Balans Lezen: Mogelijke vragen op examen 1. Wat betekent ROE

advertisement
1
Balans Lezen: Mogelijke vragen op
examen
1. Wat betekent ROE
Return On Equity: Hoeveel winst een bedrijf maakt met het geïnvesteerde bedrag van de
aandeelhouders. Formule: Netto-inkomen van een bedrijf
Het deel dat door de aandeelhouders geïnvesteerd werd
2. Waarvoor wordt FIFO gebruikt, leg eventueel de verschilpunten uit met LIFO?
Grond- en hulpstoffen, afgewerkte producten en HG worden gewaardeerd tegen hun AW of tegen
hun marktw op balansdatum, als die lager is. Theoretisch zou elk onderdeel van die voorraden
afzonderlijk moeten worden geherwaardeerd. Omdat dit echter praktisch zelden haalbaar is, mogen
bedrijven globale voorraadwaardering toepassen. Hiertoe hebben ze keuze tussen 3 methoden:
- Waardering tegen gewogen gem. prijzen, waarbij volledige prijs wordt gewaardeerd aan
zelfde (gewogen gem.) prijs.
- Volgens FIFO-methode First in First Out), waarbij 1st aangekochte goederen geacht worden
ook 1st te worden verkocht of verbruikt, en nog resterende voorrad dus gewaardeerd wordt
tegen de prijs van de ‘jongste’ goederen.
Volgens LIFO-methode (Last In First Out), waarbij de laatst aangekochte goederen geacht worden het
eerst uit de voorraad te verdwijnen en de nog resterende voorraad dus gewaardeerd wordt tegen de
prijs van de ‘oudste’ goederen.
3. Wat is IAS?
In kader van streven naar uniforme en modernere boekhoudnormen binnen Europa, en naar meer
vergelijkbare en transparante financiële rapportering (zie hfdstk 8), heeft Europese Commissie een
uniform systeem boekhoudnormen ingevoerd. Tegen ’05 moeten alle ca. 7 000 beursgenoteerde
bedrijven voor hun geconsolideerde JR met International Accounting Standards (IAS) werken.
Daarnaast hebben lidstaten mogelijkheid gekregen om ook niet-beursgenoteerde ondernemingen
deze normen te doen hanteren. Ondertussen is het trouwens o.m. in B al zo dat ondernemingen die
internationaal actief zijn en/of op buitenlandse beurs genoteerd zijn (zgn. global players), toelating
hebben om slechts 1 geconsolideerde JR op te maken (volgens internationale normen als IAS of US
GAAP), wat hen alvast ontlast van dubbel werk.
4. Wat is het MAR, en uit welke grote delen bestaat het MAR?
Omvang onderneming is bepalend voor draagwijdte van na te leven boekhoudkundige
verplichtingen. Concreet betekent dit dat zeer kleine ondernemingen vereenvoudigde boekhouding
mogen voeren, tenzij aantal tewerkgestelde WN jaarlijks gemiddeld > 100 bedraagt en grote
ondernemingen moeten daarentegen volledige boekhouding voeren volgens regels dubbel
boekhouden en met toepassing van het zgn. ‘Minimum Algemeen Rekeningenstelsel’ (MAR). Alle rek.
die in boekhouding min. dienen voor te komen, werden door wetgever immers geordend en
opgelegd als norm. Dat stelsel moet wel worden aangepast en/of vervolledigd afhankelijk van de
activiteiten en de noden van de onderneming, wat betekent dat er meer rek. mogen worden
aangemaakt dan er in het wettelijk MAR zijn voorzien.
Klasse 0
Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen
Klasse 1
Eigen vermogen, voorzieningen voor risico's en kosten en schulden
op meer dan één jaar
2
Klasse 2
Oprichtingskosten, vaste activa en vorderingen op meer dan één jaar
Klasse 3
Voorraden en bestellingen in uitvoering
Klasse 4
Vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar
Klasse 5
Geldbeleggingen en liquide middelen
Klasse 6
Kosten
Klasse 7
Opbrengsten
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!5. Leg uit: het activeren van ‘oprichtingskosten’
is een mechanisme om de winst te verhogen.
Activeren = uitstel
in resultaat opnemen  spreiden, regelmatig afschrijven

In balans (activa)
In RR volledig opnemen = winst beïnvloeden
6. Geef telkens 3 vb van een ‘aanwending’ waarbij:
a. de activa stijgen
b. de passiva stijgen
a. Aankoop gebouwen, materiaal, participaties, liquiditeiten, …
b. bron van nieuwe middelen. Kapitaal , bankkredieten, leveranciersschulden
7. Is het verlagen van de aangehouden kasgelden een bron of een aanwending van
middelen?
Bv. betaling van leveranciersschulden

KTschulden dalen

Minder bronnen van middelen
Balanstotaal 
kas R/C

activa

minder aanwending van middelen
8. Leg uit: een bedrijf met een korte productiecyclus kan een lange exploitatiecyclus
hebben?
Ja, de productiecyclus gaat over het produceren van goederen en is maar een onderdeel van de
exploitatiecyclus. Deze kan langer zijn omdat de vorderingen nog geïnd moeten worden en soms
staat men een betalingsuitstel toe waardoor men een tijd moet wachten vooraleer het geld geïnd is.
9. Wat is ‘Goodwill’? Kan deze afgeschreven worden?
Zoals reeds vermeld, gebeurt de overname van een onderneming bijna nooit tegen een prijs die
exact overeenstemt met de boekwaarde van die onderneming op dat moment. De ‘goodwill’ die
bovenop deze boekwaarde betaald wordt, dekt ontastbare elementen als klantenbestand
(‘drempel’), merknaam, het voordeel van het going concern, enz. bij de 1ste consolidatie wordt deze
consolidatiegoodwill (of positief consolidatieverschil), net als andere IMVA, geboekt onder de VA die
vervolgens afgeschreven zullen worden. ook al gaan de meeste van dergelijke IMVA jaren mee (bv
een patent, merknaam, drempel) en geniet de moeder bijgevolg eveneens voor onbepaalde duur van
deze niet-tastbare troeven van de overgenomen dochter, toch beperkt de wetgever
voorzichtigheidshalve de afschrijvingsperiode ervan (bv 5j voor geactiveerde O&O-kosten). Zo wordt
ook voor de consolidatiegoodwill een ‘passend afschrijvingsplan’ opgelegd. Het feit dat de wetgever
3
voor afschrijvingsperiodes van meer dan 5j een motivering in de toelichting vraagt, laat verstaan dat
deze laatste eerder uitzonderlijk dan de regel dient te zijn. Niettemin schatten de meeste bedrijven
de economische levensuur van hun consolidatiegoodwill toch langer n en schrijven hem bijgevolg
over een veel langere periode af (vaak 20, soms zelfs 40j….). dit is echter, net zoals voor andere IMVA
die inderdaad miss veel langer een reële waarde hebben (bv merknaam, patent), geen voorwerp van
schatting of interpretatie. Het voorzichtigheidsprincipe, dat hier wil vermijden dat balans en resultaat
te lang opgeblazen blijven, dient rigoreus toegepast te worden.
10. Wat is de ‘vastleggingsgraad’? Waarom hebben oudere bedrijven meestal een lagere
vastleggingsgraad dan jongere?
Vastleggingsgraad: in ondernemingsgrootte kunnen worden geneutraliseerd door % aandeel van
MVA en balanstotaal te bekijken. Handelsvordering bij industriële bedrijven veel omvangrijker zijn
dan bij kleinhandelaars.
Hierdoor staat er tegenover omvangrijke VA vaak substantieel VLA waardoor vastliggingsgraad
neerwaarts wordt beïnvloed.
Ondernemingen die tot eenzelfde sector behoren: ook niet altijd vergelijkbare vastliggingsgraad.
Factoren
- Leeftijd bedrijf: oudere bedrijven hebben relatief lage vastleggingsgraad: MVA al wat
afgeschreven, waardoor boekwaarde erg klein wordt.
- Graad van automatisering: productie & informatieverwerking: hoe verder informatisering
gevorderd is, des te hoger is bedrag dat in installaties werd geïnvesteerd, des te hoger
vastleggingingsgraad.
Wijze van financiering in VA: bv ondernemingen geen rollend materieel aanschaft, maar deze betrekt
onder vorm van een operationele leasing, activa verschijnt niet op balans & zal vastliggingsgraad
lager liggen.
11. Welke wett criteria dienen gerespecteerd te worden bij de aanleg van wett reserves?
Men moet 5% van de winst overdragen naar de post wett reserves, en dit jaarlijks.
12. Op welke manier dient een actiefpost correct gewaardeerd te worden? Met welke
elementen dient men rekening te houden?
Verschil tussen nettoboekwarde en marktwaarde. Activa verschijnen op balans teenhun AW na
aftrek afschrijvingen. Waardeverminderingen zijn correcties op AW die niet vatbaar zijn voor
afschrijvingen. Hw: als nettoboekwaarde veel lager ligt dan marktwaarde.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!13. Op welke manier leveren een
converteerbare obligatie en een obligatie met warrants een stijging van et EV op?
Converteerbare obligaties
Omwisselbaar tegen aandelen (niet onmiddellijk)
Onderneming:
+ intrestlast  , men krijgt grotere reserve.
+ solvabiliteit , hierdoor kan men gemakkelijker & goedkoper bankkrediet verkrijgen.
- dividend. (men moet dividenden uitkeren)
Belegger
+ hoger rendement
 dividend
 koers
- risico
Obligaties met warrants
4
(met behoud van obligatie)
Warrant gebruiken om aandelen te kopen. (tegen betaling prijs)
Onderneming
+ balanstotaal , solvabiliteit , maar minder dan bij converteerbare obligaties.
- geen intrestlast, maar winst blijft gelijk.
- dividend
Belegger
+ basis van obligatie.
- extra cash
14. in welke omstandigheden is het voor en bedrijf verleidelijk om hwmw te gaan boeken?
Leg uit.
Bij operationeel verlies.
 Oppeppen door hww
 Fictieve winst (enkel op papier)
In RR gaat mw invloed hebben op EV
EV , dus solvabiliteit  en rendabiliteit 
15. Waarom verschijnen schulden enkel voor het nominale hoofdbedrag op de balans?
Omdat ze onmiddellijk in RR geboekt worden.
16. Wat zijn de gevolgen van een post ‘geplaatst maar nog niet volstort of opgevraagd
kapitaal’ voor het EV?
Tekort aan cash geld. Geld is nog niet gestort, maar wel al geboekt.
17. Kan een inbreng van bv een bestelwagen in aandelenkapitaal worden vertaald?
Dit kan. Inbreng in natura in ruil voor aandelen. revisor bepaalt waarde. Het rollend materaal wordt
materieel VA.
18. Waarom zijn sommige reserves ‘onbeschikbaar’? Houdt dit in dat een onderneming
hier nooit meer over kan beschikken?
Nee, dit wordt op agenda geplaatst. Het wordt besproken bij volgende AV. Als 2/3 van AV akkoord
gaat, kan je reserves terug gebruiken.
19. Hoe ontstaan zgn ‘geheime reserves’? Wat is het nadeel hiervan?
Bank heeft kantoren. Deze worden afgeschreven. Ze staan in balans voor bv. € 1,00. Als bank geld
nodig heeft, verkoopt ze kantoren, voor meer dan bedrag gegeven in balans.
20. De waarde van een voorraad is afhankelijk van de toegepaste waarderingsmethode.
Leg uit a.h.v. een eigen vb.
Met vb. is gemakkelijker aan te tonen dat de boekw van een voorraad grond- en hulpstoffen, gereed
product of HG kan verschillen naargelang de gekozen waarderingsmethode. Stel dat op 1/12/’00 de
voorraad HG van een onderneming er als volgt uitziet:
- 1 500 eenh. aangekocht op 1/11/’00 tegen € 10,00/stk: € 15 000,00
- 500 eenh. aangekocht op 15/11/’00 tegen € 12,00/stk: € 6 000,00
Veronderstel verder dat er op 15/12/’00 800stk worden verkocht, bv. tegen € 20,00. We berekenen nu
de boekw per 31/12/’00 van de resterende voorraad en dit volgens de 3
voorraadwaarderingsmethoden. De gem. kostprijs van de voorraad bedraagt: (€ 10,00 x 1 500 + €
12,00 x 500)/2 000 = € 10,50/stk. De waardering tegen gewogen gem. prijzen levert dan ook een
5
boekw van (1 200st x € 10,50) = € 12 600,00 op. Volgens de FIFO-methode is de voorraad (700stk x €
10,00 + 500stk x € 12,00) = € 13 000,00 waard. De LIFO-methode neemt 1 200stk van € 10,00 in
aanmerking en komt zo uit op en boekw van € 12 000,00.
Naargelang de gebruikte waarderingsmethode zal ook de geraliseerde winst variëren, we komen hier
met een cijfervb. Op terug bij de bespreking van de bedrijfskosten (hfdsk 3).
Stel dat een bedrijf op tijdstip 0 een voorraad grondstoffen heet van 30 stuks aan € 100,00/stuk,
waardoor de voorraad grondstoffen op de balans gewaardeerd staat tegen 3 000.
Op tijdstip 1 stijgt de grondstoffenprijs naar € 120,00/stuk en koopt de onderneming 10 bijkomende
stuks aan, hetgeen de totale voorraad op de balans brengt op 4 200.
Op tijdstip 2 verbruikt de onderneming 20 stuks grondstoffen in haar productieproces.
Bij de LIFO-voorraadwaardering zullen dan eerst de 10 stuks van € 120,00 verbruikt worden en dan
nog 10 stuks van € 100,00, hetgeen het totale grondstoffenverbruik op 2 200 brengt. Op de balans
staat dan nog een voorraad grondstoffen van 2 000.
Bij de FIFO-vooraadwaardering daarentegen worden eerst de ‘oudere’ grondstoffen verbruikt, zij het
20 stuks aan € 100,00, hetgeen dus overeenkomt met een grondstoffenverbruik van 2 000. De
resterende voorraad op de balans bedraagt 2 200.
Hieruit blijkt dus at in periodes van prijsstijgingen de FIFOvoorraadwaardering een lager
grondstoffenverbruik en dus een hogere winst oplevert. Anderzijds zorgt FIFO ook voor een hogere
voorraad op de balans. Daardoor zullen de kosten van het grondstoffenverbruik in het volgende boekj
evenwel hoger liggen en de winst, ceteris paribus, lager. In geval van een prijsdaling kan de
tegenovergestelde redenering gemaakt worden.
21. Verklaar: post diensten & diverse goederen wordt (in bedrag) voor de meeste
ondernemingen groter.
De niet-resultaatgebonden & buiten arbeidsovereenkomst ontvangen vergoedingen voor
zaakvoerders.
Kostenverschuiving van de personeelskosten naar posten diensten en diverse goederen.
Dienstverlening in het kader van operationele leasing van Rollend materiaal is belangrijke kostenpost
voor transportonderneming.
22. Hoe kan je met afschrijvingen het resultaat van een boekj sturen? Geldt dat ook voor
liquiditeitspositie van een onderneming?
Afschrijven betekent dus niet dat er effectief geld opzij gelegd wordt voor de vervanging door een
nieuwe machine bij het einde van de gebruiksduur, maar wel dat de winst op de juiste manier
berekend wordt. M.a.w., of in een bepaald jaar veel of weinig wordt afgeschreven heeft geen effect
op de kaspositie van het bedrijf, maar wel op het gepubliceerde winstcijfer.
De boekhoudwet bepaalt dat de waarderingsregels, en dus ook de afschrijvingsregels, in principe van
jaar tot jaar dezelfde moeten blijven. Afschrijvingsregels mogen dus niet afhangen van het resultaat
van het boekj: bij tegenvallende resultaten zou men anders de afschrijvingen kunnen terugschroeven
om toch nog een behoorlijk winstcijfer te kunnen publiceren. Omgekeerd is het niet toegelaten om
door het boeken van hogere afschrijvingen de winst te drukken, bv om fiscale redenen. Een
verandering van de waarderingsregels is wel mogelijk bij belangrijke wijzigingen in de activiteit of de
exploitatie-omstandigheden, of omwille van bijzondere technologische en economische
ontwikkelingen. Wijzigingen terzake moeten uiteraard wel in de toelichting vermeld worden. uit de
praktijk blijkt nochtans dat afschrijvingen, evenals voorzieningen en waardeverminderingen, dikwijls
worden gehanteerd om het winstcijfer in de gewenste richting te sturen het is vooral bij
tegenvallende resultaten dat bepaalde kosten via afschrijvingen over meerdere boekj gespreid
worden i.p.v. ze onmiddellijk en volledig bij de bedrijfskosten op te nemen.
Hoe worden de afschrijvingen bepaald?
6
De afschrijfvingsbasis of de waarde waarop wordt afgeschreven is de historische AW. Dit is de
aankoopprijs + bijkomende kosten zoals transport- en installatiekosten bij een machine of
registratierechten bij een gebouw. Indien het bedrijf een politiek voert om het betrokken
actiefbestanddeel voor het einde van zijn normale economische gebruiksduur te verkopen op de 2de
handsmarkt, wordt afgeschreven op de AW – de vermoedelijke restwaarde bij de
buitengebruikstelling. Afschrijvingen houden dus geen rek met de verwachte vervangingswaarde van
het investeringsgoed. Deze ligt doorgaans hoger dan de AW. Niet alleen als gevolg van inflatie, maar
ook omwille van de technologische vooruitgang, waardoor het betrokken investeringsgoed
vermoedelijk vervangen zal worden door een meer geavanceerd, duurder substituut.
De boekhoudwetgeving laat de bedrijven vrij bij het bepalen van de lengte van de
afschrijvingsperiode. In principe stemt die overeen met de nuttige gebruiksduur maar in de praktijk
is het meestal geen sinecure deze vooraf correct vast te leggen.
23. een B bedrijf verkoopt voor € 1 mln goederen aan Amerikaans bedrijf, opdat ogenblik is
€ 1,00 = USD 1,00. Er wordt betalingsuitstel verleend voor 2m. op ogenblik van betaling
staat € 1,00 = USD 0,90. Wat is de invloed van deze evolutie op boekhouding van de B
onderneming?
Andere financiële opbrengsten worden o.a. geboekt: kapitaal- en intrestsubsidies, gerealiseerde mw
op aandelen (koerswinsten) die als belegging in portefeuille gehouden werden, kortingen verkregen
voor contante betaling van handelsschulden of wisselkoerswinsten. Wat dit laatste betreft, is er een
uitzondering, op voorwaarde dat wisselkoersbaten (-verliezen) verbonden zijn aan specifieke
transacties, kunnen zij rechtstreeks onder de betrokken rubriek van de resultatenrek worden
geboekt.
Een voorbeeld: veronderstellen we dat een onderneming goederen aankoopt bij een Amerikaanse
leveranciers voor een bedrag van 10 000,00 USD. De leverancier staat een betalingsuitstel van 3m
toe. Op het ogenblik van de aankoop betaal je voor 1 USD precies € 1,00, maar 3m later is de USD
verzwakt tot € 1,00 = 1,1 USD. De onderneming kan deze transactie op de resultatenrek weergeven
door bij de bedrijfskosten € 10 000,00 (aankoop goederen) te boeken en bij de financiële opbrengsten
€ 909,00 (wisselkoerswinst)in rek te brengen. Deze transactie kan echter ook verwerkt worden door
op de resultatenrek € 9 091,00 te boeken onder de rubriek Aankoop goederen.
24. Onderscheid: Uitgave-Kost-Kaskost-Niet-kaskost (geef vb bij elk).
Kasopbrengsten en – kosten brengen geldelijke kasstromen (inkomsten en uitgaven) met zich mee.
Verkoop van handelsgoederen is kasopbrengst (geeft aanleiding tot inkomende geldstroom of
ontvangst op ogenblik dat de klant betaalt.
Niet kasopbrengsten & -kosten vertegenwoordigen boekhoudkundige stromen. Om in RR getrouw
beeld te schetsen van de activiteiten van de onderneming tijdens boekj.
Bv afschrijving van een investeringsgoed is niet kaskost. Dit is zuivere boekhoudkundige verrekening
en geen geldstroom.
25. Evalueer: een stijging van de wijziging in voorraad gereed product is voor een bedrijf
positief resultaat.
Doorgaans zit de totale ondernemingsactiviteit tijdens een bepaald boekj niet volledig vervat in het
omzetcijfer. Bij een industrieel bedrijf is dit enkel het geval indien de goederen die tijdens de
betrokken periode geproduceerd werden, ook allemaal verkocht zijn. Dikwijls blijft er op het einde
van het boekj nog een bepaalde hoeveelheid onverkochte goederen over, met een toename van de
voorraden als gevolg. Vooral bij bedrijven met langdurige productieprocessen kunnen dergelijke
voorraadwijzigingen belangrijk zijn. Vb hiervan zijn aannemers of scheepsbouwbedrijven. Ook
7
sommige dienstverlenende bedrijven met grote projecten die reeds gedeeltelijk werden uitgevoerd
bij de afsluiting van het boekj (bv een informaticabedrijf) verkeren in dit geval. Indien deze
voorraadwijzigingen niet als bedrijfsopbrengsten zouden worden behandeld, kunnen de resultaten
sterk schommelen van jaar tot jaar. Immers, de kosten die verband houden met de aanmaak van
deze nog onverkochte voorraden of projecten in uitvoering, worden wél ingecalculeerd in de
bedrijfskosten van het boekj. Door het boeken van een voorraadtoename (positieve (niet-kas)
bedrijfsopbrengst) of een voorraadafname (negatieve (niet-kas) bedrijfsopbrengst worden de
bedrijfsopbrengsten in overeenstemming gebracht met de bedrijfskosten van het boekj. Bij de
bespreking van de balans werd reeds ingegaan op de manier waarop deze goederen in
bewerking/gereed product/bestellingen in uitvoering gewaardeerd worden. zoals gezegd is voor
bestellingen in uitvoering al dan niet (een deel van) de winstmarge in de waarde van de voorraad
inbegrepen.
Een voorbeeld: een scheepsbouwbedrijf werkt gedurende 3j aan de bouw van een petroleumtanker,
met een totale vervaardigingsprijs van € 150 mln. We veronderstellen dat de werkzaamheden
gelijkmatig gespreid zijn over de 3 boekj.
- Indien deze ‘bestelling in uitvoering’ gewaardeerd wordt tegen de vervaardigingsprijs, wordt
dit in boekj 1 & 2 als volgt in de resultatenrek weergegeven:
I. Bedrijfsopbrengsten 50 mln
A. Omzet
B. Wijzigingen in voorraad goederen in bewerking, gereed product en bestellingen in
uitvoering
50 mln
Bij de kosten wordt er elk jaar eveneens 50 mln in rek gebracht, zodat het resultaat in boekj 1
& 2 telkens 0 bedraagt.
In boekj 3 wordt de petroleumtanker opgeleverd, gefactureerd en betaald.
I. Bedrijfsopbrengsten 80 mln
A. Omzet
180 mln
B. Wijzigingen in voorraad goederen in bewerking, gereed product en bestellingen in
uitvoering
- 100 mln
-
Indien deze ‘bestelling in uitvoering’ gewaardeerd wordt tegen de vervaardigingspijs
vermeerderd met de vermoedelijke winstmarge, wordt dit in boekj 1 & 2 als volgt in de
resultatenrek weergegeven:
I. Bedrijfsopbrengsten 60 mln
A. Omzet
B. Wijzigingen in voorraad goederen in bewerking, gereed product en bestellingen in
uitvoering
60 mln
Bij de kosten wordt er jaarlijks 50 mln in rek gebracht, zodat in elk van de 1ste 2 boekj reeds
een resultaat van 10 mln wordt geboekt.
In boekj 3 wordt de petroleumtanker opgeleverd, gefactureerd en betaald.
I. Bedrijfsopbrengsten 60 mln
A. Omzet
180 mln
B. Wijzigingen in voorraad goederen in bewerking, gereed product en bestellingen in
uitvoering
- 120 mln
Rek houdend met kosten van 50 mln, levert boekj 3 eveneens een resultaat op van 10 mln. De
totale winst die het bedrijf realiseert op de petroleumtanker, is bij deze methode dus
gelijkmatig verspreid over de verschillende boekj.
Vooral bij bedrijven die niet op bestelling werken kan een toename van deze component van de
bedrijfsopbrengsten een signaalfunctie vervullen. Het kan wijzen op verminderde
8
afzetmogelijkheden voor de betrokken producten zonder dat het activiteitvolume hierop tijdig werd
afgestemd of op een verouderd, moeilijker verkoopbaar productengamma.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!26. Wat is impliciete belastingsvoet? Waarom is deze
kleiner dan officieel tarief van de vennootschapswetgeving?
De subrubriek X.A. Belastingen vermeldt het bedrag van de geraamde belastingen over het boekj,
met inbegrip van de RV en het gedeelte van de onroerende voorheffing dat verrekenbaar is met de
winstbelasting en de buitenlandse belastingen. Ook eventuele belastingesupplementen over vorige
boekj worden in deze subrubriek opgenomen. Regularisatie van belastingen vindt plaats indien
tijdens voorgaande boekj een te hoog bedrag aan belastingen werd geboekt.
In B bedroeg het tarief van de vennootschapsbelasting in ’00 40,17% (39% + 3 opcentiemen). De
vergelijking van de belastingen op het resultaat met de winst (voor belasting) levert evenwel dikwijls
een totaal andere belastingvoet op. Een duidelijk hoger bedrag aan belastingen kan wijzen op een
aanzienlijk verschil tussen de fiscale en de bedrijfseconomische winst; bv. als de bedrijfseconomische
afschrijvingen slechts gedeeltelijk aanvaard worden door de fiscus. Doorgaans ligt de impliciete
belastingsvoet veel lager. Door toepassing van allerlei fiscale technieken slagen veel ondernemingen
er immers in de belastingen gevoelig terug te dringen. Mogelijkheden hiertoe zijn o.m. het
aanwenden van recupereerbare verliezen uit vorige boekj, de investeringsaftrek , het inschakelen
van coördinatiecentra bij internationale groepen, enz. belangrijk is ook dat meestal geen onderscheid
gemaakt wordt tussen de belastingen m.b.t. het courante en het uitzonderlijke resultaat. Ten slotte
spelen bij ondernemingen met internationale belangen de buitenlandse belastingregimes en hun
verrekening in het B belastingen een rol.
27. Waarom kunnen bedrijfseconomische & fiscale JR van elkaar verschillen?
Zie vraag 29. Om inzicht te verwerven in reële economische kracht van groep, bieden groeps- of
geconsolideerde JR uitkomst. Zo kan leverancier – niettegenstaande bv. zwakke liquiditeit – toch
vertrouwen hebben in Waalse dochter van MesoTex indien geconsolideerde gegevens van groep
MesoTex aanvaardbare liquiditeit vertonen. Toch zijn geconsolideerde JR geen substituut voor
enkelvoudige JR van afzonderlijke werkmaatschappijen. Beiden vullen elkaar aan. Groep heeft
immers juridisch geen rechtspersoonlijkheid en bij (liquiditeits)problemen zullen steeds individuele
groepsonderdelen moeten worden aangesproken. Zo kan, bv., bankier met vordering op nietsolvabele moeder in principe geen aanspraak maken op liquide middelen die in boekhouding van
zeer solvabele dochter vermeld staan, ook al vertoont geconsolideerde balans riante kaspositie.
Indien leverancier zich bv. engageert tegenover dochtermaatschappij, zal hij moeten nagaan of die
voor groep vitale rol vervult op bedrijfseconomisch vlak. Op zichzelf relatief zwakke dochter kan,
gesteund door sterke groep (bv. dankzij verzekerde afzet), op termijn behoorlijk functioneren. Is
dochter voor groep minder belangrijk dan zou ze evenwel kunnen worden afgestoten, wat
engagement veel riskanter maakt. Leverancier kan zich eventueel proberen in te dekken door van
moedermaatschappij garanties te eisen.
Evenmin is de geconsolideerde JR fiscaal tegenstelbaar. Zo zal een zeer winstgevende dochter in
principe haar winst op de gebruikelijke manier belast zien, terwijl het geconsolideerde resultaat
misschien heel wat lager of zelfs negatief is, doordat andere dochters en/of moeder verlieslatend
zijn. Er treedt dus geenszins een compensatie van het belastbaar resultaat op.
28. Wanneer kan de omzet effectief geboekt worden?
Vanaf het moment dat je een verkoopfactuur binnenkrijgt die betaalt is, ge moet ni wachten op de
effectieve betaling.
29. Wat is het verschil tussen lineaire afschrijvingen en degresieve afschrijvingen? Wat is
de invloed op de winst van een onderneming?
9
Ook inzake afschrijvingsmethodes bestaan er in principe boekhoudkundig geen beperkingen. 2 veel
gebruikte afschrijvingsstelsels zijn de lineaire afschrijving en de versnelde of degressieve afschrijving.
Bij lineaire afschrijvingen wordt elk jaar een constant afschrijvingsbedrag geboekt. Als bv over een
periode van 5j wordt afgeschreven, bedraagt de jaarlijkse afschrijving 20% van de AW. Bij
degressieve afschrijvingsmethodes worden in de 1ste jaren hogere afschrijvingen geboekt en daalt
het afschrijvingsbedrag naarmate de afschrijvingsperiode vordert. Dit kan bv door de afschrijving te
bepalen als een vast % van de boekw (bv het dubbele van het lineaire afschrijvings%). Versnelde
afschrijvingen stemmen dikwijls beter overeen met de bedrijfseconomische realiteit, omdat de
belangrijkste waardedaling van het actief doorgaans plaatsvindt onmiddellijk na de aankoop.
In dit voorbeeld worden beide afschrijvingsmethodes tegenover elkaar gezet voor een machine met
een AW van € 50 000,00 die over 5j wordt afgeschreven.
LINEAIRE AFSCHRIJVING
DEGRESSIEVE AFSCHRIJVING
Afschrijving
Boekwaarde
Afschrijving
Boekwaarde
Begin jaar 1
50 000
50 000
Einde jaar 1
10 000
40 000
20 000
30 000
Einde jaar 2
10 000
30 000
12 000
18 000
Einde jaar 3
10 000
20 000
10 000 (*)
8 000
Einde jaar 4
10 000
10 000
8 000
0
Einde jaar 5
10 000
0
0
0
(*) zodra het lineair afschrijvingsbedrag groter is dan het degressieve, mag overgeschakeld worden
naar de lineaire afschrijving.
Info over de gebruikte afschrijvingsmethoden en –perioden is terug te vinden in de toelichting bij de
JR. voor een buitenstaander is het echter vaak moeilijk om na te gaan of de afschrijvingen
bedrijfseconomisch correct gebeuren of dat er daarentegen te veel dan wel te weinig wordt
afgeschreven, waardoor het gepubliceerde winstcijfer slechter of beter uitkomt dan het in
werkelijkheid is. Zoals gezegd legt de boekhoudwetgeving geen strikte normen op voor de
afschrijvingsregels, maar de fiscus kan afschrijvingen die bedrijfseconomisch verantwoord kunnen
zijn, toch verwerpen: sneller afschrijven betekent immers dat de bedrijfskosten aanvankelijk hoger
uitkomen en dat er een lager resultaat geboekt wordt, waardoor het bedrijf minder belastingen zou
moeten betalen. Als de belastingadministratie de bedrijfseconomische afschrijvingen als te hoog
beschouwt, wordt slechts een lager bedrag aan afschrijvingen als fiscaal vindt, bv bij het aanleggen
van voorzieningen, het boeken van waardeverminderingen of hw, kunnen de bedrijfseconomische
en de fiscale JR van elkaar verschillen. In geval van hw van MVA bv worden de bedrijfseconomische
afschrijvingen geboekt op basis van de geherwaardeerde waarde. Fiscaal echter wordt enkel de AW
als afschrijvingsbasis aanvaard, zodat een deel van de op die manier geboekte afschrijvingen (nl. de
extra afschrijvingen op de mw) verworpen zullen worden voor de berekening van de belastingen.
30. a. Is de RR een weergave van de in- en uitgaande geldstromen?
b. Waarom wel/niet?
c. Geef een vb.
niet elk als opbrengst geboekte bedrag wordt onmiddellijk in geld ontvangen. Bij verkoop van
producten kan er betalingsuitstel gegeven worden. de effectieve betaling kan misschien pas in
volgend boekj gebeuren.
31. Omschrijf de onderneming: sector, activiteiten, producten, aandeelhouders,
management, groepsstructuur, …
10
32. Bekijk kritisch volgende balansposten:
- EV
o Grootte & evolutie
o Structuur
o Vergelijk met totaal vermogen
o Reserve-opbouw
o Andere elementen
- Schuldpositie
o LT
o KT
 KI
 Leveranciers
 Andere
- Afschrijvingen en nettoboekwaarde MVA
- Klantenvorderingen
- Voorraadtoestand (vergelijk met omzet/handelsgoederen)
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!EV
- Het kapitaal
- De uitgiftepremies
- De herwaarderingsmeerwaarden
- De reserves
- Het overgedragen resultaat
- De kapitaalsubsidies
33. bekijk kritisch de winstevolutie (verschillende jaren) & -samenstelling:
- Operationeel resultaat
- Financieel resultaat
- Uitzonderlijk resultaat
- Winstverdeling
34. Andere opmerkingen/bevindingen,…
Download