berg afgeklommen was, velen Hem volgden. Het jodendom uit de tijd van de Here Jezus noemde een aantal tekenen, waaraan de waarachtige Messias zou moeten voldoen, als bewijs, dat Hij werkelijk de Messias was. Zie Mt. 16:1-4 Enkele van deze tekenen waren: - genezen van een melaatse - uitwerpen van een dove, een stomme en een blinde demoon, zie Mattheus 12:22,23 - andere Messiaanse tekenen en verwijzingen ernaar vinden wij in Mattheus 11:2-6 en Joh. 6:25-33. EEN MELAATSE. Lucas de arts vertelt over deze man, dat hij ‘vol’ melaatsheid was (Lucas 5:12-14). Hij was een en al melaatsheid. Zijn hele lichaam zat onder de melaatsheid. Afschuwelijk om te zien. De ernstigste vorm van melaatsheid. De man was een en al ellende! Het was geen gewone melaatsheid, maar de speciale melaatsheid van de Bijbel, die het gevolg is van bepaalde zonden. De Joden gaan er van uit, dat hij het gevolg is van de zonde der tong, waarbij je over een ander lastert. De eerste keer dat deze ziekte in de Bijbel voorkomt, is nl. bij Mirjam. Zie Num. 12 vooral : 8b - 10. De melaatsheid in de Bijbel is meestal een andere melaatsheid dan wij kennen als lepra. Ik noem dit liever ‘de vlekjesuitslag’. De NBV noemt het ‘huidvraat’. Deze ‘schimmel’ kan niet alleen op de menselijke huid aanwezig zijn, maar ook op kledingstukken of op de muren van een huis. Dit is een bovennatuurlijke kwaal. Deze kwaal werd door de hand van God veroorzaakt. Hij kon daardoor ook alleen door de hand van God weggenomen worden. Hij kon niet door artsen genezen worden. Deze mensen werden onder het toezicht van de priesters gesteld, die wachtten om te zien wat God zou doen. Kwam er op bovennatuurlijke wijze genezing of niet? Vandaar dat de koning van Israël indertijd met betrekking tot Naäman zei: ‘Ben ik soms een god, dat ik kan beschikken over leven of dood?’ NBG: „Ben ik God, om te kunnen doden en levend maken, dat deze man een boodschap tot mij zendt om een man van zijn melaatsheid te verlossen?” (2 Kon. 5:7) De Here Jezus bewees Zijn Goddelijke autoriteit door velen van melaatsheid te genezen en aan Zijn discipelen volmacht te geven hetzelfde te doen (Mattheus 10:8). Deze genezingen waren de bewijzen, dat Hij de Messias is (Mattheus 11:5). Hij toonde hiermee tevens dat Hij de Redder was van Zijn volk om hen te bevrijden van hun zonde. De Bijbel toont ons de zonde als de melaatsheid van de ziel. De zonde sluit ons uit van de gemeenschap met God. Om van de zonde-melaatsheid genezen te worden moet de mens door de Heer gereinigd worden, ja moet de Heer ons ‘aanraken’ met Zijn genezende hand. Door het aanraken van de onreine melaatse kwam de onreinheid eigenlijk over op de Heiland. Hij vreesde dit niet en toonde, dat de onreinheid Hem niet trof. Dat is een zelfde weg als in de wet getoond met het reinigingswater. In feite was het reinigingswater onrein. Maar dit onreine water reinigde de zondaar. Zo werd in zekere zin aan het kruis de Here Jezus onrein toen Hij onze zonden op Zich nam. Wij werden bevrijd van de geestelijke onreinheid toen Hij deze op Zich nam. Wát een genade! Hij kwam en viel voor de Here Jezus neer 1e. Hij kwam zelf naar de Heiland toe. Hij begaf zich tussen de mensen, ook al probeerden dezen hem door middel van woorden en gebaren weg te sturen. Hij wist, dat hij bij de Here Jezus moest zijn en hij ging naar hem toe. Hij liet zich door niemand afschrikken en door niemand tegen houden. Het woord "komen" dat hier gebruikt wordt, gebruikt Mattheus vaker om duidelijk te maken, dat mensen met een bepaalde verwachting naar de Here Jezus kwamen. Zie bijv. Matth. 8:5; 9:18,20. 2e. Hij viel voor de Here Jezus neer. Dat is de houding van de mens die God aanbidt. - Het is de erkenning, dat Jezus meer was dan alleen een mens. Hij had de Goddelijkheid in de Here Jezus herkend. - Het is de houding van de bidder. Nu hij het Goddelijke in de Here Jezus gezien had, bewees hij Hem ook goddelijke eer en richtte hij zich tot de Here Jezus niet in de vorm van een gesprek, maar in de vorm van een gebed. De inhoud van zijn gebed 1. De erkenning, dat hij alleen genezen zou kunnen worden, als de Heer dit wilde. 2. Het verzoek om deze genezing, deze reiniging van Hem te mogen ontvangen. II. DE HERE JEZUS. Wij zien: 1. Twee daden van de Heer. 2. Het hart van de Heer. 3. Het spreken van de Heer. ad. 1. De daden van de Heer: 1e Hij strekte Zijn hand uit, 2e Hij raakte hem aan. ad 1e. Meerdere keren lezen wij in de evangelien, dat de Here Jezus Zijn hand naar mensen-in-nood uitstak. Hier in Matth. 8:3 (=Marc. 1:41 en Luc. 5:13) De Heiland raakte de man één keer aan, zo blijkt uit het Grieks. De Heer begon niet als een magnetiseur te strijken. Mt. 12:49, toen Hij Zijn hand uitstrekte over Zijn discipelen en zei: "Ziedaar, mijn moeder en mijn broeders." Mt. 14:31, toen Hij Petrus aan boord van het schip bracht en tegen hem zei: "Kleingelovige, waarom ben je gaan twijfelen?" Hand. 4:30, toen Petrus in zijn toespraak zei, dat God Zijn hand uitstrekt naar Zijn volk tot genezing van Zijn volk. ad 2e. Meerdere keren lezen wij in de evangeliën, dat de Here Jezus de mensen-in-nood aanraakte. Hier: de melaatse, de mens die door niemand werd aangeraakt. Het gevolg is, dat hij gereinigd wordt. Het Griekse woord voor reiniging hier wil ook zeggen: bevrijding. Hij werd gereinigd van de uitslag en tevens diep in zijn hart bevrijd van de zondelast, die zo zwaar op hem drukte. Dit kan alleen de Here Jezus doen! Mt. 8:15, waar wij lezen, dat de Here Jezus de schoonmoeder van Petrus bij de hand pakte. Het gevolg is, dat de koorts haar verliet. Het Griekse woord voor verlaten wil hier ook zeggen: losmaken, vergeven, kwijtschelden. De Heer had haar niet alleen van koorts bevrijd, niet alleen haar lichaam aangeraakt; Hij raakte ook haar ziel aan en schonk haar een volkomen bevrijding van alle last, die zo zwaar op haar drukte. Matth. 9:29 en 20:34 vertellen, dat de Here Jezus de ogen van de blinden aanraakte. Het leek alsof Hij hen precies bepaalde bij de nood in hun leven: hun ogen. Meteen daarna zei Hij: "U geschiede naar uw geloof." Anders gezegd: Je krijgt wat je gelooft. Geloof is de sleutel die de deuren van het gebedsleven opent. Van de twee blinden over wie in Matth. 20:29-34 gesproken wordt, wordt nog extra vermeld, dat zij op een bijzondere wijze zagen. Het woord "zien" (anablepoo) wil zeggen: a. Zij keken weer/opnieuw. In dit geval waren zij vroeger ziende mensen geweest. b. Zij keken omhoog. In dit geval betekent het, dat zij zich terdege bewust waren, waar hun genezing vandaan kwam! De volgende keer, dat de Bijbel vertelt, dat de Here Jezus iemand aanraakte, was bij de verheerlijking op de berg. Matth. 17:7. Bij het aanraken, sprak de Heiland twee korte zinnen uit: - "Staat op", m.a.w. Ga staan, zodat je kunt verder gaan met wat er gedaan moet worden. Maak je gereed om weer aan de slag te gaan. - "Weest niet bevreesd." m.a.w. er is geen enkele reden om bang te zijn. Wij zijn in Gods hand en wij staan in Gods werk. Waarvoor moet je dan nog bevreesd zijn? Er komt nu een prachtige reactie van deze mensen: Toen zij hun ogen open deden, zagen zij niemand, dan Jezus alleen. Dat betekent in de eerste plaats heel gewoon, dat zij Mozes en Elia niet meer zagen. Het betekent echter ook, dat zij nu alleen nog maar gericht waren op de Here Jezus. Hierna lezen wij in Marc. 7:33-35, dat de Here Jezus een dove, die tevens een spraakgebrek had, aanraakte. De man was doof en kon moeilijk praten. Dit kan betekenen, dat hij nooit gehoord had en daardoor zichzelf een beetje had leren praten, zoals een doofgeborene dit doet. Het kan (vanuit het Grieks) ook betekenen, dat hij moeilijk kon spreken, omdat hij een hese stem had. Bij deze man raakte de Here Jezus zowel zijn oren als zijn tong aan en sprak de bekende woorden: "Effata", d.i. geopend. Opnieuw bepaalde de Heiland de man bij zijn probleem: Ogen en mond. Een dubbele handicap. Twee keer zoveel problemen als menig ander. "Een moeilijk geval", zouden velen zeggen. Maar voor de Here Jezus bestaan er geen moeilijke gevallen. Hij is de Helper voor mensen met kleine problemen en voor mensen met grote problemen. In Lucas 7:14 lezen wij over de dode zoon van de weduwe. Hier raakte de Heer de draagbaar aan, waarop het lijk van de jongen lag. Voor veel mensen zou dit probleem nog moeilijker lijken, dan dat van de vorige man met zijn beide handicaps. Opnieuw zien wij, dat voor onze Heer geen probleem te groot is. Hij gaat ze niet uit de weg. Hij gaat er recht op af en schenkt steeds weer hulp. Het laatste voorbeeld vinden wij in Lucas 22:51, waar wij verplaatst worden in de hof van Gethsemané, waar de Here Jezus het oor geneest van de slaaf van de Hogepriester. Er is zelfs hulp voor Jezus' vijanden. Wát een Heiland is Hij! Soms kwamen mensen om speciaal de Heer aan te raken. Dat was een teken van zoeken om hulp en redding. Mattheüs 14:36 en zij smeekten Hem, dat zij alleen maar de kwast van zijn kleed mochten aanraken. En allen, die Hem aanraakten, werden behouden. Markus 5:28 Want zij zei: Indien ik slechts zijn klederen kan aanraken, zal ik behouden zijn. Markus 6:56 En waar Hij ook kwam in dorpen of steden of gehuchten, daar legden zij de zieken op de markten en smeekten Hem, dat zij slechts de kwast van zijn kleed mochten aanraken. En allen, die Hem aanraakten, werden gezond. ad 2. Het hart van de Heer. Meerdere keren in al deze geschiedenissen wordt ons verteld, dat de Here Jezus met ontferming bewogen was. Het woord, dat hier met ontferming vertaald is, is een heel bijzonder woord. In het oude Grieks werd het gebruikt voor bepaalde innerlijke delen van de mens: hart, longen, lever en de darmen. Men meende, dat in deze inwendige organen de zetel was van onze emoties, van boosheid, onrust, vrees en liefde. In het latere Grieks werd dit Griekse woord gebruikt voor de uitdrukking: met ontferming bewogen zijn. Het gaat echter niet over een lichte bewogenheid, maar over een bewogenheid die tot in het binnenste van je lichaam doorwerkt. In de gelijkenissen van het NT wordt dit woord gebruikt bij - de heer, die medelijden had met de knecht, die niet in staat was zijn schulden te betalen. (Matth. 18:33) - de vader van de verloren zoon. (Luc. 15:20) - de Samaritaan, die de gewonde reiziger tussen Jeruzalem en Jericho ging helpen. (Luc. 10:33) In de andere gevallen wordt dit woord alleen gebruikt bij de Here Jezus. - Hij was met ontferming bewogen, toen Hij de scharen zag als schapen zonder herder. (Matth. 9:36 vgl. Marc. 6:34) - Hij was met ontferming bewogen, toen Hij de nood van de hongerige schare zag, die Hem trouw gevolgd was. (Mt. 14:14; 15:32; Mc. 8:2) - Hij was met ontferming bewogen, toen Hij de melaatse zag (Mc. 1:41) - de twee blinden zag (Mt. 20:34) - de weduwe van Nain ontmoette (Luc. 7:13) - het verzoek hoorde van de man met een zieke zoon. (Mc. 9:22) De ontferming van de Here Jezus zou je bij ons misschien het best kunnen weergeven met de woorden: Het deed Hem pijn in Zijn hart. Hij leed verschrikkelijk in het diepste van Zijn innerlijk, van Zijn wezen. Als mensen leden als zondaar, dan wees de Heer deze mensen niet boos terecht, maar aanvaardde hen in liefde. Hij had medelijden met de mensen. Hij zag hen niet als misdadigers, maar als verlorenen die gevonden moesten worden. Hij stond nooit onverschillig bij de nood van een mens, maar leek de pijn van anderen te voelen als Zijn eigen pijn. De nood van een mens, was Zijn nood. De pijn van een mens was Zijn pijn. Het verdriet van een mens was Zijn verdriet. De zorg van een mens was Zijn zorg. Hierin was Jezus' openbaring die van de Goddelijke kant van de Here God. Geen mens op aarde was zó. Alleen de God van Israël werd zó gekend. De goden van de Grieken waren geheel anders. De Grieken zeiden, dat hun goden zich niet op deze wijze met de mens konden bemoeien, want dan zouden ze door de mensen gemanipuleerd kunnen worden én dan waren zij geen goden meer...! De goden van de Grieken hadden geen gevoelens. Die werden heet noch koud van de ellende van de mens. Dat was niet omdat ze er zich niet mee wilden bemoeien, maar omdat ze zich er niet mee konden bemoeien. De Grieken geloofden in goden zonder gevoelens. De Joden kenden een God met zeer grote gevoelens. Zie Jesaja 63:6. De Here Jezus openbaarde op aarde de gevoelens van God. God kon tot in het diepst van Zijn wezen bewogen zijn over de nood van de mens. Zo ook onze Heiland. Zo is Hij nog altijd. ad 3. Het spreken van de Heer. Vier korte uitspraken: 1e. Ik wil het. De genezing komt voor uit Jezus' wil hiertoe. 2e. Word rein. 3e. Vertel aan niemand wat er gebeurd is. 4e. Toon u aan de priester. ad 1e. Ik wil het. ad 2e. Word rein. ad 3e. Vertel aan niemand wat er gebeurd is. In de eerste tijd van Zijn optreden moest niet openbaar bekend worden, wat de Here Jezus deed. Het moest vooral niet bekend worden bij de groepering, die Hem dan meteen koning wilde maken én het moest niet bekend worden bij de leiders in Jeruzalem, die Hem dan al eerder tot de dood wilden veroordelen. ad 4e. Toon u aan de priester en breng het voorgeschreven offer. Onze Heiland haalt deze man niet weg uit de sfeer van de wet, maar laat hem in de sfeer van de wet. De wet is niet slecht en is geen boeman. De wet is er om de mens te helpen. De man moet doen wat geschreven staat in Lev. 14:1-32. Hij moet zich tonen aan de priester en als teken van dankbaarheid aan God, en tot beloning van de priester een offer brengen. Slot: Er is een prachtig Engels lied dat zegt, dat de Heer ook ons, ja ook mij, aangeraakt heeft. Ons zangkoor zingt dit lied in het Nederlands: „Hij raakte mij eens aan!” Je bent pas echt een christen als je weet dat de Heer ook jou heeft aangeraakt en je leven veranderd heeft, je uit de verlorenheid overgeplaatst heeft in de behoudenis.