Een toekomst zonder armoede

advertisement
Een toekomst
zonder
armoede
Dossier
Campagne Welzijnszorg 2015
Redactie
Bert D’hondt
Eindredactie
Isabelle de Meyere
Taalcorrectie
Machteld Uyttersprot
Foto’s
Layla Aerts
Ontwerp
Gevaert Graphics
Citaten
Welzijnsschakels
Druk
Gevaert Printing
D/2015/2001
V.U.
Welzijnszorg vzw
Daniëlle Colsoul
Huidevetterstraat 165
1000 Brussel
Met dank aan
Welzijnsschakels, kvlv,
vrouwen met vaart, kwb
eensgezind, de kringwinkels, de
welzijnszorgprojecten en de
collega’s bij Welzijnszorg
Prijs: € 10
Artikelcode: WZZ-2015-2001
Inhoudstafel
Partners 6
Voorwoord 10
Hoofdstuk 1: Een toekomst zonder armoede
1.Wat is armoede? 14
2.Armoedebestrijding: verder dan symptoombestrijding 15
3.Armoede en duurzaamheid 16
a. Wat is duurzaamheid?
b. Armoede in het duurzaamheidsdenken
4.Onze samenleving in transitie 20
a. Alternatieve/complementaire munten
b.Deeleconomie
5. Voor een duurzame armoedebestrijding 24
Projecten 26
Hoofdstuk 2: Een toekomst in een goede woning
1.Situering 30
2.De woonmarkt in Vlaanderen en Brussel 31
a. De woonmarkt in Vlaanderen
b. De woonmark in Brussel
3. Betaalbaar wonen 35
4.Kwaliteitsvolle woningen 43
a. Staat van de woningen
b.Vocht
c.Ruimte
5. Huishouden vraagt energie 50
a.Water
b.Energie
c. Ecologisch en betaalbaar?
6.Een leefomgeving met toekomst 67
a.Milieuongelijkheid
b. Leefbaarheid verzekeren
Projecten 71
www.welzijnszorg.be
[email protected]
Facebook: Welzijnszorg, Samen
tegen armoede
Twitter: @welzijnszorg
4
Hoofdstuk 3: Een toekomst met en voor mobiliteit
1.Supermobiel of vervoersarm 80
2.Ik geraak er niet! Hoe groot is de vervoersarmoede?
82
3. Belang van mobiliteit 85
a.Werk
b.Gezondheid
c. Diensten en voorzieningen
d. Kinderopvang en onderwijs
e. Vrije tijd
4.Duurzame mobiliteit 88
a.Stappen
b.Trappen
c. Openbaar vervoer
d. De auto (individueel personenvervoer)
5. Hoe vervoersarmoede aanpakken 95
a. Van basismobiliteit naar basisbereikbaarheid
• Exit basismobiliteit
• Basisbereikbaarheid
b. Zes beleidsaanbevelingen van ‘Ikgeraakerniet’
Projecten 102
Hoofdstuk 4: Een toekomst in goede gezondheid
1.De gezondheidskloof 109
2.Een gezonde geest 111
a. Psychisch (on)welzijn
b. Hoe onwelzijn voorkomen
3.In een gezond lichaam 116
a. Preventieve medische zorg
b. Sport en beweging
c.Voeding
4.Een toekomst in goede gezondheid 126
Projecten 129Politieke eisen 136
5
De Kringwinkel, kvlv, kwb,
en Welzijnsschakels voeren samen met
Welzijnszorg campagne
De Kringwinkel: wie kringt, die wint
De 125 Kringwinkels in Vlaanderen zijn meer dan zomaar een tweedehandswinkel. Als
Kringwinkels willen we bijdragen aan een duurzame wereld. Daarom werken we aan:
• Originele en betaalbare spullen
Het aanbod varieert elke dag. Voor basisproducten bewaken we steeds een basisprijs.
We willen ervoor zorgen dat iedereen, ook met een beperkt budget, kwaliteitsvolle
goederen kan kopen.
• Sociale tewerkstelling
Onze producten hebben een verhaal, onze mensen ook. De Kringwinkel biedt een job,
een opleiding en een toekomstperspectief aan 5.000 mensen die, om uiteenlopende
redenen, weinig of geen kansen krijgen op de gewone arbeidsmarkt.
• Aandacht voor het milieu
Herbruikbare spullen worden opgehaald en weer verkocht. Hierdoor komen ze niet op de
afvalberg terecht. Jaarlijks besparen we zo meer dan 67.000 ton CO2. Hiermee kunnen
27.500 huizen gedurende één jaar verwarmd worden.
Schenken
Heb je spullen die nog te goed zijn om weg te gooien en wil je er nog iets nuttig mee
doen? Breng ze dan naar De Kringwinkel of bel de gratis ophaaldienst: 070-22 20 02
Verenigingen zonder winstoogmerk
Kringwinkels zijn bijna allemaal vzw’s die in hun werking gemiddeld voor 52%
afhankelijk zijn van eigen inkomsten. De inkomsten uit de verkoop worden vooral
gebruikt voor het behoud en de creatie van arbeidsplaatsen voor mensen die weinig
kansen hebben op de arbeidsmarkt. Wat je uitgeeft in een Kringwinkel wordt dus
integraal gebruikt voor een goed doel.
Wie kringt, die wint.
Wie spullen binnenbrengt, wint een goed gevoel.
Wie spullen koopt, ook.
De natuur wint, dankzij de spullen die een tweede leven krijgen.
5.000 medewerkers winnen, want zij hebben een toffe job.
dekringwinkel.be
6
KVLV:
Vrouwen met vaart
Met meer dan 95.000 vrouwen in 930 plaatselijke groepen is KVLV de grootste
vrouwenvereniging van Vlaanderen. KVLV, dat zijn vrouwen met vaart die allerlei
activiteiten organiseren: kookworkshops, sport en beweging, creatieve ateliers,
gespreksavonden rond duurzaamheid, gezondheids- of opvoedingsthema’s, samen
het platteland beleven, maatschappelijke acties,… De activiteiten zijn laagdrempelig,
betaalbaar en kwaliteitsvol. Alle vrouwen zijn welkom.
KVLV profileert zich nadrukkelijk op een aantal inhoudelijke domeinen: duurzame
samenleving en samen delen, platteland, lekkere en gezonde voeding, gezondheid en
conditie, creativiteit. De boerinnen en tuiniersters onder de aangesloten leden krijgen
ondersteuning via de werking KVLV-Agra. KVLV engageert zich maatschappelijk in
samenwerkingsverbanden en werkt eigen actiemodellen en projecten uit.
KVLV heeft aandacht voor duurzaamheid en welzijn, werkt aan het sterker maken
van vrouwen door hen op hun talenten aan te spreken en roept op tot solidariteit met
kwetsbare groepen zowel in het noorden als in het zuiden.
Armoede in Vlaamse dorpen is nog te vaak onzichtbaar en dus te weinig onderwerp
van maatschappelijk debat. Vrouwen, vooral alleenstaande vrouwen met een klein
pensioentje of alleenstaande mama’s, vormen een bijzonder kwetsbare groep op het
platteland. Ook crisissituaties in de agrarische sector verhogen de kwetsbaarheid van
land- en tuinbouwonderneemsters.
KVLV roept daarom mee op voor meer aandacht van de samenleving en van de overheid
voor de armoedeproblematiek op het platteland, in het bijzonder voor deze zeer
kwetsbare groepen.
kvlv.be
7
kwb: meer dan een vriendenclubje
Kwb doet jouw buurt bruisen. Week na week valt er van alles te doen, dankzij zo’n 70.000
leden in bijna 700 afdelingen in heel Vlaanderen en Brussel. Kwb zorgt met zijn duizenden
vrijwilligers voor even boeiende als verrassende activiteiten voor het hele gezin.
We zetten de deuren open voor iedereen, met leuke, aantrekkelijke activiteiten waar
iedereen welkom is. En omdat we weten dat niet iedereen de weg vindt naar kwb, letten
we erop om de drempel zo laag mogelijk te houden. Belangrijk in een tijd waarin meer en
meer mensen zich eenzaam voelen. Via onze activiteiten leer je nieuwe mensen kennen,
gegarandeerd.
Kwb organiseert activiteiten die mensen samenbrengen en zich thuis doen voelen, maar
ook activiteiten die mensen doen praten en doen nadenken. Want we zijn in kwb ook
bezig met wat ons wakker houdt: kinderen opvoeden, omgaan met stress, werken aan
onze gezondheid en die van het leefmilieu, en nog veel meer.
We kijken niet alleen naar onszelf, maar ook naar de scheve situaties rondom ons.
We spreken erover. We doen er iets aan. Zowel in onze eigen buurt als mondiaal. Niet
iedereen heeft het gemakkelijk in onze samenleving. Al was het maar omdat die
samenleving niet voor iedereen evenveel kansen biedt en mensen soms tegenwerkt en
uitsluit. Termen als gelijkwaardigheid, duurzaamheid, solidariteit ... zijn geen lege dozen
voor kwb. We maken er werk van. Beter leven, dat doen we best samen.
kwb.be
8
Welzijnsschakels
Elk persoon verdient respect en heeft basisrechten. Welzijnsschakels roept mensen op
om zich op vrijwillige basis in te zetten voor meer gelijke kansen en tegen uitsluiting
door armoede of afkomst. Ieders bijdrage daarin waarderen we.
Bij Welzijnsschakels geloven we dat gelijke kansen beginnen met elkaar ontmoeten.
We vertrekken vanuit solidariteit en openheid voor ieders sociale, culturele of
levensbeschouwelijke achtergrond. Daardoor kunnen we onszelf zijn in persoonlijke
contacten, gespreksgroepen, bij ontspannende of leerrijke activiteiten of wanneer
we elkaar steunen. We waarderen daarbij de krachten, talenten en vaardigheden van
iedereen. We groeien samen, zo staan we sterker in het leven.
We zetten onze ervaring en kennis in om onze omgeving bewust te maken van het
onrecht van uitsluiting door armoede of afkomst. Samen met anderen laten we onze
stem horen vanuit wat ons bekommert. We werken mee aan een rechtvaardige en
duurzame samenleving en aan een beleid waarin iedereen meetelt.
We willen je ontmoeten in één van de 153 lokale welzijnsschakelgroepen of via een
regionaal of het nationale secretariaat.
Welzijnsschakels.be
9
Beste lezer,
Een toekomst zonder armoede, daar dromen we toch allemaal van? Veraf
of dichtbij, een mens getroffen door armoede, krijgt te maken met uitsluitingsmechanismen in zowat alle domeinen van het leven. Een mens in armoede wordt de kans ontnomen om te dromen van een mooie toekomst.
Een toekomst voor onze wereld, voor ons en de generaties na ons, ook dat houdt
ons bezig. We moeten zorg dragen voor onze planeet, voor de wereld waarin we
leven.
Met een duur woord heet dat ‘duurzaamheid’. Werken aan een samenleving waar
sociale, economisch en ecologische rechten elkaar vinden, wordt dan duurzame
ontwikkeling. Duurzaam betekent dat het lang duurt, dat het niet enkel gaat over
de korte termijn, dat er structureel iets verandert.
In dit dossier onderzoeken we die toekomst zonder armoede op drie domeinen:
wonen, mobiliteit en gezond leven. We zoeken naar de conflicten die opduiken in
onze samenleving tussen ecologische en sociale doelstellingen. Maar we zoeken vooral naar oplossingen om ook mensen in armoede uitzicht te bieden op
een mooie toekomst. Want we moeten vermijden dat mensen in armoede opnieuw uitgesloten worden, ditmaal van een duurzaam leven.
Daarom werpen we een blik op de woonmarkt. Een goede woning is meer dan
een min of meer betaalbare huurprijs. Die woning is gezond om in te leven, is
zuinig - zowel voor je portemonnee als voor het milieu - en ligt in een aangename
omgeving. Hoe bieden we mensen in armoede meer kansen op een toekomst in
een goede woning?
Ik geraak er niet! De naam van de actie van Welzijnsschakels, Netwerk tegen
Armoede en Mobiel 21 zegt het helemaal. Mensen in armoede lijden vaak aan
vervoersarmoede. Ze geraken niet waar ze moeten of willen zijn. Ze vliegen niet
naar de andere kant van de wereld of hebben geen bedrijfswagen die mee onze
files vult. Toch is hun mobiliteit niet duurzaam. Wanneer je kansen op werk, op
sociaal contact, op ontspanning beperkt zijn door je vervoersarmoede, dan loopt
het mis. Biedt echte basisbereikbaarheid een oplossing?
Wanneer we denken aan de toekomst, dan komt een goede gezondheid misschien wel als eerste op in onze gedachten. Dat wensen we mekaar ook het
10
meeste toe op feest- of verjaardagen. Maar een toekomst in goede gezondheid
ligt verder af voor mensen in armoede. De gezondheidskloof tussen arm en rijk
verdeelt opnieuw onze samenleving. Betaalbare, toegankelijke zorg is hierin
onontbeerlijk. Maar ook een gezond leven kunnen leiden, is van groot belang.
Daarop leggen we in het laatste hoofdstuk de nadruk. Hoe geven we wie minder
middelen heeft kansen op een toekomst in goede gezondheid?
We hopen, beste lezer, dat je heel wat kan opsteken van dit dossier, problemen
en knelpunten leert kennen, en stof tot nadenken vindt om mee te werken aan
oplossingen. Het dossier eindigt met drie concrete beleidseisen. Doorheen de
tekst hopen we dat u als lezer, als burger, als lid van een organisatie of vereniging, als politicus … stof genoeg vindt om mee de handdoek op te nemen. Om er
mee voor te zorgen dat een toekomst zonder armoede geen verre droom blijft,
maar in grote en kleine maatregelen en initiatieven, realiteit wordt.
Veel leesplezier,
Bert D’hondt
Politiek medewerker
Welzijnszorg
[email protected]
11
12
HOOFDSTUK 1
Een toekomst
zonder armoede
13
1. Wat is armoede?
Figuur 1: Het armoedeweb2
Armoede is een complex probleem. Daar is zowat
iedereen het over eens. De definitie van professor
Jan Vranken wordt zowel door Welzijnszorg en
andere armoedebestrijdingsorganisaties, als door de
minister voor armoedebestrijding gebruikt.
“Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen,
dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het
individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de
armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen
van de samenleving, zodanig dat een kloof ontstaat
die zij niet op eigen kracht kunnen overbruggen.”
Professor Jan Vranken, Universiteit Antwerpen, 2002
Deze definitie beschrijft goed de complexiteit
van armoede. Armoede heeft betrekking op alle
levensdomeinen: inkomen, werk, gezondheid,
huisvesting, onderwijs … Mensen in armoede
worden blootgesteld aan allerlei vormen van
uitsluiting die hand in hand gaan met elkaar.
Armoede gaat om uitsluiting op verschillende
vlakken. Armoede is het ontbreken van kansen
en het niet mogen en kunnen meedoen, er niet
bijhoren. Deze uitsluiting zorgt ervoor dat je rechten
niet gegarandeerd zijn. En de ene uitsluiting brengt
de andere met zich mee: wie in een te kleine woning
leeft, heeft geen plaats om zijn huiswerk te maken
en wie niet meekan in het onderwijs, vindt moeilijk
de weg naar werk.
Een leven in armoede betekent dat je niet altijd
op eigen kracht de kloof met de samenleving kan
overbruggen, laat staan zelf uit de armoede geraken.
Willen we als samenleving armoede bestrijden,
dan moeten we werk maken van een systeem dat
mensen beschermt tegen risico’s en uitsluiting in die
verschillende levensdomeinen.
Het spinnenwebmodel toont aan dat armoede niet
gewoon een optelsom is, maar een verwevenheid
van uitsluitingsmechanismen in verschillende
levensdomeinen. Het is een web waar je niet
zomaar uit kunt ontsnappen en dat zowel een
zichtbare als een minder zichtbare kant heeft.
Vandaag moeten we vaststellen dat dit niet gelukt
is. Meer dan 1,6 miljoen mensen leven in ons land
in armoede, goed voor 15,1% van de bevolking. In
Vlaanderen is dat 9,8%, terwijl het armoedecijfer in
Brussel tussen de 27% en 40% ligt.1
14
2. Armoedebestrijding:
verder dan symptoombestrijding
Als we het zo goed als allemaal eens zijn over wat
armoede is, dan zou dit toch ten goede moeten
komen aan de strijd tegen armoede? Wel, de
cijfers speken dat tegen. Al jarenlang schommelt
de armoede in België rond de 15%. Echt toenemen
doet de armoede niet, maar van een afname is
evenmin sprake. Nochtans zijn we er gemiddeld wel
op vooruitgegaan. De welvaart nu is hoger dan in de
jaren ’80.
nodig in hun dagelijkse overlevingsstrijd. Alleen
weten we dat dit hun armoede niet zal oplossen.
Hetzelfde geldt voor schuldbemiddeling. Mensen
met overmatige schulden kunnen geholpen worden
om (een deel van) die schulden af te betalen. Je zal
echter niet de oorzaak van de schulden, zoals een
te laag inkomen of een slecht bestedingspatroon,
wegnemen. Daarvoor is het optrekken van de
uitkeringen of budgetbegeleiding noodzakelijk.
Eén van de oorzaken daarvan is dat niet iedereen
het eens is over wie verantwoordelijk is voor de
armoede (De arme zelf? De maatschappij? Allebei?)
of over hoe we die armoede moeten bestrijden.
(Herverdelen? Voedselhulp? Sterke begeleiding?
Werk?).
‘Een toekomst zonder armoede’, zo luidt onze
campagneslogan. Willen we die waarmaken, dan
zal armoedebestrijding verder moeten gaan dan
het bestrijden van symptomen en zullen we de
oorzaken van armoede en ongelijkheid moeten
wegnemen.
Welzijnszorg heeft al een lange geschiedenis
achter de rug. Steeds stond bij ons de structurele
armoedebestrijding hoog op de agenda. Voor
ons moet armoedebestrijding verder gaan dan
symptoombestrijding. Willen we de armoede de
wereld uit, of toch tenminste verminderen, dan
zullen we de oorzaken van armoede moeten
aanpakken, dan zullen we de kansen van mensen
om uit de armoede te geraken moeten verhogen.
Nochtans is die symptoombestrijding wel wat we
vaak doen, zowel als individu, als organisatie of als
samenleving. Meestal is dat ook terecht. Zo kan je
voedselhulp onmogelijk van vandaag op morgen
afschaffen, mensen hebben dat jammer genoeg
15
3. Armoede en duurzaamheid
Bij de keuze van onze campagnethema’s kwam
het begrip duurzaamheid op de proppen. Daarbij
stelde zich de vraag of en hoe we ons verhaal over
armoedebestrijding konden koppelen aan het
duurzaamheidsdenken.
Het begrip duurzaamheid omvat echter meer
dan de strikte definitie die in Van Dale staat.
Duurzaamheid en duurzame ontwikkeling werden
bekende begrippen dankzij het Brundtland-rapport
uit 1987. Dit rapport van de World Commission
on Environment and Development (WCED) werd
genoemd naar de voorzitter van de commissie,
de toenmalige Noorse premier. De belangrijkste
conclusie van het rapport was dat de mondiale
milieuproblemen het gevolg waren van de armoede
in het ene deel van de wereld, en de niet-duurzame
consumptie en productie van het andere deel van
de wereld. Het rapport riep voor het eerst op tot
duurzame ontwikkeling. Dit werd gedefinieerd als:
"een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de noden
van het heden, zonder de mogelijkheden van
toekomstige generaties om in hun behoeften te
voorzien in het gedrang te brengen".3
a. Wat is duurzaamheid?
Historiek
Duurzaamheid en duurzame ontwikkeling zijn
begrippen die iedereen wel al eens gehoord heeft
of zelf gebruikt. Van Dale omschrijft ‘duurzaam’
als ‘geschikt of bestemd om te duren, weinig
vergankelijk; zo min mogelijk grondstoffen
verbruikend; gebruik makend van herwinbare
bronnen. Als tweede betekenis staat er ‘lang
aanhoudend, voor lange tijd’.
Daaruit onthouden we alvast dat we het in deze
campagne willen hebben over verbeteringen in het
leven van mensen in armoede die doorwerken voor
langere tijd, die ‘duurzaam ‘zijn, die werken aan een
toekomst zonder armoede.
In deze definitie zit dezelfde blik op de toekomst
vervat als in de verklaring in Van Dale. Er wordt
gesproken over de toekomstige generaties en hun
behoeftes. Tegelijk wordt ook gekeken naar de
noden van vandaag.
Deze definitie kwam niet uit de lucht vallen. In de
jaren ’70 van de vorige eeuw had de ‘club van Rome’
al hun beroemde rapport ‘Grenzen aan de groei’
geschreven. Daarin erkenden ze de problemen
die veroorzaakt werden door het groeiend
gebruik van natuurlijke hulpbronnen door een
groeiende wereldbevolking. Tegelijk kwam de grote
ongelijkheid tussen noord en zuid meer en meer in
“Mensen die duurzaam leven
worden beloond (subsidies,
belastingverlaging). Voor mensen in
armoede is duurzaam leven geen keuze,
maar eerder een straf.”
16
de aandacht. In 1972 leidde dit tot een rapport van
de VN met voor het eerst een link tussen armoede,
milieuproblemen en mondiale politiek.4
moeten voldoen aan allerlei strenge voorwaarden,
dan is het niet abnormaal dat hier kritiek op komt.
Een laatste en een van de grootste kritieken
is dat er weinig echte verandering voortkomt
uit het hele duurzaamheidsdiscours. Denken
we maar aan de eindeloze discussies over
bindende klimaatsafspraken, het niet halen van
Milleniumdoelstellingen of, dichter bij huis, de
Decenniumdoelen.
Kritiek
Sinds enkele decennia worden begrippen als
‘duurzaam’ en ‘duurzame ontwikkeling’ te pas en
te onpas gebruikt. Er is heel wat kritiek ontstaan
rond het begrip. De definitie wordt als zeer vaag
ervaren, waardoor er ruimte is voor interpretatie.
Zo wordt ‘duurzaamheid’ gebruikt in het discours
van bedrijven, overheden, (milieu)organisaties
… Dikwijls gelden andere of zelfs tegenstrijdige
interpretaties.5
Drie pijlers van duurzaamheid op lokaal en
wereldniveau
Duurzaamheid combineert sociale-, economische
en milieudoelstellingen.
Een ander kritisch punt zijn de verschillende
dimensies van duurzaamheid. In principe worden
sociale-, economische- en milieudoelstellingen
gecombineerd. Toch wordt opgemerkt dat in
beleidsdoelstellingen de milieudimensie het sterkst
doorweegt.6
• Wereld: De wereld is groter dan ons dorp of ons
land. Wat we doen of niet doen heeft een invloed
op de rest van de wereld, net zoals wat in de
rest van de wereld gebeurt een invloed op ons
heeft. Oorlogen, economisch goede of slechte
tijden, klimaatverandering, armoede … hebben
allemaal een impact op elkaar. Zowel sociale-,
economische- als milieuproblemen zorgen voor
grote groepen mensen die op de vlucht slaan,
tijdelijk of permanent. Een duurzame wereld zou,
in een droomscenario, al deze dingen kunnen
vermijden. De realiteit is echter veel schrijnender.
Dit laatste wil niet zeggen dat op het vlak van milieu
de doelstelling gehaald wordt. Bijvoorbeeld omdat
dit binnen een kader van economische groei en
bestaande systemen wordt geplaatst. Een beetje
kort door de bocht: de zorg voor het milieu is
belangrijk, maar mag niet in de weg staan van de
economische groei.
• Lokaal: Duurzaamheid heeft eveneens een
lokaal aspect, binnen je eigen buurt, gemeente
stad of land. Ook hier gaat het over sociale,
economische en milieudoelstellingen. Maar vaak
wordt dat lokaal aspect, en dan zeker de socioeconomische dimensie uit het oog verloren. Dat
is één van de redenen waarom Welzijnszorg
kiest voor deze campagne. Willen we evolueren
naar een duurzame samenleving dan zullen we
de armoede en de ongelijkheid in ons eigen land
Een derde kritisch punt is de verhouding tussen
noord en zuid, tussen oude economieën, nieuwe
groeilanden en ontwikkelingslanden.7 De grote druk
op het milieu is mede een gevolg van wat Europese
en Noord-Amerikaanse ontwikkelingen en welvaart
hebben teweeggebracht. Wanneer diezelfde landen
dan gaan vertellen dat het bijvoorbeeld niet goed
zou zijn dat de hele wereld zoveel met de wagen
zou rijden als wij, of dat industriële ontwikkelingen
17
moeten bestrijden. Dan zullen we ervoor moeten
zorgen dat duurzame economische vooruitgang
mogelijk is voor diegenen die het nu moeilijk
hebben in onze samenleving. Dan moeten we
zorgen dat ecologische maatregelen niet enkel
iets zijn voor de happy few, of zelfs ten koste
gaan van wie het al moeilijk heeft.
Naast die inkomensarmoede wordt er gekeken naar
de andere levensdomeinen van het armoedeweb
en gezocht naar mogelijkheden om ongelijkheid
te meten. Een goed voorbeeld hierbij is de
armoedebarometer van Decenniumdoelen. Op zes
verschillende levensdomeinen zijn indicatoren
gekozen. Samen vormen ze een barometer van
de armoede in ons land. Zo’n meetmethode levert
niet één exclusief cijfer op over de armoede, maar
brengt wel een overzicht waarin zich duidelijk
positieve of negatie evoluties kunnen aftekenen.
Beide aspecten zijn onlosmakelijk met elkaar
verbonden en hoegenaamd niet tegengesteld aan
elkaar. De aandacht voor het lokale aspect van
duurzaamheid doet niets af aan de ernst van de
problematiek op wereldniveau.
Het uitbannen van armoede maakt onlosmakelijk
deel uit van de doelstellingen van duurzaamheid.
Onderzoekers pleiten er dan ook voor om een ruime
meting van armoede deel uit te laten maken van de
meting van duurzame ontwikkeling.9
Wie tegen armoede en ongelijkheid wilt opkomen
moet dit met een blik doen die verder gaat dan zijn
eigen leven. Wie de wereld wilt veranderen, start
best eerst in zijn eigen omgeving.
Dit betekent dat beslissingen die genomen worden
om te streven naar een duurzame samenleving,
moeten afgetoetst worden op hun gevolgen voor
de armoede of voor mensen in armoede. De vorige
stelling lijkt evident. Maar in realiteit is ze dat niet.
In de volgende hoofdstukken zal dit verder duidelijk
worden, toch hier al enkele voorbeelden.
• Een overheid wil gezonde voeding stimuleren,
dit is beter voor de bevolking (langer en
gezonder leven) en voor de overheid (lagere
gezondheidszorgkosten). Een gezondere
levensstijl werkt ook op langere termijn. Om dit te
realiseren komt het idee van een ‘vettaks’ op de
proppen. Wanneer men hier niet nadenkt over wat
de gevolgen zijn voor mensen in armoede, dan
bestaat de kans dat voeding voor hen duurder
wordt, zonder dat hierdoor gezonder kan geleefd
worden.
b. Armoede in het
duurzaamheidsdenken
Armoede is net als duurzaamheid een begrip met
meerdere dimensies. Dit was eerder al geïllustreerd
met het armoedeweb (figuur1). Zowel armoede
en duurzaamheid zijn complexe begrippen wat de
meting ervan er niet makkelijker op maakt. Wel is
de strijd tegen armoede onlosmakelijk verbonden
met het streven naar een duurzame samenleving.
Armoede meten we meestal aan de hand van
inkomensindicatoren, denk maar aan de Europese
armoedegrens (60% van het mediaaninkomen
van een land). Hiermee kan je evoluties bijhouden,
internationaal vergelijken en bovendien blijkt die
armoedegrens in ons land vrij goed overeen te
komen met de berekening wat iemand nodig heeft
om minimaal te participeren aan de samenleving,
de zogeheten referentiebudgetten.
18
• Binnen het domein van mobiliteit werd beslist
om op termijn alle oude wagens te bannen
uit de stadscentra van Antwerpen en Brussel.
Dit omdat deze wagens meer vervuilen en de
luchtkwaliteit binnen de stad een grote zorg is.
De kans op sociale uitsluiting loert om de hoek.
Is met de eigen wagen de stad inrijden enkel
nog voorbehouden voor wie zich regelmatig
een nieuwe wagen kan permitteren? Is dit
rechtvaardig terwijl de overheid bedrijfswagens
(en hun uitstoot) nog steeds fiscaal bevoordeelt
in plaats van een loon?
Een voorbeeld om te verduidelijken. Wanneer een
lokaal bestuur zijn groenbeheer aanpakt op een
duurzame manier dan zullen daar ongetwijfeld
milieudoelstellingen in acht genomen worden:
de keuze van planten en bomen in functie
van biodiversiteit, het vermijden van giftige
onkruidverdelgers … Het is echter van belang
dat men bij de tewerkstelling aandacht heeft
voor de strijd tegen sociale ongelijkheid. Hoe
kan men kansengroepen tewerkstellen op een
groendienst? Is er een mogelijke samenwerking
met sociale economiebedrijven? Hierbij moeten
de verschillende actoren telkens aandacht hebben
voor dit aspect van duurzaamheid.
Duurzaam handelen betekent dat je rekening
houdt met mensen in armoede en dat je bij de
acties die streven naar een duurzame toekomst,
ook de armoede probeert te bestrijden. Een goede
manier daarvoor is om bij overheidsbestellingen
duurzaamheidscriteria op te leggen. Al in 2010
pleitte Welzijnszorg tijdens de campagne ‘Werk
armoede weg’ voor criteria inzake sociale
duurzaamheid binnen overheidsopdrachten. Zowel
de Vlaamse als de federale overheid hebben een
actieplan rond duurzame overheidsopdrachten.10
De sociale criteria zijn daarbij het moeilijkste te
realiseren of in procedures te gieten. Het gaat
hier dan bijvoorbeeld over diversiteitscriteria
bij tewerkstelling zowel naar afkomst als naar
sociaaleconomische positie.
“Kiezen voor duurzame oplossingen is
interessant maar zit er gewoon niet in
als je met niks moet rondkomen. Ik kan er
niet bij stilstaan. Ik leef van dag tot dag. Ik
heb al teveel tegenslag gehad. Ik zie wel
wat de toekomst brengt. Ik durf niet meer
te hopen.”
19
4. Onze samenleving in transitie
a.Alternatieve/complementaire
munten
De voorbije jaren is er naast het begrip
duurzaamheid veel aandacht voor transitie.
Transitie wordt op Wikipedia omschreven als:
“een structurele verandering die het resultaat is
van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende
ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld
economie, cultuur, technologie, instituties en natuur
en milieu.”11
LETS
LETS-groepen zijn er her en der in ons land. Het
zijn voorbeelden van systemen die met een soort
complementaire of alternatieve munt werken.
Waarom een alternatieve munt en wat houdt dit in?
Her en der in Vlaanderen zijn er transitiegroepen
actief die in hun eigen dorp of stad mee vorm
proberen geven aan die veranderingsprocessen en
die deze proberen in te bedden in een duurzame
ontwikkeling. Het is niet mogelijk om een volledig
overzicht te geven van al deze initiatieven. Ze
komen vanuit specifieke transitiegroepen, maar
evengoed vanuit het ‘klassieke’ middenveld en
verenigingsleven. Onze campagnepartners zijn
allemaal actief op dit terrein.
LETS (Local Exchange Trading System)12
Wat is een LETS-systeem?
Een LETS-systeem kan je best omschrijven
als een kring waarbinnen mensen met elkaar
spullen, tijd, diensten en kennis uitwisselen op
een geheel vrijwillige basis. Een ruilnetwerk dat
verloopt volgens een zeer eenvoudig en handig
‘eenheden’-systeem dat centraal wordt beheerd.
Het handige aan de ruiltransacties is dat je niet
meteen iets terug hoeft te doen voor de persoon
die net iets voor jou deed. Jij geeft gewoonweg
een aantal ‘eenheden’ in ruil, waarmee die
persoon in het systeem weer iets anders kan
verkrijgen. Jij doet daarna voor iemand anders
een dienst, waarvoor die je zal waarderen.
Net als bij duurzaamheid vertrekken heel wat van
deze initiatieven vanuit een focus op het milieu.
Het is belangrijk dat zo veel mogelijk van deze
initiatieven aandacht hebben voor de diversiteit van
het publiek dat ze bereiken en betrekken, ook al is
dit niet evident.
Wat is de filosofie achter LETS?
Er is geen vaste omschreven filosofie
achter LETS, omdat elke LETS-groep anders
is naargelang de samenstelling van zijn
leden of zijn lokale doelstelling(en). Maar
algemeen moet onder LETS toch worden
Er bestaat immers geen vast recept om mensen
in armoede te betrekken bij initiatieven. We
proberen hier aan de hand van enkele vrij
bekende voorbeelden enkele tips te geven die
de kans verhogen om ervoor te zorgen dat de
transitiebeweging ook op het vlak van ongelijkheid
het verschil kan maken.
20
de boodschappen te doen voor een ander LETS-lid
maar je hebt niet de middelen om de kost van de
boodschappen (wat buiten het LETS-systeem valt)
voor te schieten. Dit kan een drempel zijn. Het niet
beschikken over een auto zal deze dienst soms in de
weg staan.
verstaan: het streven naar coöperatie,
solidariteit, eerlijke omgang, enzovoort. LETS
is gebaseerd op de waarde van het individu in
de gemeenschap. Dit houdt zowel vrijheid als
verantwoordelijkheid in.
Wat is een peter of meter?
De meeste LETS-systemen werken met
‘peters’ en ‘meters’. Zij zorgen ervoor dat
nieuwe leden met hun vragen terechtkunnen
bij iemand in de buurt, en die hen de eerste
maanden bijstaat als dat nodig is. Een peter
of meter voorziet nieuwe leden ook van de
nodige informatie en helpt eventueel bij het
opstellen van lijstjes met vraag en aanbod,
het gebruik van software, enz.
Een LETS-systeem werkt op basis van vertrouwen.
Jammer genoeg wordt er vaak wantrouwig
gekeken naar mensen in armoede. Dit is tegelijk
een kans als een bedreiging. Zo kan deelname van
mensen in armoede zorgen voor een boost in hun
zelfvertrouwen, een wapen zijn tegen wantrouwen
vanuit de middenklasse en zorgen voor contacten
met andere groepen in de samenleving. Aan de
andere kant kan dit de huidige situatie bevestigen:
als bijvoorbeeld niemand een beroep doet op de
diensten die mensen in armoede aanbieden.
Eigenlijk wordt er in een LETS-systeem vooral
gehandeld in ‘tijd’. Je ruilt diensten waarbij je je tijd
en je talenten kan inzetten. Op de website van LETSVlaanderen vind je alle nodige informatie.
Torekes Gent
Een ander systeem, maar ook een complementaire
munt, zijn de ‘Torekes’ in Gent.13 Dit werkt enigszins
anders dan de gewone LETS-systemen. Torekes
kunnen namelijk vooral verdiend worden door
iets te doen voor het milieu, de buurt en de wijk.
Je inzetten voor een van de sociale en duurzame
projecten in de wijk, je gevel een kleurtje geven om
de wijk op te fleuren … Je kan met al deze zaken
Torekes verdienen. In tegenstelling tot LETS, kan je
dingen kopen met Torekes. Handelaars in de buurt
bieden producten aan in ruil voor Torekes of je kan
via de stad Gent een cinematicket kopen.
Dit systeem lijkt goed te werken. Dit komt mede
door de ondersteuning vanuit het opbouwwerk.
Hierdoor worden extra inspanningen geleverd om
moeilijk bereikbare groepen te betrekken in het
systeem, wordt er gezocht naar nieuwe manieren
om Torekes te verdienen en uit te geven … Zo’n
initiatief betrekt sterker mensen in armoede,
Zo’n complementaire munt lijkt op het eerste
gezicht een goede manier om mensen in armoede te
betrekken. Mensen in armoede hebben per definitie
een gebrek aan gewoon geld. Zo’n ruilsysteem zou
voor hen dan wel eens een goede aanvulling kunnen
zijn en aangezien er voor iedereen evenveel uren in
een dag zijn, is er een gelijke vetrekbasis.
Toch zitten er addertjes onder het gras. LETSVlaanderen geeft dit al zelf aan op hun website. Zo is
het ook bij LETS een kwestie van vraag en aanbod.
Niet iedereen heeft dezelfde talenten, evenmin is
de vraag naar bepaalde talenten altijd even groot.
Mensen in armoede hebben ook beperkingen
in welke diensten ze kunnen aanbieden. Je kan
bijvoorbeeld wel tijd ter beschikking hebben om
21
maar vraagt ook een investering van mensen en
middelen.
ShareFair:
KVLV zet vaart achter geven
en delen
b.Deeleconomie
De deeleconomie. Net als duurzaamheid en
transitie, een vlag die vele landingen dekt.
Couchsurfing, Airbnb, cambio, Villo, Blue bike,
bibliotheken, spelotheken, voedselteams … het
spectrum is zeer ruim. Het Netwerk Bewust
Verbruiken geeft een schematisch overzicht zodat
door de bomen het bos te zien blijft http://www.
bewustverbruiken.be/artikel/vind-je-weg-in-devlaamse-deeleconomie.
Het laatste weekend van mei is jaarlijks het
‘ShareFair-weekend’ van KVLV, Vrouwen met
vaart: Lokale KVLV-groepen organiseren overal
ten lande ShareFairs.
ShareFairs zijn gezellige evenementen waarop
mensen geven of delen, zowel materiële als
niet-materiële dingen. Met spullen die niet
kapot of versleten zijn maar die je zelf niet
meer gebruikt, waar je teveel van hebt, of
talenten die je met plezier inzet voor anderen,
kun je tijdens een ShareFair iemand anders blij
maken.
Tijdens het ShareFair-weekend vind je
overal weggeefmarkten, kledij-swishings,
ruilbeurzen, potlucks, etc. Materialen krijgen
een tweede leven, waardoor op die manier heel
wat grondstoffen gespaard worden. Met de
ShareFairs willen we dat hergebruik, delen en
ruilen de nieuwe spelregel in de maatschappij
wordt.
Op die manier zorgen de ShareFairs ook mee
voor een solidaire samenleving: wie het
financieel moeilijker heeft, kan op een leuke
manier nieuw materiaal vinden. Wie een klein
netwerk heeft, komt in contact met iemand die
graag helpt met het huiswerk van de kinderen.
Lokaal werken al KVLV-groepen samen met
organisaties voor kansarmen. Zo willen we
mee bijdragen aan een warme, solidaire en
duurzame samenleving.
Heel wat vormen van deeleconomie zitten in de lift.
Nieuwe initiatieven ontstaan en bestaande initiatieven
krijgen almaar meer gebruikers. Maar in hoeverre
bereikt die deeleconomie mensen in armoede?
Verderop in dit dossier zullen initiatieven rond
deelfietsen en –wagens nog aan bod komen, net
zoals initiatieven omtrent voeding.
Binnen de deeleconomie zijn er heel wat initiatieven
om goederen te hergebruiken, te repareren, een
nieuwe bestemming te geven … Repair cafés,
geefpleinen, swoppertjesdag, ShareFair (zie
kaderstuk), weggeefwinkels of –kasten … het
aantal initiatieven is niet bij te houden. Bovendien
kan je ook de kringwinkels grotendeels binnen
deze deeleconomie plaatsen. Hoewel je daar betaalt
voor je goederen, dient dit niet om commerciële
winst te boeken, maar wordt de opbrengst gebruikt
in de andere opdrachten van de sector waarbij
onder meer tewerkstelling van kansengroepen een
belangrijke plaats inneemt.
Deze initiatieven gaan allemaal in tegen de
wegwerpmaatschappij.
Meer informatie: www.kvlv.be/sharefair
22
Bovendien zijn al deze initiatieven gericht op
het hergebruik van goederen, gratis of tegen
een kleine prijs (in aankoop of voor reparaties).
De deeleconomie bevat potentieel voor
armoedebestrijding.
wanneer je evengoed daarna je winkelkar kan
volladen in de supermarkt of een mooi paar nieuwe
schoenen kan kopen die perfect passen op dat
vintage jasje, dan wanneer dit je enige mogelijkheid
is om een winterjas te vinden en je daarna moet
aanschuiven voor je voedselpakket. Mensen voelen
zich bekeken, of worden anders behandeld dan
andere klanten.
Toch is dit niet altijd vanzelfsprekend. Daarom is het
goed om rekening te houden met enkele specifieke
aandachtspunten om mensen in armoede te
bereiken. Voor alle mogelijke initiatieven geldt
alvast dat mensen in armoede en hun organisaties
zelf best betrokken worden in het opzetten van
zo’n initiatief. Zij zullen zo al mogelijke knelpunten
vooraf kunnen aangeven (Is de locatie gemakkelijk
bereikbaar? Hoe promotie voeren naar mensen
in armoede? Hoe ervoor zorgen dat iedereen met
respect behandeld wordt? …)
Vorming van medewerkers, goed nadenken over
je initiatief en samenwerking zijn opnieuw de
kernwoorden.
Een ander signaal, specifiek over kringwinkels,
willen we hier nog meegeven. Mensen in armoede
zijn altijd al klant geweest bij deze winkels.
Tegenwoordig worden kringwinkels door heel veel
mensen van allerlei rang en stand bezocht. Een
goede zaak, niet enkel voor de winkels, maar ook
in een duurzaam perspectief. Er duiken echter
geregeld initiatieven op waarbij er speciale vintage
weekends gehouden worden, merkkledij soms in
een speciale verkoop gaat … Hiermee moet goed
opgelet worden. Het mag nooit de bedoeling zijn
dat het reguliere winkelaanbod verschraalt en
alle mooie en gewilde stukken in een speciale (en
duurdere) verkoop terechtkomen.
Het is niet altijd vanzelfsprekend om drempels
weg te werken. Zo zijn er ruilinitiatieven, zoals voor
speelgoed of kledij. De voorwaarde om daaraan
mee te kunnen doen is dat je zelf dingen hebt om te
ruilen. Voor mensen in armoede is dit niet evident.
Bij zo’n initiatieven krijg je vaak een bepaald aantal
punten voor wat je binnenbrengt, waarmee je dan
weer nieuwe dingen kan ‘kopen’. Zo’n systeem geeft
de mogelijkheid om mensen die minder hebben
toch voldoende ‘waarde’ te geven om mee te
kunnen doen. Wel blijft het oppassen hoe je dat dan
aanpakt. Mensen in armoede willen participeren, ze
zoeken geen aalmoes.
Mensen in armoede dienen ook niet om de
overschot van onze consumptiemaatschappij
weg te werken. Dit speelt mee bij initiatieven
rond voedseloverschotten maar eveneens bij
weggeefinitiatieven of tweedehandswinkels.
Het is een heel ander gevoel om iets uit zo’n winkel
te halen wanneer dat een bewuste keuze is en
23
5. Voor een duurzame armoedebestrijding
Die structurele benadering, een aanpak die op lange
termijn doorwerkt, is nodig in alle aspecten van het
leven.
Dit hoofdstuk behandelde het begrip duurzaamheid
en de link met armoedebestrijding. Daarnaast
keken we naar een aantal initiatieven die binnen het
duurzaamheids- en transitiedenken hun wortels
vonden.
Het is belangrijk dat in al die levensdomeinen
rekening wordt gehouden met andere aspecten
van duurzaamheid. Het milieu, de wereld rondom
ons, de kansen van mensen in andere landen
en continenten, dit mag niet gehypothekeerd
worden in ons streven naar een structurele
armoedebestrijding in ons land. Omgekeerd
leerden we dat doelstellingen om bijvoorbeeld ons
leefmilieu te verbeteren, niet mogen leiden tot een
groeiende ongelijkheid in onze samenleving.
Een toekomst zonder armoede, binnen dat
duurzame kader moet gerealiseerd worden op
alle levensdomeinen. Zo wordt tewerkstelling
beschouwd als een goede manier om uit de
armoede te geraken. Dit klopt, maar dan wel op
voorwaarde dat het waardig en duurzaam werk
is, dat langetermijnperspectief brengt. Een goede
opleiding en onderwijs waar niemand uit de boot
valt, dat zorgt voor een duurzame verbetering van
de kansen van mensen …
Welzijnszorg wil met deze campagne ‘Een toekomst
zonder armoede’ werken aan een duurzame
armoedebestrijding. Om dit concreet te maken
kozen we voor drie belangrijke domeinen om
verder uit te werken: Huisvesting, gezondheid en
mobiliteit. Deze werden door mensen in armoede
in Welzijnsschakels en door de campagneprojecten
van Welzijnszorg naar voor geschoven als cruciaal.
Wat niet betekent dat ook andere levensdomeinen
hun plaats niet zouden hebben binnen een
duurzaamheidskader.
24
ShareFair:
KVLV zet vaart achter geven
en delen
Het laatste weekend van mei is jaarlijks het
‘ShareFair-weekend’ van KVLV, Vrouwen met vaart:
Lokale KVLV-groepen organiseren overal ten lande
ShareFairs.
ShareFairs zijn gezellige evenementen waarop
mensen geven of delen, zowel materiële als nietmateriële dingen. Met spullen die niet kapot of
versleten zijn maar die je zelf niet meer gebruikt,
waar je teveel van hebt, of talenten die je met
plezier inzet voor anderen, kun je tijdens een
ShareFair iemand anders blij maken.
Tijdens het ShareFair-weekend vind je overal
weggeefmarkten, kledij-swishings, ruilbeurzen,
potlucks, etc. Materialen krijgen een tweede leven,
waardoor op die manier heel wat grondstoffen
gespaard worden. Met de ShareFairs willen we dat
hergebruik, delen en ruilen de nieuwe spelregel in
de maatschappij wordt.
Op die manier zorgen de ShareFairs ook mee voor
een solidaire samenleving: wie het financieel
moeilijker heeft, kan op een leuke manier nieuw
materiaal vinden. Wie een klein netwerk heeft, komt
in contact met iemand die graag helpt met het
huiswerk van de kinderen. Lokaal werken al KVLVgroepen samen met organisaties voor kansarmen.
Zo willen we mee bijdragen aan een warme, solidaire
en duurzame samenleving.
Meer informatie: www.kvlv.be/sharefair
25
Projecten
Met of zonder papieren:
een gezin is een gezin!
België erkent het recht op gezinsleven zoals
omschreven in artikel 8 van het EVRM:
Wanneer men als gezin Belgïe bereikt is een hecht
gezinsleven niet evident. Binnen de grootschalige
opvangstructuren waar onze overheid volop op
inzet is het niet eenvoudig om als gezin nog een
aparte, warme entiteit te zijn.
Een ieder heeft het recht op respect voor zijn
privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn
woning en zijn correspondentie.
Voor mensen zonder wettig verblijf is het ontzettend
moeilijk om samen te blijven. Niet alleen sneuvelen
er veel relaties onder de stress van het overleven,
ook krijgen we signalen dat bij dakloze gezinnen
in Brussel bijvoorbeeld wél nachtopvang geboden
wordt aan de moeder met de kinderen, maar niet
aan de vader.
Geen inmenging van enig openbaar gezag is
toegestaan in de uitoefening van dit recht,
dan voor zover bij wet is voorzien en in een
democratische samenleving noodzakelijk
is in het belang van de nationale veiligheid,
de openbare veiligheid of het economisch
welzijn van het land, het voorkomen van
wanordelijkheden en strafbare feiten, de
bescherming van de gezondheid of de goede
zeden of voor de bescherming van de rechten
en vrijheden van anderen.
Bij uitvoering van het uitwijzingsbeleid wordt lang
niet altijd rekening gehouden met het gezinsleven.
‘Jesuit Refugee Service’ signaleert ons dat vaders
vaak in een gesloten centrum worden opgesloten
terwijl de moeder en de kinderen naar een
terugkeerwoning worden gebracht.
Vanuit AMOS, het oecumenisch netwerk Christenen
en migratie van ORBIT vzw, komen er regelmatig
signalen dat er binnen het migratiebeleid lang niet
altijd voldoende oog is voor het recht op gezin.
Soms worden vaders uitgewezen terwijl hun
gezin nog in België verblijft. De ijver om het aantal
uitwijzingen op te voeren blijkt dan zwaarder te
wegen dat het recht op gezinsleven.
Op verschillende momenten van het migratietraject
komt het gezinsleven onder druk te staan. Vaak
vallen gezinnen al uiteen voor het begin van het
migratietraject en verliezen mensen mekaar uit het
oog in conflictgebieden. Soms krijgt de migrant een
mandaat om te proberen elders een bestaan op te
bouwen in de hoop zo de familie te kunnen helpen.
Anderen verliezen mekaar tijdens de vlucht uit het
oog.
Al de verhalen die we binnenkregen vanuit ons
netwerk overtuigden ons ervan dat het recht op
gezinsleven in deze nieuwe campagne van ORBIT/
AMOS een centrale plaats moest krijgen.
26
Eindnoten
1 Cijfers België: EU-SILC 2013, cijfers Vlaanderen: EU-SILC 2012. Voor Brussel zijn de cijfers te beperkt waardoor
een exacte meting niet mogelijk is.
2 Tekening armoedeweb: Klaas Verplancke
3http://nl.wikipedia.org/wiki/Brundtland-rapport
4 Happaerts, S., Duurzame ontwikkeling: een omstreden begrip in beleid en praktijk. In: Dierckx, D., Coene, J., &
Raeymaekers, P., (red.)(2014). Armoede en Sociale Uitsluiting - Jaarboek 2014. Acco, p.168.
5 Idem, p. 170.
6 Idem, p. 171.
7Idem.
8 Gratis te downloaden op www.decenniumdoelen.be
9 Coene, J., en Raeymaeckers, P. De meting van duurzame ontwikkeling: focus op armoede. In: Dierckx, D.,
Coene, J., & Raeymaeckers, P., (red.)(2014). Armoede en Sociale Uitsluiting - Jaarboek 2014. Acco, p.200.
10 http://do.vlaanderen.be/beleid/duurzame-overheidsopdrachten en http://www.bestuurszaken.be/federaleoverheid
11http://nl.wikipedia.org/wiki/Transitie
12www.letsvlaanderen.be
13 Torekes zijn genoemd naar de Rabottorens in de Gentse wijk Rabot. Dit project wordt gedragen door
Samenlevingsopbouw Gent. www.torekes.be
27
28
HOOFDSTUK 2
Een toekomst
in een goede woning
29
1. Situering
Een duurzame woning is een zuinige woning
die zowel naar kostprijs als naar invloed op het
milieu aan de hedendaagse normen voldoet. Een
energiezuinige woning is niet alleen goed voor
het milieu, maar ook voor de portemonnee van de
bewoners.
In het armoedeweb neemt wonen een belangrijke
plaats in. Huisvesting en alles wat ermee
samenhangt is niet alleen een hoge kost in het
gezinsbudget, maar heeft evenzeer een grote
invloed op het eigen welbevinden. Wanneer je van
je huis een thuis kan maken, dan zal je je beter in
je vel voelen, dan als je moet thuiskomen in een
te kleine, donkere, vochtige woning met allerlei
problemen. Bovendien zal je vrienden en kennissen
van jezelf of je kinderen niet zomaar uitnodigen
wanneer je je schaamt over je huisvesting.
Jammer genoeg moeten we vaststellen dat zowat
alle aspecten van een kwaliteitsvolle, betaalbare
en duurzame woning voor veel mensen in armoede
problematisch zijn. Tijdens de campagne “Armoede
(op den) buiten” uit 2013 besteedden we, net zoals
in heel wat voorgaande campagnes, al aandacht aan
de woonproblematiek. Fundamenteel is er sindsdien
niets veranderd, logisch ook, een woonmarkt
verandert slechts traag. Wel verscheen in 2015 “Het
grote woononderzoek” van het Steunpunt wonen.
Dit onderzoek geeft op verschillende vlakken
nieuwe cijfergegevens die een beeld schetsen van
de woningmarkt in Vlaanderen.
Een ongezonde woning zal ook een slechte
invloed uitoefenen op je fysieke gezondheid.
Vochtproblemen, gebrek aan goede verwarming
en verluchting … zullen de kans verhogen op
ziekte. Dat zal op zijn beurt dan weer een negatieve
invloed uitoefen op je kansen op werk of op
onderwijskansen van kinderen en jongeren.
Kwaliteitsvolle en betaalbare huisvesting is een
noodzakelijke voorwaarde om de armoedespiraal
te doorbreken. Willen we werken aan een toekomst
zonder armoede dan moeten we mensen een
duurzame huisvesting geven. Duurzaam in tijd, met
de noodzakelijke woonzekerheid. Duurzaam op het
vlak van kwaliteit zodat dit een veilige en woning
is, in een duurzame omgeving waar voldoende
open ruimte, groene ruimte aanwezig is, zonder
omgevingslawaai dat een kwaliteitsvol leven in de
weg staat en met luchtkwaliteit die naar behoren is.
30
2. De woonmarkt in Vlaanderen & Brussel
a. De woonmarkt in Vlaanderen
Vlaanderen en bij uitbreiding heel België is altijd een
regio geweest waar het eigenaarschap hoge toppen
scheert. De baksteen in de maag is een realiteit.
Figuur 1 duidt aan dat 70,5% van de Vlaamse
huishoudens in een eigen woning woont. Opvallend
is wel dat er een daling is tegenover 2005.1
Wie meer informatie wil hieromtrent, kan dit zelf
nalezen in het onderzoek.2
De daling van het aandeel eigenaars wordt
gecompenseerd met een lichte toename van de
andere deelmarkten. De private huurmarkt is goed
voor 20,4% van de woning, de sociale huurmarkt
neemt 6,7% van de woningen voor z’n rekening en
tenslotte zijn er ook nog 2,5% ‘gratis bewoners’
(mensen die geen huur betalen maar wel in een
niet-eigen woning verblijven).4
Figuur 1: Evolutie van de relatieve omvang van de deelmarkten in % in Vlaanderen (1981-2013)3
Bron: Volksstelling 1981 en 1991, Socio-economische enquête 2001, Woonsurvey 2005, SILC 2009, GWO 2013
31
Ondanks de lichte daling blijft de overgrote
meerderheid van de Vlaamse bevolking nog altijd
eigenaar en is de sociale huisvestingssector relatief
klein, hoewel in dit cijfer zowel de woningen van de
Sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s), de
Sociale Verhuurkantoren (SVK’s) als woningen van
gemeenten en OCMW’s, het Vlaams Woningfonds of
andere spelers zijn opgenomen.
Het lage percentage huurders, de beperkte
hoeveelheid sociale huurwoningen en de
oververtegenwoordiging van mensen uit lagere
sociaaleconomische groepen, leidt tot een grote
druk op de huurmarkt, met gevolgen voor de
betaalbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid,
waarover verder meer.
Jammer genoeg zijn er ook nog de dak- en
thuislozen. Zij behoren tot geen enkele van deze
categorieën. Voor hen is toegankelijk en betaalbaar
wonen veraf. Hun aantal is moeilijk te meten, maar
schattingen van La Strada in Brussel en de CAW’s
in Vlaanderen, spreken respectievelijk over 1.944
en 10.316 personen.5 In de strijd tegen dak- en
thuisloosheid willen we hier graag melding maken
van de ‘Housing First’ projecten.
“Als je geen geld hebt dan ben je op
de woonmarkt vaak aangewezen op
de huur van een ‘krot’. Je leeft dan
in onveilige omstandigheden en dat
zorgt voor extra stress en bijkomende
zorgen.”
32
Housing First: Bestrijding van dakloosheid en sociale integratie
door huisvesting en begeleiding
deze begeleidingsvorm reeds twintig jaar geleden
werd ontwikkeld is dit voor vele landen nog steeds
innovatief.
Veel dak- en thuislozen vertonen veelvuldige,
complexe en met elkaar verweven problemen.
Deze kunnen door het gebrek aan een woonst
veroorzaakt of verergerd worden. Wanneer toegang
tot huisvesting mogelijk wordt gemaakt lossen de
problemen zich niet vanzelf op.
Gezien het slaagpercentage van de herhuisvestingen
gemiddeld 80 % bedraagt wordt het Housing First
Model als doeltreffend beschouwd. Bovendien is
de verhouding kosten – baten hoger in vergelijking
met de klassieke thuislozenzorg, waarbij het traject
naar huisvesting pas wordt opgestart als andere
levensdomeinen meer gestabiliseerd zijn.
Een professionele, multidisciplinaire begeleiding
kan bijdragen tot de ontwikkeling van gunstige
omstandigheden voor het behouden van een
woonst en sociale integratie. Dit is deels wat het
Amerikaanse model Housing First voorstelt.
De eigenschappen van Housing First zijn:
• De toegang tot een individuele woonst (geen
vorm van groepswonen);
• De woningen liggen verspreid waardoor de
integratie in de gemeenschap wordt bevorderd
(maximum 20 % van de aan deze doelgroep
toegekende woonplaatsen zijn in hetzelfde
gebouw);
• De doelgroep zijn dak- en thuislozen
met een bewezen psychiatrische en / of
verslavingsproblematiek;
• De huisvesting wordt zonder
behandelvoorwaarden gerealiseerd;
• Er is sprake van een permanente huisvesting;
• Er is een keuzevrijheid;
• Intensieve ondersteuning van de huurders in hun
leefomgeving door een multidisciplinair team
(maatschappelijk werkers, verpleegkundigen,
psychiaters, psychologen, arbeidsbemiddelaars,
…) en dit minimaal 1 maal per week en 24h/24h
bereikbaar.
Het project Housing First Belgium beoogt het
testen, over een periode van twee jaar, van zes
begeleidingsexperimenten die geïnspireerd zijn door
dit model maar aangepast zijn aan de specifieke
realiteit van de 5 grootste Belgische steden. Het
streefdoel is 100 daklozen opnieuw te huisvesten en
te begeleiden.
Op het einde van het experiment zal het
evaluatieteam concrete aanbevelingen formuleren
voor de uitvoering en verruiming van Housing First
in België.
Wat is Housing First?
De idee Housing First werd door Dr. Sam Tsemberis
in de jaren ‘90 ontwikkeld met de opstart van
het “Pathways to Housing Program” in New
York. Deze visie op herhuisvesting van dak- en
thuislozen was toen zeer vernieuwend, meer
bepaald het met prioriteit aanbieden van een
woning, zonder behandelvoorwaarden vooraf aan
dak- en thuislozen met een psychiatrische en / of
verslavingsproblematiek. Niettegenstaande dat
Alle informatie: www.housingfirstbelgium.be
33
b. De woonmarkt in Brussel
Brussel kent een andere woningmarkt dan
Vlaanderen: ‘slechts’ 39% woont in een eigen
woning.6 De huurmarkt is hier dus veel groter, iets
wat overigens geldt voor alle andere grote steden
in ons land. Het percentage sociale huurwoningen
ligt echter slechts op 7,3%.7 Dat betekent dus dat
de private huurmarkt het grootste deel van de
koek inneemt in Brussel. De Brusselse bevolking
verschilt sterk van deze in Vlaanderen. Opvallend
is de dualiteit. Dat merk je ook in de Brusselse
huurmarkt. Langs de ene zijde is er een groep
Brusselaars die huurt omwille van een tijdelijk
verblijf in Brussel, zoals mensen uit het buitenland
die hier als expat werken. Voor hen zijn de hoge
huurprijzen minder problematisch en zij vullen een
hoger segment van de private huurmarkt.
Anderzijds is het aandeel mensen in armoede in
Brussel veel belangrijker. Voor hen is de steeds
langer wordende wachtlijst voor een sociale woning
slecht nieuws. Hierdoor belanden zij in een te
dure, vaak kwalitatief slechte woning op de private
huurmarkt.
“Mensen in armoede wonen
in de minst kwalitatieve
huizen, met de minste
isolatie en de hoogste
energiekost.”
34
3. Betaalbaar wonen
Een eerste voorwaarde om je recht op wonen te kunnen
uitoefenen is dat je een betaalbare woning hebt.
Wat betaalbaar is hangt uiteraard af van je inkomen.
Eigenaars hebben gemiddeld een hoger inkomen en
staan sociaaleconomisch sterker dan huurders, zoals
te zien is op figuur 2. Terwijl het gemiddeld inkomen
van eigenaars met hypotheeklast rond de € 2.000
ligt, is dit slechts € 1.400 voor huurders. Bij de laatste
groep blijkt dat sociale huurders (€ 1.187) een lager
inkomen hebben dan private huurders (€ 1.482). De
inkomenskloof tussen private en sociale huurders
verkleint wel de voorbije jaren.8 Belangrijk is op te
merken dat de huurprijs bij sociale huurders afhankelijk
is van hun inkomen en gezinssamenstelling, bij private
huurders is dit niet het geval.
Hoewel de afbetaling van een hypotheek gemiddeld
meer kost dan de gemiddelde huur, is het aandeel van
huurders voor wie de betaalbaarheid een probleem
vormt veel groter dan bij eigenaars. Dit weerspiegelt zich
ook in de armoedecijfers die bij huurders veel hoger
liggen (33,7% in België en 24% in Vlaanderen) dan
bij eigenaars (8,7% in België en 7% in Vlaanderen).9
Figuur 2: Evolutie van het equivalent besteedbaar inkomen en de brutowoonuitgaven voor eigenaars met
hypotheek en huurders, gemiddelden in euro/maand, in prijzen van 2013, Vlaanderen, 1976-2013.10
Bron: Sociaal-economisch panelonderzoek (SEP) 1976, 1985, 1992 en 1997, Woonsurvey 2005, SILC 2009, GWO 2013
35
Wat opvalt, is de verdeling van de eigenaars over
de inkomensladder. Hierbij zie je dat mensen met
een lager inkomen (1ste en 2de quintiel) minder vaak
een eigen huis kunnen verwerven zoals je kan zien
in figuur 3. Let wel, dit gaat over de -65 jarigen.
Zoals we in 2012 al vaststelden in de campagne
rond ouderen, zijn er wel nog heel wat ouderen die
eigenaar zijn van een woning ondanks een laag
inkomen. Dit hangt samen met de relatief lage
pensioenen in ons land. Toch kon een grote groep
onder hen wel een woning verwerven voor hun
pensionering.
Opvallend is dat de dualiteit op de woningmarkt
de voorbije jaren sterk toeneemt. Ben je bij de
laagste 2 inkomensquintielen (de onderste 40%
van de inkomensladder dus) dan is de kans dat je
een eigen woning verwerft sterk gedaald. Dit kan
te maken hebben met de crisis, die vooral mensen
met minder middelen voelen, als met de strengere
voorwaarden bij banken om een lening te krijgen.
Hierbij moeten we opmerken dat die toegenomen
dualiteit de nood aan een beter woonbeleid extra
onderlijnt, de middelen van de overheid worden nu
te eenzijdig besteed: 12
Figuur 3: Evolutie van het aandeel eigenaars naar inkomensquintielen, voor huishoudens op actieve leeftijd, in
%, Vlaanderen, 1976-2013.11
Bron: Socio-economisch panel '76, '85 en '97; Pannecoucke et al. (2001), Woonsurvey 2005, Grote Woononderzoek 2013
36
• De overheid zet vooral in op
eigendomsverwerving. Meer dan 84% van de
overheidsmiddelen ging in 2011-2012 naar
eigenaars.
• Slechts 13% werd besteed aan sociale huur.
• De private huurmarkt is goed voor 2% van de
overheidsmiddelen.
Ondertussen zijn de bevoegdheden op het vlak van
wonen flink verschoven, met zowel de woonbonus
als de huurwetgeving die van het federale naar het
regionale niveau verschoven zijn. Toch is het beleid
niet fundamenteel veranderd. Zowel in Vlaanderen
als in Brussel zijn er kleine aanpassingen aan
de woonbonus beslist, dit omdat het systeem
onbetaalbaar zou worden. Voorts snoeit
Vlaanderen ook 15% in de middelen voor de sociale
huurwoningen en stelt ze de eigen doelstellingen
voor het bouwen van 43.000 sociale huurwoningen
nog maar eens bij. Deze keer van 2023 tot 2025.
(2020 was de oorspronkelijke doelstelling). Van een
heroriëntering van het woonbeleid is echter geen
sprake.
Maar wat is betaalbaar wonen? Hoeveel gezinnen
betalen te veel voor hun woning? Dat is niet
eenvoudig te bepalen. Er zijn twee manieren om dit
te berekenen:
• De woonquote:
De woonquote bekijkt hoeveel middelen mensen
uitgeven aan wonen ten opzichte van hun inkomen.
Dit kan je berekenen met de ‘naakte woonquote’:
enkel de huur of afbetalingskost mag niet meer zijn
dan 30% van het inkomen. Of met de woonquote
inclusief bijkomende woonuitgaven (bv. energie).
Deze mag niet meer zijn dan 40% van het inkomen.
Figuur 4: Aandeel huishoudens met naakte woonquote boven de
30% naar eigendomsstatuut, in %, Vlaanderen, 2005-2013.13
De overheid ondersteunt in het woonbeleid
dus vooral de gezinnen die bovenaan de
inkomensladder staan. Wie een laag inkomen heeft,
moet hopen dat men snel aan een sociale woning
geraakt. Is dat niet het geval, dan is er, behalve
een zeer beperkt systeem van huursubsidie, geen
steun. Je kan stellen dat ons woonbeleid in de feiten
één groot mattheüseffect is.
2005
51,7
2013
44,3
39,2
32,9
27,1
22,7
19,6
17,1
12,7
12,2
Eigenaar met
hypotheek
Private
huur
Sociale
huur
Alle
huurders
Bron: Woonsurvey 2005, Grote Woononderzoek 2013
37
Totaal
Figuur 5: Aandeel huishoudens met woonquote (op basis van
totale woonuitgaven boven de 40% naar eigendomsstatuut, in %,
Vlaanderen, 2005-2013. 14
2005
Figuur 6: Aandeel onder de norm voor het resterend inkomen,
naar eigendomsstatuut, in %, Vlaanderen, 2005-2013.16
2005
47,1
2013
2013
38,6%
35,6
34,5%
30,4%
27,2
27,4%
22,7
19
15,3
14
0,6
Eigenaar met
hypotheek
13,6%
12,7
10,4%
6,5%
2
Eigenaar
zonder
hypotheek
Private
huurder
Sociale
huurder
Totaal
Eigenaar met
hypotheek
Bron: Woonsurvey 2005, Grote Woononderzoek 2013
4,7%
Eigenaar
zonder
hypotheek
Private
huurder
Sociale
huurder
Bron: Woonsurvey 2005, Grote Woononderzoek 2013
• Resterend inkomen:
Hierbij kijkt men wat een gezin nog over heeft na
het betalen van de woonkosten. Dit vergelijkt men
met wat een gezin minimaal nodig heeft om rond
te komen zoals berekend in de referentiebudgetten
van Storms en Van den Bosch.15
Beide meetmethodes hebben hun voor- en nadelen.
Bij de woonquote speelt de hoogte van je inkomen
sterk mee in het al dan niet problematisch zijn
van een woonquote boven de 30 of 40%. Een
alleenstaande met een inkomen van € 2.000 en
een huur van € 700, zit boven de 30%. Die heeft
dan nog € 1.300 over. Dit zal waarschijnlijk weinig
armoedeproblemen geven. Diezelfde alleenstaande
met een inkomen van € 1.000 en een huur van
€ 330 zit onder de 30% maar heeft slechts
€ 670 over. Met alle andere kosten erbij zal dit een
veel groter probleem geven om rond te komen.
Je kan dus zeggen dat deze goed meet wanneer
huisvesting eigenlijk te duur is, maar iets minder
wanneer dit leidt tot armoede.
Bij de methode met het resterende budget kan
je zeer goed meten bij welke groepen er een
sterk armoederisico is. Maar je kan daarom niet
concluderen dat dit door een te hoge woonkost
“Kiezen voor groene stroom is niet
altijd het goedkoopste en bovendien
kan je hier niet voor kiezen als je een
budgetmeter hebt.”
38
13,5%
10%
Totaal
is. Sommige inkomens uit uitkeringen en
vervangingsinkomens liggen echter onder de
armoedegrens zodat zelfs een gratis woning of een
zeer lage (sociale) huur nog te veel is. (Zie hiervoor
bijvoorbeeld de 4,7% eigenaars zonder hypotheek in
figuur 6).
Algemeen stelt onderzoek vast dat de kost van
wonen in de meeste gevallen gestegen is.
In 2013 bedroeg de gemiddelde private huurprijs
€ 562, dit is 8% meer dan in 2005 en een sterkere
stijging dan bij de afbetaling door eigenaars met
hypotheeklening.16
De totale woonuitgaven (met o.a. energiekosten)
stegen tussen 2005 en 2013 met 4% bovenop de
inflatie.17
Omwille van de hierboven vermelde tekortkomingen
is het goed om de meetmethodes naast elkaar te
gebruiken. Het beeld is dan zeer duidelijk:
• Huurders hebben het zeer moeilijk om rond
te komen. 30 tot 51% afhankelijk van de
meetmethode.
• Sociale huur geeft in de berekening met de
woonquote een duidelijk beter beeld. Toch zit
ook hier nog een kwart van de huurders boven
de woonquote, hoewel je huur op basis van
je inkomen is. Bij het resterende inkomen zit
meer dan 34% van de sociale huurders in de
gevarenzone. Dit toont vooral aan hoe zwak
deze groep staat wat betreft inkomenspositie.
• Eigenaars zijn beter af dan huurders. Dit omwille
van het hogere gemiddelde inkomen en de
woonlast die meer op maat is. Toch geven
de cijfers aan dat ook bij deze groep 10% te
weinig inkomen overhoudt na het betalen van
de hypotheek. Bij de woonquote zit zelfs 27%
boven de 30%. Een beperktere groep heeft het
dus erg moeilijk, bij anderen zal hun inkomen
wel volstaan, maar is de buffer bij bijvoorbeeld
jobverlies, niet zo groot.
Een toekomst voor betaalbaar wonen
De cijfers spreken voor zich. De woonkost stijgt voor
zowat alle groepen en de betaalbaarheidsproblemen
nemen eveneens toe. Vooral op de huurmarkt zijn
de problemen zeer groot.
Een deel van het probleem ligt in de te lage
inkomens van heel wat mensen. Wanneer je
inkomen onder de € 1.000 ligt, dan zal je op de
private huurmarkt altijd in de problemen komen.
Dit is dan niet noodzakelijk omdat er woekerprijzen
gevraagd worden, maar simpelweg omdat het
inkomen te laag is. Een toekomst voor betaalbaar
wonen, betekent dus een toekomst met een
leefbaar inkomen.
39
komt daar nog eens bij dat je bijna altijd maar je
oude waarborg terugkrijgt nadat je een nieuwe
hebt gestort. Een centraal huurwaarborgfonds zou
hier een eenvoudige oplossing bieden, zowel voor
dit overbruggingsprobleem, het betaalprobleem
als voor de discriminatie tussen de verschillende
waarborgvormen. Bij zo’n fonds betaalt iedereen
zijn waarborg in dat fonds, eventueel geleidelijk.
De verhuurder krijgt vanuit dat fonds de eventuele
waarborg gestort bij schade, waardoor hij zeker is
dat hij vergoed kan worden.
Dit zowel door het verhogen van de uitkeringen en
vervangingsinkomens als door een huursubsidie
voor iedereen die op een sociale woning aan het
wachten is. Deze veralgemeende huursubsidie
moet gepaard gaan met richthuurprijzen om te
vermijden dat de huurprijzen evenredig toenemen.
Het huidige systeem met zeer strenge
inkomenseisen én de voorwaarde dat je vier jaar op
de wachtlijst staat, is onvoldoende. Mensen worden
eerst in armoede geduwd voor ze geholpen worden.
Een tweede aspect is de woonzekerheid. Eén van
de grote voordelen aan het eigenaarschap is de
zekerheid over je woning. Bovendien kan je ook
je eventuele hypothecaire last goed inschatten.
Voor wie als eigenaar een laag inkomen heeft,
kunnen kosten aan het huis voor aanpassingen en
renovaties echter wel zwaar doorwegen.
Wie huurt op de private huurmarkt heeft veel
minder die woonzekerheid. Een contract loopt niet
oneindig en er zijn redenen voor de verhuurder om
een contract vroegtijdig te beëindigen, bijvoorbeeld
om zelf in de woonst te komen wonen. Bovendien
is de private huurmarkt niet vrij van andere
drempels. Discriminatie op basis van je afkomst
of op basis van je vermogen is schering en inslag.
Daarbovenop komt nog de huurwaarborg die een
extra betaalbaarheidsdrempel vormt. Hoewel je
via het OCMW of via een bankwaarborg, waarbij
je geleidelijk aan je waarborg betaalt, wettelijke
oplossingen hebt, blijkt dat in de praktijk niet of
onvoldoende te werken. Zo’n waarborg van het
OCMW of de bank bevat dan wel 3 maand huur (in
tegenstelling tot de waarborg op een geblokkeerde
rekening die 2 maand huur bedraagt), maar toch
lijkt het een factor om huurders te weigeren.
Wie een woning wil huren moet dus minstens 3
maal de huur in één keer kunnen betalen (2 maand
waarborg en de eerste maand huur). Bij een verhuis
Sociale huisvesting biedt (voorlopig?) meer
woonzekerheid en zekerheid over de betaalbaarheid.
Hoewel dit niet voor iedereen geldt. Grootste
probleem bij de sociale huisvesting is het tekort aan
voldoende woningen. Met zo’n 148.000 woningen
in verhuur maar ook zo’n 107.000 gezinnen op de
wachtlijst is het probleem direct duidelijk. Eenzelfde
situatie zien we in Brussel. Daar waren er in 2012
zo’n 36.000 bewoonde sociale huurwoningen
terwijl de wachtlijst meer dan 41.000 gezinnen
telde.18
Bovendien staat de sector onder druk. Een eerder
engagement van de Vlaamse regering om in 2020
43.000 extra sociale huurwoningen te realiseren
werd al tijdens de vorige legislatuur uitgesteld tot
2023. De huidige regering heeft dit verder op de
lange baan geschoven, 2025 is nu de richtdatum.
Terzelfdertijd zijn ook de middelen voor de sociale
huursector met 15% verminderd. Hiermee worden
de kansen op een toekomst voor betaalbaar wonen
gehypothekeerd.
Een andere vorm van sociale huur is via de Sociale
verhuurkantoren (SVK).
40
Wat doet een Sociaal Verhuurkantoor? 19
De Sociale Verhuurkantoren (SVK’s) bieden sociale
huurwoningen en -appartementen aan die ze
huren van een eigenaar-verhuurder. Het SVK biedt
deze eigenaar een aantal stevige garanties en
is als eerste huurder verantwoordelijk voor alle
huurdersverplichtingen.
Hiervoor wordt een puntensysteem gehanteerd met
het inkomen en de verhuisnood als prioriteit.20
SVK’s kunnen zo de nood aan sociale woningen in
landelijk gebied mee lenigen. Bovendien kunnen ze
bijdragen tot het kwalitatief verbeteren van woningen
die nu op de private huurmarkt zitten.
De Sociale Verhuurkantoren zijn ontstaan uit de zorg
om kwetsbare bewoners te steunen opdat zij ook
gebruik kunnen maken van hun recht op wonen. Vele
van deze mensen huren op de gewone woningmarkt.
De SVK’s trachten de kwaliteit van het wonen van deze
groep te verbeteren door zelf woningen op de private
huurmarkt te huren om deze sociaal onder te verhuren.
Aantal SVK-woningen in beheer van erkende SVK’s
van 2009 tot en met 2013, opgesplitst per provincie.
Jaar / Provincie 2009 2010 2011 2012
West-Vlaanderen 1.707 1.832 1.950 2.039
Oost-Vlaanderen 925 926 986 1.143
Vlaams-Brabant 568 588 652 763
Antwerpen
990 1.136 1.262 1.384
Limburg
723 813 900 1.072
In vergelijking met de Sociale
Huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) is de SVKsector vrij jong en nog niet zo goed gekend. Op het
einde van de jaren ‘70 ontstonden in Vlaanderen en
Brussel ‘huurdersverenigingen’. Zij huurden voor
hun leden woningen op de private markt om deze te
kunnen onderverhuren. Later experimenteerden ook
de thuislozenzorg en de OCMW’s met het idee van een
‘sociaal verhuurkantoor’, dit als een vorm van sociale
dienstverlening. In 1985 telde Vlaanderen zeven SVK’s,
vandaag zijn dit er 52.
Vlaanderen
2013
2.238
1.198
831
1.570
1.188
4.913 5.295 5.750 6.401 7.025
Bron: SVK-jaarrapporten, VOB en gegevensverzameling
VMSW op basis van de SVK-jaarverslagen 2013
Het aantal door SVK’s verhuurde woningen is in
2013 gestegen tot 7.025. Hiermee worden de
groeidoelstellingen, die door de Vlaamse Regering
bepaald zijn in het Grond- en Pandendecreet, gehaald.
Wel blijft het onvoldoende om de bestaande woonnood
teniet te doen.
De huurder bij een SVK krijgt hierdoor een goede
woning ter beschikking. Het SVK kan hem helpen met
het wonen en hem bijstaan in zijn rechten en plichten.
De grootste uitdaging van het SVK blijft echter de
huurdersbegeleiding. De meest kwetsbare huurders
hebben nood aan voldoende en goede begeleiding.
Dit gaat zowel over zeer praktische vragen van
kandidaat-huurders, afspraken met nieuwe huurders,
als participatie van de huurders of begeleiding bij
problemen. Binnen de SVK-sector gaat 36% van de
personeelstijd naar huurdersbegeleiding. Bij de SHM’s
is dit 26% 21. Hopelijk wordt deze met het nieuwe besluit
versterkt en wordt dit een belangrijk evaluatiepunt.
Met de Sociale Verhuurkantoren (SVK’s) is er een
goed model om woningen uit de private huurmarkt
kwalitatief te verbeteren en aan een sociale prijs te
verhuren aan mensen met een laag inkomen. Hiermee
vormt het een aanvulling op het aanbod van de SHM’s.
Bovendien zorgt een toewijzingsreglement ervoor dat
gezinnen met een grote woonnood voorrang krijgen.
41
onduidelijkheid en vooroordelen. Het zou goed zijn
indien de inschrijvingen voor beiden op dezelfde
plaats zouden verlopen, waar dan zowel SHM als
SVK beschikbaar zijn. Ook zou in elke regio zeer
duidelijk uitgelegd moeten worden wat precies de
reglementen zijn, zowel de algemene als de lokale
toewijzingsvoorwaarden. Zo kunnen frustraties,
onduidelijkheden en misverstanden vermeden
worden.
Mensen in armoede klagen wel nog over de
woonzekerheid via SVK’s. Omdat het gaat over
private woningen, is er evenmin een absolute
garantie op woonzekerheid. Bovendien komen ze
niet noodzakelijk vooraan de wachtlijst terecht
wanneer ze uit hun SVK-woning moeten. Aan dit
laatste kan zeker gewerkt worden.
Een ander werkpunt is de informatieverstrekking
omtrent de sociale huur. Mensen snappen niet
altijd het verschil tussen een SHM (Sociale
huisvestingsmaatschappij) en een SVK. Evenmin
is het altijd duidelijk waarom er twee wachtlijsten
zijn, welke regels er spelen of welke stappen
je nog moet nemen. Dit zorgt voor verwarring,
Tenslotte herhalen we hier het pleidooi voor het
heroriënteren van de woonbonus op Vlaams niveau
en het afschaffen van de fiscale voordelen voor
een tweede of derde woning op federaal niveau.
Deze middelen moeten geïnvesteerd worden in
een rechtvaardig woonbeleid: een substantiële
huursubsidie, extra middelen voor de sociale
huursector, ondersteuning van private verhuurders
die in kwaliteitsvolle woningen voor de huurmarkt
investeren …
“Momenteel woon ik in een
appartement waar ik zeer
weinig voor betaal, maar er
is bijna niets in orde (oud
gebouw, problemen met
boiler, schimmel …). Wanneer
ik dit meld aan mijn huisbaas
onderneemt hij niets.”
42
4. Kwaliteitsvolle woningen
a. Staat van de woningen
Het recht op wonen, een toekomst in een goede
woning, betekent niet enkel dat je woning
betaalbaar is. Dat betekent ook dat je woning
van goede kwaliteit is. In de vele gesprekken
met mensen in armoede die aan deze campagne
voorafgingen, gaven ze aan dat dit niet altijd
het geval is. Dat ze moeten kiezen tussen
betaalbaarheid en kwaliteit, een keuze die ze niet
willen maken en niet zouden moeten maken.
Wat is een kwaliteitsvolle woning? In Vlaanderen
bestaat er de ‘Vlaamse wooncode’. Zowel het
decreet als de bijhorende regeringsbesluiten
bevatten allerlei regelgeving en normering voor de
Vlaamse woonmarkt.22 Ook Brussel kent een eigen
huisvestingscode.23
Kwaliteitsvol wonen is deels objectief te meten,
anderzijds is er altijd een aspect van persoonlijke
voorkeur. We houden het hier op objectief meetbare
zaken.
Figuur 7: Evolutie van het comfort van de woningen,
Vlaanderen, 1981-2013.26
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
In de kwaliteitsmeting levert het ‘Grote
Woononderzoek’ ons nieuwe cijfers op. Zo zien we
evoluties, gelukkig vooral positieve tendensen. Waar
volgens de buurtatlas van Kesteloot in 2011 nog 6%
van de woningen geen basiscomfort24 had (sanitaire
voorzieningen in huis, warm en koud water, bad/
douche, gootsteen), is dit nu slechts 4%.25
1981
1991
2001
2005
2013
Middelmatig comfort of beter ✽ ✽ ✽
Klein comfort ✽ ✽
Geen klein comfort ✽ ✽
✽
✽✽
✽✽✽
Geen klein comfort: een van de kenmerken van klein comfort
ontbreekt.
Klein comfort: stromend water in de woning, wc met
waterspoeling, badkamer of douche.
Middelmatig comfort of beter: klein comfort, centrale verwarming
Bron: Goossens et al. (1997), Vanneste et al. (2007) Heylen et al. (2007)
Woonsurvey 2005, Grote Woononderzoek 2013
43
Een andere vaststelling is dat de zeer grote,
structurele problemen slechts zeer beperkt
voorkomen. Zo kampt amper 1% van de woningen
met structurele stabiliteitsproblemen (beperktere
stabiliteitsproblemen bij 4% van de woningen).26
Verderop in dit hoofdstuk komen we nog
uitgebreider terug op energie-, vocht- en
verluchtingsproblemen.
Wanneer alle elementen samengebracht worden,
kan er een synthese gemaakt worden van de
fysische staat van ons woonpatrimonium zoals te
zien in figuur 8. Tellen we alle deelmarkten op, dan
krijgt 70% van de woningen in Vlaanderen de score
‘goed’, in 2001 was dit nog maar 58%. Toch blijft
de groep woningen die als ‘slecht’ of ‘zeer slecht’
gecatalogeerd staat aanzienlijk (10%). Meer zelfs,
hier is het voorbije decennium geen vooruitgang
geboekt.28 De onderkant van de woonmarkt blijft
problematisch.
Minder mooie cijfers zijn er te noteren wanneer
verder ingezoomd wordt op de kwaliteit van de
woningen. 10% van de woningen in Vlaanderen
vertoont gebreken aan het raamwerk (4% groot
gebrek, 6% beperkt gebrek), 21% van de woningen
heeft problemen met de elektriciteit die een
mogelijk veiligheidsrisico vormen voor de bewoners
zoals loshangende stopcontacten, of slecht
geplaatst toestel in de badkamer. Trappen zijn te
steil (11%), het loopvlak is onveilig of stuk (4%),
onveilige of ontbrekende borstweringen (20%).27
Figuur 8: Synthese index van de fysische staat van de woning naar deelmarkt, Vlaanderen, 2005 en 2013.29
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
2005
2013
2005
Eigenaar
Zeer slecht
2013
Huurder
Slecht
Matig
2005
2013
Private huurder
Goed
2005
2013
Sociale huurder
Bron: 2005: Woonsurvey 2005, Grote Woononderzoek 2013
44
De verschillen tussen de deelmarkten verbazen
niet. Eigenaars hebben vaakst de beste woningen.
Dit hangt samen met de financiële mogelijkheden,
zoals hierboven al beschreven werd. Toch zijn er
ook hier nog woningen die niet voldoen.
Veel groter zijn de problemen met de kwaliteit op de
huurmarkt. 16% van de huurwoningen zijn ‘slecht’ of
‘zeer slecht’, tegenover 2005 (17%) is er nauwelijks
vooruitgang. Binnen de private huurmarkt is er
wel een kleine vooruitgang, de sociale huurmarkt
trappelt ter plaatse. De onderzoekers wijzen er wel
op dat het niet vast te stellen is of de verbeteringen
in de private huurmarkt overal te merken zijn, of
enkel in het topsegment. Wel kon men vaststellen
dat de woningen in de centrumsteden van mindere
kwaliteit zijn dan daarbuiten. In centrumsteden zijn
slechts 61% goede woningen, tegenover 73% elders.
Het aantal ‘slechte’ of ‘zeer slechte’ woningen ligt op
12% in de centrumsteden en 9% daarbuiten.30
b.Vocht
Eén van de opvallendste resultaten in het Groot
Woononderzoek en tegelijk een van de meer
verontrustende is de aanwezigheid van vocht. Eén
op vijf van de huishoudens die geïnterviewd werden
in het kader van het woononderzoek, geeft aan last
te hebben van vochtproblemen in de woning. 16%
van de huishoudens heeft het over vochtige muren
of vloeren, bij 6% van de huishoudens gaat het over
een lekkend dak of rottend raamwerk. Voor beide
types vochtproblemen geldt ook dat ze dubbel zo
vaak voorkomen op de huurmarkt dan bij eigenaars.
Bovendien zijn, hoewel de onderzoeksmethodes
verschillen, de vochtproblemen toegenomen
tegenover 2005.31
Een vochtige woning is ongezellig, lelijke plekken
op de muren, de geur van schimmel … zijn niet
aangenaam. De gevolgen voor de gezondheid van
de bewoners zijn niet te onderschatten, wanneer je
zelf of je kinderen moeten slapen in een vochtige
kamer dan zal dit gevolgen hebben. Vaak ziek
zijn helpt vanzelfsprekend niet voor de kansen
op werk of op school. Zo zijn we opnieuw bij het
armoedeweb van de eerste pagina’s van dit dossier.
“Ik ben lang dakloos geweest omdat ik geen appartement
op de privémarkt kon huren. Gelukkig heb ik nu
een appartement kunnen huren via een sociale
huisvestingsmaatschappij. Maar dat heeft jaren geduurd
en die onzekerheid was soms ondraaglijk.”
45
Bovendien wil je in zo’n woning niet graag vrienden
of kennissen uitnodigen, een verjaardagsfeestje
organiseren of klasgenootjes laten logeren. Het
heeft een impact op de gezinssituatie en verder op
het gehele sociale leven.
De Vlaamse overheid heeft in het Pact 2020
de kwaliteit van de woningen en de bestrijding
van de vochtproblemen als prioriteit naar voor
geschoven: “Het percentage van de bevolking
dat leeft in een woning met minstens één van
de volgende problemen: lekkend dak, geen
adequate verwarming, schimmel en vocht in
de muren of vloeren, rottende ramen en deuren
(=structurele problemen) of ontbreken van bad
of douche, ontbreken van warm stromend water,
ontbreken van toilet met waterspoeling in de
woning zelf (=gebrek aan elementair comfort) of
een gebrek aan ruimte.” Deze indicator zou tegen
2020 op 11,5% moeten liggen, in 2013 lag dit
percentage op 23,8%, grotendeels te wijten aan de
vochtproblemen.32
Over de toename van de vochtproblemen durven
de onderzoekers nog geen definitieve uitspraken
te doen. Er wordt gedacht aan de toegenomen
isolatie van woningen als medeoorzaak. Dit lijkt
voor de hand te liggen. Wanneer je een woning beter
isoleert, dan moet je ook beter verluchten, anders
krijg je vochtproblemen.
Een andere oorzaak kan liggen in de toegenomen
energie-armoede, waarover hieronder meer.
Vochtproblemen hangen ook samen met de
(on)mogelijkheid om je woning voldoende te
verwarmen.
Figuur 9: Percentage van de bevolking dat leeft in een woning met gebrek aan elementair comfort, 1 of meer
structurele problemen en/of gebrek aan ruimte in het Vlaamse gewest, 2004-2011.33
46
Zoals te zien in figuur 9 is er zelfs een lichte
achteruitgang op deze indicator vast te stellen.
Aangezien er wel vooruitgang is op aparte
indicatoren zoals het basiscomfort, is actie tegen
de vochtproblemen noodzakelijk.
Zo’n actie moet verschillende elementen
combineren. Enerzijds is er nood aan informatie,
ook op maat van de meest kwetsbare bewoners.
Zowel projecten zoals de energiesnoeiers34, de
lokale overheden als het sociaal-culturele veld
kunnen hier een belangrijke rol spelen. Hoe
vochtproblemen te vermijden, hoe je woning goed
verluchten, het belang van ventilatie … Kleine
aanpassingen die mee het verschil kunnen maken
kunnen op deze manier aangepakt worden.
Daarnaast zullen er ook grotere aanpassingen
aan woningen nodig zijn in de strijd tegen vocht.
Hiervoor zullen de nodige middelen vrijgemaakt
moeten worden in de ondersteuning van eigenaars,
verhuurders en huurders. Een groot renovatiepact
zal naast structurele problemen aan de woning,
isolatie en energiezuinigheid een belangrijk aspect
in de strijd tegen de vochtproblemen moeten
bevatten.
Brusselse woonkwaliteit
Wat betreft het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest zijn er erg weinig gegevens
beschikbaar. Toch geeft de Brusselse
Welzijnsbarometer een beeld van de ernst
van de problematiek35:
• 39% van de Brusselaars ondervindt
problemen met één van volgende
aspecten: luchtvervuiling, geurhinder
(industrie, riolering, afval, bemesting),
straatvuil, vochtproblemen, schimmels of
zwammen, geluidshinder of trillingen. Bij
de 20% laagste inkomens is dit 45%.
• 34% van de huurders op de private
huurmarkt is niet tevreden over de
kwaliteit van de woning.
• 25% van de huurders op de private
huurmarkt heeft nood aan nieuwe ramen.
• 17% van de private huurders heeft last van
vochtproblemen.
• Er is vooruitgang geboekt op het vlak van
dubbele beglazing: 66% in 201 t.o.v. 54% in
2008.
• Er zijn zeer grote verschillen afhankelijk
van de buurt en ligging in het Brusselse
gewest.
Voor Brussel gelden dus zeker dezelfde
aanbevelingen als voor Vlaanderen, zelfs nog
versterkt. Niet alleen is de private huurmarkt
veel groter dan in Vlaanderen, ook de
problematiek is voor vele aspecten groter dan
in Vlaanderen. Bovendien kampt Brussel met
veel hogere armoedecijfers die de nood aan
ondersteuning enkel vergroten.
“In onze sociale woonwijk komt al
het cement van tussen de stenen
los. Ze hebben bij het bouwen te
goedkoop gewerkt. Nu dragen we daar
de gevolgen van. Er is meer nood aan
kwaliteitswoningen.”
47
c.Ruimte
Om kwaliteitsvol te wonen moet de woning ook
voldoende groot zijn. Ruimte om te leven, te
studeren, te spelen, te slapen … is onmisbaar voor
een goede woning.
De Vlaamse overheid heeft hiervoor
bezettingsnormen vastgelegd (zie figuur 10).
Figuur 10: Berekening bezettingsnorm Vlaamse overheid.36
Slechts 2,4% van de woningen voldoet niet aan deze
bezettingsnorm. Bij sociale huurders is dit 4%, bij
private huurders 5%, voor eigenaars is dit slechts bij
1% het geval.37
meting vindt ook 15% van de eigenaars de woning
te groot, vooral de groep ouderen (26%) kampt met
dit probleem. 38
Er zal verder onderzoek volgen naar de leefruimte
van bewoners. Wanneer we de cijfers van het
subjectieve onderzoek bij eigenaars bekijken, dan
lijkt het te verwachten dat de problematiek op de
huurmarkt veel groter zal zijn dan de relatief lage
cijfers van de officiële meting doen vermoeden.
Al bij al lage cijfers. Maar ook de norm ligt niet
bepaald hoog. Zo is wonen met 4 personen op een
oppervlakte van 50 tot 60 m² allesbehalve ruim.
Dat blijkt ook uit een subjectieve meting (wat
vinden de bewoners zelf) bij eigenaars. Daarvan
geeft 7% aan dat ze de woning te klein vinden. In de
leeftijdsgroepen van 18 tot 34 en 35 tot 44 loopt
dit op tot respectievelijk 17 en 13%. Volgens die
48
Afvalbeleid
• Containerpark: Naast de kostprijs, voor het
binnenbrengen van bepaald afval, die soms erg hoog
oploopt, is de bereikbaarheid van het containerpark
een probleem voor mensen zonder eigen wagen.
Niet iedereen heeft in zijn netwerk mensen met
een grote wagen of aanhangwagen, om afval weg te
brengen. Sommige gemeenten voorzien hiervoor een
ophaaldienst waar inwoners gebruik van kunnen maken
om jaarlijks een bepaalde hoeveelheid afval, zoals grof
huisvuil, kunnen laten ophalen. Dit kan zeker een deel
van de problemen verhelpen.
• Kostprijs: Afval verwerken kost geld en het is goed om
mensen te stimuleren om te sorteren of om afval te
beperken. Voor mensen in armoede is de kostprijs van
die afvalverwerking echter hoog. Een lokale overheid
kan hieraan tegemoetkomen door vrijstellingen in
gemeentebelastingen voor bepaalde kansengroepen.
Ook om de zakken (of bakken) betaalbaarder te
houden kan een gemeente initiatief nemen. Zo is het
mogelijk om via bestaande initiatieven zoals de ‘sociale
kruidenier’ ook vuilzakken aan een lagere prijs ter
beschikking te stellen. Een ander, kosteloos initiatief is
het verkopen van enkele zakken, zodat het aankopen
van een volledige rol niet noodzakelijk is.
• Met groenafval kan je composteren. Om dat te
doen heb je nood aan een tuin, zowel voor het
composteren als om daarna de compost te gebruiken.
Daarnaast heb je ook de nodige kennis nodig (wat
mag op de composthoop, welke hoeveelheden,
hoe pak je zoiets aan …). Sommige gemeenten
hebben hiervoor compostmeesters die mensen
ondersteunen. Op andere plaatsen zijn er initiatieven
van buurtcomposteren (een gezamenlijke plaats in de
buurt waar groenafval tot compost wordt verwerkt), al
dan niet gekoppeld aan volkstuintjes. Zo’n initiatieven
zijn niet alleen een kans voor het milieu, maar nog meer
een kans op ontmoeting en sociale contacten.
Een gezin produceert afval. Bij de voorbereiding van
deze campagne bleek in de gesprekken in lokale
welzijnsschakelgroepen dat dit afval problemen
veroorzaakt bij mensen in armoede. De lokale overheden
zijn in hun afvalbeleid sterk verschillend, zowel wat
betreft de soorten ophalingen of de beschikbaarheid van
containerparken als voor de kostprijs.
Vanuit milieuoverwegingen, het werken aan ecologische
duurzaamheid, wordt meer en meer het principe toegepast
van ‘de vervuiler betaalt’. Concreet betekent dit dat
afvalverwerking minder via de algemene gemeentelijke
middelen (en belastingen) wordt gefinancierd.
Daarentegen betalen de gezinnen afhankelijk van de
hoeveelheid afval die ze produceren en via zakken, bakken
of het containerpark binnenbrengen.
Dit zijn goede principes, dat geven ook de mensen
in armoede zelf aan. Alleen worden zij daardoor
geconfronteerd met verschillende problemen.
• Sorteren: Afval sorteren volgens de regels is voor
sommige mensen nog steeds een probleem.
Zeker in de steden blijkt dit nog sterk aanwezig.
De juiste informatie op maat van verschillende
bevolkingsgroepen verstrekken blijft een werkpunt.
Daarnaast vraagt sorteren ook ruimte. Verschillende
zakken of bakken moeten een plaats vinden in de
woning, op een terras of in de tuin. Wie klein gehuisvest
is ondervindt hiervoor problemen. Bij gebrek aan
ruimte niet sorteren is slecht voor het milieu en voor de
portemonnee aangezien restafval doorgaans duurder is
dan bijvoorbeeld PMD of groenafval.
• Ophaling: Afval wordt gescheiden opgehaald. In een
stad als Brussel is dit voor restafval zelfs tweemaal per
week. Vaak is dit slechts wekelijks of tweewekelijks.
Gescheiden fracties worden aan een lager ritme
opgehaald. Ook dit levert problemen op voor wie klein
gehuisvest is. Geurhinder en stockageproblemen zijn
het gevolg.
49
5. Huishouden vraagt energie en water
In 2005 voerde Welzijnszorg de campagne
‘Huishouden vraagt energie’. Toen werd er gepleit
om de minimale levering voor elektriciteit op
te trekken tot 10 ampère, wat gelukt is. Dit
was een kleine vooruitgang voor mensen die in
energiearmoede leefden. Ondertussen zijn we tien
jaar verder en moeten we vaststellen dat meer
mensen dan ooit kampen met energiearmoede.
voor wie het moeilijk heeft? Hoe garanderen we het
recht op energie van mensen in energiearmoede?
Wat met de mattheüseffecten van ecologische
maatregelen zoals zonnepanelen? Hoe maken we
energiezuinige investeringen toegankelijk voor
mensen in armoede?
Kijken we nog wat verder in de toekomst, dan
komen we bij wat men noemt ‘de energietransitie’.
Hoe slagen we erin als samenleving om over te
schakelen op duurzame energiebronnen? En hoe
pakken we dit aan op een sociaal rechtvaardige
manier?
Eén van de campagnepartners van toen was
Samenlevingsopbouw, zij startten met de
werkgroep ‘Energie en armoede’, die tot op vandaag
zeer actief is in de strijd tegen energiearmoede.
Zij brachten in januari 2015 de inspiratiebundel
‘Wat kan ik doen aan energiearmoede?’ uit. Een
zeer mooi overzicht van hun werking en kennis
die de voorbije jaren opgedaan is, maar ook een
bundel vol met aanbevelingen en suggesties om
energiearmoede aan te pakken, waar we graag
uit putten en meehelpen om deze ideeën te
verspreiden.39
Het ‘transitienetwerk middenveld’ 40 bracht
een bundel uit over de financiering van de
energietransitie. Hierbij hebben ze aandacht
voor ecologische duurzaamheid, sociale
rechtvaardigheid en economische ontwikkeling. Ze
geven 10 aanbevelingen om deze energietransitie
tot een goed einde te brengen.
Het hoeft niet te verwonderen dat het thema
energie een plaats krijgt in dit dossier. Energie
is bij uitstek een thema waarbij de verschillende
aspecten van duurzaamheid samenkomen. Ons
energiegebruik legt een grote last op de planeet,
het leefmilieu in het algemeen, maar evenzeer bij
de winning van fossiele brandstoffen op de lokale
bevolking. Denk hierbij maar aan de olie-ontginning
voor de kusten van West-Afrika.
“Ik woon in een sociale
woonwijk en daar wordt
heel vaak ruzie gemaakt, de
omgeving is er vuil, de hygiëne
laat te wensen over en soms
zijn er drugsproblemen. Er
is een grote nood aan een
maatschappelijk werker.”
Maar ook het aspect van sociale rechtvaardigheid
speelt een rol. Hoe blijft energie betaalbaar, ook
50
Financiering van de energietransitie 41
nieuwe regering ten koste zullen gaan van de
huishoudens en willen dan ook dat het laatste
herverdelende element tussen basisconsumptie
en hogere consumptie van de stroom, de100
kWh gratis, niet afgeschaft wordt.
5. Rechtvaardige tarieven moeten ervoor zorgen
dat alle actoren een billijke bijdrage leveren
aan de energietransitie. Een billijke verdeling
van de energiefactuur over alle actoren is,
meer dan de hoogte van die factuur, de sleutel
tot de energietransitie. Alleen zo kan een
breed draagvlak voor de energietransitie tot
stand komen. Blinde maatregelen zoals de
energienorm moeten vermeden worden.
6. De Vlaamse industrie zal enkel overleven door
in te zetten op energie-efficiëntie. Europa
heeft steeds hoge energieprijzen gekend en
is juist competitief dankzij een hoge graad
van energie-efficiëntie. Dit moet dan ook het
speerpunt vormen van het industrieel beleid.
Grensverleggende innovaties veronderstellen
meestal samenwerking tussen overheid en
bedrijven, op Europees niveau.
7. Schaf de ondersteuning voor fossiele
brandstoffen en kernenergie af. De vrijgekomen
middelen moeten ingezet worden voor
hernieuwbare energie en energiebesparing.
Ook de nucleaire rente die de producenten
van kerncentrales opstrijken moet volledig
afgeroomd worden en gebruikt worden voor de
duurzame energietransitie.
8. Actieve participatie van burgers in hun eigen
energievoorziening zal leiden tot een meer
democratisch energiebeleid, bijdragen tot
een groter draagvlak voor duurzame energie
en zorgen voor een meer rechtvaardige
1. Ecologische duurzaamheid, sociale
rechtvaardigheid en economische ontwikkeling
moeten samen aangepakt worden in de
transitie naar een duurzaam energiesysteem.
Het middenveld moet, samen met alle andere
maatschappelijke stakeholders, een energiepact
afsluiten dat een antwoord biedt op de
uitdagingen van de toekomst.
2. Om de klimaatopwarming tot 2°C te beperken
moet de energiesector tegen 2050 volledig
koolstofvrij zijn. De elektriciteitsproductie moet
daartoe al een stuk vroeger koolfstofvrij zijn. De
plannen en scenario’s voor een koolstofarme
economie liggen op tafel en moeten uitgevoerd
worden.
3. Een Europese en internationale aanpak is
noodzakelijk om de deregulering ten koste van
het klimaat en het sociaal beleid te stoppen.
Geen opeenstapeling van vrijstellingen en
subsidies voor internationaal concurrerende
bedrijven, maar regelgeving die een gelijk
speelveld schept en klimaatbescherming en
tewerkstelling garandeert.
4. Energie besparen is dé garantie voor een
betaalbare energiefactuur en de meest effectieve
maatregel in de strijd tegen energiearmoede.
Een sociaal rechtvaardig energiebeleid is
gebaseerd op doeltreffende maatregelen tegen
energiearmoede, voortdurend getoetst aan
mensen die in armoede leven. Energiearmoede
in een rijke regio zoals Vlaanderen is
onaanvaardbaar. We pleiten voor een op kWh
verbruik gebaseerd, progressief tarief dat
sturend is voor het verbruik. De tarieven moeten
het verbruik afremmen zonder de armsten te
treffen. We betreuren dat de plannen van de
51
financiering. In het bijzonder voor huishoudelijke
energievoorziening hebben meer participatieve
modellen, zoals coöperatieven, een groot
potentieel. De overheid moet een sterkere rol
krijgen inzake controle, regulering en door
investeringen in de energietransitie actief
mogelijk te maken. Door de baten van de
energiebronnen van de toekomst over zoveel
mogelijk mensen te spreiden – via coöperaties of
democratisch aangestuurde overheidsbedrijven
– kunnen we ook iets doen tegen de
toenemende inkomensongelijkheid.
9. Het tewerkstellingspotentieel van de
energietransitie moet maximaal uitgebouwd
worden. Het huidige energiebeleid is nefast voor
de tewerkstelling o.a. omdat de traditionele
productie onder druk staat en daarnaast
hernieuwbare energie nog onvoldoende stabiele
en kwalitatieve banen levert en er te weinig
geïnvesteerd wordt in energie-efficiëntie. Het
aantal banen dat gecreëerd zal worden in de
energietransitie is nochtans aanzienlijk indien
het doordacht ondersteund wordt. Investeringen
in klimaatmaatregelen, energiebesparing,
hernieuwbare energie, aangepaste netten …
betalen zich op termijn terug en stimuleren de
economie. Overheden kunnen hiervoor goedkoop
geld lenen en ter beschikking stellen.
10. Inzetten op slimme meters om de factuur
betaalbaar te houden dreigt enkel mogelijk te
zijn voor beter gegoeden en hoog opgeleiden.
Het kan niet dat enkel diegenen die kunnen
investeren in slimme elektrische toestellen en
een goede kennis hebben van de werking van de
elektriciteitsmarkt hun factuur omlaag kunnen
brengen en alle andere in de kou blijven staan
met hoge stroomfacturen en opdraaien voor de
financiering van het net. Slimme meters kunnen
wel om ecologische redenen, waar ze helpen het
verbruik te sturen, het net slimmer te beheren
en de integratie van meer hernieuwbare energie
mogelijk te maken. Dus niet als ze enkel gericht
zijn op het optimaliseren van de facturatie van
de distributienetbeheerders.
“Onze woonwijk heeft een heel
slechte naam. Dat komt omdat dit een
wijk is met allemaal sociale woningen.
Ik zou liever in een sociale woning
wonen tussen andere huizen. Nu krijg
ik onmiddellijk een stempel als ik
vertel waar ik woon.”
52
We proberen hieronder om enkele aspecten
van energiearmoede te koppelen aan het
duurzaamheidsverhaal. Wat kan er op korte,
middellange of lange termijn zoden aan de dijk
brengen om ervoor te zorgen dat we evolueren naar
een ecologisch verantwoord gebruik van energie en
water, maar er ook voor zorgen dat de strijd tegen
energiearmoede opgevoerd wordt?
vaste bijdrage (abonnementsgeld) voor de levering
van leidingwater door de watermaatschappij,
de variabele vergoeding voor de levering van
leidingwater door de watermaatschappij, het bedrag
voor de afvalwaterzuivering (bovengemeentelijke
saneringsbijdrage) op het leidingwater geleverd
door de watermaatschappij en het bedrag voor de
afvoer van het regen- en afvalwater.42
Een belangrijke factor is dus je woonplaats. Niet
alleen omwille van de gemeentelijke bijdragen,
maar ook omdat de prijzen van de verschillende
watermaatschappijen sterk verschillen.
a.Water
Water(voorziening) was tot voor enkele jaren een
thema dat nauwelijks aan bod kwam. De voorbije
jaren is dit thema meer op de voorgrond gekomen,
omdat de problematiek van mensen die problemen
hebben om hun waterfactuur te betalen toenam.
De prijs van drinkwater is de voorbije jaren
fors gestegen. Belangrijk is hierbij dat de
drinkwaterfactuur in Vlaanderen uit verschillende
componenten bestaat: het totaal waterverbruik, de
gratis waterlevering (elke gedomicilieerde heeft
recht op 15m³ gratis levering van leidingwater
per jaar, wordt afgeschaft op 1 januari 2016), de
De integrale waterfactuur, het gehele bedrag dat
de consument moet betalen, bedroeg voor het
gemiddeld gezin (2,33 personen en een verbruik
van 84m³/jaar) € 357/jaar in 2014. Hoewel de
factuur sinds 2010 min of meer gelijk stijgt met
de index, is de factuur sinds 2000 meer dan
verdrievoudigd.43
De sterke stijging gedurende het eerste decennium
van deze eeuw leidde tot een steeds groter aantal
mensen die hun rekening niet konden betalen.
In een parlementaire vraag van 23 maart 2011
verklaarde de minister dat er in 2009, 791 gezinnen
afgesloten werden van water, in 2010 waren dat er
2.362. Dit werd geweten aan de sterke stijging van
afsluitingen bij twee Antwerpse maatschappijen
(die voordien niet of nauwelijks afsluitingen
deden).44 De laatste cijfers tonen een verdere
stijging tot 3.801 in 2012 en 4.728 in 2013.45
Bij deze cijfers moet wel een belangrijke
kanttekening geplaatst worden. De afsluitingen
zijn niet altijd het gevolg van wanbetaling. Het
is niet eenvoudig om een goed zicht te krijgen
op het exacte aantal mensen dat omwille van
betalingsmoeilijkheden afgesloten wordt van water,
dit geldt ook in geval van gas of elektriciteit.
53
Procedure voor wanbetaling waterfactuur
De exploitant factureert het waterverbruik en de kosten die ermee verband houden via de integrale
waterfactuur.
1) De klant heeft de mogelijkheid om een uitstel van betaling aan te vragen bij de exploitant.
2) Als de klant na het verstrijken van de uiterste betaaldatum niet betaald heeft, stuurt de exploitant
een herinneringsbrief. Daarin vermeldt de exploitant de procedure voor ingebrekestelling.
3) Als de klant na het verstrijken van de uiterste datum voor het treffen van een regeling voor de
betaling van de openstaande rekeningen nog geen regeling getroffen heeft om de openstaande
rekening te betalen, stelt de exploitant de klant in gebreke met een aangetekende brief. In de
ingebrekestelling moet de exploitant uitleggen wat er gebeurt als de klant niet reageert op de brief.
Er wordt ook gewezen op de mogelijkheid om een afbetalingsplan af te sluiten met de exploitant, via
het OCMW of met een erkende instelling voor schuldbemiddeling. Als de klant ook daar niet op ingaat
en niet betaalt, heeft de exploitant verschillende mogelijkheden:
1) De procedure via de rechtbank geeft de exploitant de mogelijkheid om de schuld die de klant
opbouwt, in te vorderen;
2) Het afsluiten van de drinkwatertoevoer:
• kan voor gedomicilieerde personen enkel wanneer de Lokale Adviescommissie (LAC) haar
akkoord geeft om af te sluiten;
• voor huishoudelijke klanten die op het leveringsadres niet gedomicilieerd zijn, kan de exploitant
overgaan tot afsluiting zonder verdere procedures te volgen.
15% tegenover het jaar voordien. 31.351 dossiers
werden aan het LAC overgemaakt, daarvan werden
er 19.049 behandeld (wanneer er in tussentijd
een oplossing is, bijvoorbeeld als de schuld wordt
afgelost, dan komt dit dossier niet op het LAC).
946 maal adviseerde het LAC tot afsluiting, 3.865
maal werd dit geweigerd, in 14.102 gevallen
kwam er een voorwaardelijk advies (er worden
voorwaarden opgelegd zoals het naleven van een
afbetalingsplan).47
Deze cijfers tonen aan dat het gaat om
tienduizenden gezinnen die in de moeilijkheden
komen door de kost van de waterfactuur. Het
behoeft weinig uitleg dat het afsluiten van water
Hoe groot de problematiek is kan wel duidelijker
worden door de cijfers voorafgaand aan een
mogelijke afsluiting te bekijken. In 2013 waren
er 69.452 aanvragen voor een betalingsuitstel,
waarvan 97,9% is toegestaan, een toename van
het aantal aanvragen met 5,7% tegenover het jaar
voordien.46
Er werden in 2013 50.245 afbetalingsplannen
aangevraagd (de vergelijking met het jaar voordien
is onvolledig omdat er voor enkele maatschappijen
in 2012 geen gegevens beschikbaar waren).
Ook hier werden deze bijna allemaal aanvaard
(98,3%). In 8.155 gevallen werd er een gerechtelijke
invorderingsprocedure opgestart. Een daling met
54
dramatisch is voor elk gezin. Dit maakt je leven
onleefbaar.
Water mag enkel afgesloten worden in bepaalde
gevallen: gevaar voor de volksgezondheid of geen
gedomicilieerde klant meer op het leveringsadres.
Hiervoor moet men niet via het LAC (zie kader).
Wanneer water wordt afgesloten omwille van fraude
of klaarblijkelijke onwil, moet men wel naar het
LAC. In theorie zouden dus enkel in het tweede
geval mensen omwille van betalingsmoeilijkheden
kunnen zitten, fraude werd in 2013 nooit ingeroepen
als reden. Het begrip klaarblijkelijke onwil is
wel voor interpretatie vatbaar, het gaat hier over
mensen die wel kunnen, maar niet willen betalen.
Hoewel een goed werkend LAC er zou moeten
in slagen om dit correct te beoordelen, blijken,
net zoals bij energie, vooral mensen in armoede
afgesloten te worden.
Ook in Brussel is er een sterke stijging in de
waterproblematiek. 7,6% van de huishoudens heeft
een afbetalingsplan lopen. Hierbij kan een beroep
gedaan worden op een sociaal waterfonds om te
helpen bij de afbetalingen. De verschillende OCMW’s
die dit beheren en toekennen besteedden hieraan
1.9 miljoen euro in 2013. Wanneer afbetaling niet
lukt dan is het de vrederechter die beslist over
een eventuele afsluiting. Dit gebeurde in 494
huishoudens.48
55
LAC (Lokale adviescommissie)49
De netbeheerder of waterleverancier die een
verbruiker wil afsluiten, moet in bepaalde
gevallen eerst advies vragen aan de Lokale
Adviescommissie (LAC) van de gemeente. In
die commissie zitten mensen van het OCMW, de
netbeheerder of waterleverancier, en eventueel de
schuldbemiddelaar van de verbruiker.
• als de verbruiker weigert om met de
waterleverancier een regeling uit te werken voor
de betaling van openstaande facturen of de
regeling niet nakomt
• als de waterleverancier geen toegang krijgt tot
de ruimte van de watermeter om de aansluiting
of die watermeter te controleren
• als de verbruiker weigert om de procedures te
volgen voor de overname van de waterlevering
of voor een vernieuwde indienststelling van de
waterlevering.
Het OCMW onderzoekt dan eerst de situatie van
de verbruiker. Als het probleem niet opgelost kan
worden, bespreekt de LAC het dossier op een
vergadering. Ook de verbruiker wordt uitgenodigd
op de vergadering om zich te verdedigen. De LAC
beslist dan over afsluiting of heraansluiting van
elektriciteit, aardgas of water.
Ook de verbruiker kan de LAC een verzoek sturen
om heraangesloten te worden. Dan kan alleen als
de reden voor afsluiting niet langer geldt en de
netbeheerder of waterleverancier een verzoek tot
heraansluiting toch heeft geweigerd.
Voorwaarden
De netbeheerder moet de Lokale Adviescommissie
(LAC) toestemming vragen om de verbruiker af te
sluiten van elektriciteit en/of aardgas:
• als de verbruiker een afbetalingsplan weigert of
niet naleeft
• als de netbeheerder geen toegang krijgt tot
de ruimte van de meter of budgetmeter voor
plaatsing, inschakeling, controle van de meter of
opname van de meterstand
• als de netbeheerder geen toegang krijgt
tot de ruimte van de budgetmeter om de
stroombegrenzer te kunnen uitschakelen
• als het leveringscontract werd opgezegd om een
andere reden dan wanbetaling en de verbruiker
geen leveringscontract met een andere
energieleverancier heeft gesloten.
Procedure
• Brief naar de LAC
De netbeheerder of waterleverancier stuurt een
brief naar de Lokale Adviescommissie (LAC) met
het verzoek om de verbruiker te mogen afsluiten.
Ook de verbruiker kan naar de LAC een brief
sturen met een verzoek tot heraansluiting als
de reden voor de afsluiting niet langer geldt
en de netbeheerder of waterleverancier een
heraansluiting toch heeft geweigerd. De LAC
neemt dan contact op met de netbeheerder of
waterleverancier.
• Sociaal onderzoek
Het OCMW neemt contact op met de verbruiker.
Als het probleem nog opgelost raakt vóór de LACvergadering, dan moet de verbruiker niet naar de
vergadering komen.
De waterleverancier moet de Lokale
Adviescommissie (LAC) toestemming vragen om de
verbruiker (van water voor huishoudelijk gebruik)
af te sluiten:
• Uitnodiging
De LAC stuurt de verbruiker een brief met een
56
Bedrag
De bemiddeling door de LAC en eventuele
begeleiding door het OCMW is gratis voor de
verbruiker.
Kosten voor afsluiting of heraansluiting zijn altijd
voor de klant.
uitnodiging om naar de LAC-vergadering te komen.
De verbruiker mag zich op de vergadering laten
bijstaan of vertegenwoordigen door iemand anders
(familielid, raadsman, buurtwerker of andere
vertrouwenspersoon).
• LAC-vergadering
Op de LAC-vergadering wordt de situatie besproken.
De verbruiker heeft het recht om gehoord te worden
op de vergadering. Op de vergadering nemen de
leden van de LAC een beslissing. Alle leden moeten
het eens zijn over de beslissing. Zolang er geen
unanieme beslissing is, mag de netbeheerder
of waterleverancier niet afsluiten. Vaak geldt de
beslissing alleen onder bepaalde voorwaarden. Er
zijn vier beslissingen mogelijk.
- De netbeheerder of waterleverancier mag de
verbruiker niet afsluiten.
- De netbeheerder of waterleverancier mag de
verbruiker afsluiten.
De netbeheerder mag de elektriciteit echter niet
afsluiten in de winterperiode, die normaal loopt
van 1 december tot 1 maart. Op basis van de
weersvoorspellingen besliste de minister van
Energie om deze periode in 2015 te verlengen tot en
met 15 maart 2015.
- De netbeheerder of waterleverancier moet de
verbruiker heraansluiten.
- De netbeheerder of waterleverancier moet de
verbruiker niet heraansluiten.
Uitzonderingen
In deze gevallen kan de netbeheerder de verbruiker
afsluiten zonder advies te vragen aan de LAC:
• als de woning niet bewoond is
• als de verbruiker fraude heeft gepleegd en niet
toelaat dat de situatie wordt rechtgezet
• als de toestand onveilig is (gevaar voor brand,
elektrocutie, …)
• als de verbruiker verhuisd is en zijn verhuis niet
goed geregeld heeft.
In deze gevallen kan de waterleverancier de
verbruiker afsluiten zonder advies te vragen aan de
LAC:
• als de woning niet bewoond is
• als de verbruiker of eigenaar fraude heeft
gepleegd
• zodra en zolang als er gevaar is voor de
volksgezondheid (en er een bevel tot afsluiting
is van een toezichthoudende ambtenaar)
• als de verbruiker geen keuring, inventarisatie,
controle of onderhoud toelaat van het
huishoudelijk leidingnet (en er een bevel
tot afsluiting is van een toezichthoudende
ambtenaar)
• als bij keuring blijkt dat het huishoudelijke
leidingnet niet volgens de regels is (en er een
bevel tot afsluiting is van een toezichthoudende
ambtenaar).
• Brief met beslissing
De verbruiker en de netbeheerder/waterleverancier
krijgen een brief waarin staat wat de LAC beslist
heeft.
57
Veel hangt af van de al dan niet goede werking van
de LAC. Hier zijn zeer sterke lokale verschillen. Een
goede LAC-werking is afhankelijk van veel factoren.
Hoe worden mensen uitgenodigd voor de LAC,
worden de dossiers goed voorbereid, hoe verloopt
het sociaal onderzoek, hoe wordt de zitting van de
LAC aangepakt …
Hiervoor verwijzen we graag naar de brochure van
Samenlevingsopbouw provincie Antwerpen die met
de steun van de afdeling Welzijn en Samenleving
van de Vlaamse Gemeenschap is opgesteld.
Je kan deze gratis downloaden.50 Deze brochure
is zowel voor een lokale overheid als voor lokale
verenigingen een must om samen er voor te zorgen
dat de LAC-werking in de gemeente optimaal
verloopt.
“Eigenaars-verhuurders
zorgen niet altijd voor
herstellingen in huis of
lossen het probleem slechts
voorlopig op.”
58
Systeem beschermde klant & sociale
vrijstellingen water 51
vrijstellingsattest, ten laatste op 31 december van
het jaar waarvoor het attest geldig is, opsturen.
Je kan om sociale redenen een vrijstelling krijgen
voor een deel van je factuur. Je valt dan onder
de categorie ‘beschermde klant’. Je moet dan
het abonnement en de bovengemeentelijke
saneringsbijdrage niet betalen. In de meeste
gemeenten krijg je ook een (gedeeltelijke)
vrijstelling van de gemeentelijke saneringsbijdrage
of een andere sociale correctie. Je hebt recht op
deze sociale vrijstelling als je voldoet aan volgende
voorwaarden:
Het vrijstellingsattest is een attest afgeleverd door
de bevoegde instanties waarmee je de vrijstelling of
compensatie kan aanvragen. Bijvoorbeeld:
• een jaarlijks afgeleverd attest van de Rijksdienst
voor Pensioenen, waaruit blijkt dat men als
bejaarde van een gewaarborgd inkomen of van
de inkomensgarantie voor ouderen genoot;
• een attest van het OCMW waaruit blijkt dat men
een leefloon of een levensminimum ontving;
• het jaarlijks afgeleverd attest van de Federale
Overheidsdienst Sociale Zekerheid, waaruit
blijkt dat men als gehandicapte genoot van
een inkomensvervangende tegemoetkoming,
de tegemoetkoming ‘hulp aan bejaarden’ of de
integratietegemoetkoming.
• Je hebt recht op één van de volgende
tegemoetkomingen:
- personen met een handicap die genieten
van de integratietegemoetkoming, de
inkomensvervangende tegemoetkoming of
de tegemoetkoming hulp aan bejaarden;
- personen met een door het OCMW toegekend
leefloon of levensminimum;
- bejaarden en oudere personen die genieten
van het gewaarborgd inkomen of de
inkomensgarantie.
- de waterfactuur staat op jouw naam, of op
naam van een gezinslid dat op hetzelfde
adres woont (hier gedomicilieerd).
Je kan als beschermde klant ook andere
voordelen krijgen:
• een kosteloos plaatsbezoek voor opname van de
jaarlijkse meterstand (op aanvraag)
• informatie indien je verbruik verhoogt met
minstens 25% en met minstens 50m³
• maandelijkse facturen (op aanvraag)
• afbetalingsplan op maat (uitgewerkt in onderling
overleg)
• kosteloze aanmaning en ingebrekestelling
• gratis waterscan van de woning.
In de meeste gevallen krijg je die vrijstelling
automatisch toegekend door je watermaatschappij.
Is dat niet het geval, en denk je dat je wel in
aanmerking komt omdat je aan de voorwaarden
voldoet, dan moet je de vrijstelling aanvragen
bij je watermaatschappij. Daarvoor moet je het
59
Het nieuw waterverkoopreglement heeft de
openbare dienstverplichting voor water aangepast.
Ook is er een sterke stijging in het aantal
gemeenten waar een LAC-werking voor water actief
is. De komende jaren zal uit de evolutie van de
cijfers duidelijker worden in hoeverre deze regeling
adequaat werkt en waar er nog moet bijgestuurd
worden.
Verder wil de minister overschakelen op een model
waarbij het verbruik sterker doorweegt in de
facturatie. Opnieuw geldt hier het principe van de
‘vervuiler/gebruiker betaalt’. Mits sociale correcties
is dit een verdedigbaar principe. Toch moet ook
hier opgelet worden voor mattheüseffecten. Zo is
gebruik van regenwater een grote besparing op de
factuur. Alleen moet je dan wel een regenwaterput
en pomp hebben die voorziet dat je dit water kan
gebruiken voor toilet en wasmachine. Iets wat
voor mensen in armoede zelden haalbaar is. In
januari 2016 zouden deze wijzigingen van kracht
worden. Welzijnszorg zal de komende maanden
alvast pleiten voor een duurzame oplossing waarbij
ecologische argumenten hand in hand gaan met
sociale rechtvaardigheid.
Wijzigingen op komst
Bij het schrijven van dit dossier (mei 2015) zijn er
verschillende wijzigingen aangekondigd wat betreft
die factuur. De gratis m³ water wordt afgeschaft
vanaf januari 2016. Dit heeft een invloed op het
gezinsbudget. Decenniumdoelen 2017 berekende
dat dit gemiddeld € 90 zou kosten voor een gezin
met 2 kinderen.52
Wel heeft de bevoegde minister Schauvliege
aangekondigd dat hiervoor een compensatie
zal voorzien worden voor mensen met een laag
inkomen. De modaliteiten hiervan zijn nog niet
bekend. Welzijnszorg rekent erop dat al wie het
moeilijk heeft door deze regeling geen verhoging
van de factuur zal kennen. Deze doelgroep zal
verder moeten gaan dan enkel de beschermde
klanten. Deze nieuwe regeling zal ook moeten
voorzien in een compensatie voor mensen met
een gemeenschappelijke watermeter, zoals dit in
appartementen vaak voorkomt.
60
b.Energie
Een goede woning heeft nood aan
energievoorzieningen. Je woning goed en
energiezuinig kunnen verwarmen is goed voor je
leefkwaliteit en voor het milieu. Een warme douche,
een warme maaltijd, de wasmachine … het vraagt
allemaal energie.
er na advies van het LAC 1.695 gezinnen afgesloten
van aardgas en 1.150 van elektriciteit.55
In Brussel bestaat het systeem van de LAC’s niet
en zijn er evenmin budgetmeters. Hier kan de
leverancier een stroombegrenzer plaatsen. 21.007
gezinnen hadden in 2013 zo’n stroombegrenzer.
Afsluiten kan in Brussel enkel na een bevel van de
vrederechter.56
Voor wat betreft de problematiek van
energiearmoede, de sociale openbare
dienstverplichting voor energie zullen we het in dit
dossier kort houden. De bundel ‘Wat kan ik doen
aan energiearmoede?’ geeft een volledig overzicht
over de problematiek. Je kan deze hier downloaden:
http://samenlevingsopbouw-antwerpenprovincie.
be/nl/nieuws/inspiratiebundel-energiearmoede_81.
aspx.
Om te vermijden dat mensen afgesloten worden
van energie, bestaan er verschillende sociale
maatregelen zoals een statuut beschermde klant,
sociale tarieven voor beschermde klanten, hogere
premies …
Ook het gebrek aan duidelijke informatie zorgt
er soms voor dat mensen in de problemen
komen. De Vlaamse overheid heeft samen met
Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie en
de Hogeschool Kempen hiervoor een brochure
opgesteld. Ook deze brochure kan je downloaden:
http://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/
c1-sociale-maatregelen-voor-wie-elektriciteiten-aardgas-koopt. Niet alleen vind je hierin een
overzicht van de sociale maatregelen, ook vind
je duidelijke schema’s wat er gebeurt wanneer je
betalingsmoeilijkheden hebt en waar je terechtkunt
voor klachten. Daarnaast staan er ook nog enkele
tips in om energie te besparen. Deze brochure kan
je raadplegen als aanvulling op dit dossier.
Dit wil geenszins zeggen dat de problematiek van
energiearmoede minder prangend is. Volgens de
meest recente cijfers (2013) liepen er in Vlaanderen
109.220 afbetalingsplannen. Voor elektriciteit
waren in Vlaanderen 80.295 gezinnen klant bij de
netbeheerder, voor gas 58.42153. In Brussel ging het
over 5.937 leveringspunten.54 Je wordt slechts klant
bij de netbeheerder (Eandis of Infrax in Vlaanderen,
Sibelga in Brussel) wanneer je geen openstaande
schulden hebt staan.
Op 31 december 2013 hadden 42.891 gezinnen
in Vlaanderen een budgetmeter voor elektriciteit,
voor aardgas waren dat er 27.554. Overigens valt
op dat meer dan een kwart van de budgetmeters
zogenaamde ‘naakte budgetmeters’ zijn, waarbij er
geen minimale levering meer mogelijk is. Ook zijn
er nog 2.175 gezinnen met een stroombegrenzer,
die wordt geplaatst wanneer het plaatsen van een
budgetmeter technisch niet mogelijk is. Zij krijgen
dan slechts 10 ampère stroom. Uiteindelijk werden
61
c. Ecologisch en betaalbaar?
Investeren in kennis van mensen
Hoe kan je energie besparen, waar heb je recht
op, welke premies en tegemoetkomingen bestaan
er …? Vaak een hele hoop informatie en een
doolhof aan regelgeving om je weg in te zoeken.
Eenvoudigere regelgeving helpt altijd, maar er is
nood aan vorming en informatie op maat, ook voor
kwetsbare doelgroepen.
De goedkoopste energie is de energie die je niet
verbruikt. Een waarheid als een koe. Maar dit
mag niet gelezen worden als een pleidooi om
aan elementair comfort en levenskwaliteit in te
boeten. Hetgeen vaak de realiteit is van mensen in
energiearmoede. Probeer maar eens te leven met
10 ampère elektriciteit of helemaal zonder water
of gas wanneer die afgesloten zijn. Dit leidt tot
besparingskeuzes die een invloed hebben op de
gezondheid (te weinig verwarming, geen warme
maaltijd, vochtige kledij) en andere levensdomeinen
zoals sociale contacten (je nodigt geen gasten uit in
een koud huis).
De energiesnoeiers proberen op deze vragen een
antwoord te bieden. Zij voeren onder meer de
energiescans uit die onder de sociale openbare
dienstverplichting vallen, maar zijn actief op nog
meer vlakken:
• Energiescans57
De distributienetbeheerders voor elektriciteit
(Eandis en Infrax) hebben een aantal sociale
openbare dienstverplichtingen. Eén daarvan is het
(laten) uitvoeren van huishoudelijke energiescans.
Energie besparen is goed en duurzaam wanneer
dit zowel je verbruik als je kwaliteit van leven ten
goede komt. Maar je moet ook de kennis en de
mogelijkheden hebben om dat te doen.
62
- De huurder een actieve budgetmeter voor
elektriciteit of aardgas heeft;
- De huurder behoort tot de doelgroep van
de meest behoeftigen van het Fonds ter
Reductie van de Globale Energiekost (FRGE)
- De woning verhuurd wordt via een sociaal
verhuurkantoor, OCMW of lokaal bestuur;
- Er voor de huurder een verzoek tot afsluiting
van gas of elektriciteit werd ingediend bij de
Lokale Adviescommissie.
- De geregistreerde huurprijs van de woning
niet meer is dan € 450 (of € 500 in centrumof grootsteden of vlabinvestgebied).
Om van deze premie te kunnen genieten, begeleidt
een projectpromotor het hele proces. In heel
wat gemeenten kan je hiervoor terecht bij de
Energiesnoeiers. Zij zorgen voor alles: afspraken
met de huurder en de eigenaar, aanstellen van een
vakbekwame aannemer, aanvragen van de premie
...
In ruil voor de begeleiding en de extra hoge premie
engageert de eigenaar zich om:
- De huurprijs niet te verhogen als gevolg van de
isolatiewerken;
- Het huurcontract niet op te zeggen voor het
einde van de contractueel bepaalde huurperiode;
- Een eventueel restbedrag voor de uitvoering van
de werken te financieren.
• Energieconsulent: consulenten die in
samenwerking met andere huisvestingsactoren
en het lokaal beleid advies geven aan mensen in
armoede over energiebesparende maatregelen
en de steun die ze kunnen krijgen.
• Pakket kleine energiebesparende maatregelen
uitvoeren: Dit initiatief wordt meestal gelinkt
aan het lokaal sociaal beleid in de gemeente.
De energiesnoeiers gaan met een pakket bij de
mensen thuis om zo kleine energiewinsten te
boeken.
In heel wat gemeenten doen ze hiervoor beroep op
de energiesnoeiers. Voor volgende doelgroepen is
de energiescan helemaal gratis:
- Wie recht heeft op de sociale maximumprijs voor
elektriciteit en aardgas;
- Wie een actieve budgetmeter voor elektriciteit of
aardgas heeft;
- Wie behoort tot de doelgroep van de meest
behoeftigen van het Fonds ter Reductie van de
Globale Energiekost (FRGE)
- Wie een woning huurt van een
sociaal verhuurkantoor of sociale
huisvestingsmaatschappij;
- Wie een woning huurt bij een OCMW of lokaal
bestuur;
- Wie een woning huurt op de private huurmarkt
met een geregistreerde huurprijs van max.
€ 450 (of € 500 in centrum- of grootsteden of
vlabinvestgebied).
- Voor wie een verzoek tot afsluiting van gas
of elektriciteit werd ingediend bij de Lokale
Adviescommissie.
Om deze energiescans uit te voeren werken de
Energiesnoeiers samen met het OCMW, sociale
huisvestingsmaatschappijen en tal van andere
toeleiders/intermediairen.
• Isolatie plaatsen, eventueel in samenwerking
met reguliere aannemers.
• Promoten van het project dakisolatie: Eigenaars
die een woning verhuren die geen dakisolatie
heeft kunnen hiervoor vanaf 2015 strafpunten
krijgen. Vanaf 2020 is het verhuren van die
woningen zelfs verboden. Daarom geeft de
overheid een extra hoge premie van 23 euro per
m² voor dakisolatie in woningen op de private
huurmarkt, op voorwaarde dat:
- De huurder recht heeft op de sociale
maximumprijs voor elektriciteit en aardgas;
63
Het project ‘energiesnoeiers’ stond de voorbije
maanden onder druk van besparingen. Er was
sprake van het verdwijnen van het project.
Uiteindelijk beloofde minister voor energie
Turtelboom dat dit project behouden zal blijven en
de taken zelfs uitgebreid zouden worden.59
We rekenen erop dat de minister zich houdt aan
haar belofte en ook de nodige middelen voorziet
voor dit initiatief. Een initiatief dat bovendien nog
een ander aspect van duurzaamheid koppelt aan
haar ecologische doelstellingen. Niet alleen richten
ze zich specifiek op maatschappelijk kwetsbare
doelgroepen, er wordt ook gewerkt met sociale
economieprojecten waarbij diezelfde groepen
kansen op een duurzame tewerkstelling wordt
geboden en waar ze heel wat kennis kunnen
opdoen om later eventueel door te stromen naar de
reguliere economie.
Om verdere vooruitgang te realiseren zal
vooral werk gemaakt moeten worden van de
huurmarkt. Op de sociale huurmarkt kan dit
door extra investeringen in de renovatie van
sociale huurwoningen. Zoals eerder uit de
kwaliteitsstatistieken bleek is hier nog een heel
grote nood.
Anderzijds is er de private huurmarkt. De
moeilijkheid daar bestaat erin om de eigenaarverhuurder te stimuleren om aanpassingen te doen
aan de woning, zonder dat de huurprijs zodanig
stijgt dat deze woningen nog duurder worden
voor gezinnen met een laag inkomen, die sterk
vertegenwoordigd zijn op de huurmarkt.
Investeer in energiezuinige woningen voor
iedereen
Eerder in dit deel hadden we het al over
investeringen in de kwaliteit van woningen. Ook
energiebesparende investeringen vallen hieronder.
Via het project ‘Energie en woonkwaliteit’, van
samenlevingsopbouw Antwerpen provincie, vind
je fiches terug over de meeste maatregelen:
http://samenlevingsopbouw-antwerpenprovincie.
be/nl/programmas-en-projecten/recht-openergie/energie-en-woonkwaliteit-provincie-envlaanderen_83.aspx.
“Door een te laag inkomen
moet je soms besparen op
warmte en energie en gaat
ook een stuk gezelligheid
verloren.”
Minister Turtelboom heeft aangekondigd dat ze in
de toekomst allerlei premies sterker wil toespitsen
op kwetsbare doelgroepen. Er is een energielening
aan 0% intrest voor mensen met een laag inkomen.
Dit is een goede maatregel, maar vooral toegespitst
op woningeigenaars.
64
Een deel van de moeilijkheden hangt samen met
het profiel van de private huurmarkt en de private
verhuurder. De krapte op de markt maakt dat de
noodzaak om een goede, energiezuinige woning aan
te bieden klein is. Een sterkere private huurmarkt
zou hieraan verhelpen, waarbij vraag en aanbod
meer in evenwicht zijn.
De private verhuurder, meestal eigenaars van één
of twee huurwoningen, zien op tegen de kostprijs
en de nodige inspanningen, omwille van ouderdom,
omwille van gebrek aan informatie of omdat ze het
nut niet inzien van die investeringen tegenover de
opbrengst.
die vanaf 2020 verplicht zal zijn voor alle
huurwoningen en waarvoor nu premies bestaan.
Zoals hierboven te lezen zijn deze premies hoger
voor wie verhuurt aan kwetsbare huurders en zich
engageert om dit verder te doen in de toekomst.
Naast dakisolatie zijn er nog heel wat andere
infrastructuurwerken die hun nut hebben: raamen deurwerk, muur-, vloer- of leidingisolatie … en
toestellen zoals de verwarmingsketel en witgoed.
Hiervoor kan eenzelfde systeem uitgewerkt
worden als voor dakisolatie, waarbij gericht sterke
stimulansen gegeven worden en middelen ter
beschikking gesteld worden.
Ook de stimulansen voor eigenaars om hun woning
via een SVK te verhuren zijn een goed instrument
om te werken aan de kwaliteit van woningen en
tegelijk de betaalbaarheid te verzekeren.
We pleiten hier voor een beleid met de wortel en de
stok: maximaal stimuleren en ondersteunen van
energiebesparende renovaties en aanpassingen
met op langere termijn sancties wanneer dit niet
gebeurd is. Een voorbeeld hiervan is de dakisolatie
Overzicht energiepremies:
www.energiesparen.be voor Vlaanderen
http://www.leefmilieu.brussels/themas/
energie/energiepremies-2015 voor Brussel
Energiezuinige toestellen voor mensen met een
laag inkomen
Al enkele jaren pleit Welzijnszorg in
verkiezingsmemoranda voor een systeem om
energiezuinige toestellen betaalbaar te maken voor
mensen in armoede. Een oud toestel verbruikt erg
veel energie. Dit terwijl een nieuw toestel met een
laag verbruik zeer snel terugbetaald zou zijn door de
besparingen op de energiefactuur.
In Brussel krijg je hiervoor een premie, afhankelijk
van je inkomen 50 tot 200 euro per toestel (tot
maximaal 50% van het aankoopbedrag). Dit verlaagt
de drempel gedeeltelijk, aangezien de eigen
investering verlaagd kan worden.
65
Welzijnszorg pleitte voor een rollend fonds, waarbij
mensen de aankoop van hun toestel terugbetalen
afhankelijk van de gerealiseerde besparing. Dit
fonds kan in samenwerking met de overheid,
producenten en distributeurs opgesteld worden.
Dit kan zorgen voor een vernieuwing van deze
toestellen, wat goed is voor de verkoop, een
milieubesparing en een financiële besparing voor
de gebruikers.
Recent kondigde minister Turtelboom aan dat de
energielening ook beschikbaar zal worden voor
de aankoop van huishoudtoestellen, met name
wasmachine, ijskast en diepvriezer met een A+
energielabel. Mensen met een laag inkomen,
een verhoogde tegemoetkoming, mensen in
schuldbemiddeling, mensen in energiearmoede
en eigenaars die hun woning via het SVK verhuren
komen in aanmerking60. Deze renteloze lening zou
gekoppeld worden aan een energiescan door de
energiesnoeiers.
Welzijnszorg is blij met dit initiatief van de minister
en de experimenten vanuit Samenlevingsopbouw.
In de uitwerking van de energielening voor
huishoudtoestellen moet de administratieve
drempel zo laag mogelijk zijn. Aangezien het gaat
over relatief kleine bedragen (de energielening
kan voor andere doeleinden tot € 10.000
bedragen) moet de administratie beperkt worden.
Andere systemen, zoals het rollend fonds of het
leasesysteem, moeten bij succes ingepast worden
in een algemeen Vlaams (en Brussels) beleid.
Samenlevingsopbouw test zo’n rollend fonds
in twee gemeenten (Beerse en Turnhout) in de
provincie Antwerpen met 60 toestellen in 2015.
Tegen 2019 willen ze dit project over de hele
provincie uitrollen en de kaap van 1.000 toestellen
halen.
In de provincie West-Vlaanderen experimenteert
men met een lease-systeem, waarbij mensen in
armoede bij de producent een energiezuinig toestel
huren aan een voordelige prijs. Ook hier starten ze
in twee gemeenten met 60 toestellen en willen ze
tegen 2019, 500 toestellen laten leasen in de hele
provincie.
66
6. Een leefomgeving met toekomst
De woonkwaliteit wordt niet alleen bepaald
door je eigen woning en de kwaliteit daarvan.
Ook de omgeving waarin je woont, speelt een
rol. Is er voldoende groen, is het een veilige
omgeving, is er veel geluidshinder, zijn er speelen ontspanningsmogelijkheden, hoe zit het met
winkels en openbare diensten in de buurt?
van groene vrije ruimte. (Kruize, 2007)
- In Frankrijk bleek dat sociaal kwetsbare groepen
meer blootgesteld worden aan luchtvervuiling
en geluidsoverlast onder meer omwille van
vervuilende en gevaarlijke industrie in hun
omgeving. (Diebolt en Helias, 2005)
- In Duitsland vond men een verband tussen
sociale ongelijkheid en de aanwezigheid van
schadelijke stoffen in de lucht in en om het huis.
(Heinrich, Mielck, Schäfer en Mey, 2000)
Voor de gevolgen van het ontbreken van
dienstverlening in de buurt verwijzen we naar het
Welzijnszorgdossier bij de campagne ‘Armoede
(op den) buiten’ van 2013, te bestellen via
www.welzijnszorg.be. De link met het deel rond
mobiliteit in dit hoofdstuk is onmiskenbaar. Een
gebrek aan mobiliteit beperkt de grootte van je
leefomgeving.
Verder onderzoek wijst op verschillende oorzaken
van die vaststellingen, die eigenlijk voor de hand
liggen, zeker wanneer de marktwerking op de
huisvestingsmarkt zeer sterk is. Woningen die in
een minder goede omgeving liggen zijn minder
waard. Zowel de aankoop- als de huurprijzen
zullen lager liggen. Die goede omgeving wordt
uiteraard niet alleen bepaald door milieufactoren.
Bereikbaarheid, ligging ten opzicht van omringende
attractiepolen en de woning zelf spelen een rol.
Soms zelfs tegengesteld. Zo zal een woning midden
in de stad, ondanks geluidsoverlast die er kan
opduiken, gemiddeld duurder zijn dan een woning
op het platteland. Anderzijds zijn woningen in de
groene stadsrand vaak zeer duur.
Maar wanneer een grote verkeersas, spoorweg of
vervuilende industrie in de buurt zijn, is het logisch
dat de waarde lager is. Jammer genoeg betekent
dat ook dat mensen met een lager inkomen in deze
woningen terechtkomen.
a.Milieuongelijkheid
Internationaal onderzoek naar milieuvervuiling
in woonbuurten spreekt van een dubbele
milieuongelijkheid: mensen onderaan de sociale
ladder worden meer blootgesteld aan schadelijke
stoffen en ze zijn er gevoeliger aan. Dit omwille
van de buurten waarin zij wonen en een zwakker
immuunsysteem door hun armoedesituatie.61
Verschillende onderzoeken in onze buurlanden
kwamen tot dezelfde bevindingen:62
- In Nederland stelde men vast dat gebieden
met een lager inkomensniveau een mindere
milieukwaliteit hebben dan deze met een
hoger niveau. Dit zowel op het vlak van
luchtverontreiniging als qua beschikbaarheid
67
De andere factor van de dubbele milieuongelijkheid
ligt in de gezondheidskloof tussen rijk en arm.
Mensen in armoede zijn gevoeliger voor ziektes
en vervuiling. Naast de woonomstandigheden
spelen ook de werkomstandigheden een rol. Andere
aspecten van hun leven zoals het gebrek aan
gezonde voeding, een ongezonde woning of te veel
stress van een leven in armoede zorgen voor een
minder lang leven en een minder goede gezondheid.
De aanwezigheid van groen en open ruimte geeft de
kans om te spelen en is goed voor de luchtkwaliteit.
Een goede inrichting van de openbare ruimte,
met goed onderhoud en netheid zorgt voor een
aangename omgeving en een gevoel van veiligheid.
Het is niet altijd evident voor een overheid om
prioriteit te geven aan minder gegoede buurten.
De inwoners van die buurten zijn minder mondig
of weten hun weg naar de officiële instanties
of media moeilijker te vinden. Hun stem klinkt
minder luid in het maatschappelijk debat, terwijl
leefbaarheidsproblemen een grotere impact hebben
op hun leven.
b. Leefbaarheid verzekeren
Om voor iedereen een leefbare buurt te verzekeren
moeten er zo veel mogelijk van bovenstaande
milieuproblemen weggewerkt worden. Tevens moet
de overheid investeren in minder aantrekkelijke
buurten en werk maken van een goede ruimtelijke
planning.
Het is belangrijk dat ook deze buurten een stem
krijgen. Daarvoor is het sociale middenveld in
zijn geheel en verenigingen van en voor mensen
in armoede of opbouwwerk in het bijzonder,
noodzakelijk.
68
Ieder kind een sint – kwb
De afgelopen jaren organiseerde kwb de actie
‘Ieder kind een sint’. Overal in Vlaanderen
werd aan de kinderen gevraagd om niet enkel
speelgoed te vragen aan de sint maar ook om
een stuk (kwalitatief) speelgoed te schenken.
Via Welzijnsschakels, armoedeverenigingen,
opvangcentra of het OCMW werd het speelgoed
herverdeeld onder kinderen uit gezinnen die
het wat moeilijker hebben.
Lokaal ontstonden ook een aantal
samenwerkingen tussen kwb en
armoedeverenigingen of Welzijnsschakels. In
Zemst werd een gezamenlijk sinterklaasfeest
georganiseerd. In Mariakerke schonken meer
dan 50 gezinnen een grote hoeveelheid
mooi speelgoed tijdens hun sintstoet en
sinterklaasfeest voor vzw De Tinten, een
organisatie die zich inzet voor vluchtelingen
en asielzoekers en waarmee kwb Mariakerke
sindsdien al meermaals samenwerkt.
Ondertussen blijven heel wat kwb-afdelingen
deze activiteit op hun programma plaatsen. Zo
krijgt het ingezamelde speelgoed een 2de leven
en krijgen nieuwe samenwerkingen een kans.
Koen Schoutteten (kwb): “De actie ‘Ieder kind
een sint’ draait om speelgoed en er duurzaam
mee omgaan, maar ook om gezinnen tot een
gesprek aan te zetten: over arm of rijk zijn,
veel of weinig hebben, kansen krijgen of niet.
Zijn we in staat om met onze (klein)kinderen
ook te praten over armoede? Was jouw
(klein)kind sint, wat zou hij/zij aan de andere
kindjes willen geven? Kwb reikt gezinnen een
methode aan om dit gesprek te voeren via een
sintverhaal en een aantal vragen.”
Gsm-actie – kwb
Na het succes van vorig jaar zet kwb ook dit
werkjaar in op de gsm-actie. Eind 2014 werden in
2 weken tijd maar liefst 1.800 kg aan oude gsm’s
en gsm-laders opgehaald in 180 afdelingen. Dit
is het equivalent van 13.000 gsm-toestellen of
heel wat kostbare en zeldzame grondstoffen zoals
indium, kobalt, goud, palladium en platina die
opnieuw gebruikt kunnen worden. Het ontginnen
van deze grondstoffen gaat niet enkel gepaard
met onherroepelijke milieuschade, maar ook
met diepgaande sociale conflicten, uitbuiting en
kinderarbeid. Toch liggen per gezin nog altijd 2 tot
4 (oude) gsm-toestellen ongebruikt in de schuif
terwijl het technologisch perfect mogelijk is om
bijna alle grondstoffen uit een gsm te recupereren.
“Door oude gsm’s en laders op te halen en hier te
laten verwerken, draagt kwb bij tot een duurzamere
wereld waar verstandig met materialen en
grondstoffen wordt omgesprongen. Naast het
ophalen wil kwb ook mensen informeren en ertoe
69
aanzetten om in de toekomst sneller hun oude
elektrische en elektronische apparaten naar het
containerpark, de kringwinkel of elektrohandel te
brengen”, aldus Wim Verlinde, algemeen voorzitter
van kwb.
Bij de (handmatige) ontmanteling van vele
toestellen wordt veelal een beroep gedaan op
sociale werkplaatsen, een belangrijke deelsector
van de sociale economie. Sociale werkplaatsen
geven mensen opnieuw zin en een plaats in de
maatschappij.”
“In Vlaanderen zijn we wereldleider als het gaat
over recyclage van elektrisch en elektronisch
afval. Iets waar we terecht fier op mogen
zijn. We beschikken namelijk over een aantal
gespecialiseerde en hoogtechnologische bedrijven
die hiervoor instaan maar ook heel wat lagere
geschoolde jobs worden hierdoor gecreëerd.
Help daarom mee aan een duurzamere wereld
en breng je oude gsm’s en gsm-laders naar de
verschillende inzamelpunten tussen 18 en 31
januari 2016.
Meer info op www.kwb.be/gsmactie.
70
Projecten
Community Land Trust
een nieuw huisvestingsmodel
De meerwaarde wordt op deze manier eigenlijk
opgeslagen en verankerd in de grond. Daarmee
gaan CLT’s in tegen het speculatieve aspect van de
vastgoedmarkt.
Een viertal jaar geleden deed een nieuw begrip
zijn intrede in het debat rond betaalbaar en sociaal
wonen in België. Community Land Trust (CLT). Een
breed huisvestingsmodel, overgewaaid uit de VS,
om betaalbare woningen op de markt te brengen en
op lange termijn betaalbaar te houden. Dat gebeurt
via een hybride eigendomsformule, ergens tussen
huren en kopen in. Geert De Pauw van Community
Land Trust Brussel legt uit wat het is.
De basisfilosofie achter CLT’s is het idee dat de
grond gemeenschappelijk goed is. Hij moet beheerd
worden in het belang van de gemeenschap, en niet
als iets waarmee diegenen die het zich kunnen
veroorloven speculeren om meer geld te verdienen.
De meerwaarde die vastgoed genereert, is trouwens
meestal het gevolg van openbare investeringen. De
bakstenen van een gebouw verliezen alleen maar
aan waarde hoe ouder ze worden. Gebouwen winnen
aan waarde dankzij investeringen in openbare
ruimte en dienstverlening. Het CLT-systeem houdt
die meerwaarde binnen de gemeenschap.
Het debat over huisvestingspolitiek wordt beheerst
door de tegenstelling tussen twee polen: steun
voor eigendomsverwerving tegenover steun voor
sociale huurwoningen. Enkele verenigingen gingen
zo’n vijf jaar geleden op zoek naar alternatieven
in de ruimte tussenin: formules die, net zoals
sociale huurwoningen, blijvende betaalbaarheid
garanderen, maar die aan de bewoners de voordelen
bieden van het huiseigenaarschap: kapitaalopbouw,
woonzekerheid, zeggenschap en onafhankelijkheid.
Een zoektocht langs verschillende vormen van
collectieve eigendom leidde naar de CLT’s.
Open ledenorganisaties
CLT’s zijn open ledenorganisaties die zijn
samengesteld uit alle bewoners van de CLTwoningen. Daarnaast kan iedereen die woont of
werkt in het werkingsgebied van de CLT lid worden
en mee beslissen. Deze twee groepen, bewoners en
buren, maken elk een derde van het bestuur uit. Het
laatste deel is samengesteld uit vertegenwoordigers
van het algemeen belang.
De meerwaarde van de grond
Community Land Trusts zijn door de
gemeenschap bestuurde organisaties die, op
gemeenschapsgrond, betaalbare woningen creëren
voor mensen met een laag inkomen. De trust blijft
eigenaar van de grond, maar de bewoners worden,
via erfpacht, eigenaar van de woning. Wanneer die
eigenaar zijn woning wil verkopen kan dat, maar de
oorspronkelijke subsidie blijft binnen de trust. De
verkoper zal slechts een gedeelte van de eventuele
meerwaarde, zo’n 25 %, kunnen ontvangen. Zo kan
de trust ervoor zorgen dat de woning betaalbaar
blijft voor de volgende koper, zonder extra subsidie.
Deze evenwichtige verdeling zorgt er enerzijds voor
dat bewoners betrokken worden bij het bestuur.
Anderzijds biedt ze een garantie dat de belangen
van de omwonenden en het algemeen belang
gerespecteerd worden. Naast koopwoningen
realiseren CLT’s ook huurwoningen, winkels of
ontmoetingsruimtes, en bieden zo de kans aan de
buurt om mee te beslissen over wat er zal worden
gebouwd.
71
Projecten
Blijvende verantwoordelijkheid
Een laatste kenmerk is wat men in de VS
‘stewardship’ noemt: de CLT neemt de blijvende
verantwoordelijkheid op voor het land waarvan
ze eigenaar is. Ze begeleidt de bewoners die
daar nood aan hebben bij het eigenaarschap van
hun woning. Het resultaat van die politiek is dat
CLT’s het uitstekend gedaan hebben tijdens de
vastgoedcrisis in de VS. Onderzoek toont aan dat
CLT-eigenaars tijdens de crisis nauwelijks het
slachtoffer werden van foreclosures (gedwongen
beëindiging van de hypotheek), ondanks het feit
dat het meestal om gezinnen met lage inkomens
gaat.
voorbereiden is. Ook in Gent worden er, op initiatief
van Samenlevingsopbouw, soortgelijke projecten
voorbereid. Overal in Vlaanderen en Wallonië zijn
groepen aan het nadenken over de mogelijkheden
van het model.
Emancipatie-instrument
De wooncrisis verplicht ons op zoek te gaan naar
nieuwe formules. CLT’s hebben elders al bewezen
een belangrijke aanvulling te kunnen zijn op
bestaande vormen van woonpolitiek. Ervaringen in
Brussel met de voorlopers van het CLT-project, zoals
eerdere spaargroepen en woonprojecten als L’Espoir
in Molenbeek, bewezen al hoe groot de meerwaarde
is wanneer bewoners zelf de kans krijgen om in
groep mee te werken aan de voorbereiding van hun
woningen.
Een internationaal model
Het CLT-model is ontstaan in de Verenigde Staten,
eind jaren ‘60. De eerste CLT werd opgericht in het
zog van de zwarte burgerrechtenbeweging. New
Communities Inc., in de zuidelijke staat Georgia,
gaf aan zwarte landarbeiders de toegang tot land
om te bewerken en om op te wonen. Vanuit dit
eerste experiment ontwikkelde zich langzaam het
model zoals we dat vandaag kennen. De nadruk
ligt meer op wonen, de verkoopsformules en de
bestuursvorm werden verder op punt gesteld. CLT’s
kregen recent veel belangstelling omdat zij de
vastgoedcrisis zo goed konden doorstaan. Daardoor
zit het model de laatste jaren in de lift. Meer en
meer lokale overheden starten ermee. En vanuit
de VS wordt nu ook langzaamaan de rest van de
wereld veroverd.
In Schotland wordt al lang met de formule gewerkt,
en in Engeland is het CLT-model de laatste jaren
aan een steile opmars bezig. België is de voorloper
voor het Europese continent. De Brusselse regering
ging in 2012 met een aantal basisorganisaties in
zee voor de oprichting van een Community Land
Trust, die nu de eerste twee projecten aan het
72
Een innoverend project met steun
van de werknemers van de
petroleumsector
CLT’s vormen zo een krachtig emancipatieinstrument. Ze bieden de kans aan arme bewoners
om een kapitaaltje op te bouwen, maar ze bieden
hen ook een plek waar ze samen met hun buren
zelf kunnen meebouwen aan een betere buurt.
CLT’s gaan daarmee radicaal in tegen de heersende
visie op stadsvernieuwing, als zou het nodig zijn
om meer gegoede gezinnen aan te trekken om
bepaalde stadswijken uit het slop te trekken,
waarbij de armen dan maar elders moeten gaan
wonen. CLT’s bieden immers een plek waar ook wie
het niet zo breed heeft kan groeien, om zo de buurt
op te tillen. Tegelijk zorgen ze ervoor dat deze plek
betaalbaar blijft, ook voor de volgende generaties.
Woonwagenbewoners
gaan ‘wonen’
Steeds minder woonwagenbewoners trekken rond.
Opbouwwerkers en hulpverleners met contacten bij
deze bevolkingsgroep stellen vast dat een aantal
gezinnen van woonwagenbewoners de overgang
naar het ‘vaste’ wonen in een huis niet menswaardig
kunnen maken: het is te duur, ze voelen er zich niet
helemaal thuis, enz. Het beleid van onze overheden
houdt geen rekening met de woonnoden van deze
mensen.
Een kleinschalig project in Aarschot wil in overleg
met woonwagenbewoners zelf een andere vorm van
wonen ontwikkelen die beantwoordt aan hun noden
en vereisten én beantwoordt aan alle regelgeving.
Daardoor kan dit project navolging krijgen binnen de
sociale huisvesting.
CLT Vlaanderen
CLT’s kunnen een aanvulling vormen op onze
woonmarkt, zoals hierboven beschreven. Zo’n
nieuwe vorm heeft echter nood aan een kader op
maat van onze woonmarkt en woonwetgeving.
Hiervoor is het platform CLT Vlaanderen opgericht in
het voorjaar van 2014.
Op de website www.CLTGent.be vind je alle
informatie over het platform en over de oprichting
van een CLT in Gent.
Welzijnszorg verleent steun aan CLT Vlaanderen als
pilootproject. Hierdoor willen we bijdragen aan de
ontwikkeling en bekendmaking van het CLT-model
in Vlaanderen.
Woonwagenbewoners zijn sterk onbekend. Ze
omschrijven zichzelf als Rom, Manoesj of
Voyageur. Woonwagenbewoners zijn, met
andere woorden, geen homogene groep. De
herkenning en erkenning door de andere
Roms, Manoesjen of Voyageurs, is voor hen
het belangrijkste. Dat gebeurt op basis van
sociale en culturele kenmerken. Het wonen in
een woonwagen, vroeger of nu, is een element
dat meespeelt. Sommige mensen beschouwen
zichzelf als woonwagenbewoners, hoewel ze
in een huis wonen. Ze hebben een nomadische
herkomst en onderhouden nauwe banden met
woonwagenbewoners die wel in een woonwagen
wonen.
73
Projecten
Er wonen volgens de laatste schattingen zo’n
10.000 woonwagenbewoners in Vlaanderen.
Een deel van hen woont nog in een caravan
of woonwagen. De anderen wonen, soms
noodgedwongen in een huis. Exacte cijfers
verzamelen over woonwagenbewoners is niet
eenvoudig, want juridisch-administratief staan ze
niet als woonwagenbewoners geregistreerd, maar
gewoon als Belgen.
De woonbehoefte van woonwagenbewoners is in
volle evolutie. We kunnen ze niet langer nostalgisch
vastpinnen in hun traditionele woonvorm
(rondtrekkend wonen). Maar het ‘vast permanent
wonen’ blijkt ook geen alternatief. Men houdt
immers vast aan een vorm van verplaatsbaarheid.
verplaatsbaar wonen met recreatieve stacaravans.
De oude stacaravans verkrotten dus verder.
RISO Vlaams-Brabant, de stad Aarschot en de
provincie besloten het goede voorbeeld te geven: er
worden 5 kleine (40m²), verplaatsbare (gebouwd
op een chassis), betaalbare (max. € 40.000) én
duurzame (energiezuinig) constructies ontworpen.
Deze constructies zijn bijna passiefwoningen. De
eerste 3 constructies moeten intussen ongeveer
klaar zijn. Voor de 2 volgende constructies wil men
bouwtechnisch en financieel leren uit de 3 eersten.
Hoewel er op woonwagenterreinen door de overheid
gemeenschappelijk sanitair is, zal er in deze
constructies, anders dan in “gewone” woonwagens,
sanitair in de woonruimte zelf zijn. Daardoor
voldoen de constructies aan de normen van de
Vlaamse Wooncode. Sanitair binnen is immers een
noodzakelijke voorwaarde om een attest te krijgen
als een conforme woning. En zo wil men bewijzen
dat dit een volwaardige woonvorm kan zijn die ook
een plek verdient in het sociaal woonbeleid.
Via Welzijnszorg neemt het Sociaal Fonds van de
petroleumsector de financiering van dat sanitair op
zich én de inrichting van de woonomgeving op het
terrein.
Welzijnszorg vzw zal met RISO Vlaams-Brabant de
opvolging doen van de beleidsmatige inbedding van
het project. Wij zetten onze politieke contacten in
om de mogelijkheden van dit project voor de rest
van Vlaanderen te bepleiten, ondersteunen RISO
Vlaams-Brabant bij het aankaarten van het dossier
bij de bevoegde instanties en maken het project
ruimer bekend.
De meerderheid blijft in familieverband samen
staan op private of openbare woonwagenterreinen.
Deze laatste vallen onder het integratiebeleid dat
subsidies voorziet voor staanplaatsen met sanitaire
voorzieningen. De bewoners voorzien zelf in de
woongelegenheid. Maar door hun economische
situatie en lage scholing sluipt ook hier de armoede
binnen. Gezinnen in armoede kunnen geen
verplaatsbare constructies verwerven die voldoen
aan de minimale kwaliteitseisen om er permanent
in te wonen. Dit project is er gekomen omdat we
door de werking op meerdere terreinen merkten dat
een aantal gezinnen de overgang naar het ‘vaste’
wonen niet menswaardig kunnen maken.
Deze groep valt door het beleidsmatig
hokjesdenken tussen twee stoelen: de
subsidiëring van de woonwagenterreinen
zit bij het inburgeringsbeleid, een vraag naar
tussenkomst rond de woonkwaliteit schuiven ze
door als een opdracht van sociale huisvesting.
Binnen sociale huisvesting is er pleinvrees rond
sociale woonprojecten met kleine verplaatsbare
constructies, men associeert de vraag naar
74
Eindnoten
1 Winters, S., et al. Wonen in Vlaanderen anno 2013,
De bevindingen uit het Grote Woononderzoek
2013 gebundeld, Garant, Antwerpen, 2015, p.28.
2 https://steunpuntwonen.be/Documenten/
Onderzoek_Werkpakketten/gwo-volume-1-eind.
pdf
3 Winters, S., et al. Wonen in Vlaanderen anno 2013,
De bevindingen uit het Grote Woononderzoek
2013 gebundeld, Garant, Antwerpen, 2015, p.28.
4 Idem, p.28-29.
5 http://www.armoedebestrijding.be/cijfers_
daklozen.htm
6 http://census2011.fgov.be/data/fresult/
buildingsownerliving_nl.html
7 Brusselse Gewestelijke
Huisvestingsmaatschappij en Algemene Directie
Statistiek
– Statistics Belgium, berekeningen
Observatorium voor Gezondheid en Welzijn
Brussel (cijfers 2012)
8 Winters, S., et al. Wonen in Vlaanderen anno 2013,
De bevindingen uit het Grote Woononderzoek
2013 gebundeld, Garant, Antwerpen, 2015, p.31.
9 Dierckx, D., Coene, J., & Raeymaeckers, P., (red.)
(2014). Armoede en Sociale Uitsluiting - Jaarboek
2012. Acco, p.360.
10 Winters, S., et al. Wonen in Vlaanderen anno 2013,
De bevindingen uit het Grote Woononderzoek
2013 gebundeld, Garant, Antwerpen, 2015, p.31.
11 Winters, S., et al. Wonen in Vlaanderen anno 2013,
De bevindingen uit het Grote Woononderzoek
2013 gebundeld, Garant, Antwerpen, 2015, p.32.
12 Heylen, K., & Winters, S. (2012). De verdeling van
de subsidies op vlak van wonen in Vlaanderen.
Steunpunt Wonen, p.11.
13 Winters, S., et al. Wonen in Vlaanderen anno 2013,
De bevindingen uit het Grote Woononderzoek
2013 gebundeld, Garant, Antwerpen, 2015, p.64.
14 Idem, p.65.
15 http://www.menswaardiginkomen.be/
16 http://annemieturtelboom.be/energieleningvoortaan-ook-voor-installatie-van-zonnepanelen/
17 Idem, p.61.
18 Observatorium voor gezondheid en Welzijn
Brussel, Welzijnsbarometer 2014, Brussels
armoederapport, p.46.
19 www.vmsw.be/nl/particulieren/huren-via-eensvk/wat-is-een-svk20 http://www.vmsw.be/nl/particulieren/huren-viaeen-svk/informatie-voor-de-huurders/wie-komtin-aanmerking21 Winters, S., De Coninck, A., Tratsaert, K.,
& Heylen, K. (2011). De uitvoering van
basisbegeleidingstaken in de sociale huisvesting.
Steunpunt Ruimte en Wonen, p.95.
22 http://codex.vlaanderen.be/Zoeken/Document.
aspx?DID=1005498&param=inhoud
23 http://www.huisvesting.irisnet.be/wie-doet-wat/
de-brusselse-huisvestingscode
24 Kesteloot, C., & Meys, S. (2008). Atlas van
achtergestelde buurten in Vlaanderen en Brussel.
KULeuven, p.41.
25 Winters, S., et al. Wonen in Vlaanderen anno 2013,
De bevindingen uit het Grote Woononderzoek
2013 gebundeld, Garant, Antwerpen, 2015, p.71.
26 Idem, p.72.
27 Idem, p.69.
28 Idem, p.78.
29 Idem, p.80.
30 Idem, p.80-81.
31 Idem, p.77.
32 Idem, p.77-78.
33 Pact 2020, kernindicatorenmeting 2013,
Vlaanderen in actie, p.199.
34 http://www.energiesnoeiers.net/
35 Observatorium voor gezondheid en Welzijn
Brussel, Welzijnsbarometer 2014, Brussels
armoederapport, p.46-47.
36 Winters, S., et al. Wonen in Vlaanderen anno 2013,
De bevindingen uit het Grote Woononderzoek
2013 gebundeld, Garant, Antwerpen, 2015, p.90.
37 Idem.
38 Idem.
39 Je kan deze bundel hier downloaden: http://
samenlevingsopbouw-antwerpenprovincie.be/nl/
75
76
nieuws/inspiratiebundel-energiearmoede_81.aspx
40 Voor meer informatie over dit netwerk www.
transitienetwerkmiddenveld.be
41 Transitienetwerk middenveld, Een rechtvaardige
financiering van de energietransitie. Oktober
2014, p.2-3.
42 https://www.vmm.be/data/bereken-jewaterfactuur
43 Vlaamse milieumaatschappij, Watermeter 2014,
Drinkwaterproductie en –levering in cijfers, 2015,
p.40.
44 https://www.vlaamsparlement.be/plenairevergaderingen/620257/verslag/623775
45 Vlaamse milieumaatschappij, Statistieken
toepassing algemeen waterverkoopreglement
jaar 2013, 2014, p.14.
46 Vlaamse milieumaatschappij, Statistieken
toepassing algemeen waterverkoopreglement
jaar 2013, 2014, p.10.
47 Idem, p.11-12.
48 Observatorium voor gezondheid en Welzijn
Brussel, Welzijnsbarometer 2014, Brussels
armoederapport, p.51.
49 http://www.vlaanderen.be/nl/bouwen-wonenen-energie/elektriciteit-aardgas-en-verwarming/
advies-van-de-lokale-adviescommissie-lac-overafsluiting-heraansluiting-van-elektriciteit-aardgas
50 http://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/
leidraad-voor-een-goede-praktijk-van-de-lokaleadviescommissie-lac
51 https://www.vmm.be/water/waterfactuur/
vrijstelling
52 http://www.decenniumdoelen.be/
documenten/150107_besparingen_mensen_in_
armoede_studie_en_tabellen.pdf
53 http://www.vreg.be/sites/default/files/
samenvatting_sociaal_rapport_via_infographics.pdf
54 Observatorium voor gezondheid en Welzijn
Brussel, Welzijnsbarometer 2014, Brussels
armoederapport, p.50.
55 http://www.vreg.be/sites/default/files/
samenvatting_sociaal_rapport_via_infographics.pdf
56 Observatorium voor gezondheid en Welzijn
Brussel, Welzijnsbarometer 2014, Brussels
armoederapport, p.51.
57 http://www.energiesnoeiers.net/es/
energiescans_42.aspx
58 http://www.energiesnoeiers.net/es/sociaaldakisolatieproject_110.aspx
59 http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/
politiek/1.2132602
60 http://annemieturtelboom.be/energieleningvoortaan-ook-voor-installatie-van-zonnepanelen/
61 Morrens, B. e.a. Hoe milieuongelijkheid
op zich ongelijk kan zijn: blootstelling aan
milieuvervuilende stoffen bij buurtbewoners
van industriezones. In: Dierckx, D., Coene, J., &
Raeymaeckers, P., (red.)(2014). Armoede en
Sociale Uitsluiting - Jaarboek 2014. Acco, p.231.
62 Idem, p.230.
63 http://www.samenlevingsopbouw.be/e-dossiers/
anders-wonen/clt-huisvestingsmodel
77
78
HOOFDSTUK 3
Een toekomst met
en voor mobiliteit
79
1. Supermobiel of vervoersarm
eigen wagen1. Dit zowel uit eigen keuze (niet nodig,
ecologische argumenten, autodelen …) als omwille
van de hoge kost die eraan vasthangt.
De wereld is ons dorp, hoor je vaak. Mensen
kunnen zich veel eenvoudiger verplaatsen over
de hele planeet, een vliegreis is al een hele tijd
niet alleen meer voor enkelingen. Die mobiliteit op
wereldschaal merk je ook in je eigen stad of dorp.
Mensen van allerlei herkomst leven met of soms
alleen naast elkaar.
Toch is dat geen evidentie. De verschillen tussen
culturen en mensen kunnen voor spanningen
zorgen, maar legt vaker het verschil tussen arm en
rijk bloot. Er worden muren gebouwd om je eigen
stuk land af te schermen en te zorgen dat anderen
die grens niet kunnen overschrijden. Binnen Europa
kennen we dan wel open grenzen, maar die zijn niet
absoluut, niet voor mensen van binnen Europa en
al zeker niet voor wie vanuit een ander werelddeel
komt. Denken we maar aan de vele vluchtelingen
die hun leven riskeren tijdens de lange reis om hier
een beter leven op te bouwen.
Op wereldschaal zien we dat wie geld heeft
inderdaad van de wereld zijn dorp kan maken, en
bijna overal met open armen als toerist ontvangen
wordt. Wie weinig heeft kan zich al veel moeilijker
verplaatsen en voor hen blijven de grenzen veel
vaker gesloten.
In de super mobiele regio waarin we leven, en
waarin de afstanden eigenlijk relatief klein zijn,
zijn er mensen die leven met vervoersarmoede.
Wanneer je niet geraakt waar je wil zijn op een
relatief vlotte en betaalbare manier, kan je spreken
van een vorm van vervoersarmoede.
Bij veel mensen is dit slechts tijdelijk: een gebroken
been, een wagen die enkele dagen in de garage
staat voor een herstelling … Niet geraken waar
je wilt zijn of erg lang onderweg zijn voor een
verplaatsing ergert ons allemaal. Denk maar aan
een stakingsdag van de NMBS, lange files of een
sneeuwdag. Op zo’n moment is er plots erg veel
aandacht voor mobiliteitsproblemen.
We vergeten echter dat een grote groep mensen
elke dag last heeft van een beperkte mobiliteit.
Mensen met vervoersarmoede hebben problemen
om zich te verplaatsen voor dagelijkse bezigheden
zoals werk, onderwijs, zorg, diensten …
Verschillende factoren spelen een rol in het al dan
niet vervoersarm zijn:
• Armoede: Een leven in armoede betekent een
leven met minder financiële mogelijkheden. Het
hebben van een eigen auto is niet altijd mogelijk
voor gezinnen in armoede. Wanneer ze deze wel
hebben weegt dit zwaar op hun budget. Toch
kiest men soms voor een eigen wagen omdat het
niet anders kan gezien de plek waar ze wonen.
Andere vervoersmiddelen kosten te veel: een
Als we inzoomen op ons eigen land dan zien we
ook een ‘supermobiele’ regio. Twee wagens op de
oprit lijkt wel de standaard te zijn en Vlaanderen
wil een economisch en logistiek knooppunt zijn in
Europa wat impliceert dat onze regio ook een mobiel
knooppunt moet zijn.
De mogelijkheden zijn niet voor iedereen gelijk. Zo
bezit bijna 19% van de gezinnen in Vlaanderen geen
80
weinig gebruikt worden en de kostprijs te hoog
is. Het klopt dat er lijnen of belbusgebieden zijn
die minder gebruikt worden. Jammer genoeg
voorziet het openbaar vervoer niet in een
alternatief. Dit zorgt ervoor dat de gebruikers in
die gebieden geen opties meer hebben voor hun
verplaatsingen.
kaartje voor de trein of zelfs de bus is een extra
kost die niet altijd in het gezinsbudget past.
Daarnaast kenmerkt armoede zich door een
zwak netwerk. De kans dat je familie en vrienden
hebt die je met hun wagen uit de nood kunnen
helpen is kleiner. Tenslotte is armoede vaak een
gebrek aan administratieve vaardigheden en
kennis. Hoe moet je een belbus reserveren, hoe
lees je een vertrekschema van trein of bus?
• Fysieke mogelijkheden: Je moet fysiek in staat
zijn om je te verplaatsen. De afstanden die je te
voet of met de fiets kan afleggen maken deel
uit van je mobiliteit. Maar ook andere fysieke
beperkingen spelen mee. Zo zijn te lage perrons
letterlijk een te hoge drempel. Wie in een
rolwagen zit ondervindt nog meer moeilijkheden
en een alleenstaande moeder met jonge
kinderen kan vaak fysiek niet ver en veilig raken
op eigen kracht.
• Landelijk gebied: Een landelijk gebied is
meer uitgestrekt. Een gemeente waarbij de
deelgemeenten enkele kilometers uit elkaar
liggen is geen uitzondering. De afstand tot
de stad is meestal nog groter. Daarnaast is er
minder infrastructuur aanwezig dan in steden.
Je hebt geen metro of tram, bussen rijden
minder frequent op minder lijnen, er is enkel
een belbus, het dichtstbijzijnde treinstation
vraagt al een reis op zich om er te geraken …
Diensten en voorzieningen trekken zich terug
en vestigen zich in de centrumgemeente of
de dichtstbijzijnde stad waardoor inwoners
van landelijke gebieden meer noodzakelijke
verplaatsingen moeten doen.
• Verminderd aanbod: Er wordt gesnoeid in het
openbaarvervoersaanbod. Begin 2015 werden
heel wat (bel)bussen geschrapt en werden
verbindingen in het weekend en buiten de spits
teruggedrongen. Het argument is dat ze te
De Niet-mobiel-top 9 2
1 Kostprijs (ticket openbaar vervoer, eigen
vervoermiddel, rijopleiding,...)
2 Geen openbaar vervoer (te weinig aanbod,
slechte verbindingen, ver van bushalte)
3 Fysieke of conditionele beperkingen
(rugproblemen, rolstoelafhankelijk)
4 Gebrek aan vaardigheden (niet kunnen fietsen
of autorijden)
5 Psychologische drempels (niet durven bijv.
angst om bus te nemen)
6 Cognitieve barrières (niet kunnen lezen, niet
alle informatie kunnen verwerken)
7 Gebrek aan kennis (gebruik van tijdstabel,
vastleggen abonnement,...)
8Gebrek aan infrastuctuur (bijv. geen
fietsenstalling)
9 Discriminatie (bijv. niet geholpen worden
omwille van huidskleur of gebrekkige kennis
Nederlands)
81
2. Ik geraak er niet! Hoe groot is de
vervoersarmoede?
Welzijnszorg nam al in 2013 het thema mobiliteit
onder de loep.
Mobiel 21 vzw is samen met het Netwerk tegen
Armoede volop bezig met het actieprogramma
Mobikansen3, waarin men zoekt naar duurzame
mobiliteitsoplossingen voor mensen in armoede.
De eerste resultaten van een bevraging bij
150 organisaties (OCMW’s, CAW’s, Verenigingen
Waar Armen Het Woord Nemen, sociale
economieprojecten …) geven duidelijk aan waar de
problemen liggen en hoe belangrijk deze zijn.
vervoersarmoede en terugtrekkende diensten
en voorzieningen, versterkt in landelijk gebied de
armoedeproblematiek.
“Als je boodschappen moet doen en je hebt
rugproblemen… probeer dat maar eens thuis te
krijgen als je aangewezen bent op het openbaar
vervoer.”
(Getuigenis Welzijnsschakels)
Figuur 1: Waarvoor ben je beperkt in de mobiliteit?
(Mobikansen)
Beperkt o.w.v. mobiliteit (%)
vrije tijd
medische zorg
46
31
boodschappen
bezoek familie
werk
36
31
67
De cijfers spreken voor zich. 67% van de
ondervraagden zegt dat mensen in armoede,
door mobiliteitsbeperkingen, moeilijkheden
hebben om naar hun werk te gaan of werk
te vinden. Zorg, vrije tijd, boodschappen en
familiebezoek worden door meer dan 30%
als problematisch gezien. De combinatie van
82
De recente bevraging van het project ‘Ik geraak er
niet’ (zie kaderstuk) peilde naar de gevolgen van
mobiliteitsarmoede. Hier werd niet enkel gepeild in
landelijk gebied.
Ook hier was het topantwoord de plaats van
tewerkstelling met 22,6%. (figuur 2). Zij peilden
ook naar het moment van de dag wanneer
mensen op hun desbetreffende bestemmingen
moeten geraken. (figuur 3) Opvallend hierbij is dat
vooral verplaatsingen tijdens de werkuren en de
ochtendspits het hoogst scoren.
Figuur 3: Op welk moment van de dag zou je op
je bestemming moeten geraken? - Powerpoint
voorstelling ‘Ik geraak er niet’ resultaten –
dialoogavond Welzijnsschakels – Mobiel 21, 4 mei 2015
Tussen 7 en 9 uur 's morgens (ochtendspits)
37,9
Figuur 2: Waar geraak je niet? Powerpoint voorstelling
‘Ik geraak er niet’ resultaten – dialoogavond
Welzijnsschakels – Mobiel 21, 4 mei 2015
Tijdens de werkuren (van 9 tot 16 uur)
58,9
Tussen 16 uur en 19 uur (avondspits)
24,2
's Avonds (tussen 19 en 23 uur)
22,6
's Nachts (tussen 23 en 7 uur)
9,7
De oplossingen voor deze problemen kunnen
werken in twee richtingen. Enerzijds mensen meer
mobiliteitskansen geven zodat ze wel in staat zijn
om hun werk, familie, diensten en voorzieningen te
bereiken, en anderzijds diensten zo veel mogelijk
outreachend te laten werken zodat mensen de
verplaatsing niet moeten doen.
Op het werk of op een sollicitatie
Op de opvang of school van de kinderen
op bezoek bij familie of vrienden
In de winkel om boodschappen te doen
Bij de dokter of andere medische zorg
(ziekenhuis, kinesist,...)
Op school of op een opleiding
Op een plek voor sport, hobby, ontspanning of cultuur
Andere bestemming
Meerder bestemmingen
“Voor wie in armoede leeft is de
kostprijs van een rijbewijs vaak niet
haalbaar. Sommigen OCMW’s komen
tussen in de prijs, maar dat is lang niet
overal het geval.”
83
Ik geraak er niet, naar meer mobiliteit voor mensen in armoede
“Je kan dit thema toch niet loslaten, vervoersarmoede heeft zo’n impact op je hele leven.
Daar moet verder rond gewerkt worden”. Deze opmerking werd al te vaak gehoord bij
Welzijnsschakelgroepen naar aanleiding van de campagne “Armoede (op den) buiten”.
Welzijnsschakels, Mobiel 21, en het Netwerk tegen Armoede namen deze vraag ter harte en
onderzochten via de campagne ‘ikgeraakerniet’ en het actieprogramma Mobikansen hoe
vervoersarmoede wordt ervaren door mensen in armoede.
‘Ikgeraakerniet’ stelt vast dat “er geraken” een basisvoorwaarde is om te kunnen
deelnemen aan de samenleving. Naar school, op het werk, naar het dienstencentrum, naar
de dokter, naar een theatervoorstelling … Je moet er geraken en dat is niet voor iedereen
even vanzelfsprekend.
Vervoersproblemen hebben een grote invloed op het leven van mensen in armoede. Ze
beïnvloeden hun kans op werk, op gezondheidszorg, op een schoolloopbaan, kortom op
hun deelname aan de samenleving.
Na de problemen en oplossingen die mensen in armoede formuleerden in verband
met vervoersarmoede kwam ‘Ikgeraakerniet’ tot drie sleutelbegrippen: informatie,
betaalbaarheid en bereikbaarheid.
Bij de aanpak van vervoersarmoede stellen ze twee principes centraal:
• Bij het idee van basisbereikbaarheid vertrekt het beleid vanuit de behoeften van
mensen om zich te verplaatsen
• Het idee van participatie, waarbij voorgestelde oplossingen worden afgetoetst en
vormgegeven door mensen die uitgesloten worden door een gebrek aan mobiliteit
Ze trekken de boer op met hun beleidsaanbevelingen naar iedereen die naar hen wil
luisteren en samen met hen wil werken aan oplossingen zodat in de toekomst iedereen er
wel geraakt!
Meer informatie: www.ikgeraakerniet.be
84
3. Belang van mobiliteit
Ongeveer alle studies over plattelandsarmoede
geven te kennen dat een gebrek aan
transportmogelijkheden een van de belangrijkste
factoren is van sociale uitsluiting. Een onderzoek
van de Koning Boudewijnstichting uit 2003 spreekt
over 45.000 huishoudens met vervoersarmoede.4
De toegang tot vervoer hangt samen met de
toegang tot werk, opleiding, gezondheidszorg, vrije
tijd, sociale contacten …5
Bovendien blijkt dat privévervoer noodzakelijk
is als aanvulling op het niet adequate openbare
vervoer6. Dit komt overeen met wat in lokale
Welzijnsschakels aangegeven werd en in eerdere
onderzoeken zoals deze van Samenlevingsopbouw
Vlaanderen en Cera.
De bereikbaarheid van de werkplek kan echter
ook dichter bij huis problematisch zijn: gebrek aan
openbaar vervoer dat de industrie- of KMO-zone
bedient, slechte verbindingen, geen aanbod … En
we hebben het dan nog niet gehad over arbeid in
een ploegensysteem, met nacht- of weekendwerk.
Naast een betere beschrijving van een goede baan,
die rekening houdt met de mobiliteitsmogelijkheden
van de individuele werkzoekende, moet bekeken
worden waar de ontsluiting van werkplekken
beter kan. Naast het klassieke aanbod zijn er de
alternatieven: fiets, vervoer door de werkgever,
carpool of shuttlediensten … Willen we meer
mensen aan de slag helpen dan moeten we zorgen
dat ze hun woon-werkverkeer binnen een redelijke
tijdspanne en tegen een redelijke kostprijs kunnen
realiseren.
a. Werk
Een goede baan is een belangrijke buffer tegen
armoede. Gezinnen waar niemand werkt zijn al jaren
een van de grootste risicogroepen op armoede.7
Een goede baan sluit aan op je competenties, geeft
je een goed loon en is bereikbaar. In ons land is
dit volgens de overheid een job tot 60 km van je
woonplaats of met een maximum reistijd van 4 uur.
Hier zijn grote bedenkingen bij te formuleren. Zo’n
grote afstand is voor veel mensen niet haalbaar.
Denk maar aan een alleenstaande moeder die, als
ze al kinderopvang zou vinden, een werkdag heeft
van 8 uur aangevuld met 4 uur verplaatsingstijd.
Daar moet je nog de tijd bij optellen die ze nodig
heeft om haar kinderen naar de opvang te brengen
en terug te halen, het huishouden in orde te houden
enzovoort. Het lijkt quasi onmogelijk.
b. Gezondheid
Gezondheidszorg is een basisrecht. Eerder in dit
dossier hadden we het al over een toegankelijke
en outreachende eerstelijnszorg. Vanzelfsprekend
is het voor het geheel van gezondheidszorg niet
mogelijk om steeds outreachend te werken of sterk
verspreid aanwezig te zijn. Mensen in armoede
ondervinden dit aan den lijve wanneer ze naar
het ziekenhuis moeten voor een consultatie, een
opname of een bezoek aan anderen. Sommige meer
gespecialiseerde zorgen zijn slechts in een beperkt
aantal ziekenhuizen beschikbaar, wat het nog
ingewikkelder maakt.
Ziekenhuizen zouden voor iedereen goed bereikbaar
85
“Ik zit in schuldbemiddeling bij het OCMW en moest
daardoor mijn auto afstaan. Daardoor kwam ik in
een isolement terecht en ook werk vinden werd
daardoor extra bemoeilijkt. Jammer dat het OCMW
geen alternatief aanbiedt. Het zou veel interessanter
zijn mochten ze effectief samen met de klant zoeken
naar het beste vervoersalternatief.”
moeten zijn met het openbaar vervoer. Bijkomende
initiatieven zoals de Minder Mobielen Centrale,
ziekenvervoer door organisaties zoals ziekenzorg
…zijn een welkome hulp. Het is wel absoluut
noodzakelijk dat deze diensten betaalbaar zijn voor
mensen in armoede.
Dikwijls wordt voorbijgegaan aan familie en vrienden.
Iemand die in het ziekenhuis ligt, krijgt graag
bezoek. Mensen in armoede hebben in hun eigen
netwerk veelal andere mensen die lijden onder
vervoersarmoede. Ook zij moeten in staat zijn om
een bezoekje te brengen. Dit zijn vaak vergeten
neveneffecten van vervoersarmoede. Hetzelfde
geldt wanneer men thuis herstelt en zowel de patiënt
als vrienden en kennissen niet zo mobiel zijn.
“Als het goed weer is kan ik nog naar de postbus en
terug.” (Getuigenis Welzijnsschakels)
d. Kinderopvang en onderwijs
c. Diensten en voorzieningen
De hectische ochtend in een gezin: alle kinderen
moeten zich wassen, aankleden, ontbijten,
boterhammen smeren voor ‘s middags, tanden
poetsen … Elke ouder kent het fenomeen. Het
vervolg is bij sommige families nog moeilijker:
via kinderopvang en/of één of meerdere scholen,
richting werk. Soms word je geholpen door een
schoolbus die aan huis komt. Soms is de fiets
een goede oplossing. Wanneer het verkeer echter
onveilig is, of de afstand te groot, rij je je ook
hier vast. En als je dan te laat bent op je werk, de
Mensen in armoede doen net zoals iedereen
beroep op allerlei diensten en voorzieningen: de
werkwinkel, het OCMW, Kind en Gezin, de sporthal,
het jeugdhuis … Helaas worden deze meer en meer
gecentraliseerd in stedelijke centra. Die zijn redelijk
goed bediend door het openbaar vervoer maar
vanuit de omliggende gebieden is het voor mensen
in armoede niet evident om er op een efficiënte
manier te geraken.
86
“Fietsen is voor mensen in armoede een
valabel alternatief maar het feit dat
je moet betalen om een fiets te huren,
blijft voor velen een drempel.”
kinderen net na de bel aankomen op school of je al
eens buiten de uren in de kinderopvang aankomt,
krijg je opmerkingen.
bereikbaar met de belbus maar waar je niet terug
naar huis raakt na de voorstelling, een jeugdhuis
waar jongeren niet naartoe kunnen als hun ouders
liever hebben dat ze ’s avonds niet alleen de fiets
nemen, de sporthal … Het recht op vrije tijd geldt
echter wel voor iedereen.
“De bus is een groot probleem. Als mijn kinderen de
bus willen nemen om op tijd op school te zijn, kan
dit enkel met de bus van 07u10 ’s morgens. Dat is
te vroeg.” (Getuigenis Welzijnsschakels)
“Tijdens de week is de bus oké. In het weekend
moet je je plan trekken. Enkel ’s morgens vroeg
en ’s avonds laat is er dan een bus. Als onze zoon
in Antwerpen zit, dan is die pas om 23u30 thuis.”
(Getuigenis Welzijnsschakels)
e. Vrije tijd
Iedereen heeft nood aan ontspanning. Een vaak
gehoorde klacht bij mensen in armoede is de
bereikbaarheid van vrijetijdsinitiatieven. Een
speelpleinwerking in de centrumgemeente zonder
vervoersondersteuning, een cultureel centrum
87
4. Duurzame mobiliteit
Gezien ze veel minder de auto gebruiken zijn
mensen in armoede de facto veel duurzamer in
hun mobiliteit dan de gemiddelde Vlaming. Op zich
prima, maar enkel als hun mobiliteit ook verzekerd
is. Op het platteland is het niet altijd makkelijk
om je op een betaalbare en efficiënte manier te
verplaatsen.
Opvallend is het grote gebruik van het openbaar
vervoer en de fiets. De wagen wordt door 39%
gebruikt. Onderzoek naar het verplaatsingsgedrag
van de Vlaming uit 2000-2001 kwam uit op
meer dan 60% van de bevolking die de wagen als
hoofdvervoerswijze gebruikt.8 Een groot verschil
met mensen in armoede. Gezien de kostprijs is dat
niet verwonderlijk. Maar het niet gebruiken van de
wagen betekent wel dat andere vervoersmiddelen
geschikt moeten zijn om hun vervoersvragen te
beantwoorden.
Mobikansen peilde naar de vervoersmiddelen die
mensen in armoede gebruiken.
Figuur 2: Welke vervoersmiddelen worden gebruikt?
(Mobikansen)
“Duurzame mobiliteit is meer dan een modewoord.
Het is de ontwikkeling waarin de eis vervat zit om
een evenwicht tussen deze drie basisconcepten
te vinden. Het omvat alle ontwikkelingen – op
technisch, economisch, ecologisch of sociaal vlak die bijdragen tot een mobiele wereld die efficiënter,
zuiniger en op lange termijn meer continu omgaat
met de aarde.
De aarde, dat is natuurlijk abstract, maar deze
ontwikkelingen hebben ook te maken met onze
leefwereld om de hoek, wat dan weer heel concreet
is: het dorpsplein, een stadspark, een fietsnetwerk,
bushokjes, parkeerplaatsen ...” 9
elektrische fiets
2
auto
39
trein
46
metro
12
tram
20
bus
84
fiets
41
te voet
16
88
Vuistregels voor een duurzame mobiliteit
Mobiliteit is pas duurzaam als het verplaatsingssysteem werkt en betaalbaar, ecologisch verantwoord,
veilig én rechtvaardig is. Duurzame mobiliteit kan samengevat worden in de volgende vuistregels, die
in deze volgorde gehanteerd moeten worden.
Mobiel 21 vzw geeft volgende vuistregels voor een duurzame mobiliteit voor iedereen:
1 Mensen moeten in principe aan zoveel activiteiten kunnen deelnemen als ze willen, ook als dit
verplaatsingen impliceert. Die vrijheid is een voorwaarde voor een kwaliteitsvol leven.
2 Maar die verplaatsingen moeten zo weinig mogelijk kilometers, en zeker een minimum aan
gemotoriseerde kilometers produceren. Nabijheid en concentratie van de activiteiten en functies,
zijn hiervoor de voorwaarde. Nabijheid als beste mobiliteit dus. Dat wil zeggen dat we prioriteit
moeten geven aan kwaliteitsvolle (netwerk)verplaatsingen voor voetgangers en fietsers binnen
verblijfsgebieden.
3 Indien er toch grotere afstanden overbrugd moeten worden, dan liefst collectief. Goed stads- en
streekvervoer, verplaatsen met de bus, de tram en/of de trein. Op (middel)lange termijn helpt goed
locatiebeleid de mobiliteitsafwikkeling te beïnvloeden. Plaatsen die dichtbij stations en andere
stoppunten van het openbaar vervoer liggen, produceren meer duurzame vormen van verkeer.
Zeker als ze naast een goed netwerk ook een goede intermodale dienstverlening hebben.
4 En pas dan de auto, als het echt niet anders kan. De auto opnieuw op de juiste manier gaan
gebruiken, dus voor de verplaatsingen op middellange en lange afstanden waarvoor geen degelijk
alternatief bestaat. Omdat de bestemmingen te afgelegen zijn, het verbindingsnet te dun, of omdat
de verbindingen te weinig frequent zijn.
stappen of te fietsen dan om de wagen te nemen.
Wat telt is dat de basismobiliteit van iedereen
gegarandeerd kan worden.
De principes en vuistregels van duurzame
mobiliteit zijn een goede basis om mee aan de
slag te gaan, ook voor mensen in armoede. Het
STOP-principe uit de mobiliteitsdiscussie verwijst
daarbij naar Stappen, Trappen, Openbaar vervoer en
Privévervoer. Het houdt in dat je zo veel mogelijk
stapt, trapt, het openbaar vervoer gebruikt en pas
dan een beroep doet op individueel gemotoriseerd
transport. Dit principe heeft een voornamelijk
ecologische achtergrond. Maar ook vanuit een
visie op armoedebestrijding kan je dit principe
toepassen. Het is nu eenmaal goedkoper om te
a. Stappen
Te voet gaan is de meest eenvoudige vorm van
mobiliteit en bovendien de goedkoopste. Voor
korte afstanden is dit een optie voor al wie de
lichamelijke mogelijkheid heeft. Dit is meteen
de eerste beperking. Ouderen zijn, zeker op het
platteland, een grote risicogroep voor armoede
89
b. Trappen
en isolement. Voor hen is soms een relatief kleine
afstand, bijvoorbeeld naar een bushalte, al te ver.
Ook mensen met een handicap kunnen beperkt zijn
in de afstand die ze te voet of met een rolwagen
moeten afleggen.
Met de fiets kan je grotere afstanden afleggen
dan te voet, weliswaar opnieuw afhankelijk van je
fysieke mogelijkheden.
Meer dan de helft van de mensen in armoede
gebruikt de fiets als vervoersmiddel. Voor
een groot stuk gelden dezelfde moeilijkheden
als met verplaatsingen te voet. Aangepaste
fietsinfrastructuur ontbreekt nog op vele wegen.
Wanneer mensen zich onveilig voelen, dan zullen ze
de fiets laten staan. Ook goede fietsstallingen om je
fiets veilig en in goede staat achter te laten maken
deel uit van een goede fietsinfrastructuur.
“Vroeger had ik een fiets. Nu moet ik voor mijn
benen naar de kinesist. Het huishouden kan ik nog
wel doen, een beetje stappen ook. Voor de rest ben
ik niet meer mobiel.” (Getuigenis Welzijnsschakels)
Ouderdom of handicaps zijn niet te vermijden.
Wel moet de infrastructuur aangepast zijn om
verplaatsingen maximaal te voet te kunnen
afleggen: goede voetpaden, voldoende breed,
geen te hoge stoep, extra voorzieningen voor
rolwagens … Onderhoud is ook in wintermaanden
noodzakelijk. In afgelegen gebieden of straten duurt
het soms langer vooraleer er gestrooid wordt bij
sneeuw of let men minder op de staat van wegen en
voetpaden. Slechte of niet onderhouden voetpaden
houdt sommige mensen echter binnen en kan
hen in een isolement duwen, zeker in landelijke
gebieden.
“De straat is een ramp. We wachten tot ze inzakt.”
(Getuigenis Welzijnsschakels)
Fietsen is echter niet evident voor iedereen.
Sommige mensen hebben nooit leren fietsen,
bezitten geen fiets of zien dit niet als gepast
vervoersmiddel. Er zijn al enkele projecten actief
met fietsscholen voor volwassenen, waarbij zowel
het leren fietsen als het overtuigen om te fietsen
van belang zijn.
Ook voor woon-werkverkeer kan de fiets het
geschikte vervoersmiddel zijn, al dan niet in
combinatie met het openbaar vervoer. Een dure
plooifiets behoort niet voor iedereen tot de
mogelijkheden. Gerichte projecten werken wel.
Fietsen beschikbaar stellen, gekoppeld aan de
opleidingsplek of de plek van tewerkstelling is
een mogelijkheid. Andere bestaande modellen om
fietsen te huren aan stations zoals de fietspunten
en blue-bikes zijn eveneens inzetbaar om de
mobiliteit van mensen in armoede te verhogen.
Maar zowel de bekendheid, de kostprijs en
de toegankelijkheid van het systeem als de
beschikbaarheid in meerdere stations zullen
“Fietsen is voor mensen in armoede een
valabel alternatief maar het feit dat
je moet betalen om een fiets te huren,
blijft voor velen een drempel.”
90
een eerste drempel. Afhankelijk van de regio is een
station soms veraf en moeilijk te bereiken. Niet alle
verbindingen zijn even goed en de frequentie in het
weekend is soms erg laag. Dit zijn geen problemen
die enkel mensen in armoede ondervinden, maar zij
kunnen minder voor een alternatief kiezen.
De kostprijs voor een treinticket is relatief hoog.
Wel zijn er voordeeltarieven voor diverse groepen.
Ouderen en jongeren kunnen standaard goedkoper
reizen en ook de kortingskaart voor grote gezinnen
is bekend. Daarnaast reizen mensen met een
verhoogde tegemoetkoming aan halve prijs.13
Welzijnszorg pleit al jaren voor de automatische
toekenning van de verhoogde tegemoetkoming.
Ook in de bestrijding van vervoersarmoede zou dit
een belangrijke stap vooruit zijn. De NMBS heeft een
speciaal tarief voor werkzoekenden. Zij kunnen voor
€ 2 een retourbiljet naar een sollicitatie kopen, mits
de nodige attesten.14
moeten verbeteren11. De elektrische fiets is aan
een opmars bezig. De huidige kostprijs is veel te
hoog. Elektrische fietsen, ook een in uitleenformule,
zouden in de toekomst wel haalbaar kunnen zijn
voor middellange afstanden en zouden zeker in
landelijk gebied een aanvulling zijn in de mobiliteit.
c. Openbaar vervoer
De bus, tram, trein en metro zijn belangrijke
schakels in de mobiliteit. Zeker voor mensen
in armoede. Figuur 2 toont dat ze allemaal
veel gebruikt worden: tussen de 12 en 84%.
Dit in vergelijking met slechts 1,6% als
hoofdvervoermiddel bij de gemiddelde Vlaming.12
We laten hier de tram en metro verder buiten
beschouwing aangezien ze (voorlopig) niet
beschikbaar zijn op het platteland.
Trein en (bel)bus echter wel. De trein kan gebruikt
worden voor langere afstanden en alle grote steden
beschikken over een station. Op het platteland is dat
“Hier is geen station, in de buurgemeente wel. Er is
wel elk uur een bus.” (Getuigenis Welzijnsschakels)
91
d. De auto
(individueel personenvervoer)
Het meest gebruikte vervoersmiddel bij mensen
in armoede is de bus. 84% van hen maakt hier
gebruik van. De prijs van de bus is lager dan
van de trein en al zeker van de wagen. Er zijn
voordelige abonnementsformules voor jongeren,
voor mensen met een leefloon, inkomensgarantie
ouderen of jongeren begeleid door de bijzondere
jeugdzorg (€ 40) en mensen met een verhoogde
tegemoetkoming (€ 50)15. Voor wie solliciteert of
een opleiding volgt via VDAB worden de buskosten
vergoed. De relatief lage kostprijs zorgt voor een
verhoogde toegankelijkheid, hoewel occasionele
gebruikers in armoede soms nog problemen
ondervinden met de prijs van een ticket.
Mijn auto, mijn vrijheid. Een principe dat voor velen
van ons geldt. Toch moeten we met z’n allen ons
autogebruik beperken, voor het milieu, tegen de
files, voor de veiligheid op de weg … Voor mensen
in armoede is het beperken van het autogebruik
geen keuze, maar een noodzaak of is autogebruik
gewoon onmogelijk wegens de kostprijs. Anderen
moeten toch die zware kost dragen omdat ze
anders niet kunnen werken, hun gezin niet kunnen
onderhouden of in isolement belanden. Wanneer
het niet kunnen hebben van een wagen kansen
ontneemt tot een volwaardige deelname aan de
samenleving dan is dat voor deze persoon en het
gezin een schending van het recht op mobiliteit.
Carpoolen, je auto delen om samen naar een
bepaalde bestemming te rijden, bespaart kosten
en is goed voor het milieu. Uiteraard moet je dan
iemand hebben die over een wagen beschikt en
dezelfde richting uit moet. Carpoolen kan een
oplossing zijn bij vrijetijdsactiviteiten zoals een
bezoek aan het cultureel centrum of voor woonwerkverkeer. Voor mensen in armoede is het niet
evident om dit zelf te regelen. Ondersteuning door
de werkgever, de lokale overheid of andere diensten
kan deze drempel mee verlagen.
Mensen in armoede opteren soms toch voor
een eigen wagen, ondanks de hoge kost. Het is
jammer dat dit noodzakelijk blijkt. De wagen of
tenminste een rijbewijs blijft echter een troef op
de arbeidsmarkt. Heel wat vacatures vragen dat
de kandidaat beschikt over een rijbewijs. Maar een
rijbewijs halen is duur.
“Bij de inplanting van een
sociale woonwijk worden
er te weinig linken
gelegd met het openbaar
vervoer.”
92
Deelauto’s
Wat betreft deelauto’s zijn er twee soorten
deelauto’s: particulier autodelen en commercieel
autodelen. De koepel Autopia biedt alle informatie
op dat gebied. www.autopia.be Kunnen deelauto’s
een oplossing zijn voor de vervoersarmoede van
mensen in armoede?
Een voordeel aan autodelen is dat je geen grote
aanschafkost voor een wagen hebt. Je betaalt op
basis van je verbruik. Daarnaast komen er soms
nog abonnementskosten bij, of een bijdrage voor
de vloot die een soort waarborg is. Dat laatste is
uiteraard een drempel voor wie weinig middelen
heeft. Een andere financiële drempel (die geldt ook
bij particulier autodelen) is de kost van autorijden.
Dat blijft duur voor mensen in armoede en is
bijgevolg niet voor iedereen haalbaar.
Particulier autodelen kan nog goedkoper zijn. Dit
houdt in dat je samen met buren, kennissen een
wagen deelt. Aangezien er geen (of zeer weinig)
overheadkost is, zoals logischerwijs wel bestaat bij
een bedrijf als Cambio, zal dit iets goedkoper zijn. De
beperking is dan wel dat je reservaties, facturatie,
verzekering, afspraken … zelf moet regelen.
Dit kan kansen bieden voor mensen in armoede,
maar evident is het zeker niet. Zo is er een eigenaar
van de wagen, die graag wil dat de gebruikers
stipt betalen. Voor mensen in armoede is dat niet
altijd vanzelfsprekend. Evenmin bijvoorbeeld het
bijtanken van de wagen wanneer de tank bijna leeg
is. Ook al wordt dit later verrekend, praktisch is dit
voor mensen in armoede vaak onmogelijk.
Autopia, de koepel van autodeelinitiatieven, is
volop aan de slag om te bekijken hoe autodelen
beschikbaar kan gemaakt worden voor mensen in
armoede. In het najaar van 2015 zouden ze komen
met voorstellen en proefprojecten.
Deelfietsen en deelwagens als oplossing?
We hadden het eerder in dit dossier al over de
deeleconomie. Op het vlak van mobiliteit zijn er
verschillende vormen van deeleconomie, zowel voor
de fiets als voor wagens.
Deelfietsen
Er zijn verschillende systemen voor deelfietsen. In
de grote steden zoals Brussel en Antwerpen zijn er
systemen met heel wat stations in de stad. Mensen
kunnen zo gebruik maken van de fietsen en ze
nemen en terugbrengen in een willekeurig station
in de stad. Andere systemen zoals Blue-bike van de
NMBS of Fietspunten zijn gekoppeld aan één afhaalen terugbrengpunt waar je een fiets huurt voor een
bepaalde periode.
Het voordeel van zo’n systemen is dat de prijs vaak
relatief laag is, zeker in abonnementsformules.
Hoewel het niet meer het geval is wanneer je
bijvoorbeeld zo’n fiets zou gebruiken van het
station naar je werk en terug. Aangezien je dan
telkens een hele dag zo’n fiets huurt zou de kost
zeer hoog oplopen. Voor andere verplaatsingen
zijn deze wel financieel toegankelijk. Wel kan
er nog werk gemaakt worden om ook andere
drempels weg te werken, zoals gratis info- en
klachtennummers, langdurige abonnementen ook
gratis verspreiden via organisaties van mensen
in armoede, fietscursussen en vorming in het
gebruik van de systemen … Het zou zeer handig
zijn als bijvoorbeeld een abonnee uit Antwerpen
ook in Brussel de deelfietsen kan gebruiken en
omgekeerd.
93
Enerzijds is er het theoretische gedeelte, wat
relatief weinig kost tegenover het praktijkgedeelte
en waarvoor via de centra basiseducatie ook
aangepaste cursussen voorzien worden. Anderzijds
is er de praktijk. Hier kan je kiezen tussen ‘vrije
begeleiding’ en een opleiding via de rijschool.
Wie voor vrije begeleiding kiest, kan besparen
op de opleiding. Maar dan moet je natuurlijk
wel beschikken over je eigen wagen of iemand
kennen die z’n wagen ter beschikking wil stellen.
Bovendien moet je in je kennissenkring of familie
een goede begeleider vinden. Een opleiding met
de rijschool is ook mogelijk, maar heeft dan weer
een hoge kostprijs. Laagdrempelige rijopleiding,
waarbij eventueel ook gebruik gemaakt wordt van
deelwagens of rijopleidingen in een traject naar
werk moeten bekeken worden als alternatief.16
“Ik vind het zeer moeilijk om zonder auto te leven. Zo moet ik
steeds al mijn boodschappen doen met mijn fiets of moet ik
het op de bus meenemen. Zo kan ik enkel kleine verpakkingen
meenemen, wat dan ook weer duurder uitkomt. Gelukkig kan
ik soms met een buurvrouw meerijden naar de winkel en dan
kan ik grote boodschappen doen. Maar ik kan dat toch niet elke
week vragen?”
94
5. Hoe vervoersarmoede aanpakken?
Vervoersarmoede is net zoals alle aspecten van
armoede een complex probleem. Op middellange en
lange termijn moet de koppeling tussen mobiliteit,
diensten, woon- en werkzones verbeteren. Niet
alleen om het autogebruik van de gemiddelde Belg
te laten dalen en zo de druk op het leefmilieu te
verminderen, maar ook om mensen in armoede, die
niet de luxe hebben om over een eigen wagen te
beschikken, te verlossen uit hun vervoersarmoede.
individuele vragen en vanuit bestemmingen.
Wanneer dit dossier geschreven wordt18, is er
nog geen duidelijkheid hoe de Vlaamse regering
dit begrip zal invullen. Wel zijn er al maatregelen
genomen die de basismobiliteit in het gedrang
brengen.
Niet alleen zijn er tariefverhogingen doorgevoerd
(o.a. het gratis openbaar vervoer voor 65-plussers
is afgeschaft), her en der worden lijnbussen en
belbussen geschrapt omwille van besparingen.
Voorlopig komt er nog geen alternatief in de plaats.
a. Van basismobiliteit naar
basisbereikbaarheid
Besparingen mogen wat ons betreft niet leiden tot
een verminderde mobiliteit van kwetsbare groepen.
Welzijnszorg pleit voor extra vervoersoplossingen
waar nodig en het aanpassen van bestaande
diensten aan de realiteit van mensen in armoede.
Exit basismobiliteit
De Vlaamse regering besliste in 1999 om
‘basismobiliteit’ te erkennen als een sociaal recht
voor iedereen17. Er is sindsdien heel wat gebeurd.
Het meest bekend was waarschijnlijk het gratis
openbaar vervoer voor 65-plussers, maar in de
praktijk werd basismobiliteit ingevuld met een
concrete normering. Afhankelijk van het gebied
(stedelijk, platteland …) werd de maximale
afstand tot een halte bepaald. Zo moest in een
plattelandsgebied elke 750 meter een halte zijn,
waar er dan ook regels stonden op de minimale
frequentie. Een gevolg van het decreet rond
‘basismobiliteit’ was de ‘belbus’, als sluitstuk voor
de mobiliteit in meer landelijk gebied.
“Voor mij is de trein of het openbaar vervoer hier
niet goed. (…) Je zit hier op een eiland.”
(Getuigenis Welzijnsschakels)
Basisbereikbaarheid
Het is geen goede manier van werken om diensten
af te schaffen voor er een alternatief beschikbaar is.
Dit is jammer genoeg wat gebeurt in Vlaanderen op
het vlak van mobiliteit. Nochtans liggen er heel wat
kansen in een beleid dat de bereikbaarheid centraal
stelt.
Welzijnszorg heeft samen met de ‘supporters
van het openbaar vervoer’19 zelf een aanzet
gegeven voor de invulling van het begrip
‘basisbereikbaarheid’.
De huidige Vlaamse regering besliste om het
concept van basismobiliteit te hervormen naar
‘basisbereikbaarheid’. Hierbij zou niet langer de
rigide norm van nabijheid van haltes gehanteerd
worden, maar wordt vertrokken vanuit de
95
Definitie basisbereikbaarheid:20
Bij basisbereikbaarheid ligt de nadruk op de
bereikbaarheid (het doel) en niet op mobiliteit (het
middel).
Basisbereikbaarheid vertrekt vanuit de noden van
elke burger om volwaardig te kunnen participeren
aan het maatschappelijk leven. Dit impliceert dat
ze vanuit hun woning aan een betaalbaar tarief
bepaalde bestemmingen kunnen bereiken waar
in hun noden kan voorzien worden en dat ze terug
thuis raken. Onvoldoende bereikbaarheid kan leiden
tot sociale uitsluiting.
Bij basisbereikbaarheid gaat het niet om hoeveel
kilometer iemand kan afleggen, wel over welke
bestemmingen en activiteiten iemand kan bereiken.
•
•
•
Uitgangspunten basisbereikbaarheid:21
• De noden en behoeften van mensen om
volwaardig te kunnen participeren aan het
maatschappelijk leven zijn het uitgangspunt van
•
96
basisbereikbaarheid.
Deelnemen in het maatschappelijk leven is meer
dan deelnemen in het economische leven. Ook het
sociale aspect is hierbij zeker van groot belang.
Basisbereikbaarheid houdt rekening met
de verschillende vervoersnoden om deze
bestemmingen te bereiken. Deze verschillende
vervoersnoden evolueren naargelang de
verschillende doelgroepen (jong, oud, beperkt
mobiel), verschillende verplaatsingsmotieven
(werk, school, winkel, recreatie, zorgvoorziening
…). Basisbereikbaarheid vertrekt vanuit deze
benadering niet enkel vanuit potentieel, maar
vooral vanuit noden.
Uit deze evoluerende vervoersnoden vloeien
afdwingbare individuele rechten voort. Deze
rechten worden verankerd in een decreet op
basisbereikbaarheid.
Zo moet basisbereikbaarheid de bereikbaarheid
van bepaalde bestemmingen garanderen en
b. Zes beleidsaanbevelingen
van ‘Ikgeraakerniet’ 22
zorgen voor een betere afstemming tussen
bestemmingen en openbaar vervoer door middel
van een locatiebeleid. Basisbereikbaarheid zal
dwingen tot een reflectie over omgaan met ruimte
(inplanting van woonwijken, bedrijventerreinen,
…). Daarbij gaat het niet enkel over bereikbaarheid
van bestemmingen, maar ook over de
bereikbaarheid van vertrekpunten. Mensen
moeten immers terug thuis geraken.
• Sociale uitsluiting kan verholpen worden door
niet alleen gelijke kansen voorop te stellen, maar
ook toegang tot die kansen te garanderen. Voor
mensen in de laagste inkomensklassen, zeker in
de buitengebieden, is openbaar vervoer essentieel
omdat ze zich anders gewoonweg niet kunnen
verplaatsen.
• Er is nood aan een betere onderlinge afstemming
tussen het aanbod en de vervoersbewijzen van
de NMBS, De Lijn, andere operatoren (MIVB,
TEC en operatoren uit buurlanden) en andere
mobiliteitsaanbieders (zoals Cambio, Blue-Bike,
...). Dit verbetert de attractiviteit voor de gebruiker
en brengt tegelijk belangrijke efficiëntiewinsten
met zich mee.
• De gemeenten zijn een belangrijke
gesprekspartner van de regisseur die
basisbereikbaarheid uitwerkt. De gemeente is
het best geplaatst om het openbaar vervoer
af te stemmen op de lokale noden van al hun
inwoners, dat kan door een sterke inbedding in de
gemeentelijke mobiliteitsplanning. Daarnaast is de
gemeente verantwoordelijk voor het locatiebeleid.
De gemeente is als wegbeheerder een belangrijke
actor in het garanderen van de betrouwbaarheid
van het openbaar vervoer. Daarbij is het
garanderen van een minimale doorstroming voor
het openbaar vervoer een belangrijk element.
1.Zet vervoersarmoede op de agenda
Vervoersarmoede heeft zowel raakvlakken met
mobiliteit, welzijn, sociale economie als met
ruimtelijke ordening. Een betere samenwerking
tussen de verschillende relevante beleidsdomeinen,
op verschillende beleidsniveaus en met
verschillende partners is cruciaal om vooruitgang,
letterlijk en figuurlijk, te maken.
• Maak mensen bewust van de impact van
vervoersarmoede
Maak werk van een betere bewustmaking van
vervoersarmoede bij relevante beleidsdomeinen
en partners. Plaats het thema op de agenda
van intern overleg tussen gemeentediensten,
bedrijventerreinen of verengingen en ga in dialoog
met vervoersaanbieders. Op lokaal niveau kan de
gemeentelijke begeleidingscommissie (GBC) een
plaats zijn waar die samenwerking en participatie
vorm kan krijgen.
• Verbeter de samenwerking tussen de
verschillende vervoersmodi
Een verbeterde coördinatie van de verschillende
vormen van openbaar vervoer zou een eerste
stap in de goede richting betekenen (afstemming
dienstregelingen, overstaptijden ...) . Daarnaast is
ook een betere samenwerking nodig tussen het
openbaar vervoer en andere modi zoals deelfietsen
of deelauto’s.
• Stimuleer de samenwerking met derden
Een structureel antwoord kan pas compleet
zijn mits samenwerking met andere spelers,
zowel op lokaal als op Vlaams niveau. Zo komt
97
de bestemming ‘werk’ steeds naar voren als
belangrijkste knelpuntbestemming. Een beter
aanbod voor het woon-werkverkeer kan pas
efficiënt zijn als naast beleidsmakers ook (lokale)
werkgevers, VDAB en interimkantoren deelnemen.
Figuur 3: Ik zou er kunnen geraken met het openbaar
vervoer als …(%)
er een bushalte dichtbij mijn bestemming zou zijn
18,5
de verbindingen (bus-bus of bus-trein) beter op elkaar afgestemd zouden zijn
33,1
er meer bussen zouden rijden
29
de buslijnen directer zouden zijn
er vroeger of later bussen rijden
14,5
de (bel)bus kon gereserveerd worden
22,6
9,7
de informatie over bus-en/of treinmogelijkheden duidelijker waren
2,4
de trein goedkoper zou zijn
9,7
er meer treinen zouden rijden
8,1
openbaar vervoer is geen oplossing
16,9
98
2. Verlaag de financiële drempels van
mobiliteit
zijn voor kleine doe-het-zelf herstellingen of
werkcreatie. Fietspunten spelen al deze dubbele
rol. Eenzelfde systeem is mogelijk voor scooters
of elektrische fietsen.
De kost van mobiliteit is voor mensen in armoede
te hoog: de kost van een buskaartje, een treinticket,
een goede fiets en van een telefoongesprek naar de
belbuscentrale. Het wegwerken van deze financiële
hordes moet dan ook meteen het prioritaire
actiepunt op de agenda van vervoersarmoede zijn.
• Werk naar sociale tarieven en/of derde
betalersystemen voor alternatieve
vervoersvormen
Het gebruik van de mindermobielencentrale
kan beter, maar enkel als het prijskaartje
omlaag gaat. Het delen van auto’s en fietsen
kan vergemakkelijkt worden door de bestaande
tarieven te differentiëren, op maat van de
doelgroep.
• Zorg voor eenduidige, betaalbare en uniforme
tarieven voor openbaar vervoer
De verschillende tarieven en reducties van
openbaar vervoer vormen zo’n groot doolhof
dat het bijhorend opzoekingswerk mensen laat
afhaken of mogelijke kortingen doet mislopen.
Een automatische toekenning van sociale
tarieven complementair aan de mogelijkheid
van gespreide betalingen van abonnementen
lost vele financiële knelpunten op.
3.Zorg voor voldoende aanbod en
stimuleer alternatieve vormen van
mobiliteit
• Richt een gratis infonummer op voor
informatie en reservatie voor alle vormen van
openbaar en/of collectief vervoer
Mensen in armoede zijn vaak aangewezen
op betalende telefoonnummers omdat online
opzoekwerk niet mogelijk is. Deze telefonische
kost komt bovenop de reële mobiliteitskost
waardoor deze precaire doelgroep in feite
dubbel betaalt.
Naast het optimaliseren en beter afstemmen
van het openbaar vervoer, moet er ook aandacht
gaan naar het uitgebreid ondersteunen van
alternatieven. Fietsen, buurtbussen, sociale taxi’s,
mindermobielencentrales en andere alternatieven
vormen mee een deel van het antwoord. Wel
moet men blijven waken over de kwaliteit van het
aanbod. Alternatieve vervoersmodi moeten bekeken
worden vanuit de nood aan een kwaliteitsvollere,
betaalbare en meer toegankelijke dienstverlening,
niet vanuit een besparingslogica.
• Stimuleer fietsen
De fiets blijft met voorsprong de meest
goedkope en meest duurzame vorm van
mobiliteit voor kleine afstanden. Via huurof lease- systemen kan een eenvoudige
oplossing worden geboden voor de aankoop
van kwaliteitsvolle fietsen. Een sociale
fietsherstelplaats kan dan weer een plaats
• Denk ruim
Voldoende aanbod is meer dan voldoende
bussen, treinen, trams en belbussen. Er zijn de
alternatieve bussen (bv. buurtbussen), taxi’s en
verschillende vormen van aangepast vervoer.
Nieuwe vormen van bezit (lenen/leasen/delen),
het inzetten van het gemeentelijk wagenpark
en sociale economie initiatieven (fietspunten,
99
communicatie voor de reiziger verdwijnen of zijn
niet up-to-date. Door deze digitalisering dreigen
mensen in armoede opnieuw uit de boot te vallen.
buurtwerkplaatsen) verdienen hier speciale
aandacht.
• Denk verder dan enkel het financiële plaatje
Niet enkel de financiële toegankelijkheid
van alternatieven is van belang, maar ook de
promotie en verspreiding van het bestaan en
het gebruik van deze alternatieven en dit op
maat van de doelgroep.
• Vergroot de toegankelijkheid en
gebruiksvriendelijkheid van informatie
De digitale kloof is een realiteit: niet iedereen
is mee. Zet dus niet enkel in op digitale
informatieverspreiding (routewijzigingen,
vertragingen, real-time informatie) en
op digitale toegang tot alternatieven
(reservatie van deelfietsen ...), maar zorg
voor een toegankelijk alternatief. Een gratis
telefoonnummer, waar accurate, verstaanbare
en correcte informatie wordt gegeven.
Of een centraal aanspreekpunt zoals de
mobiliteitscentrales aangepast vervoer (MAV)
voor persoonlijk en gratis advies op maat.
• Denk eveneens aan tewerkstelling
Alternatieve vervoersmodi kunnen de deur
openen naar werk voor kwetsbare groepen
in een constructief verhaal. Zo kan het
inschakelen van Art.60 werknemers in collectief
georganiseerd vervoer een piste zijn.
4. Verbeter informatieverstrekking en
dienstverlening
• Werk aan leesbare en toegankelijke informatie
offline en op maat van de doelgroep
Zorg voor leesbare en actuele reisinformatie aan
haltes en in lijnboekjes. Maak communicatie
op maat van de doelgroep in brochures of
nieuwsbrieven. Bereikbaarheidskaarten
kunnen vervoersmogelijkheden duidelijk
in beeld brengen, in functie van relevante
bestemmingen. Een informatieavond over
alternatieven zoals deelsystemen verbreden de
kijk én de mogelijkheden.
De huidige digitalisering van het informatieaanbod
rond vervoer biedt veel mogelijkheden, maar vormt
tegelijk een grote valkuil. Alles moet online of via
automaten: loketten en personeel verdwijnen,
informatiepunten zijn slechts beperkt geopend.
Traditionele vormen van informatieverstrekking en
• Vereenvoudig het huidige belbus-systeem
Zorg voor een gratis reservatienummer,
duidelijke informatie over de route en de duur
van de rit en de verwachte aankomsttijd.
Maak het systeem ook flexibeler: kort de
reservatietijd in, of zorg ervoor dat men ook
zonder reservatie de belbus op kan.
100
6. Verbeter de ruimtelijke ordening met
het oog op mobiliteit
5. Zet in op persoonlijke vaardigheden
Kennis en vaardigheden spelen een cruciale rol
om mensen in armoede een rol te laten spelen
in de maatschappij en de mobiliteitswereld.
Kansengroepen kunnen hier zelf het voortouw
nemen, niet alleen als toeleider of opleider, maar
door een signaalfunctie op te nemen om knelpunten
aan te geven.
Onze manier van vormgeven aan ons samenleven
creëert vervoersarmoede. ‘Bereikbaarheid’
is immers een criterium dat niet altijd wordt
meegenomen bij de inplanting van nieuwe
bedrijvenzones, winkelcentra, sportinfrastructuur,
zelfs niet voor woonzones. Diensten en (welzijns)
voorzieningen concentreren zich meer en meer in
centrumgebieden en trekken weg uit het platteland.
• Organiseer (elektrische) fietslessen voor
volwassenen
De organisatie van fietslessen voor
volwassenen heeft een belangrijk integratie
–element en leent zich uitermate voor lonend
vrijwilligerswerk. In aanvulling waarborgen een
les fietsonderhoud en/of fietsuitstappen in
duo-formaat (leerling/vrijwilliger) een effect op
lange termijn.
• Zet in op nabijheid van diensten
Nabijheid is de beste mobiliteit. Dit uit zich in
de eerste plaats in een goede locatiekeuze van
specifieke welzijnsdiensten, sociale woonzones
en bedrijventerreinen. Verplaatsingen vermijden
kan dan weer via outreachend werken, lokale
zittingsdagen of mobiele winkels.
• Optimaliseer (bel)busroutes in functie van
basisbestemmingen en tijd
Denk daarbij aan bedrijventerreinen en
ziekenhuizen en hou rekening met de
natuurlijke bewegingen van mensen.
Optimalisatie in functie van de tijd sluit
hier dan bij aan: in functie van schooluren,
ploegendiensten …
• Plan een workshop rond het openbaar vervoer
Het gebruik van ons openbaarvervoersysteem
is niet eenvoudig. Een workshop ‘openbaar
vervoer’ met praktijkgerichte insteek en kennis
van een OV-ambassadeur maakt mensen
wegwijs in het gebruik van trein, bus, tram en
metro.
• Verlaag de (financiële) drempels voor het
halen van een rijbewijs
Een rijbewijs is dikwijls een vereiste in
vacatures terwijl het halen geen evidentie is.
Hou bij de inrichting van rijlessen rekening met
een aantal drempels voor mensen in armoede,
zoals de kost van de rijopleiding en het gebrek
aan een netwerk om te oefenen.
• Investeer in fietsinfrastructuur
Een betere fietsinfrastructuur is een belangrijke
randvoorwaarde voor het vervullen van het
vastgestelde fietspotentieel. We denken
hierbij aan het verbeteren en verder uitbreiden
van lokale en regionale fietsnetwerken,
fietssnelwegen en veilige fietsenparkings.
101
Projecten
Protestants Sociaal Centrum –
Wie ben je morgen?
Wijkpartenariaat De Schakel
We zetten in op sociaal kapitaal.
Armoede is een ingewikkeld kluwen dat op alle
vlakken bestreden moet worden. In De Schakel
zetten we vooral in op het sociale aspect van
armoedebestrijding omdat wie deelneemt aan
het verenigingsleven minder negatief en minder
angstig in het leven staat. Wanneer mensen in
armoede elkaar ontmoeten, kunnen ze een netwerk
uitbouwen. Ze ontdekken dat ze er niet alleen voor
staan en ze voelen zich sterker. Onze bezoekers
krijgen de kans zich sociaal te ontplooien, een
netwerk op te bouwen en hun vaardigheden bij te
schaven. De mensen in armoede die we bereiken,
voelen zich beter in hun vel en zijn ook beter
gewapend tegen de moeilijkheden die ze in hun
alledaagse leven ondervinden. Troeven die ze
kunnen inzetten om hun persoonlijke situatie aan
te pakken. Dit noemen we armoedebestrijding met
toekomst.
Vluchtelingen een toekomst geven.
Daar gaat het om bij ons.
Jonge vluchtelingen die bij ons terechtkomen,
dragen vaak een geladen verleden met zich
mee. Ze hebben al (te) veel meegemaakt. In het
Protestants Sociaal Centrum (PSC) mogen ze op
verhaal komen en kijken we naar de toekomst. Wat
heeft ons land hen te bieden? Het traject dat de
overheid voor deze jongeren uittekent (blijven of
terugkeren) hebben we niet in de hand. We zetten
volop in op de kwaliteit van dat traject. Wat heeft
deze jongere nodig om zijn plaats te vinden in onze
samenleving? We bieden handvatten zodat hij
zijn leven terug op de sporen kan zetten. Andere
jongeren bereiden we voor op hun terugkeer. Welke
bagage (figuurlijk!) kunnen we hen meegeven?
Hoe kunnen ze de periode in ons land zinvol
en menswaardig leven? Het is een uitdagende
maar boeiende zoektocht. Het zijn allemaal jonge
mensen. De toekomst ligt voor hen open. We willen
dat ze ook echt perspectieven zien en volop zin
hebben om erin te stappen.
Niet achterblijven door de digitale kloof.
We kunnen er niet naast kijken: de digitale kloof
wordt steeds groter. Omdat ook onze mensen deel
zijn van de digitale samenleving en om te vermijden
dat ze helemaal de boot missen, werken we rond de
digitale kloof. We geven eenvoudige computerlessen
én bieden de mogelijkheid om een computer in huis
te halen. Zo kunnen ze volwaardig deelnemen aan
de samenleving.
Een venster op de wereld.
De deuren bij PSC draaien in twee richtingen.
Iedereen is welkom bij ons maar wij komen ook
naar buiten. Niet alleen present zijn, ook present
stellen. Mensen komen bij ons op verhaal. Deze
verhalen geven we terug aan de samenleving en de
overheid. We leggen ons niet neer bij hoe het in de
samenleving en de politiek nu eenmaal altijd gaat!
Wijkpartenariaat De Schakel vzw, Brussel
PSC Antwerpen vzw – Toekomstoriëntatie: wie ben
je morgen?, Antwerpen
www.pscantwerpen.be
102
Sociale moestuin De Lochting
Onze moestuin smaakt naar meer.
In onze sociale moestuin De Lochting werken we aan armoedebestrijding én
aan duurzaamheid. We zetten in op een ‘korte voedselketen’, dus geen lange
afstanden tussen de kweker en de eter. Daarnaast maken we verse, biologisch
geteelde groenten voor iedereen toegankelijk.
We kregen enkele gronden in bruikleen. Samen met mensen in armoede
kweken we daar groenten in volle grond. De opbrengst van de moestuin wordt
gebruikt in de kooklessen of mogen de deelnemers meenemen naar huis. Als
het nodig is geven we extra uitleg over tuinieren en over het verwerken van
groenten. Het goed klaarmaken of bewaren van verse producten is immers
niet altijd vanzelfsprekend. Wat doe je met vijf kilo boontjes als je geen grote
kookpotten hebt? En hoe bewaar je rode kool zonder diepvriezer? Soms een
echte uitdaging.
We werken nu ook aan het kweken van groenten in bakken. Hiervoor heb je
minder ruimte en materiaal nodig. Wie het tuinieren in de vingers heeft, kan
dan ook thuis aan de slag.
Heel wat mensen hebben de smaak te pakken. En het smaakt naar meer…
De Vrolijke Kring, Sociale moestuin De Lochting, Ronse
www.cawoostvlaanderen.be/sociale-moestuin-de-lochting
103
104
Eindnoten
1 Janssens, D., Declercq, K., Wets, G. (2013)
Onderzoek verplaatsingsgedrag in Vlaanderen.
IOB, p.94.
2 Mobiel 21, Dossier vervoersarmoede vandaag,
2015, p.24.
3 Het project Mobikansen wordt ondersteund door
de Vlaamse overheid.
4 Meert, H., Bourgeois, M., Van Hoof, K., & Asperges,
T. (2003). Immobiel op het platteland. Omtrent
rurale vervoersarmoede op het platteland. Koning
Boudewijnstichting, p.60.
5 Marissal, P., May, X., & Lombillo, D.M.
(2013). Stedelijke en Plattelandsarmoede.
Steunpunt Armoedebestrijding en Federaal
wetenschapsbeleid, p.11.
6 Marissal, P., May, X., & Lombillo, D.M.
(2013). Stedelijke en Plattelandsarmoede.
Steunpunt Armoedebestrijding en Federaal
wetenschapsbeleid, p.11.
7 Dierckx, D., Oosterlynck, S., Coene, J., & Van
Haarlem, A. (2012). Armoede en Sociale
Uitsluiting - Jaarboek 2012. Acco, p.432.
8 Debusscher, M., & Glorieux, I. (2009). De sociale
effecten van basismobiliteit in niet-stedelijke
gebieden. VUB, p.25.
9 Mobiel 21 (2012). Duurzame mobiliteit, voorbij
het modewoord. Inzicht, p.1.
10 Mobiel 21 (2012). Duurzame mobiliteit, voorbij
het modewoord. Inzicht, p.1-2.
11 Meer informatie: www.blue-bike.be en www.
fietspunten.be/
12 Debusscher, M., & Glorieux, I. (2009). De sociale
effecten van basismobiliteit in niet-stedelijke
gebieden. VUB, p.25.
13 www.nmbs.be
14 www.vlaanderen.be/nl/economie-en-werk/werk/
tewerkstellingsmaatregelen-voor-werknemers/
tegemoetkoming-de-verplaatsingskosten-voorwerkzoekenden
15 www.delijn.be/vervoerbewijzen/types/
abonnement/korting/korting.htm
16 Het idee van rijopleidingen voor mensen in
armoede met Cambio werd eerder geopperd door
Manuël Chiquero van de Chez Nous - Bij Ons vzw.
17 Debusscher, M., & Glorieux, I. (2009). De sociale
effecten van basismobiliteit in niet-stedelijke
gebieden. VUB, p.9.
18 Mei 2015
19 De ‘supporters van het openbaar vervoer’ is
een samenwerking tussen: ABVV Senioren,
ACLVB, ACOD Senioren, ACV Openbare Diensten,
beweging.net, BTB Bus & Car, Climaxi, Federatie
Onafhankelijke Senioren, Hart boven Hard, Links
Ecologisch Forum, Netwerk Duurzame Mobiliteit,
OKRA, S-Plus vzw, TBM De Lijn, Trage Wegen vzw,
TreinTramBus, Verkeersplatform Klein Brabant/
Vaartland, Vlaams ABVV, Vlaams ACV, Vlaamse
Ouderenraad, Welzijnszorg, Welzijnsschakels en
Vlaamse Jeugdraad
20 Supporters van het openbaar vervoer,
conceptnota mei 2015, p.5.
21 Idem, p.5-6
22 Mobikansen en ‘Ikgeraakerniet’,
Beleidsaanbevelingen, Naar meer mobiliteit voor
mensen in armoede, 28 april 2015, p.2-4.
23 Mobiel 21, Dossier vervoersarmoede vandaag,
2015, p.21.
105
106
HOOFDSTUK 4
Een toekomst in
goede gezondheid
107
In het eerste deel hadden we het over het begrip
duurzaamheid. Eén van de sleutelfactoren was
de lange termijn. Om te kunnen spreken van een
duurzame armoedebestrijding, moeten de effecten
op lange termijn merkbaar zijn. Ze moeten mee het
probleem van armoede bij de wortel aanpakken.
In een duurzaam armoedebestrijdingsbeleid zorgen
we ervoor dat iedereen evenveel kansen krijgt en de
mogelijkheden om die kansen te benutten.
Hoe diep de ongelijkheid soms zit, en hoe
verregaand de symptomen van een leven in
armoede kunnen doorwerken, zien we in het
levensdomein gezondheid. In dit dossier gaan
we het niet hebben over het grote systeem van
onze gezondheidszorg en ziekteverzekering.
Hiervoor verwijzen we naar onze campagne van
2014 ‘Iedereen beschermd tegen armoede’ en
de campagne van 2008 ‘Armoede schaadt de
gezondheid’.
Vanzelfsprekend blijft de nood op een betaalbare en
toegankelijke zorg hoog. Wanneer u dit dossier leest
zou het recht op de sociale derdebetalersregeling
van kracht moeten zijn. We blijven meewerken
aan een automatisering van dit recht zodat de
patiënt er niet langer zelf moet om vragen. Ook
de automatisering van de toekenning van de
verhoogde tegemoetkoming (het vroegere OMNIOstatuut), de beperking van ereloonsupplementen in
ziekenhuizen, voldoende hoge uitkeringen voor wie
ziek of invalide is …
In dit dossier willen we dieper ingaan op een
gezonde levensstijl. Hoe kan je, ondanks een
armoedesituatie, een gezonde levensstijl
aannemen en waar zitten de drempels die dat
verhinderen? Drempels die mee leiden tot een grote
ongelijkheid in gezondheidstoestand tussen rijk en
arm: de gezondheidskloof.
Figuur 1: Vereenvoudigd diagram ter illustratie van de intermediaire factoren tussen
socio-economische status en gezondheid.1
Materiële
factoren
Socio-economische
status
Gedragingen
Gezondheid
Psychosociale
factoren
Zoals te zien op figuur 1 spelen verschillende factoren een rol voor de
gezondheidstoestand, maar worden ook al deze factoren beïnvloedt door
de socio-economische positie van de persoon in kwestie.
108
1. De gezondheidskloof
De gezondheidskloof en meer bepaald de sociale
gezondheidskloof in ons land is een vaststaand
feit. Mensen met een lagere opleiding, een lager
inkomen, verkeren vaak in slechtere gezondheid
dan zij die hoger opgeleid zijn en een hoger inkomen
hebben. Mensen in armoede leven minder lang én
leven minder lang in goede gezondheid.
Figuur 2: Levensverwachting in goede en slechte gezondheid op 25 jaar naar geslacht
en opleidingsniveau.2
Mannen
Vrouwen
Geen diploma of
lager onderwijs
Hoger onderwijs
Geen diploma of
lager onderwijs
Hoger onderwijs
Levensverwachting
in goede gezondheid
29,8
45,2
28,8
43,3
Levensverwachting
in slechte gezondheid
18,3
8,1
26,2
14,5
Totale levensverwachting
48,1
53,3
55
57,8
Figuur 2 geeft een beeld van de resultaten van
de gecumuleerde effecten van de psychosociale
factoren, de materiële factoren en de gedragen uit
figuur 1. Het resultaat is schokkend. 15 gezonde
levensjaren verschil tussen een laag- en een
hooggeschoolde, 5 jaar minder lang leven… de
gevolgen van een leven in armoede worden zo
zeer tastbaar. Voor laaggeschoolden blijkt de
pensioenleeftijd halen in goede gezondheid vaak
niet mogelijk.
Ook de subjectieve gezondheidsstatus (wat vinden
mensen zelf van hun gezondheid) verschilt sterk
tussen mensen met een lage of hoge opleiding.
Zo geeft 38,7% van de laaggeschoolden aan
zich in een slechte gezondheid te bevinden, bij
hooggeschoolden is dit 13,5%.3
Een slechte gezondheid heeft een weerslag op je
levenskwaliteit in het algemeen maar ook op je
kansen op tewerkstelling, je inkomensniveau, je
kansen op sociaal contact … Niet voor niets wensen
we elkaar elk Nieuwjaar of elke verjaardag een
goede gezondheid toe. Een goede gezondheid is één
van de belangrijkste aspecten in ieders leven.
109
De sociaal economische factoren hebben een
invloed op het gebruik van gezondheidszorgen, ze
leiden meer bepaald tot een ondergebruik. In de
gezondheidsenquête van 2013 geeft 25,9% van de
gezinnen aan dat de uitgaven voor gezondheidszorg
moeilijk om dragen zijn. 8,4% geeft aan dat
ze medische consumptie (doktersbezoeken,
medicijnen …) uitstellen omwille van financiële
problemen.4
“De goedkoopste voedingswaren
zijn het meest verpakt, wat veel
afval oplevert. De goedkoopste
voeding is het meest ongezond.
Hoe doe je dat: gezonde voeding
op tafel zetten met een beperkt
budget?”
In dit dossier willen we bekijken hoe bepaalde
gedragingen en de toegang tot preventie en een
gezonde levensstijl bemoeilijkt worden voor
mensen in armoede. Deels hangen deze samen
met de toegang tot onze gezondheidszorg, denk
bijvoorbeeld aan preventieve tandzorg, deels
hangen ze samen met de toegang tot gezonde
voeding, sport en beweging, geestelijk welzijn …
110
2. Een gezonde geest
a. Psychisch (on)welzijn
volledig bij het individu leggen, geven mensen een
gevoel van falen.
Het fysieke en psychische aspect van gezondheid
staan niet los van elkaar, het een heeft een invloed
op het andere.
Datzelfde gevoel wordt ervaren wanneer het
gaat over onderwijs met het watervalsysteem en
schooluitval, maar evengoed wanneer je je kind niet
kan laten meegaan op schooluitstap omwille van de
kostprijs. Mensen horen er niet bij wanneer ze niet
meekunnen in een wereld die ons voorgehouden
wordt door reclame en door statussymbolen
rondom ons.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) omschrijft
een goede geestelijke gezondheid als volgt: “Een
toestand van welzijn waarin een individu zich
bewust is van zijn of haar bekwaamheden, de
gewone stress van het leven aankan, productief en
renderend kan werken en in staat is een bijdrage te
leveren tot zijn of haar gemeenschap.”5
Daarnaast is er de stress van het leven in armoede.
Wanneer je elke dag moet overleven, heeft dat een
onmiskenbare invloed op je geestelijk welzijn.
De gezondheidsenquête van 2013 stelt vast dat:
“Voor elke indicator van onwelbevinden is het
verschil tussen de laagst geschoolden en de andere
opleidingsniveaus significant na correctie voor
leeftijd en geslacht. Deze resultaten geven aan
dat, onafhankelijk van de leeftijd en het geslacht,
personen uit minder begunstigde sociale milieus
kwetsbaarder zijn bij tegenslag in het leven.” 8
Je geestelijk welzijn, je goed voelen hangt af van
veel factoren. Jammer genoeg vinden we veel van
die factoren ook terug in het armoedeweb. Het zijn
met andere woorden domeinen waarin mensen in
armoede uitsluiting ondervinden.
Het Netwerk tegen Armoede en Cera schreven
een brochure ‘Oog voor elkaar, ook met elkaar.
Over armoede en geestelijke gezondheid’ 6. Hierin
situeren ze ruimer de link tussen geestelijk welzijn
en armoede.
Als eerste halen ze algemene maatschappelijke
oorzaken aan. Onze samenleving legt steeds
meer druk op mensen en is complexer geworden.
Daarnaast staan informele netwerken onder druk.7
“Ik betaal € 7 voor een
consultatie bij de psychiater,
maar ook dit kan ik soms
niet betalen. Dan bel ik mijn
afspraak maar gewoon af.”
Mensen in armoede ondervinden deze druk zeer
sterk. Wanneer je geen (vaste) job hebt, word je
voortdurend gewezen op je falen of tekortkoming.
Uitspraken die de verantwoordelijkheid daarvoor
111
b. Hoe onwelzijn voorkomen?
Dat onwelbevinden van mensen in armoede vertaalt
zich ook in concrete mentale problemen:
• 27% van de laaggeschoolden heeft last van
depressieve gevoelens, bij hooggeschoolden is
dit 10%9. 15% van hen stelt een depressie vast
bij zichzelf tegenover 4%.10
• 20% van de laaggeschoolden heeft last van
angststoornissen, bij hooggeschoolden is dit
tussen de 7 en 10%.11
• 31 tot 43% van de laaggeschoolden kampt met
slaapproblemen, bij hooggeschoolden is dit
26%.12
• 33% van de laaggeschoolden neemt
psychotrope geneesmiddelen (slaapmiddelen,
kalmeermiddelen, antidepressiva), bij
hooggeschoolden is dat 11%.13
• …
De cijfers over geestelijk onwelzijn zijn hoog. En
de gezondheidskloof in onwelzijn is zeer groot. Dat
betekent dat we naast een algemeen beleid rond
de verschillende aspecten van geestelijk welzijn
sterk moeten inzetten op een beleid en maatregelen
die specifiek de meest kwetsbare groepen in onze
samenleving ondersteunen.
Dit moet een aandachtspunt zijn in alle mogelijke
campagnes rond geestelijk welzijn. Telkens moet
gekeken worden hoe deze specifiek kunnen
georiënteerd worden zodat ze ook de meest
kwetsbare groepen bereiken. Hiervoor is de
ervaringskennis van mensen in armoede en de
kennis in hun organisaties onontbeerlijk. Maar dan
moeten specifieke doelstellingen ingeschreven
worden bij het opstellen van elke campagne en
het gezondheidsbeleid in het algemeen. Een
armoedetoets bij deze initiatieven moet standaard
uitgevoerd worden.
Voor wie jammer genoeg een psychisch probleem
heeft moet de geestelijke gezondheidszorg
toegankelijk zijn en op maat, ook van mensen
in armoede. We gaan hier niet verder in op de
curatieve zorg, maar sommen wel graag de
elementen die Cera en het Netwerk tegen Armoede
in hun onderzoek naar voor schoven: 14
• Geestelijke gezondheidszorg aanbieden in de
nulde en eerste lijn;
• Een groepsaanbod op maat;
• Vanuit geestelijke gezondheidszorg naar andere
organisaties stappen;
• Toenadering zoeken en samenwerking;
• Dankzij toenadering een juister beeld krijgen;
• Kruisbestuiving op basis van verschillende
expertises;
112
•
•
•
•
waargenomen bij bijvoorbeeld hoogopgeleiden
dit onder schaarste van tijd beslissingen moeten
nemen. Ook bij hen verkleint de bandbreedte op
dezelfde manier en dat zorgt ervoor dat ze plots een
groot deel van hun capaciteiten verliezen.15
Betrokkenheid van mensen in armoede;
Werken op maat van mensen in armoede;
Vorming;
Geen financiële drempel
Wie meer wil lezen kan het onderzoek downloaden
via http://www.netwerktegenarmoede.be/
standpunt--dossier/gezondheid/geestelijkegezondheid
Een adequaat inkomen zou heel wat stress
wegnemen en mensen opnieuw de kans bieden
om vooruit te gaan in hun leven, om perspectief
te hebben. Het zou hun kansen in andere
levensdomeinen (werk, onderwijs, gezondheid …)
aanzienlijk verhogen.
Geestelijk onwelbevinden wordt beïnvloedt door
de verschillende levensdomeinen. Op elk van
die domeinen kan dan gewerkt worden aan de
maatschappelijke voorwaarden om dat geestelijk
onwelbevinden te voorkomen.
Werk
Een goede baan zorgt niet alleen voor een inkomen.
Het zorgt ook voor sociale contacten, het geeft het
gevoel om iets nuttig te doen, van erbij te horen.
Mensen in armoede hebben minder kansen op
de arbeidsmarkt en komen vaker in jobs terecht
waarin je minder invloed hebt op de invulling van
de job. Dit geeft meer stress en geeft aanleiding tot
depressieve gevoelens.
Inkomen
Een te laag inkomen zorgt voor stress, je weet
niet hoe je het einde van de maand moet halen of
wat er vanavond op tafel zal staan. Schuldeisers
belagen je en wijzen op je onmacht om te betalen.
Een gebrek aan geld zorgt ervoor dat je jezelf en je
gezinsleden voortdurend dingen moet ontzeggen,
ook noodzakelijke behoeftes. Het heeft een invloed
op je mobiliteit, op je vrijetijdsmogelijkheden …
Zowel het hebben van een minder goede baan
als het niet hebben van een job leiden tot
onwelbevinden. In het tewerkstellingsdebat moet
dit meer aandacht krijgen. Werk is niet alleen een
manier om onze economie te laten draaien. En
tewerkstellingsbeleid gaat om meer dan mensen
vanuit een uitkering naar de arbeidsmarkt toe te
leiden. Een goede, duurzame baan die naast een
inkomen dat je uit de armoede haalt of houdt,
moeten mensen ook voldoening kunnen halen
uit hun werk. Dat ook de fysieke omstandigheden
belangrijk zijn voor de gezondheid staat buiten kijf.
Voor meer informatie over tewerkstelling en
armoede verwijzen we naar de campagnedossiers
‘Werk armoede weg’ uit 2009 en 2010.
Mensen met een laag inkomen, die schaarste
ondervinden, worden belet in hun mogelijkheden.
Schaarste heeft een invloed op je eigen capaciteiten,
zo werd in 2013 ruimschoots aangetoond door
Mullainathan en Shafir, respectievelijk een
psycholoog van Princeton universiteit en een
econoom van de Harvard Universiteit. Ze stellen
dat schaarste je mentale bandbreedte verkleint.
Armoede zorgt ervoor dat je denkvermogen beperkt
wordt en de kans dat je adequate oplossingen
vindt of op langere termijn denkt sterk verkleint.
Dit is echter niet te wijten aan het individu zelf.
De effecten van schaarste worden evengoed
113
Onderwijs
Je goed voelen op school is primordiaal. Het
zorgt voor betere schoolresultaten en net als
tewerkstelling, voor een stijging in je welbevinden.
Hoe beter je scholing, hoe lager je kansen op
armoede en hoe hoger je kansen op zowat alle
andere aspecten in het leven. Maar, de andere kant
van de medaille is dat zich niet goed voelen op
school, nefast kan zijn.
Het welbevinden van leerlingen moet dus voor het
hele onderwijs een aandachtspunt zijn. Soms zorgt
ons onderwijssysteem voor mogelijkheden. Het
watervalsysteem geeft leerlingen het gevoel van
meer of minder getalenteerd te zijn dan anderen.
Zittenblijven wordt als een falen aanzien. De uitval
in het onderwijs heeft vaak te maken met jongeren
die zich helemaal niet goed voelen op school (en/of
in de rest van hun leefomgeving), eerder dan met
talenten.
Voor kinderen in armoede en hun ouders,
duiken er nog meer problemen op die stress
en onwelbevinden veroorzaken. Rekeningen
niet kunnen betalen, niet kunnen meegaan op
schooluitstap, niet al het nodige of gevraagde
extra materiaal kunnen aankopen, met een lege
boterhammendoos in de refter zitten … Gelukkig
word je daar niet van. Soms ontstaat er daardoor ook
nog eens pest- en uitsluitingsgedrag.
Vrije tijd
Om je goed te voelen moet je je kunnen ontspannen
op een fijne manier. Hoe mensen ontspannen is
voor iedereen verschillend. Ook mensen in armoede
hebben nood aan vrije tijd. Het kan een ogenblik
zijn om te ontsnappen aan die armoedesituatie, om
er even niet aan te denken. Vrije tijd is nodig om de
batterijen weer eens opladen.
Maar ook hier spelen uitsluitingsmechanismen.
Niet zelden kost vrijetijdsbesteding geld. Of het
nu de deelname aan het verenigingsleven is,
een glas drinken met vrienden, een toeristische
of culturele uitstap, sport, cinema … Overal zal
je in min of meerdere mate toch je geldbeugel
mogen bovenhalen. Aandacht voor betaalbare
initiatieven en de uitrol van de ‘Uitpas’ 16 zouden
hieraan tegemoet kunnen komen. De rol van
het verenigingsleven is ook groot. Het reguliere
verenigingsleven kan werken aan een verhoogde
toegankelijkheid, maar ook de specifieke
verenigingen van en voor mensen in armoede
verdienen meer dan hun plaats. De sterke toename
van lokale Welzijnsschakels groepen, ondertussen
al meer dan 150, is daar een getuige van.
“Gezondheidszorg kost veel geld. Ik
neem veel medicatie en voor sommige
krijg ik amper iets terug van de
ziekenbond! Ik betaal nu ongeveer
€ 200 per maand aan medicatie. Sommige
maanden kan ik dit niet betalen, omdat
ik voorrang moet geven aan eten kopen.
Daardoor heb ik die maand wel meer
klachten.”
Gelukkig bestaan er verschillende mogelijkheden
om vrije tijd toch wat toegankelijker te maken voor
mensen in armoede. Het Fonds Vrijetijdsparticipatie,
114
Samenleving
Welbevinden wordt beïnvloed door hoe de rest van
de samenleving naar ons kijkt. Als je je bekeken
voelt, dan zal je je niet goed voelen en afhaken of
dat nu op school, in de sportclub, op de werkvloer, in
een vereniging …is.
De algemene kijk van de samenleving op mensen
in armoede geeft aanleiding tot onwelbevinden.
Het individueel schuldmodel (je hebt zelf schuld
aan je armoede) heeft een opmars gemaakt in
onze samenleving. Mensen in armoede beginnen
dat soms zelf te geloven of worden door mensen in
hun omgeving op die manier benaderd. Evengoed
gaan sommige beleidsmaatregelen uit van het
individueel schuldmodel. Uitkeringen die mettertijd
onder de armoedegrens duiken (want als je lang
werkloos bent is het je eigen schuld), doorgeslagen
controle op alle aspecten van je leven (want je
profiteert van de samenleving), de controle over je
leven moeten afgeven aan allerlei hulpverleners…
Het draagt allemaal bij aan een mentale
gezondheidskloof.
de lokale netwerken vrijetijdsparticipatie of het
fonds vakantieparticipatie, proberen tegemoet te
komen aan de nood aan betaalbare vrije tijd17. De
stijgende populariteit van deze initiatieven (en
dus de grote nood eraan) leidde in het verleden tot
een gebrek aan middelen. Hieraan moet verholpen
worden. Vrije tijd is geen luxe, maar een noodzaak
voor iedereen.
De deelnameprijs of het inschrijvingsgeld is niet
de enige belemmering. Je moet ook tijd voor jezelf
kunnen maken, zonder je schuldig te voelen. Het
aspect mobiliteit, dat hier al aan bod kwam speelt
eveneens een rol. Zo is het goed dat je met een
Uitpas aan een betaalbaar tarief naar een cultureel
centrum kan. Wanneer je echter na de voorstelling
niet meer thuis raakt zal dat weinig zoden aan de
dijk brengen.
Dit terwijl we mensen moeten versterken, doen
geloven in de eigen krachten en mogelijkheden.
115
3. In een gezond lichaam
Mensen in armoede lopen meer gezondheidsrisico’s,
ook door hun levensstijl. Dit wil echter niet zeggen
dat al die aspecten van hun levensstijl eigen
keuzes zijn, zoals verder zal blijken. Daarnaast
zijn er aspecten zoals roken, die vanzelfsprekend
wel eigen keuzes inhouden, maar die sterk mee
bepaald zijn door de omgeving waarin je opgroeit
(veel rokers in de omgeving) of een gebrek aan
andere afleiding (de sigaret als laatste pleziertje
omdat men zoveel andere dingen moet missen).
Dikwijls ontbreekt de ondersteuning op maat en de
randvoorwaarden om iets te veranderen aan hun
levensstijl. Daaraan tegemoetkomen kan mensen
helpen om gezonder te kunnen leven.
Naast geestelijk welzijn, is lichamelijk welzijn
een essentieel onderdeel van je gezondheid. De
gezondheidskloof bestaat ook op dit niveau. Ziek
zijn, uitstel van zorg, grotere blootstelling aan
gezondheidsrisico’s, een minder gezonde levensstijl
… maken spijtig genoeg deel uit van het leven in
armoede van vele mensen.
Lichamelijke problemen kunnen aan de basis
liggen van een armoedesituatie. Wie vaak ziek
is heeft minder kansen op werk en kan met een
te laag inkomen kampen. Voor mensen met een
invaliditeitsuitkering en chronisch zieken is het
moeilijk om rond te komen met een lage uitkering
en hogere gezondheidskosten. Chronische
aandoeningen komen meer voor bij mensen die
lager op de sociaaleconomische ladder staan18. Door
een leven in armoede heeft deze groep bovendien
meer last van mogelijke chronische aandoeningen.
84,3% van de laagopgeleiden rapporteert een
beperking ten gevolge van een chronische
aandoening, bij hoogopgeleiden is dat 58,3%19.
Opnieuw een aanzienlijk verschil.
Toch moet opgelet worden om in clichés te
vervallen wat betreft het gezondheidsgedrag van
mensen in armoede. Het beeld van de rokende,
drinkende arme met overgewicht als algemeen
beeld klopt niet.
De BMI waarde van mensen met een lage opleiding
is gemiddeld hoger dan van mensen met een
diploma hoger onderwijs. (27,4 t.o.v. 24,5). Een
significant verschil. Ook wanneer specifiek gekeken
wordt naar de personen met overgewicht (een BMI
boven 25) of zwaarlijvigheid (een BMI boven 30),
scoren mensen met een laag opleidingsniveau
aanzienlijk slechter. 64% van hen lijdt aan
overgewicht en 25% aan zwaarlijvigheid. Bij de
gehele Belgische bevolking is dat respectievelijk
48% en 14% 20.
Naast een te laag inkomen blijft de toegankelijkheid
van de zorg een groot probleem. Wie dagelijks moet
vechten om rond te komen en zelfs zorgen uitstelt
wanneer men ziek is, zal bovendien nog minder
vaak preventief aan de gezondheid werken. Een
combinatie van een te hoge kostprijs, een gebrek
aan kennis en informatie en drempels die aanwezig
zijn bemoeilijken een gezonde levensstijl.
116
a. Preventieve medische zorg
Ook het rookgedrag is merkelijk verschillend
naargelang de socio-economische klasse. Meer
laaggeschoolden roken. Laaggeschoolden roken
meer. Meer laaggeschoolden roken dagelijks. (18 tot
26% tegenover 19% gemiddeld)21.
Naast de belangrijke rol van de ‘nietmedische preventie’ die een verbetering
van levensomstandigheden beoogt, speelt
de ‘medische’ preventie, de preventie via
het gezondheidssysteem een rol om in
goede gezondheid te blijven, via vaccinaties,
opsporing van bepaalde ziektes... In bepaalde
omstandigheden kan preventie echter de sociale
ongelijkheden nog vergroten en dit om zeer
uiteenlopende redenen: de ‘controle’-visites
bij de dokter kosten veel geld, de aangewende
middelen zijn vaak onvoldoende om de armsten
te bereiken... De Gezondheidsenquête 2013
toont aan dat ondanks een nationaal programma
voor vroegtijdige opsporing van borstkanker, er
belangrijke socio-economische verschillen blijven
bestaan in het domein van vroegtijdige opsporing
van borstkanker: bij hoger opgeleiden liggen de
percentages hoger. Bij vrouwen van 50-69 jaar,
neemt het percentage toe van 56% bij de vrouwen
zonder diploma of hoogstens een diploma lager
onderwijs tot 82% bij vrouwen met een diploma
hoger onderwijs. Belangrijke socio-economische
ongelijkheden worden ook vastgesteld bij het
laten uitvoeren van een baarmoederhalsuitstrijkje
in het kader van een vroegtijdige opsporing van
baarmoederhalskanker. Het percentage neemt toe
van 51% bij vrouwen van 20-69 jaar met hoogstens
een diploma lager onderwijs of geen diploma tot
77% bij vrouwen met een diploma hoger onderwijs.
Dikkedarmkanker behoort tot de meest frequent
voorkomende kankers in België, zowel bij mannen
als bij vrouwen. Het percentage personen bij wie
een fecaal occult bloedtest (FOBT) werd uitgevoerd,
varieert niet in belangrijke mate in functie van
het opleidingsniveau. Dit is daarentegen wel het
geval voor wat betreft de colonoscopie: deze werd
Voor wat betreft alcoholgebruik zien we een
tegenovergesteld beeld. Dat is bij laagopgeleiden
(55%) merkelijk lager dan bij hoogopgeleiden (90%).
Bij laagopgeleiden zijn meer geheelonthouders
(34%) dan bij hoogopgeleiden (7%). Wel ligt het
percentage mensen dat overmatig alcohol gebruikt
hoger bij de lagere opleidingsniveaus. Voor
problematisch alcoholgebruik is er geen verschil
tussen sociaaleconomische klassen22.
117
uitgevoerd bij 17% van de bevolking van 50 tot 74
jaar met een laag opleidingsniveau, tegenover 28%
van diegenen met een hoog opleidingsniveau.23
jonge kinderen, zijn de financiële drempels
weggewerkt. Toch blijkt dat mensen in armoede
hier niet altijd van op de hoogte zijn. De juiste
informatie op een goede manier tot bij hen
brengen, intermediairen kunnen hierbij helpen,
is belangrijk. Algemene campagnes schieten
hier vaak tekort.
• Toegankelijke eerstelijnszorg: De inrijpoort,
ook voor preventieve medische zorg, is de
eerstelijnsgezondheidszorg. De toegang tot
die eerste lijn verbeteren heeft automatisch
een positief effect op de preventieve zorg.
Een huisarts die op een goede manier
doorverwijst, die de tijd wil en kan nemen om
dat woordje uitleg extra te geven is een goed
begin. Multidisciplinaire praktijken, waar een
doorverwijzing kan op eenzelfde locatie, werkt
meestal nog beter voor kwetsbare groepen.
Vergeten we hier evenmin de
vervoersarmoede, waardoor mensen om
gezondheidsvoorzieningen te bereiken
hinder ondervinden qua bereikbaarheid en
betaalbaarheid.
• Een beter betaalbare zorg na de preventie:
Eén van de redenen waarom mensen afhaken
voor preventief onderzoek is het vervolg dat
er bij negatief nieuws aankomt. Als je weet dat
je bij slecht nieuws de nodige zorg toch niet
kan betalen, dan weet je liever niet wat er aan
de hand is. Zo speelt de betaalbaarheid van de
gezondheidszorg in het algemeen een rol in het
kader van preventie.
• Ambitieuze doelstellingen voor preventief
onderzoek bij kansengroepen: Mensen in
armoede en andere kansengroepen zijn vaak
het moeilijkst bereikbaar voor preventieve
zorg. Wanneer er doelstellingen opgesteld
worden binnen regionale of federale
gezondheidsplannen, dan dienen er specifieke
Preventie is uiterst belangrijk. De ernst van vele
ziektebeelden valt al bij al mee als je er op tijd
bij bent. Dit geldt evenzeer voor een hoestje, een
gaatje in je tanden als voor ernstige aandoeningen
zoals kanker.
Je gebit is een kostbaar goed. Letterlijk.
Regelmatige controle door de tandarts voorkomt
hoogoplopende kosten voor bijvoorbeeld protheses.
De cijfers: 36%van de laaggeschoolden heeft het
afgelopen jaar een bezoek aan de tandarts gebracht
(al dan niet preventief). Hooggeschoolden komen
aan 72%24
Wie niet verder kijkt dan zijn neus lang is, zou
in deze cijfers een bevestiging kunnen zien
van enkele clichés. De gezondheidskloof lijkt
grotendeels te wijten aan eigen keuzes zoals roken,
lichaamsbeweging en gebruik van gratis preventie.
Dit is echter manifest onjuist, de gezondheidskloof
is enerzijds maar voor de helft te verklaren door
de gedragsmatige elementen van de leefstijl.
(Mackenbach 2005)25
Willen we mensen in armoede hun kansen op een
toekomst in goede gezondheid vergroten, dan moet
het gebruik van preventieve zorg omhoog:
• Financiële drempels wegwerken: Preventie
is op lange termijn goedkoper voor mensen in
armoede zelf, voor de samenleving en voor de
ziekteverzekering. Daarom is het nuttig om alle
mogelijke financiële drempels naar preventieve
medische zorg weg te werken.
• Informatie op maat over preventieve zorg:
Voor sommige zaken, zoals tandzorg voor
118
doelen voor het bereik van kansengroepen
opgenomen te worden. Anders dreigen deze
zich steeds te focussen op de grootste gemene
deler in de samenleving.
niet zo’n hoge kosten. Voor wie in armoede leeft,
is de kost voor een paar goede loopschoenen
(een noodzaak wil je je knieën in orde houden)
en wat sportkledij een grote investering die
uitgesteld wordt omdat er meer dringende
noden zijn.
Initiatieven om de financiële drempel naar de
sportclub te verlagen kunnen helpen. Zowel het
lidgeld als de uitrusting zijn kosten die zwaar
om dragen zijn. Maar de drempels zijn niet
beperkt daartoe. Ook de club zal bijvoorbeeld
over het wassen van de ploeguitrusting
(een kost, zeker als je zelf geen wasmachine
hebt) of de impliciete verwachting dat ouders
het vervoer op verplaatsing zelf regelen
(zonder wagen kan je dat niet) een echt
toegankelijkheidsbeleid moeten voeren
b. Sport & beweging
In een gezonde levensstijl hebben beweging en
sport hun plaats. Voldoende bewegen heeft een
goede invloed op het algemeen welbevinden, maar
ook op het gewicht en op algemene lichamelijke
fitheid.
Eerder zagen we al dat bijvoorbeeld overgewicht
en zwaarlijvigheid vaker voorkomen bij mensen
in armoede, hoewel we gerust van een algemeen
maatschappelijk probleem kunnen spreken.
Voldoende beweging is een van de voorwaarden om
hier iets aan te kunnen doen.
De cijfers tonen aan dat beweging een
sociaaleconomische factor heeft. Dagelijks een
half uur matig tot intensief bewegen wordt als
maatstaf genomen. Bij laaggeschoolden voldoet
slechts 20% van de bevolking daaraan, bij hoger
geschoolden is dat 38% of bijna het dubbele.
Slechts 15% van de laaggeschoolden heeft
voldoende lichaamsbeweging om een positief
gezondheidseffect te veroorzaken.26
Heel wat sociaal-culturele organisaties,
zoals onze campagnepartners KWB en
KVLV organiseren regelmatig sport- en
bewegingsactiviteiten. Vaak is de ‘sportieve
drempel’ lager bij deze groepen. Ook de
deelnameprijzen zijn meestal lager. Toch speelt
hier nog steeds een financiële drempel en de
toegankelijkheid van de groep een rol. Ook in de
sociaal-culturele sector blijft het een werkpunt
om mensen in armoede te betrekken in de
werking.
• Informatie op maat: We krijgen pakken
informatie binnen over sport en beweging. Hoe
goed het wel niet is, dat het soms gevaarlijk
kan zijn, denk maar aan ongevallen of plotse
overlijdens van sporters. Daarnaast word
je overstelpt met reclame over sport en
bewegen. Het is niet gemakkelijk om in die
informatiestroom de juiste informatie terug te
vinden. Bovendien zullen aspecten zoals de
• Financiële drempels wegwerken: Sporten
kost redelijk veel geld. Een abonnement in de
fitness, het lidmaatschap van de sportclub. De
juiste schoenen of kledij die noodzakelijk is
om te sporten … Voor sommige sporten is de
kostprijs zeer hoog, zelfs voor wie een modaal
inkomen heeft. Maar ook minder dure sporten
vormen een financiële drempel voor mensen
in armoede. Om te joggen bijvoorbeeld, heb je
119
kostprijs of de bereikbaarheid, minder vaak aan
bod komen (tenzij in reclameboodschappen
waarbij de kleine lettertjes niet altijd duidelijk
zijn).
Er is een grote nood aan informatie en
begeleiding op maat, zo bleek uit de gesprekken
in Welzijnsschakelgroepen.
Er moet meer ingezet worden op die
begeleiding. Hiervoor kan opnieuw de
eerstelijnszorg een rol spelen, maar evengoed
kan er in multidisciplinaire praktijken, zoals
wijkgezondheidscentra, ingezet worden op
bewegingscoaches die zich specifiek met deze
problematiek bezighouden.
Hiervoor kan samengewerkt worden met andere
actoren zoals de Logo’s of de mutualiteiten.
De drempel kan verder verlaagd worden door
samen te werken met verenigingen die mensen
in armoede bereiken.
Binnen zo’n begeleiding kan er voldoende
aandacht gegeven worden aan de dingen die
voor mensen in armoede extra belangrijk zijn
om een haalbaar plan te hebben. Kostprijs is
hier het meest voor de hand liggend, maar
het gaat verder dan dat. De bereikbaarheid is
eveneens een voorwaarde. Je kunt natuurlijk
ook bewegen binnen je eigen omgeving,
bijvoorbeeld gewoon thuis, als je weet wat dan
precies goed is. Wat gezond bewegen is hangt
immers af van je fitheid, eventuele lichamelijke
problemen … Ook de opbouw is belangrijk. Het
is niet gezond om je vanaf dag één helemaal
af te peigeren, maar geleidelijk opbouwen is
primordiaal. Hoe lang je moet bewegen, hoe
intensief en welke zaken in aanmerking komen,
kan best door iemand met de nodige kennis van
zaken samen met jou besproken worden.
Daarnaast kunnen best ook de
randvoorwaarden bekeken worden. Gepaste
kledij en de manier waarop beweging ingepast
kan worden in je dagschema en gezinssituatie.
Als alleenstaande ouder van jonge kinderen kan
je niet zomaar een uurtje joggen ’s avonds.
• Ambitieuze doelstellingen beweging: Mensen
in armoede en andere kansengroepen zijn
voor de promotie van sport en beweging
het moeilijkst bereikbaar. Net zoals met
preventieve zorg zijn specifieke doelstellingen
en actiepunten nodig om volop deze groep te
betrekken.
120
c. Voeding
Om een gezonde levensstijl te hebben is voeding
een belangrijk onderdeel. Een gezond en gevarieerd
dieet zonder overmatige suikers en vetten, met
voldoende vitamines, groenten en fruit … je kent
het wel. Hoewel? Soms denken we te weten wat
gezond is of wat niet, maar zitten we ernaast: “Dat
industrieel verwerkte groenten minder gezond
zijn, is een hardnekkig misverstand. Door de
snelle verwerking, kunnen diepgevroren groenten
zelfs meer vitamine C bevatten dan hun ‘verse’
soortgenoten die pas enkele dagen na de oogst in
de winkel belanden. Tijdens de verwerking gaan
weliswaar vitaminen, mineralen en voedingsvezels
verloren. Maar dat is eveneens het geval als men
verse groenten thuis klaarmaakt.”27
Een weetje dat voor sommige mensen het verschil
kan maken. Diepvriesgroenten zijn dikwijls
goedkoper en eenvoudiger om te doseren (je kan
een deel nemen en de rest in de vriezer laten), wat
zorgt voor minder overschot. Om die goedkopere
diepvriesproducten te kunnen bewaren moet je wel
zelf over een diepvriezer beschikken.
Net zoals het gaat met beweging en sport stellen
we ook op het vlak van voedingsgewoonten een
gezondheidskoof vast. Mensen met een lagere
opleiding eten minder vaak de dagelijks aanbevolen
hoeveelheid groeten en fruit dan hooggeschoolden.
26% tegenover 34% voor fruit en 31 tegenover 44%
voor wat betreft groenten.28
Dagelijkse consumptie van suikerhoudende
frisdranken komt meer voor bij de laagst
geschoolden (23%) dan bij hooggeschoolden (19%).
121
Opvallend hier is dat de categorie ertussen, mensen
met een diploma lager of hoger secundair het
slechtst scoren (32%).29 Dit kan te maken hebben
met de oververtegenwoordiging van ouderen
bij de groep laagst geschoolden, terwijl jongere
mensen vaak wel een diploma lager secundair
onderwijs hebben. Zij behoren tot de generaties
die opgegroeid zijn met alomtegenwoordige
frisdranken.
Gezonde voedingsgewoonten aannemen of
ongezonde voedingsgewoontes afleren is niet
eenvoudig. Sommige producten zoals suiker werken
zelfs verslavend. Eens je de gewoonte hebt dan zal
je er niet zo eenvoudig vanaf geraken.
• Financiële drempels wegwerken: Gezonde
voeding hoeft niet duur te zijn. Maar er is wel
meer kennis nodig om én gezond én goedkoop
te koken. Diepvriesgroenten, seizoensgebonden
groenten of rechtstreeks bij de producent
aankopen is goedkoper en duurzamer. Toch
blijft het een uitdaging om een betaalbaar
gevarieerd en gezond menu samen te stellen.
Bovendien is het niet voor iedereen mogelijk om
steeds op zoek te gaan naar de goedkoopste
producten of goedkopere winkels. Ze zijn te ver
en/of niet bereikbaar met het openbaar vervoer.
Een andere manier waarop financiële drempels
weggewerkt worden is onder allerlei vormen van
voedselhulp. Dit gaat van de voedselbank, over
de sociale kruidenier tot sociale restaurants
waar mensen in armoede terechtkunnen.
Jammer genoeg moeten in ons land meer
dan 122.000 mensen een beroep doen op
voedselhulp30.
De voorbije jaren dook verschillende malen de
idee op van een ‘vettaks’, wat erop neerkomt
dat ongezonde producten hoger belast zouden
worden en dus duurder uitvallen. Zo zouden
mensen ontmoedigd moeten worden. Het
klopt dat sommige ongezonde producten zeer
goedkoop zijn en veel calorieën bevatten. Dit
kan een snel en eenvoudig alternatief zijn, ook
voor mensen in armoede, om snel je maag te
vullen. Dit terwijl een gezonde maaltijd koken
duurder lijkt en meer tijd vraagt.
“Als ik veel stress heb ga ik
sporten. Dan kan ik even alles
vergeten. Het lidgeld van
sportclubs is echter aan de hoge
kant, waardoor ik enkel op mijn
eentje kan gaan sporten. Dit zou
wat toegankelijker mogen.”
122
Noodhulp onder protest
• Vanuit de noodhulp signalen geven van
structurele oorzaken waaruit de nood ontstaat
en deze in dialoog brengen.
• De kennis en ervaring van mensen in armoede
gevaloriseerd worden en participatie een
essentieel kenmerk moet zijn.
Welzijnszorg verzet zich tegen een overheid die een
beleid van noodhulp laat uitschijnen als structureel
in plaats van een beleid te voeren dat erop gericht is
oorzaken van armoede en nood systematisch weg
te werken.
Armoede is een structureel gegeven in onze
samenleving. Welzijnszorg toont dit jaarlijks aan op
verschillende levensdomeinen via haar campagnes
en ijvert voor een beleidsmatige oplossing binnen
de structuren van de samenleving, van de overheid,
instellingen en organisaties.
We moeten vaststellen dat ondanks de
inspanningen van vele organisaties en vele
vrijwilligers, armoede structureel aanwezig blijft in
onze samenleving. De broodnodige beleidskeuzes
om armoede echt uit te sluiten worden niet
genomen.
De meest elementaire zaken zoals voedsel kunnen
kopen, zijn voor mensen in armoede niet evident.
Meer dan 122.000 mensen moeten een beroep
doen op voedselhulp. Een ontstellend aantal in een
welvaartsstaat.
Vanuit die optiek is het voor Welzijnszorg belangrijk
om ook in dit dossier aandacht te besteden aan
die voedselhulp. Gelukkig kan dankzij de inzet
van velen de ergste nood van mensen in armoede
gelenigd worden. Toch zijn er verschillende
aandachtspunten:
Welzijnszorg waardeert dan ook de
maatschappelijke betrokkenheid van organisaties
en vrijwilligers in noodhulpinitiatieven. In
samenwerking met Welzijnsschakels biedt ze hen
ondersteuning om voorbij de directe hulp aandacht
op te brengen voor volgende aspecten:
• De kwaliteit van de geleverde noodhulp getuigt
van respect ten aanzien van de ontvanger.
• Noodhulpinitiatieven moeten zich steeds
inschakelen in een netwerk om mensen juist
en tijdig in staat te stellen hun rechten uit te
oefenen.
• Zorg ervoor dat er een ruim assortiment is om
een gezond menu te kunnen samenstellen.
• Allerlei initiatieven om voedseloverschotten te
beperken door middel van schenkingen aan
noodhulpinitiatieven zijn op zich niet slecht.
De strijd tegen voedseloverschotten en de
wegwerpcultuur, is echter een strijd die we met
de hele samenleving moeten voeren
• We mogen nooit aanvaarden dat noodhulp en
voedselhulp normale verschijnselen zijn in onze
samenleving. Ons doel moet zijn om mensen
structureel uit armoede te halen.
123
Bovendien zal er ook moeten ingezet worden
op de praktijk: samen koken, cursussen gezond
en goedkoop koken, kunnen meehelpen om
gezonde voeding toegankelijker te maken.
Overigens gaat het over het veranderen
van soms hardnekkige gewoontes en
voedingspatronen, dat vraagt tijd en
doorgedreven inspanningen.
Het valt echter te vrezen dat het invoeren van zo’n
vettaks vooral een aanslag is op het al beperkte
budget van mensen in armoede. Zeker wanneer
gezonde voeding niet automatisch goedkoper
zou worden. Denemarken die in 2011 zo’n vettaks
invoerde, is daar snel van teruggekomen. De
bureaucratie die ermee gepaard ging (wat is
ongezond, hoe taks heffen …) woog niet op tegen
eventuele voordelen.
• Juiste informatie op maat: Over voeding krijgen
we zeer veel informatie. Maar die informatie
is niet altijd juist of op maat van mensen in
armoede. Eigenlijk is het probleem nog een stuk
groter, voor de meeste mensen is de informatie
over voeding onduidelijk, of ken jij al die
ingrediënten die je aantreft op een verpakking?
Ook word je overstelpt door gekleurde
informatie. Reclamecampagnes maken handig
gebruik van het gezondheidsargument. Allerlei
moeilijke namen, geleerd klinkende bacteriën of
zelfs namen van artsen(verenigingen) worden
gekoppeld aan producten. Vaak zeggen die
eigenlijk niets over het al dan niet gezond zijn
van een product, of waarom dat dat product
dan wel zoveel gezonder zou zijn dan een
goedkopere tegenhanger. Voor veel mensen in
armoede is de boodschap echter duidelijk: ik
kan onmogelijk een gezonde levensstijl volgen,
want ik kan me al die dingen niet permitteren.
Waar we wel moeten op inzetten is juiste
informatie op maat van mensen in armoede.
Net zoals bij beweging moet het gaan over
praktische informatie over wat gezond is en
wat niet, welke hoeveelheden van vlees of
vis bijvoorbeeld aan te raden zijn, dat ook die
yoghurt of margarine van de witte producten
even (on)gezond is als die van dat merk …
124
Opnieuw is er hier een plaats weggelegd voor
de eerstelijnszorg en voor het middenveld.
Plaatsen waar mensen komen met
gezondheidsproblemen in het eerste geval, in
het tweede geval plaatsen waar mensen zich
goed voelen. Het zou goed zijn moest er op
beide plaatsen deskundigheid over voeding
kunnen aangeboden worden. Een fijne cursus
met gezonde goedkope voeding, waarbij
op het einde een gastronomisch diner aan
vrienden, partners en kennissen aangeboden
kan worden is een beproefd recept. Ook voor
mensen in armoede kan dit zeer goed werken.
Iedereen vindt het leuk om samen aan de slag
te gaan. Als het resultaat dan iets is waarmee
je fier kan uitpakken en complimenten in
ontvangst neemt, dan vergroot de kans dat je
dit meeneemt in je dagelijks leven.
• Ambitieuze doelstellingen: Op het vlak
van voeding moeten we ambitieuze
doelstellingen formuleren waarbij we ons
specifiek richten op de gezondheidskloof.
Hier blijkt dat algemene campagnes niet
altijd terechtkomen bij de mensen die er
het meeste nood aan hebben. Cursussen en
vormingen over gezonde voeding richten zich
vaak op middenklassegroepen. Duidelijke
doelstellingen om de gezondheidskloof op
vlak van voedingsgewoonten te bestrijden,
met de nodige middelen om die deskundigheid
tot bij mensen in armoede te brengen zijn
noodzakelijk.
“Om de stress te verminderen is
yoga een heel goede bezigheid.
Maar helaas kan ik dit niet
betalen omdat deze cursussen
te duur zijn. Die zouden
goedkoper moeten kunnen
worden aangeboden.”
Voedselteams
Een voedselteam is: een groep mensen uit eenzelfde buurt die samen groenten, fruit, zuivel en
eventueel andere producten rechtstreeks bij lokale producenten aankopen.
De voedselteams willen hiermee werken aan een duurzame landbouw en een duurzame
samenleving. Een fijn initiatief.
Net zoals bij heel wat andere voorbeelden die zich in het veld van duurzaamheid en transitie
bevinden, kan hier de brug geslagen worden naar mensen in armoede. Hen betrekken bij zo’n
voedselteam zal echter enkele aanpassingen of inspanningen vragen, zoals de kostprijs om deel te
nemen. Kunnen de producten aan een voor hen aanvaardbare prijs beschikbaar zijn?
Maar ook andere randvoorwaarden verdienen aandacht. Soms zitten er bij de producten heel
wat ‘vergeten groenten’. Hoe maak je die klaar? Welke mogelijkheden zijn er? Werken met
seizoensgebonden groenten betekent meestal een overvloed aan bepaalde producten tijdens
bepaalde maanden. Deze verwerken en bewaren behoort niet tot ieders mogelijkheden.
Toch lijkt hier samenwerking tussen voedselteams en (verenigingen van) mensen in armoede
mogelijk. Wanneer zij samen bekijken wat mogelijk is, kan er een mooie samenwerking ontstaan
die gezonde voeding oplevert, een duurzame landbouw bevordert én sociale contacten met zich
meebrengt.
www.voedselteams.be
125
4. Een toekomst in goede gezondheid
Een toekomst in goede gezondheid is een complex
proces. Niet alleen de voorgaande thema’s zoals
beweging, voeding en preventieve zorgen zullen
hiertoe bijdragen. Het gaat verder dan de hele
gezondheidszorg die er is wanneer we ziek worden
en zorgen nodig hebben.
Een gezond leven kan je maar leiden, als je
voldoende ruimte hebt in je leven en in je hoofd
om hierin te investeren. Een toekomst in goede
gezondheid is daarom het resultaat van gerichte
acties die de gezondheidskloof bestrijden en van
algemene structurele armoedebestrijding.
Het gaat over een toegankelijke vrijetijdsbesteding,
over waardig en gezond werk, over goede
kwaliteitsvolle huisvesting … Je gezondheid
is eigenlijk een soort barometer van wat er in
de rest van je leven gebeurt. Daarom dat de
gezondheidskloof een soort barometer is voor de
armoede en ongelijkheid in ons land. Een barometer
die op zwaar bewolkt staat.
Welzijnszorgs’ eindejaarscampagne is de periode
van het jaar waarin we iedereen die goede
gezondheid toewensen. Wij wensen die ook
toe aan mensen in armoede. Deel je die wens?
Denk dan ook eens aan hun gezondheid bij je
eindejaarswensen en –voornemens.
126
Samentuinen: De tuinfluiter
(Welzijnsschakel ’t Kiertje, Vorselaar)
situatie van mensen in kansarmoede te verbeteren.
Op 26 mei 2013 werd de tuin officieel geopend.
’t Kiertje droomde allang van een tuin waar
mensen samen tuinieren. Waar het gezellig is, waar
mensen elkaar kunnen ontmoeten. De gemeente
Vorselaar had een aanvraag lopen bij het Europees
programma voor plattelandsontwikkeling. De droom
van ’t Kiertje en de plannen van de gemeente
overlapten elkaar, en binnen de projectmiddelen
plattelandsontwikkeling kon het idee samentuin
concreet vorm krijgen.
Struikelen en toch doorgaan
De samentuin is een proces van struikelen en
weer doorgaan. Sommige buren houden niet van
een gemeenschapsproject in hun achtertuin.
Er moet tijd vrijgemaakt worden voor overleg
en goede afspraken. De gemeente vervult hier
een brugfunctie. Andere buren zijn dan weer wel
betrokken bij de tuin. Zo zette de schapenboer/
buur de schutting tussen de tuin en de schapenwei
open zodat de tuiniers schapenmest konden halen
voor hun tuintje. En bij een andere buur mogen
de tuiniers elektriciteit gebruiken als dat nodig is.
De tuiniers onderling moeten elkaar leren kennen
en elkaars werkwijze leren appreciëren. Zo is er
die Afrikaanse die het onkruid op haar perceel laat
groeien omdat dat een goede bodembedekker is
die de bodem vochtig houdt. Ze begrijpt echt niet
waarom de anderen zoveel tijd steken in onkruid
wieden. Terwijl de anderen niet begrijpen waarom
ze haar tuintje er zo slordig laat bijliggen.
Maar met dromen en projectmiddelen heb je nog
geen tuin. Er gaat nog heel wat voorbereiding aan
vooraf. En dat bracht in Vorselaar een waterval van
samenwerkende diensten op gang. De gemeente
stelt de grond ter beschikking. De groendienst
maakt het perceel tuinrijp, levert het compost,
en onderhoudt het gezamenlijke grasveld. De
milieudienst beheert de Europese projectmiddelen
en organiseert voor de tuiniers de mogelijkheid
om bruikbare materialen uit het containerpark
te recupereren. De dienst Ruimtelijke Ordening
zet alle stappen voor het aanvragen van een
vergunning voor een tuinhuis/ontmoetingsruimte
op het terrein. Het OCMW ten slotte is betrokken
vanuit haar begeleidingsfunctie voor ’t Kiertje.
Zij zorgen voor de logistieke ondersteuning:
vergaderlokalen, verspreiden van verslagen… De
gemeente is ook de bemiddelaar tussen de tuiniers
en de buren. Naast de gemeente en ’t Kiertje
werd Velt (Vereniging voor Ecologisch Leven en
Tuinieren) betrokken als partner in de tuin. Met
deze partners samen ontstond De Tuinfluiter, niet
zomaar een samentuin maar een sociaalecologisch
project met als doelstelling de solidariteit tussen
bevolkingsgroepen in Vorselaar te verhogen en de
Het weer zat niet mee in het opstartjaar. Een slecht
voorjaar en een hete zomer zijn niet bevorderlijk
voor de groei en maken het werken in de tuin veel
intensiever. Toch kon er al veel geoogst worden.
Er konden zelfs al zaden worden geruild. Een tuin
onderhouden vraagt redelijk wat engagement
en niet iedereen kan er evenveel tijd en energie
in stoppen. Sommige mensen hebben een extra
duwtje nodig om het vol te houden. De winter
nadert en het einde van het tuinjaar komt in zicht.
Een aantal mensen in armoede haken af. Door een
127
zijn een belangrijke meerwaarde voor de tuiniers.
Een mooi voorbeeld hiervan is de toegankelijkheid
van het containerpark. Bijna al het tuingerief en
het materiaal om perceeltjes af te boorden, kleine
serretjes te maken… werd gerecupereerd uit het
containerpark. Dat scheelt een paar honderd euro’s
aan investeringskosten.
verhuizing, omdat ze werk vonden, of misschien
omdat net dat duwtje ontbreekt. Daarom denkt
de gemeente erover om een buddysysteem op te
zetten. Mensen zonder armoede-ervaring die net
die extra stimulans kunnen geven. Een telefoon of
sms’je: ‘Ik ga naar de tuin, kom je ook? Kom ik je
halen?’ Er moet nog geïnvesteerd worden in een
betere organisatie van de samenwerkdag.
De tuin, met de oudste eik van Vorselaar, heeft
alles in zich om een fijne plek te worden waar
mensen met groene vingers elkaar ontmoeten,
samenwerken, groenten kweken…
En bovendien is er nog niet echt een
gemeenschapsgevoel omdat er nog geen ruimte is
om samen te zitten. Dat wordt vast veel beter als
het tuinhuis is geïnstalleerd. De samenwerking met
de gemeente en vooral de praktische en logistieke
ondersteuning door de gemeentelijke diensten
Je kunt de Tuinfluiter volgen via hun
facebookpagina:
https://www.facebook.com/detuinfluiter
128
Projecten
HumanaTerre:
Een vrije ruimte voor initiatief
voor de gewassen en de aarde waarop ze groeien
vormen de basis voor HumanaTerre.” De zorg die de
mensen aan de aarde en de gewassen geven, vloeit
ook naar hen terug, vervolgt Kimo: “Vele van onze
mensen leven in erg precaire omstandigheden.
Werken in deze groene oase werkt therapeutisch.
Het helpt hen beter voor zichzelf te zorgen. Onze
visie is dat iedereen recht heeft op levenskwaliteit
en dat ieder van ons veel te bieden heeft als men
hiervoor de kans krijgt. Ons doel is mensen op onze
eigen bescheiden manier zulke kansen te geven.”
Brussel is de meest ongelijke stad van het land. Er
zijn veel rijken maar ongeveer een derde leeft onder
de armoedegrens. Niet meegerekend in deze cijfers
zijn de vele duizenden mensen zonder papieren.
Twee jaar terug startten een kleine tien van hen een
eigen moestuinproject. Ze waren het beu om zich
bij hun uitzichtloze situatie neer te leggen. Men wou
niet langer ‘niemand’ zijn en het gevoel krijgen om
‘niets te betekenen’ in onze samenleving.
HumanaTerre was geboren. In het begin nog
met de steun van de opbouwwerkers van
Samenlevingsopbouw Brussel. Nu draait het
initiatief volledig op vrijwilligers. Kimo Williame,
een van de trekkers van het initiatief legt uit: “Het
project is het resultaat van vele gesprekken met
mensen zonder wettig verblijf in het Brusselse.
Gesprekken over de schrijnende situatie waarin
ze moeten overleven. Maar ook over hun dromen,
verlangens, wensen …”
… om van en in te leven
HumanaTerre zorgt op die manier dat mensen
zonder papieren de mogelijkheid krijgen hun
situatie even opzij te schuiven. Ze kunnen gewoon
doen waar ze goed in zijn of wat ze leuk vinden.
Ze mogen immers niet werken, ze mogen niet
naar school gaan en zelfs geen Nederlands leren.
Hobby’s zijn meestal te duur.
Een eigen plek
Met de steun van de Vlaamse Universiteit Brussel
(VUB) en Jeugdbond Natuur en Milieu werd een
oude boomgaard aan de VUB gevonden. Het terrein
van ongeveer een hectare was in de vergetelheid
geraakt en volledig overwoekerd. Samen met de
universiteit werd beslist de boomgaard in zijn oude
glorie te herstellen in samenwerking met mensen
zonder papieren.
Sindsdien gonst het van de bedrijvigheid in dit
stukje groen in Jette. Het ligt er verzorgd bij en er
wordt aan biologisch tuinieren gedaan. Kimo: “We
verbouwen groenten en bloemen en we verzorgen
de oude appel-, peren- en pruimenbomen. De zorg
129
Projecten
(W)arm-kracht vzw,
duurzame dialoog in Vilvoorde
Naast het invullen van een nuttige en gezonde
dagbesteding wil men via het project de doelgroep
decriminaliseren en destigmatiseren. Het project
toont dat de Jetse tuiniers mensen zoals jij en
ik zijn. Omdat men is uitgesloten van onderwijs
organiseren ze zelf vorming, nemen ze deel aan
debatten … Maar er is meer: “We willen tonen dat
duurzaamheid geen elitair thema hoeft te zijn,
maar een thema dat eerst en vooral broodnodig is
voor mensen in armoede.” De oogst wordt gedeeld
onder elkaar. Ook degenen die niet sterk genoeg
zijn om mee te werken, krijgen hun deel.
Welzijnszorg ondersteunt dit prille
vrijwilligersinitiatief. Dankzij de vele
fondsenwervende acties die vrijwilligers
organiseren en de giften die overgemaakt worden,
kan Welzijnszorg HumanaTerre financieel een
duwtje in de rug geven om haar werking verder te
verankeren en uit te bouwen.
Wil je zelf een bezoek brengen aan dit groene stukje
Brussel? Bij HumanaTerre ben je zeker welkom na
een seintje vooraf via het emailadres
[email protected]. Je kan ook via het internet
de evolutie van dit initiatief volgen via
www.humanaterre.be.
Ingezoomd op (W)arm-kracht
(W)arm-kracht is een vereniging in Vilvoorde waar
mensen met en zonder armoede-ervaring elkaar
ontmoeten. Zo kunnen ze elkaar leren kennen,
ondersteunen en vooral van elkaar leren.
(W)arm-kracht is lid van Welzijnsschakels. Elke
maandag komen vrijwilligers en bezoekers samen
in Vilvoorde om een stem te geven aan mensen
in armoede. Ze bereiden jaarlijks een activiteit
voor in het kader van de dag tegen armoede op
17 oktober, organiseren infoavonden en koken en
tafelen gezellig samen. Maar daar blijft het niet bij.
Naast een jaarlijks paasontbijt, kaftmomenten en
een spelotheek wil (W)arm-kracht lokaal de dialoog
aangaan.
Een duurzame toekomst voor iedereen
In 2015 voert Welzijnszorg campagne rond
duurzaamheid. Om de inhoud van de campagne
vorm te geven, spelen de Welzijnsschakels
een cruciale rol. Zo ging ook (W)arm-kracht het
afgelopen jaar de uitdaging aan om rond dit thema
te werken met mensen met een armoede-ervaring.
Tijdens die dialoog gingen ze op zoek naar wat dit
thema voor hen betekent, met welke drempels ze
geconfronteerd worden, en waar het wel goed loopt.
Dat (W)arm-kracht zich negen avonden engageerde
voor dit dialoogproces mag ons niet verbazen. “Het
duurzaamheidsverhaal zit al langer verweven in
de werking van (W)arm-kracht. Denk maar aan de
‘repair cafés’ die we elke tweede zaterdag van de
maand organiseren,” verduidelijkt Luk Hollebecq.
“En dat zal ook in de toekomst zo blijven. De eerste
dialoogmomenten waren vooral interessant om
130
hen begeleidt om het stoppen met roken te
vergemakkelijken.
na te denken wat duurzaamheid nu juist voor ons
betekent. Je kan het breder bekijken dan alleen
ecologische duurzaamheid en dat deden we ook!”
Na deze eerste dialoogronde kregen ze de smaak
te pakken bij (W)arm-kracht. Naast het traject
over roken, wilden ze eveneens iets doen aan de
dagdagelijkse stress die velen onder hen ervaren.
Prompt organiseerden ze twee meditatieavonden.
Tibetaanse experts kwamen concrete tools
aanbieden om zonder stress door het leven te gaan.
“Het effect is er wel degelijk,” bevestigt Luk. “Ik hoor
onze mensen nog steeds vertellen hoe ze de dag
nu in alle rust proberen te starten. Even tijd nemen
voor wat ademhalingsoefeningen kan een boost
geven aan de rest van de dag. En het vermindert de
stress meteen.”
Naar een concrete invulling
Tijdens de eerste gesprekken werden
verschillende pistes gevolgd. De discussies
gingen over duurzaamheid in het algemeen en
wat de verschillende deelaspecten zijn volgens
de deelnemers aan deze dialoog. “Dat was heel
belangrijk,” legt Luk uit. “Op die manier konden
we zelf kiezen met welk subthema we concreet
aan de slag gingen. Het was vooral het proces dat
belangrijk voor ons was.” Uit deze oriënterende
gesprekken kwamen de thema’s die Welzijnszorg
tijdens deze campagne extra onder de aandacht
wil brengen naar voor. Ook gezondheid, wonen en
mobiliteit maken deel uit van armoedebestrijding
die een duurzame toekomst voor iedereen
garandeert. Na een stemming besloten ze bij
(W)arm-kracht verder te gaan met het thema
gezondheid.
Een vervolg in de maak?
En neen, daar blijft het niet bij. Samen met de
dialoogondersteuners en Welzijnsschakels gaat (W)
arm-kracht op zoek naar een volgend onderwerp
dat ze willen aansnijden. “Dat hoeft niet per se over
gezondheid te gaan,” zegt Luk. “Uit de oriënterende
gesprekken aan het begin van dit proces werd
duidelijk dat ook thema’s als wonen en mobiliteit
heel wat vragen doen rijzen.” In afwachting van
een concreet plan zet (W)arm-kracht in ieder geval
verder in op de ‘repair cafés’. Bovendien kwam de
lokale huisvuilmaatschappij uitleg geven over hoe
je kan besparen door minder afval te verbruiken en
zorgvuldig te sorteren.
Tijdens dit dialoogproces ontdekte (W)arm-kracht
meer dan ooit het belang van duurzaamheid in
armoedebestrijding. Ook tijdens de jaarlijkse
‘signaaldag’, waar verschillende projecten de nodige
input gaven voor de Welzijnszorgcampagne van dit
jaar, kwam deze conclusie sterk naar voor.
Meer informatie: www.warmkracht.be
In samenwerking met het wijkgezondheidscentrum
zoomden ze verder in op de rookproblematiek bij
enkele mensen in hun groep. Uit de onderlinge
gesprekken werd duidelijk dat het vooral belangrijk
is om mensen die roken niet te veel met de vinger
te wijzen. Sommigen redeneerden dat hen al zoveel
dingen afgepakt waren en dat roken niet een van
die dingen zou worden.
Vanuit het wijkgezondheidscentrum ging men
bovendien op zoek naar manieren om ook mensen
die nog geen patiënt bij hen zijn te kunnen laten
deelnemen. Zo worden er nu groepsactiviteiten
georganiseerd waarbij ook die mensen aanwezig
kunnen zijn. Daarnaast kunnen mensen die
dat willen terecht bij een rookconsulent die
131
Eindnoten
1 Van Oyen, H., Deboosere, P., Lorant, V.,
Charafeddine, R., Sociale ongelijkheden in
gezondheid in België. Samenleving en toekomst,
Federaal wetenschapsbeleid – Academia Press,
Gent, 2011, p.3.
2 NAPincl 2006-2008, indicatoren, p.98.
3 WIV, Gezondheidsenquête 2013, Rapport 1 –
Gezondheid en Welzijn. p.51. Deze cijfers zijn
gecorrigeerd naar geslacht en leeftijd zodat de
verschillen voor die factoren in de steekproef niet
meespelen.
4 WIV, Gezondheidsenquête 2013, Rapport 3 –
gebruik van gezondheids- en welzijnsdiensten.
Samenvatting van de onderzoeksresultaten,
p.36.
5 www.who.int
6 http://www.netwerktegenarmoede.be/standpunt-dossier/gezondheid/geestelijke-gezondheid
7 Cera en Netwerk tegen Armoede, Oog voor elkaar
ook met elkaar, over armoede en geestelijke
gezondheid. 2014, p.35.
8 WIV, Gezondheidsenquête 2013, Rapport 1Gezondheid en Welzijn, Geestelijke gezondheid.
p.812.
9 Idem, p.828.
10 Idem, p.841.
11 Idem, p.832.
12 Idem, p.837.
13 Idem, p.856.
14 Cera en Netwerk tegen Armoede, Oog voor elkaar
ook met elkaar, over armoede en geestelijke
gezondheid. 2014, p.20.
15 Mullainathan, S. en Shafir, E., Schaarste, Hoe
gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen.
Maven Publishing, 2013.
16 www.uitpas.be
17 www.vakantieparticipatie.be – www.
fondsvrijetijdsparticipatie.be
18 WIV, Gezondheidsenquête 2013, Rapport 1Gezondheid en Welzijn, Geestelijke gezondheid.
p.75.
19 Idem, p.81.
20 WIV, Gezondheidsenquête 2013 – Rapport 2:
Gezondheidsgedrag en leefstijl, p.425-429.
21 Idem. p.159.
22 Idem. p.40, 49 & 63.
23 http://www.armoedebestrijding.be/cijfers_
gezondheid.htm#Medische preventie
24 WIV, Gezondheidsenquête 2013 – Rapport 3:
Gebruik van gezondheids- en welzijnsdiensten.
p.295.
25 Vranken Jan, e.a. “Armoede en sociale uitsluiting.
Jaaarboek 2007”, p 159
26 WIV, Gezondheidsenquête 2013 – Rapport 2:
Gezondheidsgedrag en leefstijl, p.348 & 353.
27 http://www.cm.be/gezond-leven/voeding/
voedingswaren/groenten/blik-endiepvriesgroenten.jsp
28 WIV, Gezondheidsenquête 2013 – Rapport 2:
Gezondheidsgedrag en leefstijl, p.502 en 506.
29 Idem, p.525.
30 Dierckx, D. e.a., Armoede en sociale uitsluiting,
Jaarboek 2014, Acco, 2014. P.358.
132
133
Politieke eisen
Politieke eisen:
Een toekomst zonder armoede
Een toekomst zonder armoede! Daar willen wij
aan werken: de toekomst biedt veel kansen. Wij
pleiten voor een toekomst waarin die kansen
ook door mensen in armoede met beide handen
kunnen gegrepen worden. Een toekomst waarbij
iedereen op een kwaliteitsvolle manier zijn leven
kan opbouwen. Een toekomst waar aan duurzame
armoedebestrijding wordt gedaan.
De veranderingen die in onze samenleving
plaatsvinden, nieuwe ideeën op het vlak van
stadsplanning, samenlevingsvormen waarbij
mensen ruimte en kosten delen, initiatieven uit
de deeleconomie die ontmoeting mogelijk maken
en ook de toekomst van de planeet voor ogen
houden. Zo dragen die evoluties bij in de strijd tegen
armoede en ongelijkheid.
Mensen in armoede zijn het eerste slachtoffer
wanneer het openbaar vervoer niet voldoet.
Je toekomst mag niet bepaald worden door het al
dan niet bezitten van een eigen wagen, een goede
fysieke conditie of het wonen in de stad. Iedereen
heeft recht op een duurzame mobiliteit.
Daarom vragen wij dat ‘basisbereikbaarheid’
een afdwingbaar individueel recht wordt dat
decretaal verankerd is. Daarin wordt aan iedereen
gegarandeerd dat bepaalde bestemmingen
van sociaal, economisch en maatschappelijk
belang bereikbaar zijn op een betaalbare en
toegankelijke manier. De overheid vult deze
basisbereikbaarheid maximaal in met een
performant openbaarvervoersnet en waar nodig
nieuwe vervoersmodi die hierbij aansluiten.
1 Een toekomst met en voor
mobiliteit: betaalbaar en
toegankelijk openbaar vervoer
2
Om volwaardig aan de samenleving te kunnen
participeren is een duurzame mobiliteit
noodzakelijk. Werk, school, vrije tijd, familie, zorg,
dienstverlening. Om deel uit te maken van het
maatschappelijk leven, moeten we ons kunnen
verplaatsen.
Een goede ruimtelijke ordening, waarbij de
bereikbaarheid al van bij de planningsfase een
voorwaarde is, moet in de toekomst gehanteerd
worden. (KMO-zones, (sociale) woonwijken,
dienstverlening …)
Een toekomst in goede
gezondheid: middelen voor
bewegings- en
voedingsdeskundigheid op
maat van mensen in armoede
Een goede gezondheid betekent niet alleen
dat je naar je huisarts kan wanneer nodig
(met een derdebetalersregeling en verhoogde
tegemoetkoming voor iedereen die er recht op
heeft). Het is ook een kwestie van je goed voelen
in je hoofd, van gezonde voeding, van voldoende
beweging en van een gezonde leefomgeving. Het
middenveld kan en wil zeker een rol spelen om mee
deze kansen te bieden.
136
Goede informatie en hulp zijn onontbeerlijk, zeker
als je financiële mogelijkheden beperkt zijn.
Hiervoor vragen we dat er middelen vrijgemaakt
worden voor bewegings- en voedingsdeskundigheid
in multidisciplinaire eerstelijnspraktijken en
bij (boven)lokale actoren, waardoor mensen
in armoede advies en begeleiding op maat kan
aangeboden worden. Het bestrijden van de
gezondheidskloof moet een prioriteit zijn in de
Vlaamse gezondheidsdoelstellingen.
3
Pact 2020 vooropgezet wordt. Binnen dit
renovatiepact zijn er zowel extra middelen nodig
voor een versnelde renovatie binnen de sociale
huisvestingssector, stimulerende maatregelen
met bijhorende verplichtingen voor de private
huisvestingssector, informatie en vorming voor
bewoners en waar mogelijk een rol voor sociale
economie-initiatieven zoals energiesnoeiers.
Een toekomst in een thuis:
een ambitieus renovatieprogramma voor de
private- en sociale huurmarkt
Een goede woning is voor mensen in armoede vaak
beperkt tot een woning die min of meer betaalbaar
is. Met alle gevolgen van dien. De energiekosten
lopen hoog op, er zijn vochtproblemen of andere
ernstige gebreken. Meestal is de totale woonkost te
hoog om dragen.
Dit heeft gevolgen voor de mensen hun budget,
voor hun gezondheid, sociaal leven én voor de hele
samenleving en ons leefmilieu.
De voorbije jaren is er vooruitgang merkbaar in de
energiezuinigheid van de woningen. Toch blijft de
gehele huurmarkt achterop hinken. Bovendien blijkt
de vochtproblematiek daarentegen toegenomen.
We vragen dat een groot renovatiepact wordt
afgesloten waarbinnen de indicator uit het
137
NATIONAAL
Welzijnszorg
Huidevettersstraat 165
1000 Brussel
T 02 502 55 75
E [email protected]
www.welzijnszorg.be
Openingsuren:
9u tot 12u30 en 13u30 tot 16u30
Gesloten op woensdag, zaterdag en zondag
REGIONALE DIENSTEN
Antwerpen
Rolwagenstraat 73
2018 Antwerpen
T 03 217 24 90
E [email protected]
Brussel
Huidevettersstraat 165
1000 Brussel
T 02 213 04 73
E [email protected]
Limburg
Tulpinstraat 75
3500 Hasselt
T 011 24 90 20
E [email protected]
Oost-Vlaanderen
Sint-Salvatorstraat 30
9000 Gent
T 09 269 23 40
E [email protected]
Vlaams-Brabant/Mechelen
Varkensstraat 6
2800 Mechelen
T 015 29 84 58
E [email protected]
West-Vlaanderen
Sint-Jorisstraat 13
8800 Roeselare
T 051 26 08 08
E [email protected]
Openingsuren:
10u tot 12u30 en 13u30 tot 16u30
Gesloten op maandag, zaterdag en zondag
140
Download