Commentaren Selectieve darmdecontaminatie voorkomt sterfte bij intensive-carepatiënten j.h.rommes, d.f.zandstra en h.k.f.van saene ‘De essentie van intensive-caregeneeskunde is het voorkómen van complicaties.’ (Ch.P.Stoutenbeek) Selectieve darmdecontaminatie (SDD) als methode ter preventie van infecties bij langdurig beademde patiënten werd in 1984 door Stoutenbeek geïntroduceerd op de intensive-care(IC)-afdeling.1 Thans is SDD waarschijnlijk de meest bekritiseerde en misschien daarom wel de best bestudeerde interventie in de IC-geneeskunde. Ook in dit tijdschrift is er in het verleden herhaaldelijk en op kritische wijze aandacht aan besteed.2-5 De discussie tussen voor- en tegenstanders van SDD spitst zich toe op vier punten: het effect van SDD op infecties, de invloed van SDD op sterfte, de selectie van tegen antibiotica resistente micro-organismen en de kosteneffectiviteit. De recente publicatie van de resultaten van de door de Cochrane Collaboration verrichte SDDmeta-analyse in British Medical Journal (BMJ) is aanleiding opnieuw aandacht te vragen voor SDD. Deze meta-analyse (33 gerandomiseerde onderzoeken, 5727 patiënten) toont aan dat bij IC-patiënten, die op de juiste wijze SDD kregen toegediend, de morbiditeit en de sterfte op statistisch significante wijze met respectievelijk 65 en 20% werden gereduceerd.6 sdd Infecties, met name lageluchtweginfecties, zijn een belangrijke oorzaak van morbiditeit en sterfte bij IC-patiënten. SDD is ontworpen om het ontstaan van infecties bij IC-patiënten te voorkomen of in ieder geval tot een minimum te beperken.7 De hoeksteen van het SDDbeleid is het bestrijden en het voorkómen van dragerschap van potentieel pathogene micro-organismen door middel van het lokaal, in keel en maag, toedienen van de niet-resorbeerbare antimicrobiële middelen colistine (polymyxine E), tobramycine en amfotericine B (alledrie tezamen: PTA). SDD is een viercomponentenstrategie; het niet toepassen van één of meer componenten vermindert de effectiviteit. Om de drie typen infecties die op een IC-afdeling kunnen vóórkomen, onder controle te krijgen, moeten alle vier componenten toegepast worden: Ziekenhuiscentrum Apeldoorn, afd. Intensive Care, Postbus 9014, 7300 DS Apeldoorn. Dr.J.H.Rommes, internist-intensivist. Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, afd. Intensive Care, Amsterdam. Dr.D.F.Zandstra, anesthesioloog-intensivist. University of Liverpool, Department of Medical Microbiology, Liverpool. Dr.H.K.F.van Saene, arts-microbioloog. Correspondentieadres: dr.J.H.Rommes. 602 Ned Tijdschr Geneeskd 1999 20 maart;143(12) – Meer dan 50% van de infecties op een IC-afdeling heeft een primair endogene ontstaanswijze.8 Een parenteraal antibioticum (cefotaxim) dat direct bij opname wordt toegediend, heeft tot doel de primair endogene infecties, veroorzaakt door micro-organismen die aanwezig zijn in de flora die de patiënt bij zich heeft op het moment van opname, te voorkomen. – Ongeveer eenderde van de IC-patiënten krijgt een secundair endogene infectie veroorzaakt door micro-organismen verkregen tijdens het verblijf op de IC-afdeling.9 Micro-organismen, meestal overgedragen via de handen van zorgverleners, komen eerst in de orofarynx terecht, waarna dragerschap en overgroei in de keel en darm ontstaan. Vervolgens treedt kolonisatie en infectie van bijvoorbeeld de luchtwegen of blaas op. De niet-resorbeerbare antimicrobiële middelen van het PTA-regiem worden lokaal, in de orofarynx en in de maag, toegediend om de daar eventueel reeds aanwezige aërobe Gram-negatieve bacillen, de meticillinegevoelige Staphylococcus aureus en gisten te doden of dragerschap met deze micro-organismen te voorkomen. – Van alle infecties op een IC-afdeling heeft ongeveer 20% een exogene pathogenese, dat wil zeggen dat deze infecties niet worden voorafgegaan door dragerschap.10 De ziekmakende micro-organismen worden als gevolg van onvoldoende hygiëne rechtstreeks in de luchtwegen ingebracht bijvoorbeeld tijdens bronchiaal toilet of in de blaas tijdens katheterisatie. Dit soort infecties kan niet worden voorkomen door middel van het PTA-regiem, maar alleen door optimale hygiënische maatregelen; de derde component van de SDD-strategie. – Bewakingskweken van keel en darm vormen het vierde element van de SDD-strategie. Hierdoor is controle van de doeltreffendheid van de PTA-toediening mogelijk en kan bijvoorbeeld het ontstaan van een exogeen infectieprobleem worden onderkend. luchtweginfecties Uit de BMJ-meta-analyse blijkt dat SDD het aantal luchtweginfecties met 65% vermindert,6 hetgeen een bevestiging is van de resultaten van het merendeel van de afzonderlijke onderzoeken en van eerdere meta-analysen.11-15 In 6 van de 33 gerandomiseerde SDD-onderzoeken werd echter geen effect van SDD op de frequentie van infecties gevonden.16-21 Dit heeft drie oorzaken. De eerste is dat in een aantal van deze ‘negatieve’ onderzoeken slechts een deel van het SDD-protocol werd toegepast. Zo werd in de Franse SDD-trial verzuimd bewakingskweken te verrichten en werd het parenteraal toedienen van cefotaxim achterwege gelaten.16 In het Belgische onderzoek werd een te lage dosering colistine toegediend.20 In een Oostenrijks traumaonderzoek werd in plaats van cefotaxim een fluorchinoloon, ciprofloxacine, toegediend, een middel dat echter niet actief is tegen S. pneumoniae, een belangrijke verwekker van primair endogene luchtweginfecties bij patiënten die tevoren gezond waren.21 De tweede verklaring voor deze zes ‘negatieve’ onderzoeken is dat SDD niet werkzaam is tegen de meticillineresistente S. aureus (MRSA), omdat dit micro-organisme resistent is voor zowel de PTAcombinatie als cefotaxim. Additionele maatregelen zoals het toevoegen van hooggedoseerd vancomycine (40 mg/kg lichaamsgewicht/dag) per os aan het PTA-regiem, patiëntenisolatie en huiddecontaminatie met chloorhexidine 4% zijn bij MRSA-dragerschap noodzakelijk.7 In al de zes ‘negatieve’ trials was gedurende de onderzoeksperiode MRSA endemisch. Tenslotte was er in al deze onderzoeken sprake van een aanzienlijk exogeen infectieprobleem veroorzaakt door MRSA, Acinetobacter of Pseudomonas-soorten, vooral bij patiënten met een tracheostoma. sterfte Tot op heden richtte de kritiek van de tegenstanders van SDD zich vooral op het feit dat de door middel van SDD bereikte significante daling van het aantal infecties, niet gepaard ging met een significante daling van de sterfte. Die discussie is nu met de BMJ-publicatie van de resultaten van nieuwste SDD-meta-analyse beslecht.6 Immers, uit de resultaten van de 16 SDD-onderzoeken (3361 patiënten) waarin het volledige SDD-protocol, waaronder het toedienen van zowel systemische als nietresorbeerbare antibiotica werd toegepast, blijkt dat SDD bij IC-patiënten leidt tot een significante daling van de sterfte met 20%. Analyse van de resultaten van de overige 17 onderzoeken (2366 patiënten) waarin alleen het effect van het lokaal toedienen van antibiotica werd nagegaan, toonde geen effect op de sterfte. Deze discrepantie zou kunnen leiden tot de conclusie dat het gunstige effect van SDD op de sterfte toe te schrijven is aan het gedurende enkele dagen systemisch toedienen van cefotaxim. Echter, zorgvuldige analyse van de resultaten van de afzonderlijke onderzoeken laat zien dat in de meerderheid (13 van de 16) van de onderzoeken waarin de parenterale component werd toegepast ook de andere drie componenten van het SDD-protocol op de juiste wijze werden toegepast en dat de meerderheid van de patiënten in die onderzoeken vrij waren van aërobe Gram-negatieve bacillen. Daarentegen was in de onderzoeken zonder systemisch toegediend cefotaxim in slechts 9 van de 17 onderzoeken sprake van een effectieve decontaminatie. Deze onderzoeken werden niet alleen zonder cefotaxim uitgevoerd, ook was de lokale SDD-component vaak gemodificeerd: PTA werd bijvoorbeeld alleen in de mond-keelholte geappliceerd of er werden fluorchinolonen in plaats van tobramycine gebruikt. Het belang van het lokaal in de orofarynx en darm toedienen van PTA blijkt uit het feit dat patiënten zonder aërobe Gram-negatieve bacillen significant minder endotoxine in hun darm hebben.22 Uit recent dierexperimenteel onderzoek is gebleken dat vermindering van de hoeveelheid endotoxine in de darm leidt tot een significante reductie van de endotoxineabsorptie, hetgeen een gunstig effect heeft op de systemische immuniteit.23 24 De waarneming dat het wel of niet effectief zijn van de decontaminatie eerder dan het toevoegen van cefotaxim bepalend is voor de uitkomst, is in overeenstemming met de resultaten van een vroeger onderzoek.25 Daarbij werden patiënten die electieve chirurgie moesten ondergaan preoperatief behandeld met een – overigens suboptimaal – SDD-regiem. Bij analyse van de resultaten werden de patiënten verdeeld in twee groepen: een groep die effectief gedecontamineerd was en een groep die nog steeds Gram-negatieve bacillen bij zich droeg. De sterfte in de ‘schone’ groep was statistisch significant lager dan die in de groep patiënten bij wie de bewakingskweken nog aërobe Gram-negatieve bacillen vertoonden. Een tweede argument tegen de stelling dat het gunstige effect van SDD op de sterfte toegeschreven moet worden aan systemisch toegediende cefotaxim is de waarneming dat het systemisch toedienen van cefotaxim zonder PTA leidt tot een ernstig superinfectieprobleem door overgroei van Enterobacter-, Pseudomonas- en gistsoorten.26 De waarneming dat SDD zowel de prevalentie van pneumonieën als de sterfte vermindert, bevestigt dat er een relatie is tussen infectie en sterfte. Deze relatie is weliswaar statistisch significant, maar zwak.12 Hieruit kunnen twee conclusies worden getrokken. Ten eerste, IC-patiënten overlijden minder vaak aan tijdens het verblijf op de IC-afdeling verkregen infecties dan tot voor kort werd gedacht. Deze waarneming heeft geleid tot de veel geciteerde uitspraak: ‘De meeste patiënten overlijden met een infectie, maar niet door een infectie.’12 Ten tweede werd mede door de vele SDD-trials duidelijk dat om aan te tonen dat een interventie een significante invloed heeft op de sterfte, een zeer grote onderzoekspopulatie vereist is. Om bijvoorbeeld bij een uitgangsrisico van sterfte van 30% een 10-20% vermindering van sterfte te bereiken, is een populatie van 2000 tot 3000 patiënten nodig.12 Het is dan ook niet verbazingwekkend dat in alle individuele SDD-trials, die maximaal een paar honderd patiënten omvatten, geen significant effect op de sterfte kon worden aangetoond. microbiële resistentie Belangrijk in het SDD-concept is het frequent verrichten van bewakingskweken van keel en rectum, waardoor het mogelijk is dragerschap van potentieel pathogene micro-organismen te ontdekken, hetgeen essentieel is voor de preventie van infecties.27 Daarnaast stelt de door middel van deze bewakingskweken verkregen informatie de intensivist in staat onderscheid te maken tussen micro-organismen die worden binnengebracht door patiënten en micro-organismen die als gevolg van het falen van de hygiëne verworven zijn op de IC-afdeling.9 Tenslotte hebben bewakingskweken van keel en rectum tot doel het optreden van resistentie vroegtijdig op te sporen. Misschien is de afwezigheid van resistente microorganismen wel de intrigerendste boodschap van de BMJ-meta-analyse. De 33 gerandomiseerde onderzoeken, Ned Tijdschr Geneeskd 1999 20 maart;143(12) 603 waarin 5727 patiënten participeerden, werden over een periode van meer dan 10 jaar (1987-1997) uitgevoerd en in geen van de onderzoeken werd melding gemaakt van het optreden van superinfecties of een epidemische verheffing van resistente micro-organismen. Dit is in overeenstemming met de resultaten van drie onderzoeken naar het ontstaan van resistentie tijdens het gebruik van SDD over een periode van respectievelijk 2, 2,5 en 7 jaar.28-30 In twee ervan is ook nagegaan hoe de darmflora zich herstelt na het staken van SDD en of zich dan resistentieproblemen openbaren.30 31 In beide onderzoeken werden geen ongunstige effecten van SDD gevonden. De traditionele opvatting en ervaring zijn dat het veelvuldig gebruik van antibiotica onvermijdelijk leidt tot het ontstaan van resistentie. Er is echter een fundamenteel verschil tussen het conventionele gebruik van uitsluitend parenterale middelen en het volledige viercomponenten-SDD-protocol waarin kortdurend systemische middelen alleen in combinatie met langdurig toegediend PTA worden gegeven. Gemuteerde, resistente stammen verschijnen pas in de darm nadat daar overgroei is opgetreden.32 Het PTA-regiem waarin colistine is opgenomen, doodt echter de aërobe Gram-negatieve bacillen, S. aureus en gisten, zodat overgroei niet kan optreden. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat resistentie zal optreden bij een patiënt die vrij is van aërobe Gram-negatieve bacillen, S. aureus of gisten. Daarnaast maken bewakingskweken, met name feceskweken of rectumuitstrijken, het mogelijk om het eventueel toch optreden van resistentie in een vroeg stadium te ontdekken, waardoor vroegtijdige en juiste aanpassing van het beleid mogelijk is. Bewakingskweken zijn dan ook onmisbaar bij het toepassen van SDD, omdat de langetermijnveiligheid van deze behandeling wordt bepaald door het niet vóórkomen van resistentie tegen de in het SDD-regiem gebruikte antimicrobiële middelen. Ironisch genoeg zijn er juist sterke aanwijzingen dat SDD gebruikt kan worden om het als gevolg van het ongebreidelde gebruik van alleen systemische antibiotica toenemende resistentieprobleem van met name aërobe Gram-negatieve bacillen onder controle te krijgen. Zo is in drie onderzoeken aangetoond dat epidemische verheffingen van multiresistente Klebsiella-soorten effectief kunnen worden bestreden door middel van het PTA-regiem.33-36 Waarschijnlijk is eradicatie van de bron, de in de orofarynx en het maag-darmkanaal aanwezige multiresistente micro-organismen, de effectiefste manier om overdracht en daarmee epidemische verheffingen te voorkomen.7 kosteneffectiviteit Intensieve zorg is duur: 7,8-20% van het ziekenhuisbudget wordt besteed aan een relatief beperkt aantal patiënten.37 38 Opvallend is dat de relatie tussen de kosten en de effectiviteit van de behandeling op een IC-afdeling nog weinig onderzocht is. Eén van de problemen bij kosteneffectiviteitonderzoeken op een IC-afdeling is het definiëren van de maat voor effectiviteit. Kosten-peroverlever worden beschouwd als een goede uitkomst604 Ned Tijdschr Geneeskd 1999 20 maart;143(12) maat voor dit soort onderzoek.39 In vier gerandomiseerde SDD-onderzoeken is geëvalueerd wat de kosten-peroverlever zijn. In al deze onderzoeken werd aangetoond dat in vergelijking met de controlegroep de kosten-peroverlever in de SDD-groep aanzienlijk lager zijn.40-43 Deze gunstige kosteneffectiviteit is het resultaat van het effect van verminderde morbiditeit op verblijfsduur, gebruik van systemische antibiotica en bloedproducten, gecombineerd met een hoger aantal overlevenden. beschouwing Ondanks de inmiddels aangetoonde belangrijke klinische voordelen van SDD bestaat er bij vele infectiespecialisten, microbiologen en intensivisten nog altijd een weerstand tegen deze methode van infectiepreventie.44 45 Een aantal factoren is hieraan debet. Zo vereist het SDD-concept een wijze van denken over infecties en infectiepreventie die vreemd is voor de meeste infectiespecialisten en microbiologen. Het adequaat toepassen van SDD is complex en stelt aan het behandelend team hogere eisen ten aanzien van inzet en bewaking dan bijvoorbeeld het voorschrijven van een nieuw antibioticum. Een factor die bij de acceptatie van SDD mogelijk ook belemmerend heeft gewerkt, is het feit dat SDD commercieel niet aantrekkelijk is omdat relatief oude en goedkope antimicrobiële middelen worden gebruikt. Ongelukkigerwijs voor vele IC-patiënten worden hun hierdoor de belangrijke klinische voordelen van SDD onthouden. Zo is in Nederland, het land waar het eerste SDD-onderzoek werd verricht, het gebruik van SDD gedaald van 46 naar 27% van de IC-afdelingen gedurende de laatste paar jaar.1 44 46 Nu duidelijk is dat SDD de morbiditeit en de sterfte van IC-patiënten significant doet dalen, kosteneffectief is en er geen enkel bewijs is voor het ontstaan van resistentie tijdens 15 jaar SDD, nemen sommige sceptici hun toevlucht tot andere bronnen van kritiek. Met name wordt getwijfeld aan de statistische methode van de meta-analyse, met als argument dat het herleiden van de resultaten van de afzonderlijke onderzoeken tot één enkele waarde met betrouwbaarheidsintervallen kan leiden tot onjuiste conclusies.47 Van de voor dit soort onderzoek beschikbare statistische technieken is de methode van de meta-analyse echter nog steeds de krachtigste.48 SDD is nu een ‘evidence-based medicine’-interventie. Bij evidence-based medicine worden de thans beschikbare wetenschappelijke gegevens in systematische overzichten beoordeeld en samengevat tot voor de klinische praktijk bruikbare richtlijnen. Idealiter worden deze richtlijnen door de arts gebruikt bij de besluitvorming en geïntegreerd in het klinisch handelen. Voorstanders van evidence-based medicine menen echter dat het uiteindelijk eerder juristen dan artsen zullen zijn die gaan bepalen of een interventie zoals SDD, waarvan is aangetoond dat die van invloed is op de sterfte, daadwerkelijk en wijdverbreid gebruikt zal worden.49 Immers, hoe kan een arts het niet toepassen van een interventie waarvan is bewezen dat deze de sterfte met 20% reduceert, verdedigen? De resultaten van de SDD-meta-analyse zijn eenieder uit te leggen: om 1 pneumonie te voorkomen, behoeven slechts 5 IC-patiënten met SDD te worden behandeld; om 1 dode te voorkomen, behoeven slechts 23 IC-patiënten te worden behandeld met SDD. 11 12 abstract Selective digestive decontamination reduces mortality among intensive care patients. – Selective decontamination of the digestive tract (SDD) is a strategy designed to prevent or minimize the impact of infections by potentially pathogenic micro-organisms in critically ill patients requiring long-term mechanical ventilation. SDD is a four-component protocol to control the three types of infections occurring in intensive care patients: (a) a parenteral antibiotic, cefotaxime, for a few days to prevent primary endogenous infections that generally occur ‘early’; (b) the topical antimicrobial drugs colistine (polymyxin E), tobramycin and amphotericin B (together: PTA) used throughout the stay in the intensive care unit (ICU) to prevent secondary endogenous infections developing in general ‘late’; (c) a high standard of hygiene to prevent exogenous infections that may occur throughout the ICU stay; (d) surveillance samples of throat and rectum to distinguish between the three types of infection, to monitor compliance and efficacy of treatment and to detect emergence of resistance at an early stage. The most recent and rigorous meta-analysis examined 33 randomized SDD trials involving 5727 patients. It shows significant reductions, in overall mortality by 20% and in the incidence of lower airway infections by 65%. It failed to detect any report on the emergence of resistance and associated superinfections and/or outbreaks in the 33 studies covering a period of more than 10 years. Using the criterion of cost-per-survivor, four recent randomised trials showed that it is cheaper to produce a survivor using SDD than with the traditional approach. 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 literatuur Stoutenbeek CP, Saene HKF van, Miranda DR, Zandstra DF. The effect of selective decontamination of the digestive tract on colonisation and infection rate in multiple trauma patients. Intensive Care Med 1984;10:185-92. Waaij D van der, Sluiter HJ. Luchtweginfecties bij patiënten in afdelingen voor intensieve behandeling; pathogenese en preventie. Ned Tijdschr Geneeskd 1986;130:854-8. Dalen R van, Meer JWM van der. Klinisch belang van selectieve decontaminatie bij patiënten op de intensive care-afdeling. Ned Tijdschr Geneeskd 1990;134:1165-8. Bonten MJM, Stobberingh EE, Geest S van der, Tiel FH van, Gaillard CA. Selectieve decontaminatie van de tractus digestivus bij beademde patiënten op een intensive care-afdeling: meer argumenten contra dan pro. Ned Tijdschr Geneeskd 1994;138:1606-12. Meer JWM van der, Kullberg BJ. Infecties tijdens intensive care: een vicieuze cirkel. Ned Tijdschr Geneeskd 1994;138:2229-31. D’Amico R, Pifferi S, Leonetti C, Torri V, Tinazzi A, Liberati A. Effectiveness of antibiotic prophylaxis in critically ill adult patients: systematic review of randomised controlled trials. BMJ 1998;316: 1275-85. Baxby D, Saene HKF van, Stoutenbeek CP, Zandstra DF. Selective decontamination of the digestive tract: 13 years on, what it is and what it is not. Intensive Care Med 1996;22:699-706. Mandelli M, Mosconi P, Langer M, Cigada M. Is pneumonia developing in patients in intensive care always a typical ‘nosocomial’ infection [letter]? Lancet 1986;ii:1094-5. Murray AE, Chambers JJ, Saene HKF van. Infections in patients requiring ventilation in intensive care: application of a new classification. Clin Microbiol Infect 1998;4:94-102. Morar P, Singh V, Jones AS, Hughes J, Saene R van. Impact of tracheotomy on colonization and infection of lower airways in children requiring long-term ventilation: a prospective observational cohort study. Chest 1998;113:77-85. 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 Vandenbroucke-Grauls CMJE, Vandenbroucke JP. Effect of selective decontamination of the digestive tract on respiratory tract infections and mortality in the intensive care unit. Lancet 1991; 338:859-62. Selective Decontamination of the Digestive Tract Trialists’ Collaborative Group. Meta-analysis of randomised controlled trials of selective decontamination of the digestive tract. BMJ 1993;307: 525-32. Heyland DK, Cook DJ, Jaeschke R, Griffith L, Lee HN, Guyatt GH. Selective decontamination of the digestive tract. An overview. Chest 1994;105:1221-9. Kollef MH. The role of selective digestive tract decontamination on mortality and respiratory tract infections. A meta-analysis. Chest 1994;105:1101-8. Hurley JC. Prophylaxis with enteral antibiotics in ventilated patients: selective decontamination or selective cross-infection? Antimicrob Agents Chemother 1995;39:941-7. Gastinne H, Wolff M, Delatour F, Faurisson F, Chevret S. A controlled trial in intensive care units of selective decontamination of the digestive tract with nonabsorbable antibiotics. The French Study Group on Selective Decontamination of the Digestive Tract. N Engl J Med 1992;326:594-9. Hammond JMJ, Potgieter PD, Saunders GL, Forder AA. Doubleblind study of selective decontamination of the digestive tract in intensive care. Lancet 1992;340:5-9. Ferrer M, Torres A, Gonzalez J, Puig de la Bellacasa J, el-Ebiary M, Roca M, et al. Utility of selective digestive decontamination in mechanically ventilated patients. Ann Intern Med 1994;120:389-95. Wiener J, Itokazu G, Nathan C, Kabins SA, Weinstein RA. A randomized, double-blind, placebo-controlled trial of selective digestive decontamination in a medical-surgical intensive care unit. Clin Infect Dis 1995;20:861-7. Verwaest C, Verhaegen J, Ferdinande P, Schetz M, Berghe G van den, Verbist L, et al. Randomized, controlled trial of selective digestive decontamination in 600 mechanically ventilated patients in a multidisciplinary intensive care unit. Crit Care Med 1997;25:63-71. Lingnau W, Berger J, Javorsky F, Lejeune P, Mutz N, Benzer H. Selective intestinal decontamination in multiple trauma patients: prospective, controlled trial. J Trauma 1997;42:687-94. Saene JJM van, Stoutenbeek CP, Saene HKF van, Matera G, Martinez-Pellus AE, Ramsay G. Reduction of the intestinal endotoxin pool by three different SDD regimens in human volunteers. J Endotoxin Res 1996;3:337-43. Mason CM, Dobard E, Summer WR, Nelson S. Intraportal lipopolysaccharide suppresses pulmonary antibacterial defense mechanisms. J Infect Dis 1997;176:1293-302. Yao YM, Lu LR, Yu Y, Liang HP, Chen JS, Shi ZG, et al. Influence of selective decontamination of the digestive tract on cell-mediated immune function and bacteria/endotoxin translocation in thermally injured rats. J Trauma 1997;42:1073-9. Tetteroo GWM, Wagenvoort JHT, Mulder PGH, Ince C, Bruining HA. Decreased mortality and length of stay in surgical intensive care patients with successful selective decontamination of the gut. Crit Care Med 1993;21:1692-8. Smith CR. Cefotaxime and cephalosporins: adverse reactions in perspective. Rev Infect Dis 1982;4 Suppl:S481-8. Saene HKF van, Damjanovic V, Murray AE, De la Cal MA. How to classify infections in intensive care units – the carrier state, a criterion whose time has come? J Hosp Infect 1996;33:1-12. Hammond JM, Potgieter PD. Long-term effects of selective decontamination on antimicrobial resistance. Crit Care Med 1995;23:637-45. Stoutenbeek CP, Saene HKF van, Zandstra DF. The effect of oral non-absorbable antibiotics on the emergence of resistant bacteria in patients in an intensive care unit. J Antimicrob Chemother 1987; 19:513-20. Tetteroo GWM, Wagenvoort JHT, Bruining HA. Bacteriology of selective decontamination: efficacy and rebound colonization. J Antimicrob Chemother 1994;34:139-48. Saunders GL, Hammond JMJ, Potgieter PD, Plumb HA, Forder AA. Microbiological surveillance during selective decontamination of the digestive tract (SDD). J Antimicrob Chemother 1994;34:52944. Modi N, Damjanovic V, Cooke RWI. Outbreak of cephalosporin resistant Enterobacter cloacae infection in a neonatal intensive care unit. Arch Dis Child 1987;62:148-51. Ned Tijdschr Geneeskd 1999 20 maart;143(12) 605 33 34 35 36 37 38 39 40 41 Brun-Buisson C, Legrand P, Rauss A, Richard C, Montravers F, Besbes M, et al. Intestinal decontamination for control of nosocomial multiresistant Gram-negative bacilli. Study of an outbreak in an intensive care unit. Ann Intern Med 1989;110:873-81. Taylor ME, Oppenheim BA. Selective decontamination of the gastrointestinal tract as an infection control measure. J Hosp Infect 1991;17:271-8. Brun-Buisson C, Saene HKF van. SDD and the novel extendedbroad-spectrum beta-lactamases [letter]. J Antimicrob Chemother 1991;28:145-7. Lucet JC, Chevret S, Decré D, Vanjak D, Macrez A, Bedos JP, et al. Outbreak of multiply resistant enterobacteriaceae in an intensive care unit: epidemiology and risk factors for acquisition. Clin Infect Dis 1996;22:430-6. Hilgeman CN, Koopmanschap MA, Rutten FFH. Kosten van intensieve zorg in Nederland. Ned Tijdschr Geneeskd 1994;138:2252-6. Jacobs P, Noseworthy TW. National estimates of intensive care utilization and costs: Canada and the United States. Crit Care Med 1990;18:1282-6. Saene HKF van, Fox MA, Stoutenbeek CP. Treating selective decontamination of the digestive tract vs cost-effectiveness analysis [letter]. Chest 1995;108:288. Rocha LA, Martin MJ, Pita S, Paz J, Seco C, Margusino L, et al. Prevention of nosocomial infection in critically ill patients by selective decontamination of the digestive tract. A randomized, double blind, placebo-controlled study. Intensive Care Med 1992;18:398404. Korinek AM, Laisne MJ, Nicolas MH, Raskine L, Deroin V, Sanson-Lepors MJ. Selective decontamination of the digestive tract in neurosurgical intensive care unit patients: a double-blind, randomized, placebo-controlled study. Crit Care Med 1993;21:146673. 42 43 44 45 46 47 48 49 Stoutenbeek CP, Saene HKF van, Zandstra DF. Prevention of multiple organ system failure by selective decontamination of the digestive tract in multiple trauma patients. In: Faist E, Baue AE, Schildberg FW, editors. The immune consequences of trauma, shock and sepsis. Lengerich: Pabst Sciences Publishers; 1996. p. 105566. Sanchez Garcia M, Cambronero Galache JA, Lopez Dias J, Cerda Cerda E, Rubio Blasco J, Gomez Aguinaga MA, et al. Effectiveness and cost of selective decontamination of the digestive tract in critically ill intubated patients. A randomized, double-blind, placebocontrolled, multicenter trial. Am J Respir Crit Care Med 1998; 158:908-16. Bonten MJM, Weinstein RA. Selective decontamination of the digestive tract: a measure whose time has passed? Curr Opin Infect Dis 1996;9:270-5. Spencer RC. Infections in patients requiring ventilation in intensive care: a critique of the application of a new classification. Clin Microbiol Infect 1998;4:100-2. Kullberg BJ, Meer JWM van der. Infectieziekten. In: Es JC van, Keeman JN, Leeuw PJ de, Verstraete M, redacteuren. Het medisch jaar 1997. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 1997. p. 248-61. Saene HKF van, Damjanovic V, Williets T, Mostafa SM, Fox MA, Petros AJ. Pathogenesis of ventilator-associated pneumonia: is the contribution of biofilm clinically significant [letter]? J Hosp Infect 1998;38:231-5. Sackett DL, Richardson WS, Rosenberg W, Haynes RB. Evidence based medicine. How to practice and teach EBM. New York: Churchill Livingstone; 1997. Chalmers I. Human albumin administration in critically ill patients. I would not want an albumin transfusion [letter]. BMJ 1998;317:885. Aanvaard op 20 januari 1999 Capita selecta Galwegletsel na laparoscopische cholecystectomie d.j.gouma, e.a.j.rauws, y.c.a.keulemans, j.j.h.g.m.bergman, k.huibregtse en h.obertop Sinds de invoering van de laparoscopische cholecystectomie in 1990 heeft een snelle ontwikkeling van deze en andere vormen van minimaal invasieve chirurgie plaatsgevonden.1-3 Ook in dit tijdschrift werden de voordelen besproken van de laparoscopische cholecystectomie in vergelijking met de conventionele of open cholecystectomie, zoals een sneller postoperatief herstel en een kortere opnameduur.4 Tevens verscheen een aantal publicaties over het mogelijk toegenomen risico op een galwegletsel bij de laparoscopische cholecystectomie.5-7 De frequentie werd aanvankelijk geschat tussen 1 en 3% en er werd gewaarschuwd voor de grote consequenties van dit letsel. Vroege herkenning, optimale diagnostiek en behandeling zijn van cruciaal belang voor de prognose. Laparoscopische cholecystectomie kan ook in dagbehandeling plaatsvinden.8-11 Een galwegletsel zal vaak na Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam. Afd. Chirurgie: prof.dr.D.J.Gouma, mw.dr.Y.C.A.Keulemans en prof.dr. H.Obertop, chirurgen. Afd. Gastro-enterologie: dr.E.A.J.Rauws, dr.J.J.H.G.M.Bergman en prof.dr.K.Huibregtse, gastro-enterologen. Correspondentieadres: prof.dr.D.J.Gouma. 606 Ned Tijdschr Geneeskd 1999 20 maart;143(12) Zie ook het artikel op bl. 621. samenvatting – Acht jaar na de introductie van de laparoscopische cholecystectomie zijn er aanwijzingen dat het percentage patiënten met een galwegletsel als complicatie langzaam daalt. Het risico op een letsel na laparoscopische cholecystectomie is nu iets hoger dan na een open cholecystectomie. – Een klein deel van de letsels wordt tijdens operatie ontdekt. De meeste letsels worden later, vaak na ontslag, herkend. – Vroegdiagnostiek door middel van echografie en endoscopische retrograde cholangiografie is geïndiceerd bij elke patiënt die 2 dagen na laparoscopische cholecystectomie nog klachten heeft. Er wordt echter nog steeds bij ongeveer eenderde van deze patiënten een (spoed)laparotomie verricht zonder voorafgaande duidelijke afbeelding van de galwegen. – Eenvoudige letsels kunnen meestal afdoende endoscopisch behandeld worden met een stent. Bij transectie van de galwegen dient altijd chirurgische reconstructie verricht te worden. – Bij een reeds enige dagen bestaande lekkage en een nietgedilateerd galwegsysteem met lokale ontsteking heeft electieve reconstructie na ongeveer 6 weken de voorkeur boven een acute hepatojejunostomie.