1 Wat is mijn functie? Onderwijsvisie Ismael Bella Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 2 Inhoudsopgave Inleiding Leeswijzer pagina 3. Hoofdstuk 1 Het speelveld 1.1 Doel en functie van het onderwijs 1.2 Maatschappelijke context 1.3 Schoolcontext 1.4 De jonge adolescent 4. 4. 5. 6. Hoofdstuk 2 De kwalificatiefunctie 2.1 Kennis overdragen 2.2 Vaardigheden aanleren 2.3 Houding aanleren 8. 9. 9. Hoofdstuk 3 De socialisatiefunctie 3.1 Burgerschapsvorming in het onderwijs ter discussie gesteld 3.2 Visie op burgerschap 3.3 Burgerschapsvorming in de les (H&A) 11. 12. 13. Hoofdstuk 4 In de praktijk 4.1 Werkwijze 15. Slot Nawoord Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? 17. Ismael Bella 3 Inleiding Leeswijzer Ik begin mijn visie met de onderwijsdoelen en bijbehorende functies. Vervolgens beschrijf ik aan de hand van een aantal punten het enigszins gespannen speelveld met mede- en tegenstanders waarin docenten dienen te opereren. Dan ga ik in op de kwalificatiefunctie van het onderwijs. Ik pak door op de socialisatiefunctie en beschrijf de discussies die er momenteel hieromtrent heersen. Ik borduur daarop voort met mijn visie op burgerschap en hoe ik daar invulling aan geef in de les. Ik eindig met mijn werkwijze, waarin een aantal van de eerder genoemde punten samenkomen. Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 4 Hoofdstuk 1. Het speelveld 1.1 Doel en functie van het onderwijs 1 Het publieke onderwijsbestel heeft sinds jaar en dag drie doelstellingen en daarop aangesloten drie functies. Krachtens artikel 23 van de Grondwet (vrijheid van onderwijs ) krijgen scholen de ruimte om dit naar eigen inzicht in te vullen. De doelstellingen zijn: - bijdragen aan de persoonsvorming van de leerlingen als deel van hun opvoeding; - bijdragen aan de vorming van in maatschappelijke en culturele zin, mede ter voorbereiding op toekomstig staatsburgerschap; - voorbereiden op beroepsuitoefening en toetreding tot de arbeidsmarkt. De functies zijn: - kwalificatie: het bijbrengen van kennis, vaardigheden en houdingen om zich in de samenleving te handhaven en ontwikkelen; - differentiatie en selectie: het voorbereiden op verschillende posities in de samenleving door met behulp van selectie groepen leerlingen van elkaar te onderscheiden; - socialisatie of sociale integratie: het overdragen van min of meer algemene normen en waarden die deelname aan de samenleving vergemakkelijken. 1.2 Maatschappelijke context 2 Het rapport ‘Een smalle kijk op onderwijskwaliteit - Stand van educatief Nederland 2013’ van de onderwijsraad illustreert de maatschappelijke context waarin het onderwijs tegenwoordig opereert en geeft tevens een analyse van de ontwikkelingen binnen het onderwijs over het afgelopen vier jaar. Het rapport schetst aan de hand van een aantal punten die context, beginnend met de politiek. De politiek heeft een turbulente periode achter de rug, maar ondanks de wisselingen van kabinetten bleef de ambitie, om tot de top vijf van meest concurrerende kenniseconomieën te behoren, overeind. En mededankzij deze ambitie is er buitengewoon veel aandacht voor (meetbare prestaties van) taal en rekenen. Zo sterk dat het rekenen naast het vak wiskunde in het schooljaar 2013/2014 een verplicht examenonderdeel is geworden. De economische crisis en de daarmee gepaard gaande overheidstekort heeft niet geleid tot bezuinigingen in het onderwijs. Wel zijn er een aantal subsidies afgeschrapt en staat er een voorstel klaar om de studiefinanciering te vervangen met een sociaal leenstelsel. Daartegenover worden er diverse investeringen gedaan om verbetering van onderwijs en onderzoek te stimuleren. Een ander aspect van die context zijn de maatschappelijke trends. Zo kwam het initiatief ‘Actief burgerschap en sociale integratie’ voort uit de verschuiving van verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving. Collectieve regelingen en voorzieningen worden beperkt en de burger wordt geacht zelfredzamer te zijn. Het invoeren van een sociaal leenstelsel en het afschaffen van subsidie voor dure universitaire opleidingen zijn daar producten van. Hoewel dit neigt naar oude liberale waarden, waarin de burger zelf verantwoordelijk is voor zijn keuzes, spreekt de overheid ouders steeds meer aan op hun morele plicht en verantwoordelijkheid om hun kinderen onderwijs te laten volgen op erkende onderwijsinstituten. Daarnaast bekommert de overheid zich in sterke mate over de kwaliteit van het onderwijs en pakt zwakke scholen hard aan. Excellente prestaties krijgen 1 2 Burgerschapsvorming in het onderwijs, Ria Bronnenman-Helmers en Elke Zeijl Publicatie 2013: Een smalle kijk op onderwijskwaliteit - Stand van educatief Nederland 2013, Onderwijsraad Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 5 steeds meer aandacht en waardering. De zesjescultuur wordt bestreden en een cultuur van excellentie aangemoedigd. Om dit te bewerkstelligen, zijn er in het onderwijs selectieve trajecten voor de meest getalenteerde leerlingen in gang gezet. De kloof tussen laag- en hoogopgeleiden , voortkomend uit het verschil in sociale klasse, wordt hierdoor jammer genoeg nog groter. Vanuit de zorg is er ook een trend waar te nemen. De groei van het aantal kinderen met een gedragsstoornis heeft geleid tot de nieuwe Wet passend onderwijs. Hiermee geeft Nederland gehoor aan de roep om deze kinderen zoveel mogelijk in het reguliere onderwijs te betrekken. Bovendien stijgt het gebruik van zorgvoorzieningen door jongeren buiten proportioneel. Het streven naar dit inclusief onderwijs stelt hoge eisen aan scholen en leraren m.b.t de pedagogisch–didactische aanpak en het vermogen te differentiëren. De globalisering en toenemende informatisering hebben volgens het rapport nog niet hun impact gehad op het onderwijs. Bijna de meeste docenten gebruiken ICT op een of andere manier, maar daarmee is het onderwijs nog niet toekomst bestendig. 1.3 Schoolcontext De maatschappelijke context heeft direct impact op het schoolbeleid. Zo ook op de school waar ik werk. Docenten dienen zonder tegenspraak in snel vaart mee te gaan met de beleidsontwikkelingen. Onze schoolleiding heeft op twee beleidspunten het docententeam in het harnas gejaagd: de digitaliseringsslag en haar meetbaar beleid. Noem het woord digitalisering in de docentenkamer en bij menigeen zullen de haren rechtop staan. Een enkeling wordt geprikkeld en enthousiast over de zogenaamde onbegrensde mogelijkheden die het biedt. Het is een betwist en tevens een actueel onderwerp dat mensen in het onderwijs en op onze school lijnrecht tegenover elkaar zet. 3Zelfs buiten het onderwijs bemoeien onbekenden en bekenden (Maurice de Hond) zich ermee en nemen daarin stellig een standpunt in. Het is een hot topic, waar veel over te vinden is op internet. Verschillende erkende onderwijskenniscentra (kennisnet, SLO, leraar24, wikiwijs) zweren erbij en bieden digitaal lesmateriaal, ondersteuning, methodes en software aan. 4Er is een duidelijke trend te zien, waarin scholen dit overnemen en vervolgens deels of volledig hun onderwijsaanbod digitaliseren (Steve Jobs scholen). Onze school voert in korte tijd drastische veranderingen door, om ook mee te gaan in die trend. De ambitie van de schoolleiding is om alle boeken en schriften te vervangen door digitaal materiaal. Voor de onderbouw is dat doel al bereikt. De onderbouwleerlingen gebruiken nu allen een tablet in de lessen, die zij bij de aanmelding in ontvangst mochten nemen. Er was in eerste instantie geen draagvlak voor het nieuwe beleid. En nu twee jaar later, is de weerstand voor het concept nauwelijks afgenomen. In enkele gevallen is die zelfs toegenomen. Vooral de wat oudere docenten hebben moeite met het inzetten, besturen en ontwikkelen van digitaal materiaal. Bovendien wordt het niet of nauwelijks gefaciliteerd, terwijl dat de rol van de docent stevig verruimd is van onderwijzer naar digitale lessen ontwikkelaar en soms zelfs methodeschrijver. Het devies vanuit de schoolleiding luidt na twee jaar nog steeds: De 'oude' papieren methodes moeten in een rap tempo de weg vrijmaken voor digitale methodes. Ik moet bekennen dat ik in eerste instantie sceptisch stond tegenover de vernieuwing. Zeker door de valse start en omdat digitalisering voor vele collega’s als hoogdrempelig werd beschouwd. Desalniettemin, heb ik veel geleerd en de voordelen ervan in gezien. Ik ben wel nog steeds tegen het 3 4 http://www.maurice.nl/startpagina http://o4nt.nl/category/nieuws/ Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 6 verplichtende karakter. Ik vind niet dat je moet tornen aan de professionele vrijheid van docenten. Inspireren, uitdagen en scholen mag maar niet verplichten. Een ander fenomeen is de verregaande focus op het meetbaar beleid (protocollen, cijfers, toetsen en ranglijsten), waar vele collega’s tegenaan lopen. De school begint steeds meer te lijken op een commercieel bedrijf, waarin winstgevende targets behaald moeten worden en leerlingen als consumenten worden gezien. 5Net zoals René Kneyber en Jelmer Ever in hun boek stellen, voelen de meeste docenten zich steeds meer een bedrijfsmedewerker in plaats van onderwijzer. Op onze school zijn we het allemaal eens over wat voor incentives er moeten gelden op een school. Er moeten andere incentives gelden dan gebruikelijk is in een commerciële markt. Leerlingen en docenten moeten niet door meetbare targets en prestaties gedreven worden. Deze prikkels kunnen namelijk pervers worden, wanneer men zich alleen inzet bij meetmomenten of alleen meetbare prestaties nastreeft. Het proces en nog belangrijker de niet of nauwelijks meetbare vormingsdoelen zijn evenmin, al dan niet belangrijker dan prestatiedoelen. 6 Ik moet constateren dat de klaagcultuur waar Kneyber en Evers over schrijven helaas ook in mijn school heerst. De 'zelfgekozen onmondigheid' richting de schoolleiding zorgt er voor dat er weinig tot stand wordt gebracht in het voordeel van de docent. Ik sluit me wat dat betreft aan bij de oproep van Hester Ijsseling: "Het is aan ons leraren, een eigen taal te ontwikkelen die recht doet aan de werkelijkheid van het onderwijs. Zolang wij als leraren een dergelijke taal niet spreken, en ons behelpen met geleende beleidstaal, leveren we ons bij voorbaat uit aan een wereldbeeld dat ons niet past. Zolang we niet over een eigen taal beschikken, zijn we onvoldoende weerbaar tegen de druk die van buitenaf op het onderwijs wordt uitgeoefend." (p.92) 7 Wat betreft de afrekencultuur kan ik me vinden in het alternatief van de Kneyber en Evers: ‘flipping the system’. Al twijfel ik over de haalbaarheid. In de onderwijshiërarchie van tegenwoordig, bevinden de docenten zich in de onderste laag van die piramidestructuur. Zij leggen verantwoording af aan de laag boven hen (schoolleiding). En die laag staat weer in dienst van de laag daarboven. Zodoende legt elke laag verantwoording af aan de laag erboven. In de top bevindt zich de ministerie. Door het systeem te ‘flippen’, bevinden de docenten zich in de top met eronder de schoolleiding, gevolgd door het bestuur, inspectie en helemaal onderaan de ministerie. In dit systeem staan de lagen onder de top in dienst van de docent. De docent bepaalt hierin de koers van het onderwijs. Ik denk dat het minimaal de moeite waard is om het te proberen. Ik ben zeker van mening dat docenten beter weten wat het kind nodig heeft en waar het tegen aanloopt dan alle andere lagen. Zij staan immers dagelijks in contact met de jongeren. 1.4 De jonge adolescent Naast de onderwijsdoelen, maatschappelijke en school context, dienen docenten in hun aanpak en aanbod ook rekening te houden met de leerling zelf. In mijn geval gaat het om jongeren tussen de 12 en 18 jaar. 8Deze fase wordt in de ontwikkelingspsychologie adolescentie genoemd. De adolescentie wordt ingeluid door de puberteit (geslachtsrijping). Zowel lichamelijk als mentaal doorlopen jongeren in deze fase een verandering. Het ontstaan van seksuele belangstelling of het ontwikkelen van een eigen identiteit is hier een gevolg van. De reactie van jonge adolescenten op de groei van secundaire geslachtskenmerken kan met gemengde gevoelens ontvangen worden. Voor docenten ligt hierin 5 Het alternatief, weg met de afrekencultuur, René Kneyber en Jelmer Ever Het alternatief, weg met de afrekencultuur, René Kneyber en Jelmer Ever 7 Het alternatief, weg met de afrekencultuur, René Kneyber en Jelmer Ever 8 Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen 6 Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 7 zeker de taak om hen voor te lichten. Zoals het boek ontwikkelingspsychologie schetst spelen fysieke ontwikkelingen een rol bij de sociaal-emotionele ontwikkeling. Te meer, omdat het in bepaalde culturen taboe is om er over te praten. De puber weet dan niet zo goed hoe hiermee om te gaan. 9 Wat betreft de cognitieve ontwikkeling zien we dat jonge adolescenten zich in het vierde stadium van Piaget bevinden: het formeel operationele stadium. Het inventariseren van mogelijke oplossingen voor een bepaald vraagstuk en het vervolgens systematisch afwerken tot de oplossing bereikt is, gaat de leerling in deze fase beter af dan voorheen. Het zogenoemde ‘hypothetisch deductief vermogen’ is de belangrijkste kenmerk van deze fase. De docent dient hierop in te spelen door niet alles voor te kauwen. Ik ben daarom voor een deductieve aanpak. De eerder genoemde identiteitsontwikkeling is ook een dimensie van de leerling waar rekening mee gehouden moet worden. 10Volgens Erikson vinden de belangrijkste verandering van de identiteit plaats in de adolescentie fase. Hij faseert de identiteitsontwikkeling in 5 fasen, waarbij de laatste fase ‘identiteit versus identiteitsverwarring’ de adolescentie betreft. Hierin staat de ontwikkeling van een eigen identiteit centraal. Dit gaat gepaard met experimenteren en identificeren. Experimenteren met sociale rollen (verliefd zijn, bijverdienen, lid zijn van sportclub of politiekpartij), waarbij definitieve keuzes niet gemaakt hoeven te worden. Identificeren met andere modellen dan de ouders: de vanzelfsprekende identificatierol van de ouders wordt vervangen met de peergroep. De jonge adolescent wil een volwaardig zelfstandig persoon zijn die serieus genomen wordt en op zijn/haar verantwoordelijkheid wordt gewezen. De docent dient hier gehoor aan te geven. 11 In de ontwikkelingsstadia van Kohlberg, bevinden jonge adolescenten zich in stadium vier ‘verantwoordelijkheid tegenover het sociale systeem’. Hierin worden enkele nuttige tips genoemd, om jongeren te helpen naar het volgende stadium. Ze staan als volgt weergegeven in het boek ‘Een waardevolle leraar’ (R. Boerman, J. Ebskamp): ‘- bevorder de ontwikkeling van een eigen geweten, gebaseerd op zelfrespect en sociaal verantwoordelijkheidsbesef; - zorg ervoor dat de jongere zich ervan bewust is dat hij deel uitmaakt van een sociaal systeem; - bespreek morele en sociale vraagstukken die hem aan het denken zetten over de relatie individu – maatschappij en de verplichtingen om samen te werken; - stimuleer hem sociaal relevante ervaringen op te doen zoals vrijwilligerswerk, hulp aan anderen.’ 9 Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen 11 Een waarde volle leraar, R. Boerman, J. Ebskamp 10 Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 8 Hoofdstuk 2. De kwalificatiefunctie 2.1 Kennis overdragen 12 In vrijwel de meeste definities van het woord ‘onderwijs’ wordt kennisoverdracht genoemd. Zo ook in de volgende definitie, ontleend aan de International Standard Classification of Education (ISCED) van de UNESCO en ook in de Standaard Onderwijs Indeling 1998 (SOI 1998) omschreven: ‘Georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden.’ Kennis wordt door middel van het medium onderwijs dus overdraagbaar. Maar wat is kennis dan? 13 Volgens de oude Griekse filosofen is kennis een belangrijk goed. In het werk ‘Philebus’, zet Plato de goeden kennis en plezier tegenover elkaar. Daar waar Socrates beweert dat kennis het hoogste goed is, beweert Protarchus het tegenovergestelde. Plato staat in het midden en meent dat beide goeden niet op zichzelf nagestreefd kunnen worden. Het hoogste goed zou volgens hem een mengsel van beide moeten zijn. Hoewel plezier belangrijk en onlosmakelijk verbonden is met kennis (volgens Socrates), durf ik toch te stellen dat kennis het hoogste goed is dat een mens kan bezitten. Al is het maar om contragewicht te bieden aan de perceptie van de leerlingen die in hun levensfase (adolescentie) zich meer achter Protarchus zouden scharen. Wellicht ontstaat er dan een harmonieuze balans in de relatie tussen docent en leerling. Bovendien kunnen docenten hierop inspelen, door kennisoverdracht op een voor leerlingen plezierig manier over te brengen. Kennis is een bezit dat je altijd met je meedraagt. Het kan je niet afgenomen worden, maar je moet er wel verantwoord mee omgaan. Je moet het voeden, koesteren en ontwikkelen. Ben je hier nalatig in dan kun je het verliezen en dat is een doodszonde. Kennis is bovendien alternatief aanwendbaar: Je kunt er altijd op terugvallen in noodsituaties (situaties waarbij je al je andere bezittingen verliest), maar je kunt er ook uit putten om je ontwikkeling op gang te brengen. Ontwikkelingen die nodig zijn om je ambities waar te maken. Jongeren hebben de neiging nonchalant met dit waardevolle goed om te gaan. Ze zijn zich nog niet bewust van de waarde ervan en kunnen het zelfs als last ervaren. Het vergt namelijk veel inspanning en discipline om kennis te vergaren. 14 Volgens Berend-Jan Mulder verloopt de ontwikkeling van kennisoverdracht als volgt. 1. Losstaande gegevens: Dit zijn op zichzelf staande onbelangrijke feiten die men zelfstandig eigen kan maken. 2. Verbanden tussen losstaande gegevens vormen een informatie-eenheid: Deze vorm vergt meer discipline, maar is nog wel zelfstandig eigen te maken. Men dient hiervoor enige tijd te leren en te oefenen. Voor de leerling is het belangrijk dat er geen afleiding in de buurt is. Rust, reinheid en regelmaat, zijn belangrijke speerpunten voor de randvoorwaarden. De docent dient dit te organiseren. 3. Samenhangende informatie-eenheden vormen kennis: Deze samenhang dient eerst in een eenvoudig model gegoten worden en dan voorgeschoteld te worden door de docent. In tegenstelling tot de vorige vormen, is de docent onmisbaar. Alleen de 12 http://www.encyclo.nl/begrip/Onderwijs http://nl.wikipedia.org/wiki/Philebus_(Plato) 14 Dictaat college onderwijsvisie & samenleving 2/12/13 13 Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 9 docent is wijs en vaardig genoeg om een vertaalslag te kunnen maken van een te bestuderen complex fenomeen naar een eenvoudig model. Zonder de vertaling lukt het de leerling niet om dat voor elkaar te krijgen. 4 De hoogste vorm van kennis is wijsheid: Er bestaan twee vormen van wijsheid: praktische en intellectuele wijsheid. De eerste verkrijg je door levenservaring (na je 25ste) en de ander door opleiding. Docenten bezitten, daar waar ouders van leerlingen voornamelijk praktische wijsheid bezitten, beide wijsheden. 2.2 Vaardigheden aanleren 15 Zoals onder andere Berend-Jan Mulder stelt, is onderwijs naast kennisoverdracht ook het overdragen van vaardigheden. Praktische vaardigheden, vaardigheden om zelfstandig kennis te kunnen vergaren (studievaardigheden), vaardigheden in de vorm van tools om vakspecifieke vraagstukken te kunnen oplossen, sociale vaardigheden, vakspecifieke vaardigheden en algemene vaardigheden. 16Vaardigheden of ook wel competenties of bekwaamheden genoemd, zorgen er voor dat leerlingen onafhankelijk worden. Daar waar de docent moest ingrijpen bij complexe vraagstukken, kunnen leerlingen naar mate zij meer tools aangereikt krijgen, vergelijkbare vraagstukken zelfstandig oplossen. 2.3 Houding aanleren 17 De docent dient naast kennisoverdracht ook een bijdrage te leveren aan het creëren van een juiste houding . Daarmee doelt Berend-Jan Mulder op zelfdiscipline. Want zoals ik al eerder aangaf, vergt kennisvergaring zelfdiscipline. Door het scheppen van een juiste klimaat, kan de leerling deze gevergde discipline ontwikkelen. Structuur, organisatie en een kader van regels is daarom de basis van waaruit ik werk. Het ontwikkelen van de juiste basiswerkhouding bij de leerlingen en het stellen van grenzen is voor mij een doel t.b.v. een leer- en werkklimaat. In mijn ogen dient de werkhouding ministens te voldoen aan de volgende criteria: - Op tijd aanwezig, spullen op tijd op tafel, jas ophangen - Spullen in orde - Huiswerk in orde - Respectvol omgaan met de docent en elkaar - De schoolregels en klassenregels naleven - Luisteren naar de docent en naar elkaar Als de fundering gelegd is en het kader helder is voor iedereen, kunnen we binnen die speelruimte werken aan sfeer, plezier en humor. Hoewel het geen populaire aanpak is, is het voor de langere termijn beter. De leerlingen vinden dit over het algemeen ook fijner. Ze weten wat ze aan je hebben en hoe ver ze kunnen gaan. Daarnaast fungeer je ook als een stok achter de deur. Wat voor vele jongeren motiverend werkt, want ‘ze moeten nu wel!’ Als je leerlingen vraagt naar hun favoriete docent, zullen ze meestal een docent noemen die met heldere structuur lesgeeft en zelfs streng is. 5 Dictaat college onderwijsvisie & samenleving 2/12/13 http://www.encyclo.nl/begrip/vaardigheden 7 Dictaat college onderwijsvisie & samenleving 9/12/13 16 Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 10 De klassenregels stel ik op in samenspraak met de leerlingen, aan het begin van het schooljaar. Ik bewaak de naleving van deze regels door ze na elk thema een cijfer te geven voor hun werkhouding. Dit doe ik aan de hand van een matrix, waarin de volgende punten worden beoordeeld: - Vakbekwaamheid: Inzicht in het werk, wijze van aanpak - Zelfstandigheid: Kan de leerling individueel aan de slag zonder anderen te storen? - Nauwkeurigheid: Schrijft de leerling netjes, werkt de leerling alles af en houdt de leerling de ordner goed bij? - Initiatief: leunt de leerling op anderen of durft de leerling zelf iets te ondernemen? - Omgang: Is de houding t.o.v. medeleerlingen correct? - Spullen in orde: boek, pen, rekenmachine, potlood en gum - Tempo: Heeft de leerling altijd zijn huiswerk gedaan en/of zijn de opdrachten op tijd af? - Omgang met de docent Dit zorgt er tevens voor dat het continu blijft leven bij de leerlingen. Het is belangrijk te noemen dat deze regels niet heilig zijn, want als de situatie erom vraagt zal ik (eventueel in samenspraak met de leerlingen) met alternatieven komen. Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 11 Hoofdstuk 3. De socialisatiefunctie 3.1 Burgerschapsvorming in het onderwijs ter discussie gesteld De onderwijs doelen met bijbehorende functies worden regelmatig ter discussie gesteld. Het is een aanhoudend proces waarin alle stakeholders zich bemoeien met het onderwijs en haar rol in de samenleving. 18Uit de essay ‘Wat is het doel van onderwijs’ van Rob Wijnberg is duidelijk af te leiden hoe politieke partijen, overheidscommissies, filosofen, onderwijskundigen, (hoog)leraren en columnisten invloed proberen uit te oefenen op de rol van onderwijs in de samenleving. Rob Wijnberg probeert in zijn essay, door de Amerikaanse filosoof Richard Rorty (1931-2007) aan te halen, het onderwijsdebat te simplificeren. Hij meent de deelnemers van het onderwijsdebat te kunnen verdelen in twee kampen: de conservatieven en progressieven. De conservatieven hebben als primaire doel voor het onderwijs het socialiseren van kinderen en de progressieven staan daar tegenover met hun doel, namelijk het individualiseren van kinderen. Ik sta wat dat betreft in het midden en schaar me daarmee achter de filosoof Rorty. Hij verwoordt dat in mijn ogen precies goed met zijn statement: “Socialisering gaat noodzakelijkerwijs vooraf aan individualisering.” Hoezeer ik ook voor het out-of-the-box-denken ben, merk ik in het dagelijkse praktijk dat een conservatieve aanpak in eerste instantie noodzakelijk is bij het onderwijzen van een kind. Het kind is mijn ogen nog niet rijp om zijn/haar eigen ‘waarheid’ te kunnen creëren. 19Zoals Berend-Jan Mulder zegt: “De stand van de kleppen is nogal nauw.” Daarmee bedoelt hij dat hun referentiekader nogal beperkt is. Bovendien dien je als kind behoorlijk wat zelfdiscipline te hebben om met vrijheid om te kunnen gaan. En dat is niet voor iedereen op die leeftijd weggelegd. Maar in hoeverre leidt dit socialiseren niet tot indoctrineren? Als we op initiatief van de overheid onze leerlingen ‘wijsmaken’ wat volgens maatschappelijke maatstaven goed of fout is of hen conditioneren tot (voor onze maatstaven geldende) sociaal wenselijke individuen, betreden we in mijn ogen een gevaarlijk terrein, waarin we de keuzevrijheid van een individu kunnen aantasten. Bovendien passeren we in dit proces de ouders van het kind, die eventueel andere doelen beogen met het kind. Er passen immers meerdere idealen in een pluriforme samenleving. 20In 2006 ging, n.a.v. het advies van de onderwijsraad ‘Onderwijs en Burgerschap’, de wet Actief burgerschap en sociale integratie van kracht. Hierin werd het onderwijs opgedragen om ‘actief burgerschap en de sociale integratie’ van leerlingen te bevorderen. Actief burgerschap refereert, volgens de wet, naar de bereidheid en het vermogen deel uit te maken van een gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Sociale integratie daarentegen omvat de deelname van burgers ongeacht hun etnische of culturele achtergrond aan de samenleving, in de vorm van participatie, deelname aan de maatschappij en haar instituties en bekendheid met en betrokkenheid bij uitingen van de Nederlandse cultuur. De reden voor dit initiatief is, volgens de wetgever, de afgenomen betrokkenheid tussen burgers onderling en tussen burger en overheid én de matige bekendheid met de rechten en plichten alsmede de burgerschapstradities. 21In de literatuurstudie ‘Actief Burgerschap – Lijnen in de literatuur’, worden kanttekeningen geplaatst bij dit initiatief. Onder andere de ‘morele voorsortering’ van de overheid, aanmoedigen van meedenkers en ontmoedigen van tegendenkers en de ‘instrumentalisering van actief burgerschap’ zijn de punten die dat gevaarlijke terrein omschrijven, waarin men kan vervallen bij het mis-/gebruiken van de socialisatiefunctie van het 18 Essay 2009: ‘Wat is het doel van onderwijs’, Rob Wijnberg Dictaat college onderwijsvisie & samenleving 9/12/13 20 http://www.onderwijsinspectie.nl/actueel/nieuwsbrieven/details/Actief+burgerschap+en+sociale+integratie.html 21 Publicatie 2013: Actief Burgerschap – Lijnen in de literatuur, T. vd Wijdeven, L de Graaf, F Hendriks, m.m.v. M vd Staak 19 Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 12 onderwijs. Gelukkig omvat het initiatief speerpunten waar ik achter sta, maar in een andere tijd, in een andere samenleving en met een andere inhoud kan deze wet enge gevolgen met zich meebrengen. Net zoals de kanttekening situeert, ben ik ook van mening dat de activistischeargwanende burgercultuur onmisbaar is in een vitale democratie. Al is het om te fungeren als controle voor de prestaties en ambities van de overheid. 22 De wetgever heeft de wet niet afgekaderd en ruimte gelaten om de burgerschapsvorming vanuit verschillende levensbeschouwingen invulling te geven. Hiermee botst het niet met de grondwettelijke vrijheid van onderwijs. Daarentegen heeft de onderwijsinspectie wel een toezichtkader opgesteld, om te toetsen of scholen zich aan deze verplichting houden. Hoewel het toezichtkader als richtlijn fungeert, blijft het voor scholen een moeilijke opgave om dit te integreren in het curriculum. Zowel de visies op burgerschap als de visies op het te betrekken onderwijs lopen uiteen. Om burgerschapsvorming gemakshalve te doceren in een apart vak is ook niet geschikt. Maar hoe dan wel? En misschien nog belangrijker, is het onderwijs wel hiervoor geschikt? In zekere zin kan ik me verplaatsen in de schoenen van de tegenstanders, die beweren dat het onderwijs niet iets kan repareren wat er structureel mis is in de samenleving. Als bepaalde onrechtvaardige machtsstructuren toch gehandhaafd blijven, heeft het dan nog wel nut? Aan de andere kant ben ik van mening dat we juist onze kinderen moeten opvoeden en onderwijzen in de hoop dat ze in de toekomst de status quo kunnen doorbreken en het beter doen dan wij. Bovendien is een sociale en culturele bagage onmisbaar in hun weg naar emancipatie. Maar zoals de onderwijsraad dat stelt, kan het onderwijs dit niet alleen af. De achtergrond en omgeving spelen tevens een grote rol in de sociale ontwikkeling van het kind. Eenmaal geïmplementeerd in het curriculum, dienen zich allerlei nieuwe problemen aan. Er duiken vragen op als: Hoe toets je burgerschap? Hoe meet je de effecten? Wordt dit wel serieus genomen door de leerlingen en ouders? Kun je de neutraliteit van onderwijs waarborgen? Het vak maatschappijleer heeft door deze vragen een transitie ondergaan, van een vormend vak tot kennis overdragend vak. Met andere woorden, het vak heeft alle vormende aspecten laten vallen om enerzijds als volwaardig te worden beschouwd en anderzijds om de neutraliteit enigszins te waarborgen. Overigens is het daarmee beter toetsbaar geworden. Maar, bereikt men door deze transitie het vormende effect wel dat men in eerste instantie beoogde na te streven of is dit door allerlei organisatorische redenen ondergesneeuwd geraakt? Het vak maatschappijleer of burgerschapsvorming als geheel in het onderwijs heeft mijns inziens geen nut als het in een kennis overdragende constructie onderwezen wordt. 3.2 Visie op burgerschap De definitie die ik toeken aan het begrip burgerschap is een mengsel van definities die de revue hebben gepasseerd in de colleges van het vak ‘Onderwijsvisie & samenleving’ met een aantal eigen aanvullingen. Alhoewel ik het niet in een zin of definitie kan samenvatten, kan ik wel de kenmerken opsommen dat burgerschap in mijn ogen dient te bevatten: - Bewust zijn van je rechten en plichten, maar ook van de rechten en plichten van anderen, en ernaar handelen. - Bewust zijn van je lidmaatschap van een multiculturele, pluriforme, democratische en sociaaleconomische samenleving, met de daarbij behorende normen, waarden, spelregels, verantwoordelijkheden, vrijheden, gelijk(waardig)heden, verschillen, mogelijkheden en grenzen. Het bewustzijn dient zich te vertalen in actieve participatie, het leveren van een constructieve bijdrage en respectvolle omgang met alle leden. 22 Publicatie 2012: Burgerschapsvorming en de maatschappijvakken, B vd Hoek, H Keissen, H Nieuwelink, I Pauw, A Wilschut Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 13 - Bewust zijn van je individuele kansen, voorrechten en vooral de verworvenheden en daar verantwoord mee omgaan. - Bewust zijn van de leefomgeving en de kwetsbare natuur (milieu) met al haar bewoners (flora en fauna). Het bewustzijn dient zich te vertalen in milieubewust handelen, het respecteren van alle organismen en met zorg omgaan met je eigen lichaam en geest. - Bewust zijn van de successen, maar ook van de dilemma’s en uitdagingen die ons samenleving nog staan te wachten. Het bewustzijn dient zich te vertalen in het leveren van een constructieve bijdrage enerzijds en een trotsgevoel anderzijds. - Bewust zijn van het feit dat we onderdeel zijn van een groter geheel. In eerste instantie zijn we onderdeel van Europa en vervolgens van de wereld. Net als leden van een samenleving, hebben gemeenschappen naar elkaar toe verantwoordelijkheden. 3.3 Burgerschapsvorming in de les (H&A) 23 De vertaling naar de lessituatie gebeurt door bewustwording en door nabootsing. Bewustwording gebeurt in verschillende dimensies. Via de (studie)loopbaanbegeleiding oriënteren zij zich in de mogelijkheden die de arbeidsmarkt biedt. Bovendien vindt er een reflectieproces plaats, waarin zij hun eigen interesses, motieven, doelen, waarden en kwaliteiten langslopen en vervolgens afmeten aan de mogelijkheden en eisen. Vervolgens vindt er een voorlopige keuze plaats, waarin de leerling een weg voor zich uit stippelt om dat doel te behalen. Ik adviseer de leerlingen meestal om zo lang mogelijk te studeren. Merk ik dat leerlingen in overeenstemming met hun ouders een weloverwogen keuze hebben gemaakt om na de vervolgopleiding direct aan de slag te gaan dan moedig ik dat aan. Tijdens de stageperiodes stimuleer ik de leerlingen, om direct te solliciteren voor een bijbaantje. In deze economische dimensie leren zij een bijdrage te leveren aan het arbeidsproces en arbeidsgemeenschap, waar ze op dat moment deel uit maken. Als gevolg hiervan leren zij om op verantwoorde wijze als consument deel te nemen aan de maatschappij. De waardering van de ouders en de onafhankelijkheid m.b.t. zakgeld, geeft hen een stevige boost in hun zelfvertrouwen. Het op eigen benen staan, een onderdeel zijn van een professionele organisatie, het ervaren van toegenomen koopkracht en de vrijheid hebben om te consumeren zal het leereffect bevorderen. Wat betreft de bewustwording in de politieke-juridische dimensie, gebeurt dit meestal in de vorm van discussies en klasgesprekken. Ik probeer zoveel mogelijk actualiteiten te betrekken in mijn les. Meestal in de vorm van een inleiding als het direct aansluit op de lesinhoud of als afsluiting. Hierin bespreek ik gebeurtenissen (meestal op economisch vlak) die voortkomen uit de uitvoering van het regeringsbeleid of de dagelijkse gebeurtenissen uit de media. Ik geef de leerlingen de gelegenheid om hierop te reageren, zodat er een klasgesprek plaatsvindt. Door middel van stellingen probeer ik hen uit te dagen. Zo wierp ik in een les de stelling dat het zwartepietendebat onzinnig was. De reacties van de leerlingen leidde vervolgens tot een leerzame klasgesprek, waarin multiculturele samenleving, politieke participatie, rechten en plichten als begrippen aan de orde kwamen. Als oud-gymdocent zet ik tevens in op fysieke en mentale gezondheid. In het begin van het jaar heb ik, met goedkeuring en steun van de ouders, iedereen opgedragen voor het einde van de eerste periode zich te hebben ingeschreven voor een sport of een andere gezondheid bevorderende activiteit. Daarnaast hebben we gezamenlijk afgesproken dat we niet later dan 23.00 naar bed gaan, te ontbijten voor school en een lunchpakket mee te nemen naar school. Hiermee wil ik hen bewust maken van de verantwoordelijkheid die zij dienen te hebben voor hun gezondheid en de baten die er uit voortvloeien . 23 Afdruk college onderwijsvisie & samenleving 06/01/14 Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 14 De ontwikkeling in de sociaal-maatschappelijke dimensie probeer ik te bewerkstelligen door de samenleving na te boosten in de les. Een fictieve samenleving met haar spelregels, rechten, plichten, verantwoordelijkheden, mogelijkheden, vrijheden en grenzen. Ik eis van iedereen een positieve bijdrage. Zij leren hierin naast elkaar of met elkaar samen te werken, te handelen volgens de regels, op te komen voor zich zelf, respect te hebben voor anderen, sociale vaardigheden, communicatieve vaardigheden en verantwoordelijkheden te nemen. Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 15 Hoofdstuk 4. In de praktijk 4.1 Werkwijze De zone van naaste ontwikkeling is een bekend begrip (Lev Vygotsky) binnen het onderwijs die ik mezelf ten doel stel bij het ontwikkelen van lessen. Zowel op kennisgebied als belevingswereld probeer ik de lesstof te laten aansluiten op het niveau van de leerling. Daarvoor breng ik eerst de beginsituatie in kaart en borduur daar verder op door. Het is na deze fase belangrijk jezelf af te vragen waarom de leerling de ontwikkelde lesstof moet kennen. Met andere woorden, welke noodzaak zit er achter? Als dit helder is, schotel ik het de leerlingen voor in de vorm van een probleemstelling. Het effect is dat je enerzijds de voorkennis activeert en anderzijds een soort drang opwekt naar het zoeken van de oplossing. De leerling wil graag de sleutel voor de oplossing en die heb ik als docent in handen. Deze bied ik vervolgens aan op verschillende wijze. 24Al mist het een wetenschappelijke basis, neem ik daarbij toch de ‘the cone of learning’ van Edgar Dale als uitgangspunt. ’The cone of learning laat in een schema zien, oplopend in effectiviteit, op welke wijze een docent informatie kan overbrengen: auditief, laten lezen, visueel, laten ervaren, laten doen, simuleren, etc. Hierin kun je duidelijk onderscheid zien tussen passieve kennisoverdracht en actieve kennisoverdracht. Als docent probeer ik zoveel mogelijk als de schoolfaciliteiten en kerndoelen het toelaten, in het actieve deel kennis over te brengen. Lukt het me niet dan creëer ik een alternatief voor een passieve wijze, waardoor het actiever wordt. Enkele voorbeelden hiervan zijn: een kijkopdracht ontwikkelen voor een filmpje, leerlingen een toets te laten opstellen n.a.v. een gelezen tekst (hiermee leren ze hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden), verbanden laten leggen aan de hand van een tabel. Als de kennis is overgebracht, dienen de leerlingen met de stof aan de slag te gaan, maar omdat leerlingen specifieke leerstijlen hebben die hen van elkaar onderscheiden, bied ik verschillende werken leervormen aan. 25Ik maak namelijk onderscheid in: Doeners, denkers, bezinners en beslissers (volgens de theorie van Kolb). Doeners laat ik zo veel mogelijk oefenen en indien nodig voorzie ik hen van meer oefenmateriaal. Ze leren door te oefenen. Bezinners willen er eerst een beeld bij vormen om vervolgens verder te kunnen. Ik probeer het dan voor hun te vertalen naar de eigen situatie (dmv beeld of uitleg). Ze leren door identificatie. Denkers willen graag zelfstandig de stof eigen maken. Die mogen individueel aan het werk en zelf de sleutel achterhalen voor het oplossen van het kennisprobleem (inductief). Ze leren door er zelf over na te denken. Beslissers daarentegen willen direct de sleutel krijgen voor het oplossen van het kennisprobleem (deductief), om er vervolgens actief mee te experimenteren. Ze leren door te experimenteren. Uiteraard kun je de leerlingen op velerlei wijze categoriseren, bijvoorbeeld op basis van hun type intelligentie ( volgens de theorie van de meervoudige intelligentie), maar om vervolgens op zeven wijze te gaan differentiëren, gaat ten koste van de organisatie. Ik kies voor de bovenstaande differentiatie-aanpak, daar het compacter is en werkbaar is. Hoewel ik differentieer, dient voor iedereen duidelijk te zijn wat hem/haar te doen staat. Het geven van instructies is net zo belangrijk als het stellen van vragen . De instructies dienen concreet en helder te zijn. Hiervoor, net als voor de lesopbouw, raadpleeg ik de theorie van Ebbens (Effectief leren). 26Ebbens laat zien hoe een les op effectieve wijze opgebouwd kan worden. De docent gaat planmatig te werk en biedt daarbij structuur voor zichzelf en de leerlingen. De les doorloopt een 24 http://en.wikipedia.org/wiki/Edgar_Dale http://nl.wikipedia.org/wiki/Leerstijl 26 Effectief leren, S. Ebbens en S. Ettekoven 25 Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 16 aantal fases (0-6): les voorbereiden, programma uitleg, voorkennis activeren, les uitleg, instructie geven, rondlopen (troubleshooten), nabespreken en samenvatten. Naast de ‘technische’ aspecten dient er een ‘sociale’ kant aan het geheel worden toegevoegd. De kant waarin we de leerling zien, maar ook behandelen als gelijkwaardige. Een individu die evenveel respect en waardering verdient als ieder ander. Een individu met een eigen mening. Een individu met emoties. Een individu met ambities. Een individu met zijn eigen karakteristieken, zoals culturele achtergrond en geslacht. Een individu met zijn eigen gebruiksaanwijzing. Kortom, een individu waar je als docent rekening mee moet houden. Een ‘top-down approach’ zal daarom niet volstaan en is daarentegen ook niet duurzaam. Als docent dien je de leerling mee te krijgen, te inspireren, te coachen en te motiveren en pas als laatste redmiddel te dwingen. Dat laatste, in situaties waarin de leerling niet meer volgens de samen opgestelde spelregels speelt. 27Hiervoor, grijp ik terug naar de bekende ‘Roos van Leary’, met als mikkwadrant: Samen – Boven. Als docent schakel ik tussen ‘helpend’ en ‘leidend’ naar gelang de situatie erom vraagt. Met ander woorden, er heerst bij mij een democratie, met mij als geliefde dictator aan het hoofd. De sociale kant houdt niet op bij de ‘bottom up approach’. Deze dient uitgebreid te worden met de creatie van een veilige leerklimaat, waarin er voldoende ruimte wordt geboden voor initiatieven, inbreng, ontplooiing en keuzevrijheid. Een dergelijk klimaat zorgt voor een katalyserende werking op de schoolprestaties van de leerling. Hoewel de docent zich enorm inspant, dient de docent de leerling verantwoordelijk te maken voor zijn schoolprestaties. Het bevorderen van zelfstandigheid op een vroeg stadium, zorgt er voor dat de leerling gedwongen wordt zijn eigen kwaliteiten te ontwikkelen op weg naar onafhankelijkheid. Kunnen samenwerken met andere leerlingen hoort daar ook bij. Om samenwerkingen (ook met docent) soepel te laten verlopen, is het van noodzakelijk belang dat sociale vaardigheden onderdeel van de les moet zijn. 27 http://nl.wikipedia.org/wiki/Roos_van_Leary Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella 17 Slot Nawoord Ik wil eindigen met een persoonlijke motto: ‘Als er problemen zich voordoen in de les, ligt het altijd aan de docent!’ De docent wordt hierdoor gedwongen om het eerst bij zichzelf te zoeken, voordat hij/zij het verschuift. Daarnaast heb ik de volgende overtuiging: ‘Wij behoren tot de uitverkorene, om de jongeren klaar te stomen voor de toekomst. We worden geacht de juiste vaardigheden te bezitten en in te zetten: Vaardigheden om kennis op leuke en uitdagende wijze over te brengen, vaardigheden om met jongeren te praten in hun ‘taal’, vaardigheden om hen te sturen, begeleiden en te vormen. Een docent die deze vaardigheden niet ten volle inzet, is in mijn ogen, ‘not the right (wo)man for the job’.’ Onderwijsvisie: Wat is mijn functie? Ismael Bella