4. Toezicht op burgerschap

advertisement
Actief burgerschap
Beleidskader burgerschap en sociale integratie
1. Inleiding
Met ingang van 1 februari 2006 is de bepaling in werking getreden die aan de scholen de
opdracht geeft het “actief burgerschap en de sociale integratie” van leerlingen te bevorderen.
Deze wettelijke bepaling geeft aan dat bevordering van burgerschap en integratie een taak is
die om gerichte aandacht vraagt. Burgerschap kan op verschillende manieren worden
ingevuld. In dit beleidskader wordt het raamwerk neergelegd van waaruit we kunnen
handelen. De uitgangspunten zoals neergelegd in de wet zijn bepalend.
Daarnaast vraagt de identiteit van onze school om eigen accenten.
2. Wat is burgerschap?
De verplichting voor scholen voor primair onderwijs om bij te dragen aan de integratie van
leerlingen in de Nederlandse samenleving is vastgelegd in de wet van 9-12-2005 en met
ingang van 1-2-2006 in werking getreden. Scholen zijn verplicht om in hun onderwijs
aandacht te besteden aan actief burgerschap en sociale integratie. Actief burgerschap
verwijst naar de bereidheid en het vermogen deel uit te maken van een gemeenschap en
daar een actieve bijdrage aan te leveren. Sociale integratie verwijst naar deelname van
burgers (ongeacht hun etnische of culturele achtergrond) aan de samenleving, in de vorm
van sociale participatie, deelname aan de maatschappij en haar instituties en bekendheid
met en betrokkenheid bij uitingen van de Nederlandse cultuur. In de wetsartikelen is dat
vastgelegd in de sectorwet voor primair onderwijs (WPO08.3).
Het onderwijs:
a. gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving;
b. is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie;
c. is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende
achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.
3. Kerndoelen
In het algemeen zijn veel kerndoelen –direct, zijdelings of in voorwaardelijke sfeer– met
burgerschap en integratie verbonden. De kerndoelen kunnen daarmee worden beschouwd
als een nadere invulling van de in de wet geformuleerde opdracht. Voor wat betreft de
voornaamste met burgerschap verbonden doelen gaat het voor het primair onderwijs om de
volgende kerndoelen:
Kerndoel 36: De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger.
Kerndoel 37: De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde
waarden en normen.
Kerndoel 38: De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de
Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol
om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen.
Ook aspecten van de kerndoelen 34 en 35 zijn van belang. Tot op zekere hoogte is ook
kerndoel 39 aan burgerschap gerelateerd:
Kerndoel 34: De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische
gezondheid van henzelf en anderen
Kerndoel 35: De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als
verkeersdeelnemer en als consument.
Kerndoel 39: De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu
4. Toezicht op burgerschap
Het toezicht van de inspectie is onderdeel van de toezichtkaders voor primair en voortgezet
onderwijs en de expertisecentra en wordt ingevuld aan de hand van twee
kwaliteitsindicatoren: ‘kwaliteitszorg’ en ‘onderwijsaanbod’.
Kwaliteitszorg
De indicator ‘kwaliteitszorg’ bevat elementen met betrekking tot de borging van de kwaliteit
van burgerschaps- gerelateerd onderwijs. De inspectie beoordeelt vier aandachtspunten.
Zo is van belang dat:
1. scholen een visie hebben op de bijdrage die ze aan burgerschap willen leveren en
aangeven welke burgerschapscompetenties ze aan leerlingen willen meegeven.
Vervolgens gaat het om de vertaling naar de leerdoelen die de scholen met hun
onderwijs bereiken willen, en de formulering van een samenhangend, planmatig
onderwijsaanbod waarmee die doelen bereikt kunnen worden;
2. scholen transparant zijn en in hun schoolplan en schoolgids verantwoorden hoe
burgerschap wordt ingevuld;
3. scholen door regelmatige evaluatie nagaan of de beoogde doelen worden gerealiseerd.
4. scholen hun aanbod afstemmen op specifieke omstandigheden in en rond de scholen,
die van belang kunnen zijn voor burgerschap en integratie of deze onder druk kunnen
zetten. Van belang is dat scholen inzicht hebben in de aan burgerschap en integratie
gerelateerde opvattingen, houdingen en gedragingen van leerlingen, met inbegrip van
het voorkomen van intolerantie, extremistische ideeën, discriminatie en dergelijke.
Een element is ook dat de scholen alert zijn op risico’s die zich op dit vlak kunnen
voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van tendensen tot onverdraagzaamheid of
radicalisering onder leerlingen of in de omgeving waar leerlingen opgroeien.
Vervolgens is van belang dat scholen daar met hun onderwijs zo nodig op inspelen.
De indicator ‘kwaliteitszorg’ wordt als voldoende beoordeeld wanneer de visie en planmatige
invulling daarvan (punt 1), de verantwoording (punt 2) en de aandacht voor risico’s en
afstemming van het aanbod op de specifieke omstandigheden in en rond de scholen niet
ontbreken (punt 4).
Onderwijsaanbod
Met de indicator ‘onderwijsaanbod’ wordt beoordeeld of scholen onderwijs aanbieden dat
gericht is op:
1. de bevordering van de sociale competenties;
2. openheid naar de samenleving en de diversiteit daarin, alsmede van bevordering van
deelname aan en betrokkenheid bij de samenleving;
3. bevordering van basiswaarden en van de kennis, houdingen en vaardigheden voor
participatie in de democratische rechtsstaat;
4. een leer- en werkomgeving waarin burgerschap zichtbaar is en die de leerlingen
mogelijkheden biedt om daarmee zelf te oefenen.
De indicator ‘onderwijsaanbod’ wordt als voldoende beoordeeld wanneer twee van deze
aandachtspunten op de scholen aanwezig zijn. Daarbij geldt bovendien dat het onderwijs (of
andere uitingen van de scholen) in geen geval in strijd mag zijn met basiswaarden van de
democratische rechtsstaat.
5. Hoofdstuk 1: Onze leerlingen en de risico’s
BS Jan Peters ligt in Roosteren. De leerling-populatie bestaat voornamelijk uit kinderen
afkomstig uit Roosteren en de nabijgelegen kern Dieteren.
De leerlingen zijn overwegend blank. Het percentage leerlingen met een allochtone
achtergrond ligt beneden 1% van het totaal.
Veel ouders zijn als werknemer of als zelfstandig ondernemer werkzaam.
De meeste ouders hebben na het basisonderwijs een voortgezette opleiding gevolgd.
De risico’s voor onze leerlingen, zoals wij ze inschatten en ervaren:
Materialisme:
We ervaren in toenemende mate dat leerlingen erg veel krijgen van hun ouders en
dat daardoor een zekere onderlinge “competitie” ontstaat.
Egocentrisme:
Het lijkt wel of kinderen steeds moeilijker met elkaar kunnen spelen.
Discriminatie/intolerantie:
Onze kinderen komen bijna niet in aanraking met andere culturen, omdat er op
school en in de omgeving van de school weinig mensen zijn met een andere cultuur.
Normvervaging:
In een kern als Roosteren met veel sociale controle merken we ook een toename van
normvervaging. Op school merken we dit aan de wijze waarop leerlingen met elkaar
en met elkaars spullen omgaan.
Gebrekkige kennis van de eigen cultuur (o.a. kunst) en daardoor weinig
belangstelling voor het culturele erfgoed
Democratisch besef:
Hoe neem je met elkaar besluiten? Op welke manieren kun je met elkaar
overleggen? Welke regels spreek je met elkaar af en waarover?
6. BS Jan Peters- visie op actief burgerschap
Leerlingen groeien op in een steeds complexere, pluriforme maatschappij. Onze organisatie
en onze school vindt het van belang leerlingen op een goede manier voor te bereiden op de
eeuw waarin ze leven. Onze leerlingen maken nu al deel uit van de samenleving.
Belangrijkste waarden hierbij zijn: veiligheid, betrokkenheid, (zelf)vertrouwen en
verantwoordelijkheid. Onze normen zijn gedragsregels; opvattingen over hoe iedereen op
onze school met elkaar omgaat. Onze katholieke levensovertuiging is daarbij een
inspiratiebron voor de waarden en normen van waaruit wij het onderwijs in onze organisatie
vormgeven. We handelen hierbij altijd vanuit respect.
Iedereen in onze organisatie benadert elkaar positief, we geven elkaar gepaste aandacht, we
luisteren naar elkaar, we zijn eerlijk en (onder)steunen elkaar. Op onze school leren we
samen te leven met anderen. Middels het integreren en uitvoeren van actief burgerschap
willen wij onze leerlingen extra brede kennis en verantwoordelijkheidsbesef voor hun
gezondheid en hun omgeving meegeven. Van groot belang hierbij is om hierbij samen op te
trekken met alle ouders.
7. Hoofddoelen
1. We voeden onze leerlingen op tot fatsoenlijke evenwichtige mensen die respectvol vanuit
onze waarden en normen omgaan met elkaar, met zichzelf en de omgeving/het milieu. We
hanteren duidelijke waarden en normen die we mede vanuit onze christelijke identiteit
vorm geven.
2. We voeden onze leerlingen op tot personen die weten wat democratie inhoudt en die daar
ook naar handelen. Ze leren hun mening over maatschappelijke thema’s te verwoorden.
3. We voeden onze leerlingen op tot mensen die “meedoen”, die actief betrokken willen zijn
op de samenleving en die gericht zijn op samenwerking. Ze leren organisatorische
vaardigheden en kunnen verantwoordelijkheid nemen voor anderen. We richten ons op
het kind elders in de wereld; kennismaking met ontwikkelingssamenwerking.
4. We voeden onze leerlingen op tot personen die kennis hebben van en respect hebben
voor andere opvattingen en overtuigingen (religies). Leerlingen kunnen in de school
oefenen in het leren samenleven met elkaar.
5. We richten ons op algemene ontwikkeling en geven onze leerlingen culturele bagage mee
voor het leven.
8. Aanbod
Bij elk van de vijf hoofddoelen geven we in dit hoofdstuk aan hoe ons aanbod daarop is
afgestemd.
1. We voeden onze leerlingen op tot fatsoenlijke evenwichtige mensen die respectvol vanuit
onze waarden en normen omgaan met elkaar, met zichzelf en de omgeving/het milieu. We
hanteren duidelijke waarden en normen die we mede vanuit onze christelijke identiteit
vorm geven.
We besteden in alle groepen, expliciet aandacht aan:
• zelfbeeld
• kunnen samenwerken
• zelfstandigheid
• zelfredzaamheid
• omgang met elkaar
• omgang met de leraren
• het bevorderen van sociale competenties
We maken dit op een praktische wijze zichtbaar:
•
•
•
•
•
het gestalte geven van onze christelijke identiteit in de godsdienstlessen;
we stellen met elkaar algemene schoolregels op;
in de klas worden ook regels met elkaar afgesproken (ECH);
we hebben beleid tegen ‘t pesten vastgesteld
leerkrachten vertonen voorbeeldgedrag: ze gaan op een respectvolle wijze met
elkaar, de leerlingen en de ouders om.
Meting: Binnen ons leerlingvolgsysteem hanteren we in de groepen 1 t/m 8 Viseon, waarin
we de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen meten en vastleggen.
Tevens volgen we de sociaal-emotionele ontwikkeling d.m.v. observaties en bij opvallend
gedrag komen deze in het leerling dossier terecht.
Zorg: De resultaten van de metingen/observaties worden in leerling/groepsbesprekingen
besproken en bij uitval wordt per leerling een handelingsplan opgesteld.
2. We voeden onze leerlingen op tot personen die weten wat democratie inhoudt en die daar
ook naar handelen. Ze leren hun mening over maatschappelijke thema’s te verwoorden.
We besteden in alle groepen, expliciet aandacht aan:
• leren luisteren naar elkaar
• leren argumenteren
• leren debatteren
• leren elkaar accepteren
• elkaars mening respecteren
• vrijheid van meningsuiting zonder de ander te kwetsen
• democratie
We maken dit op een praktische wijze zichtbaar:
•
•
•
•
•
•
•
in de groepen kijken we naar tv-programma’s (bijv. het Schooltv Jeugdjournaal),
waarin o.a. maatschappelijke thema’s behandeld worden en na het kijken, wordt er
met de kinderen nagepraat;
in de groepen 3 en 4 wordt wekelijks Huisje, Boompje, Beestje gevolgd.
in de groepen ( zeker in 7 en 8) besteden we aandacht aan verkiezingen, Prinsjesdag
enz.; deels d.m.v. de zaakvakken en deels d.m.v. aangevraagde materialen;
aandacht voor het milieu in de midden- en bovenbouwgroepen d.m.v. de methodes
en aardrijkskunde en d.m.v. onderwerpen uit de actualiteit;
aandacht voor Nederlandse staatsinrichting in de bovenbouwgroepen d.m.v. de
geschiedenismethode en d.m.v. onderwerpen uit de actualiteit
aandacht voor Europese staatsinrichting in de bovenbouwgroepen d.m.v. de
geschiedenis- en aardrijkskundemethode en d.m.v. onderwerpen uit de actualiteit
middels deelname aan de leerlingenraad, waarin leerlingen zitten die democratisch
gekozen worden
3. We voeden onze leerlingen op tot mensen die “meedoen”, die actief betrokken willen zijn
op de samenleving en die gericht zijn op samenwerking. Ze leren organisatorische
vaardigheden en kunnen verantwoordelijkheid nemen voor anderen. We richten ons op
het kind elders in de wereld; kennismaking met ontwikkelingssamenwerking
We besteden in alle groepen, expliciet aandacht aan:
• organisatorische vaardigheden van leerlingen
• leerlingen leren verantwoordelijkheid nemen voor anderen
• coöperatieve en zelfstandige werkvormen
We maken dit op een praktische wijze zichtbaar:
•
•
•
•
•
tijdens en na de instructiefase kunnen leerlingen zelf beslissen of ze aan het werk
gaan of dat ze verder meedoen aan de instructie;
we werken in de groepen 1 t/m 8 toe naar een model van GDO, waarin de leerlingen
steeds meer zelf hun keuzes maken;
de groepen 7 en 8 doen jaarlijks mee aan de volgende acties: Kinderpostzegels en
Jantje Beton
de leerlingen worden gestimuleerd mee te doen aan een aantal geselecteerde goede
doelen
in elke groep wordt de klassendienst georganiseerd; leerlingen voeren bij toerbeurt
onder en na schooltijd allerlei klusjes uit.
4. We voeden onze leerlingen op tot personen die kennis hebben van en respect hebben
voor andere opvattingen en overtuigingen (religies). Leerlingen kunnen in de school
oefenen in het leren samenleven met elkaar.
We besteden in alle groepen, expliciet aandacht aan:
• het christelijk geloof in het algemeen en de rooms-katholieke kerk in het bijzonder
• andere religies
• leren luisteren naar elkaar
• elkaars mening respecteren
• vrijheid van geloofsovertuiging zonder anderen te kwetsen
We maken dit op een praktische wijze zichtbaar:
•
•
•
•
•
•
in alle groepen wordt ons godsdienstonderwijs aan de hand van
methode “Reis van je leven” gegeven;
in alle groepen besteden we aandacht aan christelijke feestdagen/vieringen als:
kerstfeest, Goede Vrijdag, Pasen enz.
in de groepen 7 en 8 maken de leerlingen in de lessen “geestelijke stromingen”
kennis met andere (wereld-)godsdiensten en de bijbehorende religieuze opvattingen
en vieringen;
in de bovenbouwgroepen kunnen actuele onderwerpen besproken worden bijv. naar
aanleiding van het onderwerpen uit het Jeugdjournaal;
door belangstelling te tonen voor de culturele en religieuze achtergronden van
klasgenoten
5. We richten ons op algemene ontwikkeling en geven onze leerlingen culturele bagage
mee voor het leven.
We besteden in alle groepen, expliciet aandacht aan:
•
•
•
bewustwording van wie je zelf bent en van wie je bent ten opzichte van de anderen
het ontdekken van je eigen talenten en daar ook anderen deelgenoot van te maken
het ontdekken van talenten van anderen en daarvan genieten
We maken dit op een praktische wijze zichtbaar:
•
•
•
•
•
tijdens de “alledaagse” lessen bij allerlei vakken leren leerlingen hun eigen talenten
kennen en leerkrachten stimuleren de leerlingen deze verder te ontwikkelen door het
creëren van een rijke leeromgeving;
we besteden jaarlijks aandacht aan de Kinderboekenweek d.m.v. allerlei activiteiten;
alle groepen doen jaarlijks mee aan “ Kunstmenu”; alle groepen komen in aanraking
met een aspect van de kunst: film, toneel, dans, muziek, tentoonstellingen van
kunstvoorwerpen, beeldende kunst, literatuur enz.;
jaarlijks gaan alle groepen op bezoek bij de bioscoop voor Klassenfilm;
in diverse methoden wordt (voornamelijk in de midden- en bovenbouwgroepen)
aandacht besteed aan allerlei onderwerpen die bijdragen aan de persoonlijke
vorming en algemene ontwikkeling.
Download