4 Vectormeetkunde - Leergang Wiskunde

advertisement
Domein Meetkunde
havo B
4
Vectormeetkunde
Inhoud
4.1 Vectoren en kentallen
4.2 De vectorvoorstelling van een lijn
4.3 Het inproduct
4.4 Hoeken en lijnen
4.5 Overzicht
Bijlage: de GeoGebra-applets bij deze module
In opdracht van:
Commissie Toekomst Wiskunde Onderwijs
© cTWO Utrecht 2009
Dit lesmateriaal is ontwikkeld in het kader van de nieuwe examenprogramma’s zoals
voorgesteld door de Commissie Toekomst Wiskunde Onderwijs.
De gebruiker mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven en remixen (afgeleide
werken maken) onder de volgende voorwaarden:
• Naamsvermelding. De gebruiker dient bij het werk de door de maker of de
licentiegever aangegeven naam te vermelden (maar niet zodanig dat de indruk
gewekt wordt dat zij daarmee instemmen met uw werk of uw gebruik van het werk).
• Niet-commercieel. De gebruiker mag het werk niet voor commerciële doeleinden
gebruiken.
• Gelijk delen. Indien de gebruiker het werk bewerkt kan het daaruit ontstane werk
uitsluitend krachtens dezelfde licentie als de onderhavige licentie of een gelijksoortige
licentie worden verspreid.
Testversie: jun 2009
Overzicht lesmateriaal in het domein Meetkunde
1
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
Analytische meetkunde
Coördinaten in het vlak
Vergelijkingen van lijnen
Vergelijkingen van cirkels
Snijden
Hoeken
Overzicht
2
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
Vectoren en goniometrie
Vectoren
Sinus, cosinus en tangens
De sinusregel
De cosinusregel
Overzicht
3
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
Hoeken en afstanden
Cirkels en hun middelpunt
Snijden en raken
Raaklijnen en hoeken
Afstanden berekenen
Overzicht
4
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
Vectormeetkunde
Vectoren en kentallen
De vectorvoorstelling van een lijn
Het inproduct
Hoeken en lijnen
Overzicht
5
5.1
5.2
5.3
5.4
Meetkundige berekeningen
Van 3D naar 2D
Hoeken en afstanden in 3D
Toepassingen
Overzicht
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
2
1 Vectoren en kentallen
Verkennen
Een vliegtuig verplaatst zich eerst 20
minuten met een snelheid van 300 km/h en
een koershoek van 30° t.o.v. het Oosten en
vervolgens 50 minuten met een snelheid van
240 km/h en een koershoek van 315° t.o.v.
het Oosten.
Opgave 1
Hoeveel km heeft het zich naar het Oosten
en het Zuiden verplaatst?
Uitleg
Ga na dat het vliegtuig zich eerst 100 km met een hoek van 30° t.o.v. het
Oosten verplaatst en daarna 200 km met een hoek van 315° t.o.v. het Oosten.
!!"
!!"
Noem je de twee snelheden v1 en v2 , dan zijn de bijbehorende verplaatsingen
!!"
!!"
!!"
!!"
s1 = 13 ! v1 en s2 = 56 ! v2 . Die voer je na elkaar uit.
Daarbij doorloop je de bijbehorende vectoren na elkaar.
Je legt ze “staart aan kop”.
!
Het resultaat is dan een nieuwe vector r van startpunt naar eindpunt.
!!"
!!"
Je hebt beide vectoren 13 ! v1 en 56 ! v2 opgeteld.
!
!!"
!!"
De resultante is r = 13 ! v1 + 56 ! v2 .
!!"
Hier heeft 13 ! v1 een lengte van 100 en een richtingshoek van 30°.
!!"
Verder heeft 56 ! v2 een lengte van 200 en een richtingshoek van 315°.
Je kunt van beide vectoren de x-component en de y-component bepalen. Deze
componenten noem je de kentallen van de vector. Je gaat daarbij uit van een
xy-assenstelsel met de x-as van West naar Oost. Dan is
!!"
! 50 3 "
!100 cos(30! ) "
1
! v1 = #
=
##
$$
$
3
!
% 100 sin(30 ) &
% 50 &
De kentallen van
5
6
!
!!"
! v2 en de resultante r kun je nu ook gemakkelijk vinden.
Opgave 2
Bekijk de Uitleg nog eens.
a) Laat zien hoe je aan de lengtes van de verplaatsingen komt.
!!"
b) Bepaal de kentallen van v2 .
!
c) Bepaal hieruit de kentallen van r .
!
d) Welke lengte en welke richtingshoek heeft r ?
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
3
Opgave 3
Bereken hoeveel km hetzelfde vliegtuig zich naar het Westen en het Zuiden heeft
verplaatst als het eerst 30 minuten met 240 km/h onder 330° t.o.v. het Oosten
en vervolgens 40 minuten met een snelheid van 210 km/h en een koershoek van
60° t.o.v. het Oosten vliegt.
Theorie ***************************************
!"
Een vector v maak je langer (of korter) door hem met een factor k te
vermenigvuldigen. Je noemt dit het scalair product van de vector met k.
!"
!" " k ! v x #
!vx "
Als v = ## $$ , dan is k ! v = $$
%% .
% vy &
& k ! vy '
!"
!"
Als k = "1 dan krijg je " v , het tegengestelde van v .
!"
!"
Twee vectoren a en b kun je optellen
door ze “staart aan kop” te leggen of met
behulp van een parallellogramconstructie.
Je ziet dat in de figuur.
!"
Het resultaat heet de somvector van a en
!"
b . Soms wordt ook het woord resultante
!
!"
!"
gebruikt: r = a + b .
!
De kentallen van somvector r ontstaan
!"
door de overeenkomstige kentallen van a
!"
en b op te tellen.
!"
!"
Twee vectoren a en b kun je aftrekken door gebruik te maken van
!" !" !"
!"
!"
!"
a ! b = a + (!b) . Je telt dan bij a het tegengestelde van b op.
!"
!"
!"
Als je a en " a optelt krijg je de nulvector 0 . Deze nulvector heeft geen richting
en lengte 0.
*********************************************
Voorbeeld 1
!"
!"
!1"
!3"
Gegeven zijn de vectoren a = # $ en b = # $ .
%2&
& %1 '
!
!"
!"
Je kunt nu op twee manieren de vector r = 0,5 a " b tekenen.
Je ziet dat in de figuur.
!
!1"
!3"
# 0,5 ! 1 " 3 $ # "2,5 $
Ga na, dat r = 0,5 ! # $ " # $ = %
&=%
&
%2&
& %1 '
' 0,5 ! 2 " "1 ( ' 2 (
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
4
Opgave 4
!" " !1 #
Hier zie je de vectoren u = $ % en
&2'
!" ! 2 "
v = # $.
%3&
!"
!"
a)
Teken de vector u + v . Gebruik
de “staart aan kop” methode.
b)
Teken de vector u + v . Gebruik
een parallellogramconstructie.
c)
Teken de vector 2u .
!"
!"
Teken de vector 2u + 1,5v .
Gebruik ook nu beide manieren
van tekenen van een
somvector.
d)
e)
f)
!"
!"
!"
!"
Teken de vector !2v .
Teken de vector
!"
!" !"
!"
u ! 2v = u + (!2v ) .
Opgave 5
Bepaal van alle vectoren uit opgave 4 de kentallen en bereken hun lengtes.
Opgave 6
In een cartesisch assenstelsel Oxy zijn gegeven de punten A, B en C. Deze drie
punten liggen niet op één lijn.
!!!"
!!!"
!!!"
a) Leg uit waarom AB = OB " OA .
!!!"
!!!"
b) Leg uit waarom AB = " BA .
!!!"
!!!"
!!!"
c) Leg uit waarom AB = AC " BC .
!!!"
!!!"
d) Leg uit waarom de afstand tussen A en B gelijk is aan | OB " OA |.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
5
Neem nu aan dat A(0,2), B(5,3) en C(3,6).
e) Laat ook zien dat de uitspraken in a), b), c) en d) kloppen door met de
kentallen van de vectoren te werken.
Opgave 7
Vectoren worden in de natuurkunde gebruikt om krachten weer te geven.
!!"
Gegeven zijn twee krachten die op een lichaam werken. F1 heeft een grootte van
!!"
10 N en F2 heeft een grootte van 8 N. De hoek tussen beide krachten is 30°.
a)
Waarom is het voor het berekenen van de resultante van deze krachten van
belang dat ze hetzelfde aangrijpingspunt hebben?
!"
b) Teken de resultante R van deze beide krachten.
!"
c) Bereken de lengte van R met behulp van de cosinusregel.
Je kunt die lengte ook berekenen met behulp van kentallen als je een
assenstelsel invoert. Neem het aangrijpingspunt van beide vectoren als
!!"
oorsprong en leg de x-as langs vector F1 .
d)
e)
Welke kentallen hebben beide vectoren nu?
Bereken nu de kentallen van de somvector en de lengte van de somvector.
Ga na, dat je hetzelfde vindt als bij c).
Opgave 8
!"
Vector a heeft een lengte van 5 en een richtingshoek van 35°.
!"
Vector b heeft een lengte van 4 en een richtingshoek van 110°.
!" !"
!"
!"
a) Teken in een assenstelsel de vectoren a , b en a + b .
!"
!"
b) Bereken de kentallen van a + b .
!"
!"
c) Bereken de lengte en de richtingshoek van a + b .
Verwerken
Opgave 9
Gegeven zijn de vectoren:
!" !12 " !" " !15 # ! " !5 # !" ! 0 " !" !13 "
!
a = # $, b = $
% , c = $ % , d = # $ , e = # $ en f =
%5&
& 17 '
&8'
& %5 '
%0&
Bereken nu de kentallen en de lengtes van de vectoren:
!"
!"
a)
a + b
!"
!
b)
b " 2c
!
!"
!"
c) 5 d + e " f
!
!"
d) 0,5 b + 1,5 f
! 13 "
#
$
& %25 '
Opgave 10
Gegeven zijn in een cartesisch assenstelsel de punten A(10,20), B(15,20),
C(16,22) en D(14,23). Bewijs met behulp van vectoren dat vierhoek ABCD een
vlieger is.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
6
Opgave 11 Laurel en Hardy
Een bekende stomme film is die waarin Stan Laurel en Oliver Hardy een piano
vervoeren. Ze staan daarin ieder aan een kant tegen de piano te duwen.
Oliver merkt dat er geen beweging in komt, dus hij gaat van opzij duwen. Ze
duwen beiden met een kracht van 6 N. Hier zie je in de linkerfiguur een
bovenaanzicht van de situatie.
a)
b)
Teken op het werkblad de richting waarin de piano volgens jou gaat
bewegen, aangenomen dat de wrijving met de vloer in alle richtingen even
groot is.
Beiden gaan daarna de piano duwen volgens het bovenaanzicht dat je in de
rechter figuur ziet. Oliver duwt nu twee keer zo hard als Stan. Maak zelf een
bovenaanzicht van deze situatie. Neem voor de hoek tussen beide krachten
30°. Teken ook nu weer de richting waarin de piano gaat bewegen.
Opgave 12 Route in fjord
Een vrachtboot S ligt voor de ingang van
een fjord. Hij moet naar de haven H om te
lossen. Eén hokje is 500 m bij 500 m.
a) Teken een route met zo weinig
mogelijk koerswijzigingen.
b) Meet de richtingshoek van de vector
van S naar H en vergelijk die met de
som van de richtingshoeken van de
routevectoren. Welke conclusies kun
je trekken? Hoe zit dat met de lengtes
van de betrokken vectoren?
c) Leg uit waarom in dit voorbeeld de
somvector aan de éne kant wel en
aan de andere kant toch ook weer niet
als resultante van de delen gezien kan
worden.
Opgave 13 Hellend vlak
Een blok hout ligt op een hellend vlak. Het
ondervindt een zwaartekracht van 500 N
(newton). Bij welke hellingshoek van dit
hellend vlak begint het blok naar beneden
te glijden als de maximale wrijvingskracht
van 200 N is?
(In de figuur zijn alle krachten in
honderdtallen N gegeven.)
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
7
2 Vectorvoorstelling van een lijn
Verkennen
Punt A beweegt in de richting van vector
! !2"
r =# $ .
%1&
Op t = 0 zit punt A in B(0,2).
Op t = 1,5 zit punt A in (3;3,5).
!"
!!!"
Vector OB wordt voorgesteld door p .
Opgave 14
a) Teken zelf de situatie voor t = 2, t = 3, t = 0,5 en t = "1.
!"
!
!"
b) Hoe komt het dat de eindpunten A van de vectoren v = p + t ! r allemaal
op dezelfde rechte lijn liggen?
Uitleg 1
!
Als je de vector r langer maakt zie je punt A over een rechte lijn bewegen.
!"
!
!"
Bij elk punt A hoort een plaatsvector v = p + t ! r die overeen komt met de
coördinaten van het punt.
Elk punt A(x,y) van de lijn uit de figuur is het eindpunt van de vector
!x"
!0"
!2"
# $ = # $ +t! # $
%y &
%2&
%1&
Dit noem je een vectorvoorstelling van de lijn waar A op ligt.
!
!"
r is een richtingsvector en p is een plaatsvector van de lijn.
Elke rechte lijn is zo te beschrijven met behulp van een vectorvoorstelling.
Je zult in de volgende opgaven zien dat er voor elke lijn verschillende
vectorvoorstellingen mogelijk zijn.
Opgave 15
Bekijk de Uitleg.
a) Geef de coördinaten van de punten van de getekende lijn waarvoor t = 4,
t = "2, t = 0 en t = 1,5.
b) Welke waarde heeft t in het punt (22,13)?
Opgave 16
Ga nog steeds uit van de lijn door ("4,0) en (0,2). Punt A beweegt over die lijn.
a) Op t = 0 zit het punt A in ("2,1) en op t = 1 zit A in (0,2).
Welke vectorvoorstelling kun je nu maken voor deze rechte lijn?
b) Op p = 0 zit A in ("4,0) en op p = 1 zit A in (0,2).
Welke vectorvoorstelling kun je maken voor deze lijn?
c) En welke vectorvoorstelling hoort er bij q = 0 in (2,3) en q = 1 in (0,2)?
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
8
Opgave 17
Gegeven is de lijn l door de punten ("3,5) en (7,0).
Punt P beweegt over lijn l. Op t = 0 zit P in ("3,5) en op t = 5 zit P in (7,0).
a) Teken l in een cartesisch assenstelsel.
b) Wat is de richtingsvector van deze lijn?
c) Welke vectorvoorstelling past bij de beschreven situatie?
Een ander punt Q beweegt ook over lijn l. Op t = 0 zit dit punt in ("1,4) en op
t = 5 zit Q in (4;1,5).
d) Bewegen beide punten even snel?
e) Op welk tijdstip vallen beide punten samen?
Opgave 18
!x"
!0"
!3"
Gegeven is de lijn l door de vectorvoorstelling # $ = # $ + t ! # $ .
%y &
% 4&
& %1 '
a) Wat is de richtingsvector van deze lijn?
b) Teken l in een cartesisch assenstelsel.
!x"
!3"
!6"
c) Waarom is # $ = # $ + t ! # $ ook een goede vectorvoorstelling voor
%y &
%3&
& %2 '
deze lijn?
d) Je weet dat elke rechte lijn kan worden beschreven door een vergelijking.
Welke vergelijking hoort bij deze rechte lijn?
e) Hoe kun je de richtingscoëfficiënt van de lijn uit de richtingsvector afleiden?
Uitleg 2
!x"
!0"
!2"
Bekijk nog eens de lijn l met vectorvoorstelling # $ = # $ + t ! # $
%y &
%2&
%1&
Elke rechte lijn kan worden beschreven door middel van een vergelijking.
Je kunt een bij l passende vergelijking vinden door uit de kentallen van de
richtingsvector af te leiden dat de
richtingscoëfficiënt van de lijn 12 is.
Immers “2 naar rechts en 1 omhoog” geeft
dezelfde richting aan als “1 naar rechts en 12
omhoog”.
Omdat l ook door het punt (0,2) gaat is de
bijbehorende vergelijking y = 12 x + 2.
Elk punt A op de lijn heeft coördinaten (0 + 2t,2 + t).
Je kunt gemakkelijk nagaan dat deze coördinaten voor elke waarde van t ook
aan de vergelijking voldoen. Vergelijking en vectorvoorstelling zijn beide
geschikte manieren om een lijn te beschrijven.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
9
Opgave 19
Bekijk Uitleg 2.
a) Leg uit hoe je de vergelijking van de lijn kunt maakt.
b) Controleer dat de punten die horen bij t = 0, t = 1, t = 2,5 en t = "2 ook
inderdaad aan de vergelijking van de lijn voldoen.
c) Laat zien dat A(2t,2 + t) voor elke t aan de vergelijking voldoet.
Opgave 20
!x"
" !2 #
!1"
Gegeven is de lijn l door de vectorvoorstelling # $ = # $ + t ! $ % .
%y &
&5'
% 4&
a) Stel bij deze lijn een vergelijking op.
b) Stel bij deze lijn een andere vectorvoorstelling op en laat zien dat ook uit
deze vectorvoorstelling dezelfde vergelijking voor de lijn volgt.
Theorie***************************************
Je ziet hier hoe je de plaats een
willekeurig punt A dat over een
rechte lijn beweegt door t te
variëren kunt beschrijven met twee
vectoren:
!"
!
een plaatsvector p
!
!
een richtingsvector r (bij
t = 1)
Neem lijn l door B("1,2) met
!
!2"
r = # $.
%1&
Naar elk punt A(x,y) van l wijst een vector
!x"
" !1 #
!2"
# $ = $ % +t! # $
%y &
&2'
%1&
Dit noem je een vectorvoorstelling van de lijn l.
De plaatsvector is een vector vanuit O(0,0) naar een punt B op de lijn, de
richtingsvector ligt op de lijn.
Uit een vectorvoorstelling kun je een vergelijking van
lijn l afleiden. Door de kentallen van de richtingsvector
op elkaar te delen vind je dat de richtingscoëfficiënt
van de lijn 12 is.
De bijbehorende vergelijking is y =
1
2
x + 2 12 .
*********************************************
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
10
Voorbeeld 1
Stel een vectorvoorstelling op van de
lijn door P("2,3) en Q(4,0). Maak
vervolgens vanuit de
vectorvoorstelling een vergelijking
van lijn PQ.
Uitwerking:
Kies bijvoorbeeld:
!!!"
" !2 #
als plaatsvector OP = $ %
&3'
!!!"
!6"
!
als richtingsvector PQ = # $
& %3 '
Eventueel kun je de richtingsvector nog korter maken door beide kentallen door
3 te delen. De vectorvoorstelling wordt dan:
!x"
!2"
" !2 #
# $ = $ % +t! # $
%y &
& %1 '
&3'
!
Bij deze richtingsvector hoort een richtingscoëfficiënt van
!1
2
= "0,5.
De vergelijking van de lijn wordt dan y = "0,5x + b.
Omdat de lijn door P("2,3) gaat, geldt 3 = "0,5 ! "2 + b en dus b = 2.
De vergelijking van lijn PQ wordt: y = "0,5x + 2.
Opgave 21
Stel een vectorvoorstelling op van de lijn door P("3,0) en Q(2,5).
Opgave 22
Gegeven is de lijn l door A("2,5) en B(1,"1).
a) Stel een vectorvoorstelling van l op.
b) Bereken de richtingscoëfficiënt van l.
c) Stel een vergelijking op van l.
Opgave 23
Gegeven is de lijn l met vergelijking 4x + 3y = 6.
a) Bepaal twee punten op deze lijn en stel met behulp daarvan een
bijpassende vectorvoorstelling op.
b) Bepaal vanuit de gegeven vergelijking de richtingscoëfficiënt en laat zien
dat die past bij de in a) gevonden richtingsvector.
Opgave 24
!x"
" !2 #
!2"
Teken de lijn l met vectorvoorstelling # $ = $ % + t ! # $ en de lijn m door
%y &
&3'
%1&
(0,6) die loodrecht staat op l. Welke richtingsvector heeft m? Stel een
bijpassende vectorvoorstelling voor m op.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
11
Voorbeeld 2
!x"
!x"
!0"
!3"
" !2 #
!2"
Gegeven zijn de lijnen l: # $ = $ % + p ! # $ en m: # $ = # $ + q ! # $ .
%y &
%y &
% 4&
& %1 '
&3'
%1&
Bereken het snijpunt van beide lijnen.
Uitwerking:
Elk punt van l heeft de coördinaten ("2 + 2p,3 + p).
Elk punt van m heeft de coördinaten (3q,4 " q).
Voor het snijpunt geldt daarom "2 + 2p = 3q en 3 + p = 4 " q.
Dit is een stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden. Zo’n stelsel kun
je oplossen. Ga na, dat je vindt: p = 1 en q = 0.
Het snijpunt is daarom (0,4).
Opgave 25
Bekijk Voorbeeld 2.
a) Los zelf het stelsel vergelijkingen op.
b) Wat doe je met de gevonden waarden van p en q om het snijpunt te
vinden?
Opgave 26
Bereken de snijpunten van de lijnen l en m als:
!x"
!x"
" !1 #
!2"
!0"
!3"
a) l: # $ = $ % + p ! # $ en m: # $ = # $ + q ! # $
%y &
%y &
&5'
& %3 '
& %2 '
%1&
!x"
" !1 #
! 4"
b) l: 2x + y = 6 en m: # $ = # $ + q ! $ %
%y &
&4'
%1&
c)
!x"
" !1 #
!2"
l: # $ = $ % + p ! # $ en m is de x-as
%y &
&5'
& %3 '
Voorbeeld 3
Bereken de snijpunten van de lijn door
P(–2,3) en Q(4,0) en de cirkel met
middelpunt M(5,2) en straal
10 .
Uitwerking:
Een mogelijke vectorvoorstelling van
lijn PQ is:
!x"
!2"
" !2 #
# $ = $ % +t! # $
%y &
& %1 '
&3'
Zie Voorbeeld 1.
De cirkel heeft vergelijking (x " 5)2 + (y " 2)2 = 10.
Voor een punt (x,y) op lijn PQ geldt: (x,y)=("2 + 2t,3 " t).
Vul je dit voor x en y in de cirkelvergelijking in, dan krijg je
(2t " 7)2 + (1 " t)2 = 10 en dus t 2 " 6 t + 8 = 0. Dit geeft t = 2 of t = 4.
De twee punten zijn (2,1) en (6,"1).
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
12
Opgave 27
Schrijf de berekening in Voorbeeld 2 zelf uitgebreid uit.
Opgave 28
!x"
! 10 "
!2"
Bereken de snijpunten van de lijn l met vectorvoorstelling # $ = # $ + t ! # $
%y &
%3&
%7&
en de cirkel c met middelpunt M(12,10) door P(9,6).
Opgave 29
Lijn l gaat door A("12,17) en B(5,0) en lijn m gaat door C("3,5) en D(9,11).
a) Bereken het snijpunt van l en m door vectorvoorstellingen van beide lijnen
te gebruiken.
b) Bereken het snijpunt van l en m door vergelijkingen van beide lijnen te
gebruiken.
c) Bereken het snijpunt van l en m door van l een vergelijking en van m een
vectorvoorstelling te gebruiken.
Verwerken
Opgave 30
Maak bij de volgende lijnen een passende vectorvoorstelling:
a) de lijn l door P("20,45) en Q(30,15);
b) de lijn m met vergelijking 2x " 5y = 10;
c) de lijn n door P("20,45) en loodrecht op m;
d) de x-as;
e) de lijn p met vergelijking x = 2.
Opgave 31
Bereken de snijpunten van
a) de lijn l door P("20,45) en Q(30,15) en de lijn m: 2x " 5y = 10
b) de lijn n die bestaat uit alle punten A(4 " 2t,3t) en de lijn m
c) de lijn n en de x-as
d) de lijn l en de cirkel c met als middelpunt het midden van PQ en straal
5 13 .
Opgave 32
De punten O(0,0), A(8,2) en B(4,10) zijn de hoekpunten van #OAB.
a) Stel een vectorvoorstelling op van de zwaartelijn door O.
b) Stel een vectorvoorstelling op van de middelloodlijn van OA.
c) Bereken het snijpunt van deze twee lijnen.
d) Toon aan dat de zwaartelijnen in deze driehoek door één punt gaan.
Opgave 33 Raaklijn aan een cirkel (1)
Gegeven is de cirkel c: x2 + y2 = 13 met daarop het punt P(2,3).
De raaklijn in P aan deze cirkel staat loodrecht op de staal OP.
a) Welke vector hoort bij deze straal?
b) De richtingsvector van de lijn staat loodrecht op die vector. Welke
richtingsvector heeft de raaklijn in P dus?
c) Stel een vectorvoorstelling van de raaklijn in P aan c op.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
13
Opgave 34 Raaklijn aan een cirkel (2)
!x"
!1"
!0"
Gegeven zijn de lijn lp met vectorvoorstelling # $ = # $ + t ! # $ en de cirkel c
%y &
% p&
%3&
2
2
met vergelijking x + y = 8.
De lijn lp raakt cirkel c. Bereken de mogelijke waarden van p.
Opgave 35 Botsing?
Twee punten A en B bewegen in een cartesisch assenstelsel volgens een rechte
lijn.
Op t = 0 zit punt A in (0,4) en punt B in (6,0).
Op t = 5 zit punt A in (10,6) en punt B in (11,4).
a) Bereken het snijpunt S van de banen die deze punten doorlopen.
b) Botsen deze punten in S?
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
14
3 Inproduct
Verkennen
Hier zie je in een bovenaanzicht hoe iemand een lorrie van A naar B trekt met
!"
een trekkracht van 10 N. Als de vector F die de trekkracht voorstelt dezelfde
!
richting heeft als de afgelegde weg s , dan is de arbeid W die wordt verricht
!"
!
gelijk aan W = | F | ! | s |. De afgelegde weg is 20 m.
Dit betekent dat de kracht een arbeid van W = 10 ! 20 = 200 Nm verricht.
Maar hoe zit dit als de trekkracht niet dezelfde richting heeft als de afgelegde
weg, m.a.w. als degene die de lorrie trekt naast het spoor loopt? Ga er van uit
dat de trekkracht en de afgelegde weg gelijk blijven. Alleen maakt de kracht nu
een hoek met de bewegingsrichting.
Opgave 36
Bekijk de figuur. Kies de richting van de afgelegde weg als positieve x-richting.
!"
!!"
a) Waarom verricht nu alleen Fx , dus de x-component van F , arbeid?
!!"
b) Laat zien dat de grootte van Fx inderdaad ongeveer 9,6 N en dat de
c)
d)
verrichte arbeid ongeveer 192,4 Nm is.
Is deze arbeid W zelf ook een vector?
!"
!"
!
!
Leg uit waarom W = | F | ! | s | ! cos(!) als ! de hoek is die F met s
maakt.
Uitleg
!"
!
!"
!
| F | ! | s | ! cos(!) heet het inproduct van de vectoren F en s als beide een
hoek ! met elkaar maken.
!" !
De bijbehorende schrijfwijze is: F ! s .
Het inproduct van deze vectoren is zelf geen vector, maar een getal.
!"
!" !
!"
!
!
Als F en s dezelfde richting hebben is F ! s = | F | ! | s | want cos(0°) = 1.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
15
In het algemeen geldt voor het inproduct van
!"
!"
twee vectoren a en b die een hoek " met
elkaar maken:
!" !"
!"
!"
a ! b = | a | ! | b | ! cos(")
Kies je een geschikt cartesisch assenstelsel, dan
!"
!"
kun je twee vectoren a en b met kentallen
beschrijven. En daarmee kun je eenvoudig een
manier afleiden om het inproduct van twee
vectoren vanuit de kentallen te berekenen.
!"
!"
! ax "
! bx "
Neem a = ## $$ en b = ## $$ .
% ay &
% by &
!" !"
!"
!"
!"
!"
In de figuur zie je a , b en a " b getekend. De eindpunten van a en b zijn A en
B, het beginpunt van beide vectoren is P.
In #PAB geldt de cosinusregel: AB2 = PA2 + PB2 " 2 ! PA ! PB ! cos(")
Nu is:
!"
!"
!
AB2 = | a " b |2 = (ax " bx)2 + (ay " by)2
!
PA2 = ax2 + ay2
!
PB2 = bx2 + by2
Als je dit in de cosinusregel invult en wat rekenwerk doet, krijg je:
bx 2 + by 2 cos(")
!"
Delen door 2 en bedenken dat ax 2 + ay 2 =| a | en
!"
!"
| a | ! | b | ! cos(") = axbx + ayby
2axbx + 2ayby = 2 ax 2 + ay 2
!"
bx 2 + by 2 =| b | levert op:
!"
!"
! ax "
! bx "
Kennelijk is het inproduct van twee vectoren a = ## $$ en b = ## $$ ook gelijk
% ay &
% by &
aan axbx + ayby. Je hoeft alleen maar de overeenkomstige kentallen te
vermenigvuldigen en de twee uitkomsten op te tellen om het inproduct van beide
vectoren te krijgen.
Opgave 37
!" " !2 #
!" ! 2 "
Bekijk de Uitleg. Neem nu de vectoren a = $ % en b = # $ .
&3'
%1&
a) Bereken de lengtes en de richtingshoeken van beide vectoren.
b) Bepaal nu de hoek " tussen beide vectoren en bereken het inproduct met
!" !"
!"
!"
behulp van a ! b = | a | ! | b | ! cos(").
c) Bereken het inproduct beide vectoren ook door de overeenkomstige
kentallen te vermenigvuldigen en op te tellen.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
16
Opgave 38
!" !"
Je hebt in de voorgaande opgave het inproduct a ! b berekend van de vectoren
!"
!"
" !2 #
!2"
a = $ % en b = # $ .
&3'
%1&
!" !"
!"
!"
!"
!"
Nu weet je ook dat a ! b = | a | ! | b | ! cos(") waarin " de hoek tussen a en b
is. Bereken daarmee de hoek " tussen beide vectoren en laat zien dat je
hetzelfde vindt dan in opgave 37b.
Opgave 39
!"
!"
!1"
" !3 #
Neem a = # $ en b = $ % .
& %5 '
& !2 '
a) Bereken het inproduct van beide vectoren.
b)
!"
!"
Gebruik dit inproduct om de hoek " tussen a en b te berekenen.
Opgave 40
!"
!"
! ax "
! bx "
Neem a = ## $$ en b = ## $$ en laat zelf met behulp van de cosinusregel zien
% ay &
% by &
!" !"
dat a ! b = ax ! bx + ay ! by.
Theorie **************************************
Onder het inproduct of inwendig product
!"
!"
van de vectoren a en b versta je
!" !"
!"
!"
a ! b = | a | ! | b | ! cos(")
!"
!"
waarin " de hoek tussen a en b is.
Als beide vectoren in een cartesisch
assenstelsel zitten, dan kun je ze met hun
!"
!"
! ax "
! bx "
kentallen beschrijven: a = ## $$ en b = ## $$ .
% ay &
% by &
In dat geval is het inproduct te berekenen door de overeenkomstige kentallen te
vermenigvuldigen en het resultaat op te tellen:
!" !"
a ! b = ax ! bx + ay ! by
!"
!"
Dit betekent dat | a | ! | b | ! cos(") = ax ! bx + ay ! by.
!"
Hiervan kun je goed gebruik maken bij het berekenen van de hoek " tussen a
!"
en b . Belangrijk is nog dat van twee onderling loodrechte vectoren het inproduct
altijd 0 is omdat de hoek tussen beide 90° is.
*********************************************
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
17
Voorbeeld
!"
!"
!1"
" !3 #
Bereken de hoek tussen de vectoren a = # $ en b = $ % .
& %4 '
& !2 '
Uitwerking:
Natuurlijk kan dit met de cosinusregel.
Maar het inproduct is ook een handig hulpmiddel.
!" !"
Ga na, dat a ! b = 1 ! "3 + "4 ! "2 = 5
!" !"
!"
!"
Verder is a ! b = | a | ! | b | ! cos("), dus 5 = 17 ! 13 ! cos(").
5
Voor de hoek " tussen beide vectoren geldt: cos(") =
.
17 ! 13
En dus is " $ 70,3°.
Opgave 41
!"
!"
" !1 #
!3"
Bereken de hoek tussen a = $ % en b = # $ in één decimaal nauwkeurig.
&4'
& %2 '
Opgave 42
Gegeven zijn in een cartesisch assenstelsel de punten A(10,20), B(15,20),
C(16,22) en D(14,23).
Bereken met behulp van vectoren de hoeken van vierhoek ABCD.
Opgave 43
!" !12 "
Gegeven: a = # $ ,
%5&
Van welke van deze
lengtes? Hoe kun je
!" " !15 # ! ! 6 " !" ! 0 " !" !13 "
! ! 10 "
b=$
%, c = #
$ , d = # $ , e = # $ en f = #
$.
%0&
& %5 '
& 36 '
% 2,5 &
& %24 '
vectoren is het inproduct gelijk aan het product van hun
dat aan hun kentallen zien?
Opgave 44
!" !12 " !" " !15 # ! ! 6 " !" ! 0 " !" !13 "
! ! 10 "
Gegeven: a = # $ , b = $
%, c = #
$ , d = # $ , e = # $ en f = #
$.
%5&
& %5 '
%0&
& 36 '
% 2,5 &
& %24 '
Van welk van deze vectoren is het inproduct 0? Hoe kun je dat aan hun kentallen
zien?
Opgave 45
Gegeven zijn in een cartesisch assenstelsel de punten A(10,20), B(15,20),
C(16,22) en D(14,23).
Toon aan dat vierhoek ABCD een vlieger is door te laten zien dat beide
diagonalen loodrecht op elkaar staan en dat diagonaal AC de andere diagonaal
doormidden deelt.
Verwerken
Opgave 46
!"
!"
" !2 #
!3"
Bereken in graden nauwkeurig de hoek tussen a = $ % en b = # $
&5'
%1&
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
18
Opgave 47
Bereken in graden nauwkeurig de hoeken van #PQR als P("5,10), Q(7,7) en
R(0,12).
Opgave 48 Bootje in sloot
Een bootje wordt door een jongen en een twee keer zo sterke man door het
midden van een sloot getrokken. De jongen en de man lopen ieder aan een
andere kant van de sloot. De boot blijft in het midden van de sloot varen. De
man trekt met een kracht van 10 N en onder een hoek van 20° met de
vaarrichting.
a) Laat in een bovenaanzicht de vectoren zien die de twee trekkrachten
voorstellen.
b) Welke arbeid verrichten beiden samen als ze het bootje 1 km voorttrekken?
c) Verrichten ze beiden evenveel arbeid?
Opgave 49 Gelijkbenige driehoek
Elke gelijkbenige driehoek kan door een goede keuze van het assenstelsel de
hoekpunten A("a,0), B(a,0) en C(0,c) hebben (a en c beide positief).
Toon met behulp van het inproduct aan dat de zwaartelijn uit C bissectrice is van
%C.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
19
4 Hoeken en lijnen
Verkennen
Je hebt leren werken met het inproduct om hoeken tussen vectoren te
berekenen.
Opgave 50
!x"
!x"
!0"
!3"
" !2 #
!2"
Teken de lijnen l: # $ = $ % + p ! # $ en m: # $ = # $ + q ! # $ in een
%y &
%y &
% 4&
& %1 '
&3'
%1&
cartesisch assenstelsel.
a) Welke vectoren bepalen de richting van deze lijnen?
b) Bereken de hoek tussen de in a) bedoelde vectoren.
c) Is de hoek die beide lijnen met elkaar maken automatisch gelijk aan deze
hoek?
Uitleg 1
De hoek tussen twee lijnen bereken je door
de hoek tussen hun richtingsvectoren te
berekenen. Dat doe je met het inproduct van
beide richtingsvectoren.
Afhankelijk van je keuze van de
richtingsvectoren krijg je meteen de
gewenste scherpe hoek of juist een stompe
hoek. In dat laatste geval moet je die
stompe hoek nog omrekenen naar de
bijpassende scherpe hoek.
Als die hoek 90° is, dan staat de
richtingsvector van de éne lijn loodrecht op
die van de andere. Je zegt dan dat de éne richtingsvector een normaalvector
van de andere lijn is. Controleer met het inproduct dat een lijn met
!b"
! a"
richtingsvector # $ als normaalvector # $ (of veelvoud hiervan) heeft.
& %a '
%b&
Met behulp van een normaalvector bepaal je snel een vectorvoorstelling van een
loodlijn door een bepaald punt op een gegeven lijn.
Opgave 51
" !2 #
!3"
!0"
!x"
!x"
!2"
Gegeven zijn de lijnen l: # $ = $ % + p ! # $ en m: # $ = # $ + q ! # $
&1'
%1&
& %1 '
%y &
%y &
& %3 '
a) Bereken met behulp van het inproduct de hoek tussen beide
richtingsvectoren.
b) Is deze hoek gelijk aan de hoek tussen l en m?
Licht je antwoord toe.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
20
Opgave 52
" !2 #
" !3 #
!0"
!x"
!x"
!2"
Gegeven zijn de lijnen k: # $ = $ % + p ! $ % en m: # $ = # $ + q ! # $
&1'
&1'
& %1 '
%y &
%y &
& %1 '
a) Bereken met behulp van het inproduct de hoek tussen beide
richtingsvectoren.
b) Is deze hoek gelijk aan de hoek tussen l en m? Leg uit waarom.
Opgave 53
" !2 #
" !3 #
!x"
Gegeven is de lijn k: # $ = $ % + t ! $ % .
&1'
&1'
%y &
a) Welke normaalvector heeft k?
b) Stel een vectorvoorstelling op van de lijn door O en loodrecht op k.
Uitleg 2
Bijzonder handig is het dat de
normaalvector van een lijn gemakkelijk
uit de vergelijking ervan is af te lezen.
In de figuur zie je de lijn l: "x + 3y = 5.
!"
" !1 #
Een normaalvector is n = $ % .
&3'
Merk op dat de kentallen van deze
normaalvector precies de coëfficiënten
van x en y in de gegeven vergelijking
zijn. Je hoeft daarvoor niet eerst de
richtingscoëfficiënt en de richtingsvector
van de lijn te bepalen, maar kunt de
normaalvector rechtstreeks uit de
vergelijking van de lijn aflezen.
Opgave 54
Neem de lijn l: "x + 3y = 5.
a) Bepaal de richtingscoëfficiënt van de lijn.
b) Bepaal een bijpassende richtingsvector.
c) Stel een complete vectorvoorstelling van l op.
d) Bepaal de normaalvector vanuit de richtingsvector van l. Komt je antwoord
overeen met dat in Uitleg 2?
Opgave 55
!0"
!x"
!2"
Gegeven lijn m: # $ = # $ + t ! # $ .
& %1 '
%y &
& %1 '
a) Bepaal de richtingsvector en de normaalvector van m.
b) Leg uit hoe je nu gemakkelijk de vergelijking van m kunt maken.
c) Maak nu ook zo handig mogelijk de vergelijking van de loodlijn p door (2,3)
op m.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
21
Theorie*************************************
Onder de hoek tussen twee lijnen versta je de scherpe hoek die beide lijnen
met elkaar maken. Je kunt die hoek berekenen door de hoek tussen beide
richtingsvectoren te berekenen. Als die hoek ! is, is de hoek tussen beide lijnen
de kleinste van de hoeken ! en 180° " !.
Een normaalvector is een vector die loodrecht staat op een gegeven lijn.
!"
!
" ! ry #
!r "
of een
Een lijn met richtingsvector r = # x $ heeft normaalvector n = $
#r $
$ r %%
% y&
& x '
veelvoud ervan.
Een lijn met vergelijking ax + by = c heeft
! a"
!
een normaalvector # $
%b&
" !b #
!
een richtingsvector $
%
& a'
Hiermee kun je gemakkelijk van vergelijkingen naar vectorvoorstellingen
overschakelen en omgekeerd.
*********************************************
Voorbeeld 1
Bereken de hoek die de lijn l: 4x + 3y = 12 maakt met de lijn m door de punten
A(–2,1) en B(4,3).
Uitwerking
De snelste manier om een richtingsvector van l te vinden is het aflezen van een
normaalvector uit de vergelijking.
" !3 #
! 4"
Die normaalvector is # $ , dus een richtingsvector van l is $ % .
&4'
%3&
Van lijn m vind je een richtingsvector vanuit de twee punten waar hij door gaat.
" 4 ! !2 #
!6"
Een richtingsvector van m is $
% = # $.
& 3 !1 '
%2&
Met behulp van het inproduct van beide richtingsvectoren vind je de hoek
ertussen. Het wordt een stompe hoek van ongeveer 108,4°. Ga dit zelf na.
En ga ook na, dat de hoek tussen beide lijnen dus ongeveer 71,6° is.
Opgave 56
Bereken de hoek die de lijnen p: x " 2y = 8 en q: 5x + 3y = 10 in graden
nauwkeurig.
Opgave 57
Bereken de hoek die de lijn door A(0,4) en B(5,0) maakt met de lijn door C(0,"2)
en D("10,0).
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
22
Opgave 58
Gegeven is de lijn PQ door P("5,3) en Q(1,1) en punt A(4,8).
a) Stel een vectorvoorstelling op van de lijn l door A en loodrecht op PQ.
b) Bereken de coördinaten van het snijpunt S van de lijnen PQ en l.
c) Bereken nu de afstand van A tot lijn l.
Voorbeeld 2
Stel een vergelijking op van de raaklijn r in het punt P(3,5) aan de cirkel
c: (x – 1)2 + (y – 2)2 = 13.
Uitwerking
Ga na, dat de vector van het middelpunt M(1,2) naar punt P een normaalvector
van de raaklijn is.
!!!"
" 3 ! 1#
!2"
Dus is de normaalvector van de raaklijn MP = $
% = # $.
&5 ! 2 '
%3&
De vergelijking van de raaklijn is daarom van de vorm 2x + 3y = c.
Omdat hij door P(3,5) gaat is 2 · 3 + 3 · 5 = c, dus c = 21.
Dus r heeft vergelijking 2x + 3y = 21.
Opgave 59
Stel een vergelijking op van de raaklijn r in het punt P(4,3) aan de cirkel c met
vergelijking x2 + y2 = 25.
Opgave 60
Stel een vergelijking op van de raaklijn r in het punt P(4,3) op de cirkel c met
middelpunt M(2,1).
Verwerken
Opgave 61
De drie lijnen l: x + 3y = 6, m: 4x " y + 2 = 0 en n: x + y = 6 sluiten een
driehoek ABC in.
Bereken de hoeken van deze driehoek in graden nauwkeurig.
Opgave 62
Driehoek PQR is gegeven door P("5,10), Q(7,7) en R(0,12).
a) Bereken de coördinaten van het zwaartepunt (het snijpunt van de drie
zwaartelijnen) van deze driehoek.
b) Bereken in graden nauwkeurig de hoek tussen de hoogtelijn door P en de
zwaartelijn door P.
Driehoek KLR is gegeven door K("3,5) en L(6,14).
c) Het snijpunt van de drie middelloodlijnen van #KLR is het middelpunt van
de omgeschreven cirkel. Stel een vergelijking van die cirkel op.
d) Bereken de hoek waaronder die cirkel de y-as snijdt.
Opgave 63
Bereken de afstand tussen de lijnen p: 2x + 3y = 6 en q: 2x + 3y = 8.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
23
Opgave 64 Cirkel aan gegeven raaklijn (1)
Een cirkel c met het middelpunt op de y-as raakt de lijn l: x + 3y = 6 in het punt
P(3,1). Bereken het middelpunt en de straal van die cirkel.
Opgave 65 Lijnen die gegeven lijn onder bepaalde hoek snijden
Stel vergelijkingen op van de twee lijnen door (0,2) die de lijn l: x + 3y = 6
snijden onder een hoek van 60°.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
24
Overzicht
Je hebt nu alle theorie van het onderwerp “Vectormeetkunde” doorgewerkt. Het
is nu tijd om een overzicht over het geheel te krijgen.
Begrippenlijst
41:
42:
43:
44:
somvector, resultante — scalair product — nulvector
richtingsvector, plaatsvector, vectorvoorstelling van een lijn
inproduct van twee vectoren
normaal en normaalvector van een lijn — hoek tussen twee lijnen
Activiteitenlijst
41: vectoren meetkundig optellen, aftrekken, scalair vermenigvuldigen —
vectoren optellen, aftrekken, scalair vermenigvuldigen vanuit kentallen
42: vectorvoorstelling van een lijn opstellen — vectorvoorstellingen omzetten in
vergelijkingen en omgekeerd
43: het inproduct van twee vectoren berekenen, ook vanuit de kentallen — het
inproduct gebruiken om hoeken tussen twee vectoren te berekenen — het
inproduct gebruiken om loodrechte stand aan te tonen
44: het werken met vectoren en hun inproduct toepassen op het berekenen van
hoeken in de vlakke meetkunde — werken met normaalvectoren om het
rekenwerk te vereenvoudigen
Opgave 66 Samenvatten
Maak een samenvatting van dit onderwerp door bij elk van de genoemde
begrippen een omschrijving of een voorbeeld te geven en bij elk van de
genoemde activiteiten een voorbeeldberekening te geven.
Toetsen
Opgave 67
!x"
" !1 #
!x"
" !3 #
!1"
Gegeven zijn de lijnen l: # $ = p $ % en m: # $ = # $ + q $ % .
%y &
&2'
%y &
&2'
% 4&
a) Bereken de hoek tussen beide lijnen.
b) Bereken de coördinaten van het snijpunt S van beide lijnen.
c) Bereken de afstand van punt P(0,10) tot lijn m.
Opgave 68
De lijn l met vergelijking x + y = 4 snijdt de cirkel c: (x " 4)2 + (y " 2)2 = 10 in
de punten A en B. Punt A heeft positieve coördinaten.
De raaklijn in A en de raaklijn in B aan cirkel c snijden elkaar in punt S.
a) Bereken de coördinaten van S.
b) Bereken de grootte van de hoeken van vierhoek ASBM, waarin M het
middelpunt van cirkel c is.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
25
c)
Een koordenvierhoek is een vierhoek waarvan de hoekpunten op één cirkel
liggen. Toon aan dat vierhoek ASBM een koordenvierhoek is.
Opgave 69
Gegeven zijn de punten O(0,0), A(5,1) en C(1,5).
Vlieger OABC heeft een oppervlakte van 64 roostereenheden.
Bereken de coördinaten van punt B.
Opgave 70
De lijn m raakt de cirkel c: x2 + y2 = 8 in het punt (2,2).
!x"
!1"
!0"
1
.
De cosinus van de hoek die de lijn lp: # $ = # $ + t ! # $ maakt met m is
5
%y &
% p&
%3&
Bereken p.
(Bron: HAVO examen wiskunde in 1980, eerste tijdvak)
Opgave 71
Ten opzichte van een cartesisch assenstelsel Oxy zijn gegeven de lijn k met
vergelijking x + 2y = 10 en voor elke reële waarde van p de lijn lp met
!x"
!5"
!3"
vectorvoorstelling # $ = # $ + t ! # $ .
%y &
& %1 '
% p&
a) Bereken de hoek die k en l1 met elkaar maken.
b) De lijn l4 raakt een cirkel c met middelpunt (1,"3).
Stel een vergelijking van c op.
c) De lijn m is het beeld van k bij draaiing om O over 90°.
Voor welke p geldt dat het snijpunt van k en m op lp ligt?
(Bron: HAVO examen wiskunde in 1981, eerste tijdvak)
Opgave 72
De punten A(7,0) en B(4,3) liggen in een cartesisch assenstelsel Oxy.
a) Stel een vergelijking op van de cirkel c1 met middelpunt O die lijn AB raakt.
b) De cirkel c2 gaat door O, A en B.
Stel een vectorvoorstelling op van de raaklijn in O aan c2.
c) Op het lijnstuk AB ligt het punt P zo, dat %AOP = %POB.
Bereken de coördinaten van P.
(Bron: HAVO examen wiskunde in 1982, eerste tijdvak)
Opgave 73
Gegeven zijn ten opzichte van een cartesisch assenstelsel de punten A(2,"3) en
!x"
!3"
!2"
voor elke waarde van p de lijn lp met vectorvoorstelling # $ = # $ + t ! # $ .
%y &
% p&
& %1 '
a) De punten A en A’ zijn elkaars spiegelbeeld ten opzicht van l1.
Bereken de coördinaten van A’.
b) Lijn lp snijdt de x-as in een punt B en de y-as in een punt C zo, dat de
oppervlakte van driehoek BCO gelijk is aan 25. Bereken p.
c) Voor welke waarden van p ligt het snijpunt van lp en de lijn met vergelijking
2x + 3y = 9 in het vierde kwadrant?
(Bron: HAVO examen wiskunde in 1986, eerste tijdvak)
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
26
Toepassen
Opgave 74 De rechte van Euler
De beroemde wiskundige Leonhard Euler (1707 – 1783) toonde aan dat in elke
driehoek het snijpunt H van de hoogtelijnen, het snijpunt Z van de zwaartelijnen
en het snijpunt M van de middelloodlijnen op één lijn liggen. Die lijn heet de
rechte van Euler.
Neem de driehoek ABC met A("2,0), B(4,0) en C(0,6).
Toon aan dat de drie genoemde punten inderdaad op één lijn liggen in deze
driehoek en stel een vergelijking van die lijn op.
* Je bewijst dit voor elke driehoek als je A(a,0), B(b,0) en C(0,c) neemt. Durf je
die uitdaging aan?
Opgave 75 Schuurdeur
In een grote schuur wordt een schuurdeur gemaakt. De deur wordt 3 m breed en
aan de zijkanten 2 m hoog. De bovenkant is een cirkelboog. In vooraanzicht van
de schuur kun je onder andere zien, dat hij in het midden 5 m hoog is en aan de
zijkanten 2 m hoog. De schuur is 10 m breed en de schuurdeur komt precies in
het midden. Voor het gemak is een assenstelsel aangebracht.
Op de twee plaatsen waar de cirkelboog op de rechtop staande balken links en
rechts van de deur komt te rusten, zijn de raaklijnen (stippellijnen) aan de
cirkelboog evenwijdig met de dakhelling.
a) Bereken de coördinaten van het middelpunt van de cirkel waar de
cirkelboog een deel van is.
b) Bereken de lengte van de cirkelboog.
c) Bereken de totale oppervlakte van deze deur.
CTWO – havo wiskunde B – Meetkunde 4 – Vectormeetkunde
27
Domein Meetkunde Havo B
H.4: Vectormeetkunde
§1
1.
2a)
b)
c)
d)
3.
4.
5a)
b)
c)
d)
e)
f)
6e)
Oosten: 228,0 km
Zuiden: 91,4 km
& 120 2 #
!
v2 = $$
!
'
120
2
%
"
& 50 3 + 100 2 #
!
r = $$
!
50
'
100
2
%
"
r = 245,7 , hoek=338,2o
westen: ! 60 3 ! 70
Zuiden: ! 60 + 70 3
&1#
$$ !! , lengte = 26
%5"
idem
& ' 2#
$$ !! , lengte = 2 5
% 4 "
&1#
$$ 1 !! , lengte = 73 14
%8 2 "
& ' 4#
$$ !! , lengte = 2 13
% ' 6"
& ' 5#
$$ !! , lengte = 41
% ' 4"
& 3#
& 5#
& ' 2#
AB = $$ !! , AC = $$ !! , BC = $$ !!
%1"
% 3 "
% 4"
AB = 26
7a)
b)
c)
d)
e)
8a)
b)
-
R = 164 + 80 3
&4 3#
&10 #
!
F1 = $$ !! , F2 = $$
!
0
4
% "
%
"
&10 + 4 3 #
! , R = 164 + 80 3
R = $$
!
4
%
"
& 5 cos(35 o ) + 4 cos(110o ) #
!
a + b = $$
o
o !
% 5 sin(35 ) + 4 sin(110 ) "
c)
9a)
b)
c)
d)
10.
a + b = 7,2 , richtingshoek=67,6o
& ' 3#
$$ !!
% 22 "
& ' 5#
$$ !!
% 1 "
&0#
$$ !!
%0"
& 12 #
$$
!!
% ' 29 "
& 6#
& ' 1#
AC = $$ !! , BD = $$ !! , AC ! BD
%3"
% 2"
AD = AB = 5 , DC = BC = 5
11.
12.
13.
§2 14a)
b)
15a)
b)
16a)
b)
c)
17a)
b)
c)
d)
e)
23,6o
(4,3) , (6,5) , (1,2!) , (-2,1)
(8,6) , (-4,0) , (0,2) , (1,2!)
t=11
& x # & ( 2#
& 2#
$$ !! = $$ !! + t ' $$ !!
% y" % 1 "
%1"
& x # & ( 4#
& 4#
$$ !! = $$ !! + p ' $$ !!
% y" % 0 "
% 2"
& x # & 2#
& ' 2#
$$ !! = $$ !! + q ( $$ !!
% y " % 3"
% '1 "
&10 #
$$ !!
%5"
& x # & ' 3#
& 10 #
$$ !! = $$ !! + t ( $$ !!
% y" % 5 "
% ' 5"
nee
t = 92
18a)
b)
c)
d)
19a)
b)
c)
d)
20a)
b)
21.
22a)
b)
c)
23a)
b)
24.
25a)
b)
26a)
b)
c)
&3#
r.v.l = $$ !!
% ' 1"
(3,3) ligt op l ,
& 6 # &3#
$$ !! en $$ !! hebben dezelfde
% ' 2 " % '1"
richting
y = ! 13 x + 4
& 6 #
&3#
r.v.l = $$ !! of r.v.l = $$ !!
% ' 1"
% ' 2"
r.c.l = !31 = !62 = ! 13
& 2#
r.v.l = $$ !! , r.c.l = 12
%1"
(0,2) , (2,3) , (5,4!) en (-4,0)
Deze punten voldoen aan de
vergelijking.
A(2t ,2 + t ) invullen in y = 12 x + 2
Zodat : 2 + t = 12 ! 2t + 2 .Dit klopt!
y = ! 13 x + 4
& x # &9#
& ' 6#
vb : $$ !! = $$ !! + p ( $$ !!
% y " %1"
% 2 "
& x # & ( 3#
&1#
$$ !! = $$ !! + t ' $$ !!
% y" % 0 "
%1"
& x# & 1 #
& 1 #
$$ !! = $$ !! + t ( $$ !!
% y " % ' 1"
% ' 2"
r.c. = !2
y = !2 x + 1
(0,-2) en (3,-2)
& x # & 0#
& 3 #
l : $$ !! = $$ !! + t ( $$ !!
% y " % 2"
% ' 4"
r.c.l = ! 43 , y = ! 43 x + 2
& ' 1#
r.v.m = $$ !!
%2"
& x # & 0#
& ' 1#
m : $$ !! = $$ !! + t ( $$ !!
% y " % 6"
%2"
Waarden van p en q invullen in
vectorvoorstelling van l resp. m
p = 2 , q = 1 , snijpunt (3,!1)
q = !1 12 , snijpunt (5 12 ,!5)
p = 53 , snijpunt (2 13 ,0)
27.
28.
29.
30a)
b)
c)
d)
e)
31a)
b)
c)
d)
32a)
b)
c)
d)
c : ( x ! 12) 2 + ( y ! 10) 2 = 25
t ! 0,521.. geeft (7,2 ; 8,6)
t ! 1,478.. geeft (16,8 ; 11,4)
& x # & 5#
&1#
AB : $$ !! = $$ !! + t ( $$ !!
% y " % 0"
% ' 1"
y = !x + 5
& x # & ( 3#
& 2#
CD : $$ !! = $$ !! + p ' $$ !!
% y" % 5 "
%1"
y = 12 x + 6 12
Snijpunt (!1,6)
& x# & 0 #
& 5 #
l : $$ !! = $$ !! + t ( $$ !!
% y " % 33 "
% ' 3"
& x# & 0 #
&5#
m : $$ !! = $$ !! + p ' $$ !!
% y " % ( 2"
% 2"
& x# & 0 #
& 2 #
n : $$ !! = $$ !! + q ( $$ !!
% y " % ' 5"
% ' 5"
& x#
&1#
x ( as : $$ !! = t ' $$ !!
% y"
% 0"
& x # & 2#
& 0#
x = 2 : $$ !! = $$ !! + p ' $$ !!
% y " %0"
%1"
Snijpunt (35,12)
18
, snijpunt (5 171 ,!3 173 )
t = ! 17
Snijpunt (!2,0)
(-10,6 ; 39,3) en (20,5 , 20,7)
& x#
& 1#
$$ !! = t ' $$ !!
% y"
% 1"
& x # & 4#
& 1 #
l : $$ !! = $$ !! + t ( $$ !!
% y" %1"
% ' 4"
2
2
Snijpunt (3 5 ,3 5 )
& x # & 4#
& 0#
$$ !! = $$ !! + p ' $$ !!
% y " % 0"
%1"
& x # & 2#
&2#
$$ !! = $$ !! + q ( $$ !!
% y " % 5"
% ' 1"
Snijpunt (4,4)
33a)
b)
c)
34.
35a)
b)
§3
36a)
b)
c)
37.
38.
& 2#
$$ !!
% 3"
& 3 #
$$ !!
% ' 2"
& x # & 2#
& 3 #
$$ !! = $$ !! + t ( $$ !!
% y " % 3"
% ' 2"
p = 18 = 14 2 , p = ! 18 = ! 14 2
Snijpunt S (14 23 ,6 14
15 )
Nee, A en B niet gelijktijdig in S
Fx heeft dezelfde richting als de
afgelegde weg.
Fx = 10 " cos(60 o ) = 9,612.. ! 9,6 N
a "b = #1 = 13 " 5 " cos(! )
! = 97,1o
39a)
b = !3ex ! 2e y
b)
c)
40.
41.
a !b = 7
! = 67,6 o
a "b = !11
! = 137,7 o
!A = 36,9 o , !C = 90 o
!B = !D = 116,6o
42.
43.
44.
a en c , deze vectoren zijn gelijkgericht , kentallen zijn hetzelfde
positieve veelvoud van elkaar.
a en b , a en f
c en b , c en f
&p #
&q #
p = $$ 1 !! en q = $$ 1 !!
% p2 "
% q2 "
&q #
p ! q als $$ 1 !! een veelvoud is
% q2 "
45.
& p #
van $$ 2 !!
% ' p1 "
& 6#
& ' 1#
AC = $$ !! , BD = $$ !!
%3"
% 2"
Inproduct = 0 , dus loodrecht
& x # & 10 #
& 3#
AC : $$ !! = $$ !! + t ' $$ !!
% y " % 20 "
%1"
1
1 ligt halverwege BD
S (14 2 ,21 2 )
S ligt ook op AC : t = 1 12
46.
47.
48a)
b)
c)
49.
§4 50a)
b)
c)
51a)
b)
52a)
b)
53a)
b)
a "b = #1 = 29 " 10 " cos(! )
! = 93o
!P = 36 o , !Q = 22 o , !R = 123o
Jongen trekt onder een hoek van
43,160..o met de vaarrichting
R = 10 cos(20 o ) + 5 cos(43,160..o )
zodat : R = 13,044...
Arbeid = 13.044 Nm
nee
&0#
Zwaartelijn heeft r.v. = $$ !!
% ' 1"
&' a#
CA heeft r.v. = $$ !!
%'c"
& a #
CB heeft r.v. = $$ !!
%' c"
& 0 # &' a# & 0 # & a #
$$ !! ( $$ !! = $$ !! ( $$ !! = c
% ' 1" % ' c " % ' 1" % ' c "
Inproduct gelijk, dus hoeken gelijk,
zodat bissectrice.
& 2#
& 3#
$$ !! en $$ !!
%1"
% ' 1"
o
45
Nee, hoek tussen lijnen moet scherp
zijn en niet stomp
45o
Ja, hoek is scherp
171,9o
nee , !(l , m) = 8,1o
&1#
$$ !!
% 3"
& x#
&1#
$$ !! = t ' $$ !!
% y"
% 3"
54a)
b)
c)
d)
55a)
b)
c)
56.
57.
58a)
b)
c)
59.
60.
61.
62a)
b)
c)
r.c.l = 13
c)
& 3#
r.v.l = $$ !!
%1"
& x # &1#
& 3#
$$ !! = $$ !! + t ' $$ !!
% y " % 2"
%1"
& ' 1#
n = $$ !! , ja
%3"
&2#
&1#
r.v.m = $$ !! , n = $$ !!
% ' 1"
% 2"
x + 2y = 2
p : 2x ! y = 1
!( p, q) = 85,6 o
27,3o
& x # & 4#
&1#
l : $$ !! = $$ !! + t ' $$ !!
% y " %8"
% 3"
3 4
S (1 5 , 5 )
d ( A, l ) = AS =
10
r : 4 x + 3 y = 25
r:x+ y =7
!A = 94 o , !B = 27 o , !C = 59 o
Z ( 23 ,9 23 )
58o
2
327
c : ( x ! 261 ) 2 + ( y ! 4 17
26 ) = 53 338
12
5
d)
63.
"(c, y ! as ) = 585,6 o
64.
M (0,!8) , r = 90
(6 + 5 3 ) x + 3 y = 6
65.
2
13
69.
70.
71a)
b)
c)
72a)
b)
c)
73a)
b)
c)
74.
74*
66.
67a)
b)
29,4o
S (!3 12 ,7)
c)
68a)
d ( P, m) = 133 247
A(1,3) , B (5,!1)
Raaklijnen : y = 3x , y = 13 x ! 2 23
S (!1,!3)
!S = 53,1o , !M = 126,9 o
!A = !B = 90 o
b)
M 2 (3 12 ,! 12 )
& x#
&1#
$$ !! = t ' $$ !!
% y"
%7"
3
1
P(5 4 ,1 4 )
A' (5 53 ,4 15 )
B(3 + 2 p,0) , C (0, p + 1 12 )
opp = 12 ! 3 + 2 p ! p + 1 12 = 25
p = !6 12 , p = 3 12
snijpunt (9 ! 6 p,4 p ! 3)
x>0 , y<0, dus p < 34
Z ( 23 ,2) , H (0,1 13 ) , M (1,2 13 )
Rechte van Euler: y = x + 1 13
Z ( a+3b , 3c ) , H (0, !cab )
M ( a +2 b , ab2+cc )
2
(6 ! 5 3 ) x + 3 y = 6
§5
Middelpunt: (1 12 ,! 12 )
halverwege MS
A, S, B en M liggen op cirkel
c : ( x ! 1 12 ) 2 + ( y + 12 ) 2 = 12 12
B(!32,!32) (pijlpuntvlieger)
B(32,32)
p = 3 , p = 13
45o
c : ( x ! 1) 2 + ( y + 3) 2 = 4
m : 2 x ! y = !10
snijpunt (!2,6)
p = !3
c1 : x 2 + y 2 = 24 12
75a)
b)
c)
& ac + bc #
!!
HZ ' HM ' $$ 2
c
+
3
ab
%
"
Dus H , Z en M op één lijn
M (0,! 12 )
r = 8 12
2,32 m
6,38 m2
Download