Beschrijving stootbeelden 1-2-3-4

advertisement
Beschrijving stootbeelden 1 tot en met 4.
Het gaat hier om vier verzamelstoten, waarbij de stoottechniek
van belang is.
We onderscheiden:
1. Langzame lange stoot
a. De pomerans heeft een verhoudingsgewijs lang
contact met de bal
b. De keu gaat na aanraking van de stootbal een flink
eind vooruit “door de bal heen”
c. De stoot wordt langzaam en met weinig kracht
uitgevoerd.
d. De energie aan de bal wordt mede geleverd doordat
het gewicht van de keu aan de speelbal wordt
meegegeven
De stootbeelden zijn genummerd vanaf nummer 1, met als
toevoeging meestal een getal als b.v. 2/67. Dit verwijst naar de
nummering van de 67 stootbeelden zoals Xavier Gretillat dit doet
in zijn “Carom book” voor iPad “les rappels de long”, zie zijn site
http://www.xaviergretillat.com/livremedia.html
2. Snelle stoot
a. De pomerans heeft verhoudingsgewijs een kort
contact met de bal. Hoe sneller je stoot des te korter
is het contact tussen pomerans en de stootbal.
Hiermee kunnen we extra vaart zetten in bal 2.
b. De keu stopt zijn voorwaartse beweging na
aanraking met de stootbal
c. De stoot wordt met een snelle beweging uitgevoerd.
Let op dat hier niet perse krachtig gestoten behoeft
te worden!
d. De energie wordt meer door de fysieke beweging
dan door het gewicht van de keu geleverd.
!
1!
Stootbeeld 1: (2/67)
Als basis stoot gaan we uit van een positie zoals aangegeven in
onderstaande figuur.
Bedoeling:
We verzamelen alle drie ballen in de tegenoverliggende
hoek om zo snel mogelijk naar de serie americain te
kunnen gaan.
Uitvoering:
We spelen bal 2 halfvol aan. Daarbij richten we onze keu
door het midden van de stootbal heen op de buitenkant
van bal 2 (halve bal). Bij het halfvol aanstoten krijgen de
stootbal en de tweede bal exact dezelfde snelheid. We
stoten zonder effect. Om er voor te zorgen dat de stootbal
iets sneller loopt en als eerste bij bal 3 aankomt (klos
vermijden!) raken we de stootbal boven het hart. De
stoottechniek is de langzame lange stoot (zie boven). De
kracht moet zo gering zijn dat alle ballen maar net de hoek
bereiken. Die afstand is minder dan twee meter!
Pas wanneer we deze stoot perfect beheersen werken we verder
aan de afwijkingen t.o.v. de basisstoot.
!
2!
Stootbeeld 2: (3/67)
Deze figuur is één van de basis verzamel trekstoten.
Bedoeling:
We verzamelen alle drie ballen in de rechter benedenhoek
om zo snel mogelijk naar de serie americain te kunnen
gaan.
Uitvoering:
We spelen de stootbal onder het hart én zonder effect
tweederde vol op de tweede bal. Om deze aanspeeldikte
te bepalen, besef dan dat bij geheel vol (6/6) het raakpunt
in het midden van bal 2 is en dat half vol (3/6) het raakpunt
aan de buitenkant van bal 2 is. Tweederde vol (2/3 = 4/6)
is dus naar verhouding tussen met midden van bal 2 en de
buitenkant ervan in.
De stoottechniek is de normale langzame afstoot, waarbij
de keu door de stootbal heen naar voren beweegt. De
stoot hoeft NIET krachtig te worden uitgevoerd. Omdat het
een terugtrekstoot is dient de doorzwaaiende afstoot uit
een soepele pols te komen en niet uit de starre bovenarm.
De te gebruiken kracht wordt afgestemd op de afstand die
bal 2 moet afleggen. Dit is bij deze figuur bijna vier meter!
Pas als we deze figuur perfect beheerden kunnen we afwijkende
patronen gaan spelen met iets lager effect of op een iets andere
dikte.
!
3!
Stootbeeld 3: (6/6)
Ook deze figuur is één van
de vier basis verzamel
trekstoten.
Pas als we deze figuur
perfect beheersen kunnen
we afwijkende patronen
gaan spelen met iets lager
effect of op een iets
andere dikte. (zie ook
stootbeeld 4)
Uitvoering:
We spelen de stootbal onder het hart én in dit geval met
een klein beetje rechts effect driekwart vol op de tweede
bal. Om deze aanspeeldikte te bepalen, besef dan dat bij
geheel vol (8/8) het raakpunt in het midden van bal 2 is en
dat half vol (4/8) het raakpunt aan de buitenkant van bal 2
is. Driekwart vol (3/4 = 6/8) is dus naar verhouding tussen
met midden van bal 2 en de buitenkant ervan in.
De stoottechniek is de normale langzame afstoot, waarbij
de keu door de stootbal heen naar voren beweegt. De
stoot dient iets krachtiger te worden uitgevoerd dan in
stootbeeld 2 het geval is. Omdat het een terugtrekstoot is
dient de doorzwaaiende afstoot uit een soepele pols te
komen en niet uit de starre bovenarm. De te gebruiken
kracht wordt afgestemd op de afstand die bal 2 moet
afleggen. Dit is bij deze figuur bijna vijf meter en de
banden nemen drie keer energie af! Door bal 2 driekwart
vol te raken brengen we de energie van de afstoot over op
bal 2 en zal bal 1 als het ware “dood vallen” (amorti) tegen
bal 3. In deze figuur geven we een klein beetje rechts
effect om bal 2 te helpen makkelijker rond te gaan (die
krijgt immers links effect) en kunnen we het risico van
missen vermijden, doordat onze stootbal door het weinige
effect aan de lange band blijft “plakken”.
Bedoeling:
Bal 2 wordt eerst via de lange band, daarna de korte en de
tegenoverliggende lange band rond gespeeld. We
verzamelen alle drie ballen in de rechter benedenhoek om
zo snel mogelijk naar de serie americain te kunnen gaan.
!
4!
Stootbeeld 4: (7/67)
Deze figuur is een complexe
afwijking van bovenstaande
figuur 3. Bal 2 ligt nu nog
maar één baldikte af van de
tweede diamond aan de
lange band en de stootbal is
zodanig geplaatst dat bal 2
NIET rond kan worden
gespeeld volgens het
patroon lange band/korte
band/lange band, maar
lang/lang/kort
Bedoeling:
We verzamelen alle drie
ballen tóch in de rechter
benedenhoek om zo snel
mogelijk naar de serie
americain te kunnen gaan
Uitvoering:
Bal 2 kan in deze positie niet netjes rond zoals bij
stootbeeld 3 het geval was.
In deze figuur moet bal 2 eerst de lange band raken,
daarna de tegenoverliggende lange band meenemen, dan
door de hoek naar de korte band en uiteindelijk komt bal 2
met veel tegeneffect weer terug op de lange band, vlakbij
bal 3. Bal 2 verliest dus veel energie aan de banden, liefst
vier keer! Bovendien moet bal 2 vanaf de tweede lange
band met tegeneffect door de lange hoek heen. Deze grote
hoeveelheid energie kan bal 2 alleen maar krijgen doordat
!
we gebruik maken van een supersnelle (zeer vlugge)
afstoot met veel effect.
We spelen de stootbal net onder het hart én in dit geval
met maximaal rechts effect vrijwel geheel vol (90%) op de
tweede bal.
De stoottechniek is de versnelde afstoot (in dit geval heel
erg snel!), waarbij de keu NIET door de stootbal heen naar
voren beweegt. De stoot dient iets krachtiger te worden
uitgevoerd dan in stootbeeld 3 het geval is. Omdat het een
terugtrekstoot is dient de zeer snelle afstoot uit een
soepele pols te komen en niet uit de starre bovenarm. De
te gebruiken kracht wordt afgestemd op de afstand die bal
2 moet afleggen. Dit is bij deze figuur bijna vijf meter en
de banden nemen drie keer energie af.! Door bal 2 vrijwel
geheel vol te raken brengen we de energie van de afstoot
vrijwel geheel over op bal 2 en zal bal 1 als het ware “dood
vallen” (amorti) tegen bal 3. In deze figuur geven we
maximaal rechts effect om bal 2 te helpen rond te gaan
(die krijgt immers maximaal links effect), waarna er
maximaal tegeneffect ontstaat, wanneer bal 2 door de
korte hoek heen moet. Bovendien kunnen we het risico
van missen vermijden, doordat onze stootbal door het
effect aan de lange band bij bal 3 blijft “plakken”.
5!
!
6!
Download