Adipositas en zwangerschap C.J.M. Backx, gynaecoloog Inleiding Adipositas en zwangerschap gaan niet samen. Als een vrouw overgewicht heeft, heeft zij verminderde kans op vruchtbaarheid door ovulatiestoornissen. Lukt het toch om zwanger te worden, dan is er een verhoogd risico op ernstige complicaties tijdens de zwangerschap en de baring. In de hierna volgende casus wordt het verloop van de zwangerschap beschreven bij een zwangere met morbide adipositas. Casus Een 34-jarige vrouw van Nederlandse afkomst was bij ons onder behandeling in verband met haar eerste zwangerschap en extreme adipositas. De familieanamnese vermeldde naast adipositas dat twee zussen van patiënte een manuele placenta verwijdering en een (na)curettage in verband met een incomplete placenta hadden ondergaan. De menarche was op 14-jarige leeftijd opgetreden. Vanaf haar 26e jaar had patiënte last van oligomenorroe met slechts één menstruatie per jaar. Tevens had zij hypertensie, waarvoor zij behandeld werd met atenolol, en adipositas met een maximaal gewicht van 265 kilogram bij een lengte van 1,76 meter (BMI 86 kg/m2). In 2002 werd in Oxford, waar patiënte indertijd woonde, een laparotomische maagverkleiningsoperatie uitgevoerd. Het postoperatieve beloop werd gecompliceerd door een pneumonie. Al twee maanden na de operatie kwam een regelmatige menstruele cyclus op gang met een cyclusduur van 28 dagen. Binnen een jaar verloor patiënte 100 kg en kon de antihypertensieve medicatie worden gestaakt. Er ontstond kinderwens en in de eerste cyclus raakte patiënte spontaan zwanger. De eerste prenatale controles vonden plaats in Engeland en verliepen ongecompliceerd. Er waren geen afwijkingen gezien bij eerste trimester screening en foetale echoscopie bij 20 weken, maar gezien de ernstige adipositas was de beeldkwaliteit niet optimaal. Patiënte verhuisde terug naar Nederland en meldde zich op de polikliniek van Máxima Medisch Centrum voor verdere begeleiding van haar zwangerschap bij een zwangerschapsduur van 24 weken. Het gewicht aan het begin van de zwangerschap was 159 kg (BMI 51 kg/m2). Tijdens de zwangerschap nam het gewicht van patiënte toe tot 170 kg. De bloeddruk die gemeten werd met een extra brede band was maximaal 140/75 mmHg. Patiënte had geen proteïnurie. De 1-uurs-postprandiale glucosewaarden waren niet hoger dan 4,0 mmol/l. Het uitwendig onderzoek was door de adipositas niet te beoordelen. Echoscopische foetale biometrie liet een groei op de 90e percentiel zien met een normale hoeveelheid vruchtwater. De placenta lag op de achterwand. Medisch Journaal, jaargang 34, no. 4 Bij een amenorroeduur van 40 weken braken de vliezen spontaan. Er was helder vruchtwater. Uitwendige registratie van de foetale harttonen door middel van echo Doppler en registratie van de weeënactiviteit waren door de panniculus nauwelijks mogelijk. Het lukte om een schedelelektrode aan te brengen voor inwendige registratie van de harttonen en een intrauteriene druklijn om de weeënactiviteit te objectiveren. Patiënte kreeg spontane weeënactiviteit. In verband met wens tot pijnstilling werd door de anesthesioloog epiduraalanalgesie gegeven. Er werd besloten tot bijstimulatie door middel van oxytocine-infusie wegens niet vorderende ontsluiting. Tweeëntwintig uur na het breken van de vliezen bereikte patiënte volkomen ontsluiting. Tijdens de uitdrijving ontstond een abnormaal deceleratief cardiotocogram en werd bij een indaling tot het derde à vierde vlak van Hodge besloten tot een vacuümextractie. Een metalen Malmström cup 5 werd gebruikt. Bij de tweede tractie werd in achterhoofdsligging een zoon van 3970 gram (90e percentiel) geboren. Het nageboortetijdperk werd actief geleid en de placenta werd compleet geboren. Desondanks ontstond een haemorragie post partum. Uterotonica werden intraveneus toegediend. In verband met aanhoudend vaginaal bloedverlies werden op de operatiekamer de cervix en vaginawand geïnspecteerd. Het cavum uteri werd nagetast en was leeg. Onder een antibiotisch scherm werd tenslotte een COOK-ballon in de baarmoeder geplaatst en gevuld met 300 ml. fysiologisch zout. Tijdens de hele procedure bleef patiënte hemodynamisch stabiel. Het totale bloedverlies was 2000 ml. In verband met een postoperatief Hb-gehalte van 4,2 mmol/l kreeg patiënte twee packed cells toegediend. Het kind had een Apgar-score van 9/10 met een pH van de navelstrengarterie van 7,29. Acht uur postoperatief kon de COOK-ballon zonder problemen worden verwijderd. De volgende dag verliet patiënte met haar zoon in goede conditie het ziekenhuis. Beschouwing Uit gegevens van het Centraal Bureau voor de statistiek blijkt dat in het jaar 2002 29,2 % van de vrouwen in Nederland van 20 jaar of ouder een BMI had ≥25 kg/m2 en 10,4% ≥30 kg/m2. Bij onze patiënte was sprake van morbide adipositas (BMI >40 kg/m2). Adipositas gaat in 40% van de gevallen gepaard met een onregelmatige menstruele cyclus en ovulatieproblemen. Na haar dramatische gewichtafname is patiënte direct zwanger geraakt. Bij een zwangere vrouw met adipositas neemt de kans op een kind met congenitale afwijkingen sterk toe. De kans op een neuralebuisdefect is bij een BMI ≥30 kg/m2 2-4 maal zo groot en de kans op een congenitaal hartdefect is bij 189 een BMI ≥26 kg/m2 1,36 maal zo groot als bij vrouwen met een normaal gewicht. De relatie tussen maternaal gewicht en de kans op een neurale-buisdefect blijft bestaan na het uitsluiten van verstorende factoren, zoals maternale leeftijd, rookgewoonte, sociaaleconomische status en foliumzuurinname. Verminderde betrouwbaarheid van het echoscopisch onderzoek verklaart mede het toegenomen aantal kinderen met niet-prenataal gediagnosticeerde afwijkingen1. Hypertensieve ziekten komen vaker voor bij zwangere vrouwen met overgewicht. Zelfs bij matig overgewicht wordt in de zwangerschap een toename gezien van zwangerschapshypertensie en preëclampsie. Een Zweedse prospectieve cohortstudie laat zien dat in een groep zwangeren met morbide adipositas in vergelijking met zwangeren met een normaal gewicht er een verhoogd risico is op preëclampsie (OR 4,8), intrauteriene vruchtdood (OR 2,8), sectio caesarea (OR 2,7), kunstverlossing (OR 1,3), schouderdystocie (OR 3,1), meconiumaspiratie (OR 2,9), foetale nood (OR 2,5), vroege neonatale sterfte (OR 3,4) en macrosomie (OR 3,8)2. Hoe hoger het maternale gewicht, des te hoger de kans op het ontstaan van diabetes gravidarum. Bij morbide obesitas is dat risico gestegen tot 25%. Adipositas vóór de zwangerschap en een sterke maternale gewichtstoename verhogen de kans op macrosomie van de pasgeborene (geboortegewicht >P 90). Bij een BMI >40 kg/m2 wordt éénderde van de kinderen macrosoom. Macrosomie verhoogt de kans op schouderdystocie, geboortetrauma, lagere Apgar-scores en perinatale sterfte3,4. De kans om vaginaal te bevallen is sterk gerelateerd aan de BMI. De reden voor een sectio caesarea is bij adipeuze vrouwen vaker een niet vorderen van de ontsluiting of uitdrijving5. Tijdens een volgende zwangerschap is in deze groep vrouwen de kans op een vaginale baring slechts 15% 6. Er zijn vaker zwangerschappen beschreven bij vrouwen die een maagverkleining hebben ondergaan. Complicaties als aanhoudende misselijkheid en overmatig braken met als gevolg dramatisch gewichtsverlies in het eerste trimester worden beschreven, alsmede bloedingen en migratie van een maagbandje. De chirurgische ingreep is niet geassocieerd met een slechtere perinatale uitkomst7,8. 190 Conclusie Twee jaar na een maagverkleiningsoperatie heeft bovenbeschreven patiënte met morbide adipositas een ongecompliceerde zwangerschap doorgemaakt en beviel zij à terme van een gezonde zoon. Tijdens de baring moest een vacuümextractie worden verricht wegens foetale nood. Er ontstond een ernstige haemorrhagia postpartum die adequaat werd behandeld met een intra-uteriene COOK-ballon. Adipositas brengt vele obstetrische risico’s met zich mee. Een zwangere met morbide obesitas dient dan ook in de tweede lijn te worden gecontroleerd. Het is zinvol een behandelprotocol op te stellen voor deze patiënten1,9. Om de perinatale morbiditeit en mortaliteit in Nederland te verlagen zal overgewicht moeten worden bestreden. Tot die conclusie komt het RIVM dat op verzoek van het ministerie van VWS onlangs een onderzoek heeft verricht naar de oorzaak van de hoge perinatale sterfte in Nederland10. Literatuur 1. Poots S, Logmans A, Duvekot JJ, Steegers EAP. Morbide adipositas: risicofactor voor obstetrische complicaties. Ned Tijdschr Geneeskd 2004; 148: 2253-2256. 2. Cedergren MI. Maternal morbid obesity and the risk of adverse pregnancy outcome. Obstet Gynecol 2004; 103: 219-224. 3. Cnattingius S, Bergstrom R, Lipworth L, Kramer MS. Prepregnancy weight and the risk of adverse pregnancy outcomes. N Engl J Med 1998; 338: 147-152. 4. Stephansson O, Dickman PW, Johansson AJ, Cnattingius S. Maternal weight, pregnancy weight gain, and the risk of antepartum stilbirth. Am J Obstet Gynecol 2001; 184: 463-469. 5. Young TK, Woodmansee B. Factors that are associated with cesarean delivery in a large private practice: The importance of prepregnancy body mass index and weight gain. Am J Obstet Gynecol 2002; 187: 312-320. 6. Chauhan SP, Magann EF, Carroll CS, Barrilleaux PS, Scardo JA, Martin JN. Mode of delivery for the morbidly obese with prior cesarean delivery; Vaginal versus repeat cesarean section. Am J Obstet Gynecol 2001; 185: 349-354. 7. Sheiner E, Levy A, Silverberg D, Menes TS, Levy I, Katz M, Mazor M. Pregnancy after bariatric surgery is not associated with adverse perinatal outcome. Am J Obstet and Gynecol 2004; 190: 1335-1340. 8. Martin LF, Finigan KM, Nolan TE. Pregnancy after adjustable gastric banding. Obstet Gynecol 2000; 95: 927-930. 9. Cnattingius R, Cnattingius S, Notzon FC. Obstacles to reducing cesarean rates in a low-cesarean setting; the effect of maternal age, height, and weight. Obstet Gynecol 1998; 92: 501-506. 10. Achterberg PW. Met de besten vergelijkbaar. RIVM Rapport 24.10.2005. http://www.minvws.nl/rapporten/pg/2005/rivm-rapportmet-de-besten-vergelijkbaar.asp Medisch Journaal, jaargang 34, no. 4