1 Balans Lezen: Mogelijke vragen op examen 1. Wat betekent ROE Return On Equity: Hoeveel winst een bedrijf maakt met het geïnvesteerde bedrag van de aandeelhouders. Formule: Netto-inkomen van een bedrijf Het deel dat door de aandeelhouders geïnvesteerd werd 2. Waarvoor wordt FIFO gebruikt, leg eventueel de verschilpunten uit met LIFO? Grond- en hulpstoffen, afgewerkte producten en HG worden gewaardeerd tegen hun AW of tegen hun marktw op balansdatum, als die lager is. Theoretisch zou elk onderdeel van die voorraden afzonderlijk moeten worden geherwaardeerd. Omdat dit echter praktisch zelden haalbaar is, mogen bedrijven globale voorraadwaardering toepassen. Hiertoe hebben ze keuze tussen 3 methoden: - Waardering tegen gewogen gem. prijzen, waarbij volledige prijs wordt gewaardeerd aan zelfde (gewogen gem.) prijs. - Volgens FIFO-methode First in First Out), waarbij 1st aangekochte goederen geacht worden ook 1st te worden verkocht of verbruikt, en nog resterende voorrad dus gewaardeerd wordt tegen de prijs van de ‘jongste’ goederen. Volgens LIFO-methode (Last In First Out), waarbij de laatst aangekochte goederen geacht worden het eerst uit de voorraad te verdwijnen en de nog resterende voorraad dus gewaardeerd wordt tegen de prijs van de ‘oudste’ goederen. 3. Wat is IAS? In kader van streven naar uniforme en modernere boekhoudnormen binnen Europa, en naar meer vergelijkbare en transparante financiële rapportering (zie hfdstk 8), heeft Europese Commissie een uniform systeem boekhoudnormen ingevoerd. Tegen ’05 moeten alle ca. 7 000 beursgenoteerde bedrijven voor hun geconsolideerde JR met International Accounting Standards (IAS) werken. Daarnaast hebben lidstaten mogelijkheid gekregen om ook niet-beursgenoteerde ondernemingen deze normen te doen hanteren. Ondertussen is het trouwens o.m. in B al zo dat ondernemingen die internationaal actief zijn en/of op buitenlandse beurs genoteerd zijn (zgn. global players), toelating hebben om slechts 1 geconsolideerde JR op te maken (volgens internationale normen als IAS of US GAAP), wat hen alvast ontlast van dubbel werk. 4. Wat is het MAR, en uit welke grote delen bestaat het MAR? Omvang onderneming is bepalend voor draagwijdte van na te leven boekhoudkundige verplichtingen. Concreet betekent dit dat zeer kleine ondernemingen vereenvoudigde boekhouding mogen voeren, tenzij aantal tewerkgestelde WN jaarlijks gemiddeld > 100 bedraagt en grote ondernemingen moeten daarentegen volledige boekhouding voeren volgens regels dubbel boekhouden en met toepassing van het zgn. ‘Minimum Algemeen Rekeningenstelsel’ (MAR). Alle rek. die in boekhouding min. dienen voor te komen, werden door wetgever immers geordend en opgelegd als norm. Dat stelsel moet wel worden aangepast en/of vervolledigd afhankelijk van de activiteiten en de noden van de onderneming, wat betekent dat er meer rek. mogen worden aangemaakt dan er in het wettelijk MAR zijn voorzien. Klasse 0 Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen Klasse 1 Eigen vermogen, voorzieningen voor risico's en kosten en schulden op meer dan één jaar 2 Klasse 2 Oprichtingskosten, vaste activa en vorderingen op meer dan één jaar Klasse 3 Voorraden en bestellingen in uitvoering Klasse 4 Vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar Klasse 5 Geldbeleggingen en liquide middelen Klasse 6 Kosten Klasse 7 Opbrengsten !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!5. Leg uit: het activeren van ‘oprichtingskosten’ is een mechanisme om de winst te verhogen. Activeren = uitstel in resultaat opnemen spreiden, regelmatig afschrijven In balans (activa) In RR volledig opnemen = winst beïnvloeden 6. Geef telkens 3 vb van een ‘aanwending’ waarbij: a. de activa stijgen b. de passiva stijgen a. Aankoop gebouwen, materiaal, participaties, liquiditeiten, … b. bron van nieuwe middelen. Kapitaal , bankkredieten, leveranciersschulden 7. Is het verlagen van de aangehouden kasgelden een bron of een aanwending van middelen? Bv. betaling van leveranciersschulden KTschulden dalen Minder bronnen van middelen Balanstotaal kas R/C activa minder aanwending van middelen 8. Leg uit: een bedrijf met een korte productiecyclus kan een lange exploitatiecyclus hebben? Ja, de productiecyclus gaat over het produceren van goederen en is maar een onderdeel van de exploitatiecyclus. Deze kan langer zijn omdat de vorderingen nog geïnd moeten worden en soms staat men een betalingsuitstel toe waardoor men een tijd moet wachten vooraleer het geld geïnd is. 9. Wat is ‘Goodwill’? Kan deze afgeschreven worden? Zoals reeds vermeld, gebeurt de overname van een onderneming bijna nooit tegen een prijs die exact overeenstemt met de boekwaarde van die onderneming op dat moment. De ‘goodwill’ die bovenop deze boekwaarde betaald wordt, dekt ontastbare elementen als klantenbestand (‘drempel’), merknaam, het voordeel van het going concern, enz. bij de 1ste consolidatie wordt deze consolidatiegoodwill (of positief consolidatieverschil), net als andere IMVA, geboekt onder de VA die vervolgens afgeschreven zullen worden. ook al gaan de meeste van dergelijke IMVA jaren mee (bv een patent, merknaam, drempel) en geniet de moeder bijgevolg eveneens voor onbepaalde duur van deze niet-tastbare troeven van de overgenomen dochter, toch beperkt de wetgever voorzichtigheidshalve de afschrijvingsperiode ervan (bv 5j voor geactiveerde O&O-kosten). Zo wordt ook voor de consolidatiegoodwill een ‘passend afschrijvingsplan’ opgelegd. Het feit dat de wetgever 3 voor afschrijvingsperiodes van meer dan 5j een motivering in de toelichting vraagt, laat verstaan dat deze laatste eerder uitzonderlijk dan de regel dient te zijn. Niettemin schatten de meeste bedrijven de economische levensuur van hun consolidatiegoodwill toch langer n en schrijven hem bijgevolg over een veel langere periode af (vaak 20, soms zelfs 40j….). dit is echter, net zoals voor andere IMVA die inderdaad miss veel langer een reële waarde hebben (bv merknaam, patent), geen voorwerp van schatting of interpretatie. Het voorzichtigheidsprincipe, dat hier wil vermijden dat balans en resultaat te lang opgeblazen blijven, dient rigoreus toegepast te worden. 10. Wat is de ‘vastleggingsgraad’? Waarom hebben oudere bedrijven meestal een lagere vastleggingsgraad dan jongere? Vastleggingsgraad: in ondernemingsgrootte kunnen worden geneutraliseerd door % aandeel van MVA en balanstotaal te bekijken. Handelsvordering bij industriële bedrijven veel omvangrijker zijn dan bij kleinhandelaars. Hierdoor staat er tegenover omvangrijke VA vaak substantieel VLA waardoor vastliggingsgraad neerwaarts wordt beïnvloed. Ondernemingen die tot eenzelfde sector behoren: ook niet altijd vergelijkbare vastliggingsgraad. Factoren - Leeftijd bedrijf: oudere bedrijven hebben relatief lage vastleggingsgraad: MVA al wat afgeschreven, waardoor boekwaarde erg klein wordt. - Graad van automatisering: productie & informatieverwerking: hoe verder informatisering gevorderd is, des te hoger is bedrag dat in installaties werd geïnvesteerd, des te hoger vastleggingingsgraad. Wijze van financiering in VA: bv ondernemingen geen rollend materieel aanschaft, maar deze betrekt onder vorm van een operationele leasing, activa verschijnt niet op balans & zal vastliggingsgraad lager liggen. 11. Welke wett criteria dienen gerespecteerd te worden bij de aanleg van wett reserves? Men moet 5% van de winst overdragen naar de post wett reserves, en dit jaarlijks. 12. Op welke manier dient een actiefpost correct gewaardeerd te worden? Met welke elementen dient men rekening te houden? Verschil tussen nettoboekwarde en marktwaarde. Activa verschijnen op balans teenhun AW na aftrek afschrijvingen. Waardeverminderingen zijn correcties op AW die niet vatbaar zijn voor afschrijvingen. Hw: als nettoboekwaarde veel lager ligt dan marktwaarde. !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!13. Op welke manier leveren een converteerbare obligatie en een obligatie met warrants een stijging van et EV op? Converteerbare obligaties Omwisselbaar tegen aandelen (niet onmiddellijk) Onderneming: + intrestlast , men krijgt grotere reserve. + solvabiliteit , hierdoor kan men gemakkelijker & goedkoper bankkrediet verkrijgen. - dividend. (men moet dividenden uitkeren) Belegger + hoger rendement dividend koers - risico Obligaties met warrants 4 (met behoud van obligatie) Warrant gebruiken om aandelen te kopen. (tegen betaling prijs) Onderneming + balanstotaal , solvabiliteit , maar minder dan bij converteerbare obligaties. - geen intrestlast, maar winst blijft gelijk. - dividend Belegger + basis van obligatie. - extra cash 14. in welke omstandigheden is het voor en bedrijf verleidelijk om hwmw te gaan boeken? Leg uit. Bij operationeel verlies. Oppeppen door hww Fictieve winst (enkel op papier) In RR gaat mw invloed hebben op EV EV , dus solvabiliteit en rendabiliteit 15. Waarom verschijnen schulden enkel voor het nominale hoofdbedrag op de balans? Omdat ze onmiddellijk in RR geboekt worden. 16. Wat zijn de gevolgen van een post ‘geplaatst maar nog niet volstort of opgevraagd kapitaal’ voor het EV? Tekort aan cash geld. Geld is nog niet gestort, maar wel al geboekt. 17. Kan een inbreng van bv een bestelwagen in aandelenkapitaal worden vertaald? Dit kan. Inbreng in natura in ruil voor aandelen. revisor bepaalt waarde. Het rollend materaal wordt materieel VA. 18. Waarom zijn sommige reserves ‘onbeschikbaar’? Houdt dit in dat een onderneming hier nooit meer over kan beschikken? Nee, dit wordt op agenda geplaatst. Het wordt besproken bij volgende AV. Als 2/3 van AV akkoord gaat, kan je reserves terug gebruiken. 19. Hoe ontstaan zgn ‘geheime reserves’? Wat is het nadeel hiervan? Bank heeft kantoren. Deze worden afgeschreven. Ze staan in balans voor bv. € 1,00. Als bank geld nodig heeft, verkoopt ze kantoren, voor meer dan bedrag gegeven in balans. 20. De waarde van een voorraad is afhankelijk van de toegepaste waarderingsmethode. Leg uit a.h.v. een eigen vb. Met vb. is gemakkelijker aan te tonen dat de boekw van een voorraad grond- en hulpstoffen, gereed product of HG kan verschillen naargelang de gekozen waarderingsmethode. Stel dat op 1/12/’00 de voorraad HG van een onderneming er als volgt uitziet: - 1 500 eenh. aangekocht op 1/11/’00 tegen € 10,00/stk: € 15 000,00 - 500 eenh. aangekocht op 15/11/’00 tegen € 12,00/stk: € 6 000,00 Veronderstel verder dat er op 15/12/’00 800stk worden verkocht, bv. tegen € 20,00. We berekenen nu de boekw per 31/12/’00 van de resterende voorraad en dit volgens de 3 voorraadwaarderingsmethoden. De gem. kostprijs van de voorraad bedraagt: (€ 10,00 x 1 500 + € 12,00 x 500)/2 000 = € 10,50/stk. De waardering tegen gewogen gem. prijzen levert dan ook een 5 boekw van (1 200st x € 10,50) = € 12 600,00 op. Volgens de FIFO-methode is de voorraad (700stk x € 10,00 + 500stk x € 12,00) = € 13 000,00 waard. De LIFO-methode neemt 1 200stk van € 10,00 in aanmerking en komt zo uit op en boekw van € 12 000,00. Naargelang de gebruikte waarderingsmethode zal ook de geraliseerde winst variëren, we komen hier met een cijfervb. Op terug bij de bespreking van de bedrijfskosten (hfdsk 3). Stel dat een bedrijf op tijdstip 0 een voorraad grondstoffen heet van 30 stuks aan € 100,00/stuk, waardoor de voorraad grondstoffen op de balans gewaardeerd staat tegen 3 000. Op tijdstip 1 stijgt de grondstoffenprijs naar € 120,00/stuk en koopt de onderneming 10 bijkomende stuks aan, hetgeen de totale voorraad op de balans brengt op 4 200. Op tijdstip 2 verbruikt de onderneming 20 stuks grondstoffen in haar productieproces. Bij de LIFO-voorraadwaardering zullen dan eerst de 10 stuks van € 120,00 verbruikt worden en dan nog 10 stuks van € 100,00, hetgeen het totale grondstoffenverbruik op 2 200 brengt. Op de balans staat dan nog een voorraad grondstoffen van 2 000. Bij de FIFO-vooraadwaardering daarentegen worden eerst de ‘oudere’ grondstoffen verbruikt, zij het 20 stuks aan € 100,00, hetgeen dus overeenkomt met een grondstoffenverbruik van 2 000. De resterende voorraad op de balans bedraagt 2 200. Hieruit blijkt dus at in periodes van prijsstijgingen de FIFOvoorraadwaardering een lager grondstoffenverbruik en dus een hogere winst oplevert. Anderzijds zorgt FIFO ook voor een hogere voorraad op de balans. Daardoor zullen de kosten van het grondstoffenverbruik in het volgende boekj evenwel hoger liggen en de winst, ceteris paribus, lager. In geval van een prijsdaling kan de tegenovergestelde redenering gemaakt worden. 21. Verklaar: post diensten & diverse goederen wordt (in bedrag) voor de meeste ondernemingen groter. De niet-resultaatgebonden & buiten arbeidsovereenkomst ontvangen vergoedingen voor zaakvoerders. Kostenverschuiving van de personeelskosten naar posten diensten en diverse goederen. Dienstverlening in het kader van operationele leasing van Rollend materiaal is belangrijke kostenpost voor transportonderneming. 22. Hoe kan je met afschrijvingen het resultaat van een boekj sturen? Geldt dat ook voor liquiditeitspositie van een onderneming? Afschrijven betekent dus niet dat er effectief geld opzij gelegd wordt voor de vervanging door een nieuwe machine bij het einde van de gebruiksduur, maar wel dat de winst op de juiste manier berekend wordt. M.a.w., of in een bepaald jaar veel of weinig wordt afgeschreven heeft geen effect op de kaspositie van het bedrijf, maar wel op het gepubliceerde winstcijfer. De boekhoudwet bepaalt dat de waarderingsregels, en dus ook de afschrijvingsregels, in principe van jaar tot jaar dezelfde moeten blijven. Afschrijvingsregels mogen dus niet afhangen van het resultaat van het boekj: bij tegenvallende resultaten zou men anders de afschrijvingen kunnen terugschroeven om toch nog een behoorlijk winstcijfer te kunnen publiceren. Omgekeerd is het niet toegelaten om door het boeken van hogere afschrijvingen de winst te drukken, bv om fiscale redenen. Een verandering van de waarderingsregels is wel mogelijk bij belangrijke wijzigingen in de activiteit of de exploitatie-omstandigheden, of omwille van bijzondere technologische en economische ontwikkelingen. Wijzigingen terzake moeten uiteraard wel in de toelichting vermeld worden. uit de praktijk blijkt nochtans dat afschrijvingen, evenals voorzieningen en waardeverminderingen, dikwijls worden gehanteerd om het winstcijfer in de gewenste richting te sturen het is vooral bij tegenvallende resultaten dat bepaalde kosten via afschrijvingen over meerdere boekj gespreid worden i.p.v. ze onmiddellijk en volledig bij de bedrijfskosten op te nemen. Hoe worden de afschrijvingen bepaald? 6 De afschrijfvingsbasis of de waarde waarop wordt afgeschreven is de historische AW. Dit is de aankoopprijs + bijkomende kosten zoals transport- en installatiekosten bij een machine of registratierechten bij een gebouw. Indien het bedrijf een politiek voert om het betrokken actiefbestanddeel voor het einde van zijn normale economische gebruiksduur te verkopen op de 2de handsmarkt, wordt afgeschreven op de AW – de vermoedelijke restwaarde bij de buitengebruikstelling. Afschrijvingen houden dus geen rek met de verwachte vervangingswaarde van het investeringsgoed. Deze ligt doorgaans hoger dan de AW. Niet alleen als gevolg van inflatie, maar ook omwille van de technologische vooruitgang, waardoor het betrokken investeringsgoed vermoedelijk vervangen zal worden door een meer geavanceerd, duurder substituut. De boekhoudwetgeving laat de bedrijven vrij bij het bepalen van de lengte van de afschrijvingsperiode. In principe stemt die overeen met de nuttige gebruiksduur maar in de praktijk is het meestal geen sinecure deze vooraf correct vast te leggen. 23. een B bedrijf verkoopt voor € 1 mln goederen aan Amerikaans bedrijf, opdat ogenblik is € 1,00 = USD 1,00. Er wordt betalingsuitstel verleend voor 2m. op ogenblik van betaling staat € 1,00 = USD 0,90. Wat is de invloed van deze evolutie op boekhouding van de B onderneming? Andere financiële opbrengsten worden o.a. geboekt: kapitaal- en intrestsubsidies, gerealiseerde mw op aandelen (koerswinsten) die als belegging in portefeuille gehouden werden, kortingen verkregen voor contante betaling van handelsschulden of wisselkoerswinsten. Wat dit laatste betreft, is er een uitzondering, op voorwaarde dat wisselkoersbaten (-verliezen) verbonden zijn aan specifieke transacties, kunnen zij rechtstreeks onder de betrokken rubriek van de resultatenrek worden geboekt. Een voorbeeld: veronderstellen we dat een onderneming goederen aankoopt bij een Amerikaanse leveranciers voor een bedrag van 10 000,00 USD. De leverancier staat een betalingsuitstel van 3m toe. Op het ogenblik van de aankoop betaal je voor 1 USD precies € 1,00, maar 3m later is de USD verzwakt tot € 1,00 = 1,1 USD. De onderneming kan deze transactie op de resultatenrek weergeven door bij de bedrijfskosten € 10 000,00 (aankoop goederen) te boeken en bij de financiële opbrengsten € 909,00 (wisselkoerswinst)in rek te brengen. Deze transactie kan echter ook verwerkt worden door op de resultatenrek € 9 091,00 te boeken onder de rubriek Aankoop goederen. 24. Onderscheid: Uitgave-Kost-Kaskost-Niet-kaskost (geef vb bij elk). Kasopbrengsten en – kosten brengen geldelijke kasstromen (inkomsten en uitgaven) met zich mee. Verkoop van handelsgoederen is kasopbrengst (geeft aanleiding tot inkomende geldstroom of ontvangst op ogenblik dat de klant betaalt. Niet kasopbrengsten & -kosten vertegenwoordigen boekhoudkundige stromen. Om in RR getrouw beeld te schetsen van de activiteiten van de onderneming tijdens boekj. Bv afschrijving van een investeringsgoed is niet kaskost. Dit is zuivere boekhoudkundige verrekening en geen geldstroom. 25. Evalueer: een stijging van de wijziging in voorraad gereed product is voor een bedrijf positief resultaat. Doorgaans zit de totale ondernemingsactiviteit tijdens een bepaald boekj niet volledig vervat in het omzetcijfer. Bij een industrieel bedrijf is dit enkel het geval indien de goederen die tijdens de betrokken periode geproduceerd werden, ook allemaal verkocht zijn. Dikwijls blijft er op het einde van het boekj nog een bepaalde hoeveelheid onverkochte goederen over, met een toename van de voorraden als gevolg. Vooral bij bedrijven met langdurige productieprocessen kunnen dergelijke voorraadwijzigingen belangrijk zijn. Vb hiervan zijn aannemers of scheepsbouwbedrijven. Ook 7 sommige dienstverlenende bedrijven met grote projecten die reeds gedeeltelijk werden uitgevoerd bij de afsluiting van het boekj (bv een informaticabedrijf) verkeren in dit geval. Indien deze voorraadwijzigingen niet als bedrijfsopbrengsten zouden worden behandeld, kunnen de resultaten sterk schommelen van jaar tot jaar. Immers, de kosten die verband houden met de aanmaak van deze nog onverkochte voorraden of projecten in uitvoering, worden wél ingecalculeerd in de bedrijfskosten van het boekj. Door het boeken van een voorraadtoename (positieve (niet-kas) bedrijfsopbrengst) of een voorraadafname (negatieve (niet-kas) bedrijfsopbrengst worden de bedrijfsopbrengsten in overeenstemming gebracht met de bedrijfskosten van het boekj. Bij de bespreking van de balans werd reeds ingegaan op de manier waarop deze goederen in bewerking/gereed product/bestellingen in uitvoering gewaardeerd worden. zoals gezegd is voor bestellingen in uitvoering al dan niet (een deel van) de winstmarge in de waarde van de voorraad inbegrepen. Een voorbeeld: een scheepsbouwbedrijf werkt gedurende 3j aan de bouw van een petroleumtanker, met een totale vervaardigingsprijs van € 150 mln. We veronderstellen dat de werkzaamheden gelijkmatig gespreid zijn over de 3 boekj. - Indien deze ‘bestelling in uitvoering’ gewaardeerd wordt tegen de vervaardigingsprijs, wordt dit in boekj 1 & 2 als volgt in de resultatenrek weergegeven: I. Bedrijfsopbrengsten 50 mln A. Omzet B. Wijzigingen in voorraad goederen in bewerking, gereed product en bestellingen in uitvoering 50 mln Bij de kosten wordt er elk jaar eveneens 50 mln in rek gebracht, zodat het resultaat in boekj 1 & 2 telkens 0 bedraagt. In boekj 3 wordt de petroleumtanker opgeleverd, gefactureerd en betaald. I. Bedrijfsopbrengsten 80 mln A. Omzet 180 mln B. Wijzigingen in voorraad goederen in bewerking, gereed product en bestellingen in uitvoering - 100 mln - Indien deze ‘bestelling in uitvoering’ gewaardeerd wordt tegen de vervaardigingspijs vermeerderd met de vermoedelijke winstmarge, wordt dit in boekj 1 & 2 als volgt in de resultatenrek weergegeven: I. Bedrijfsopbrengsten 60 mln A. Omzet B. Wijzigingen in voorraad goederen in bewerking, gereed product en bestellingen in uitvoering 60 mln Bij de kosten wordt er jaarlijks 50 mln in rek gebracht, zodat in elk van de 1ste 2 boekj reeds een resultaat van 10 mln wordt geboekt. In boekj 3 wordt de petroleumtanker opgeleverd, gefactureerd en betaald. I. Bedrijfsopbrengsten 60 mln A. Omzet 180 mln B. Wijzigingen in voorraad goederen in bewerking, gereed product en bestellingen in uitvoering - 120 mln Rek houdend met kosten van 50 mln, levert boekj 3 eveneens een resultaat op van 10 mln. De totale winst die het bedrijf realiseert op de petroleumtanker, is bij deze methode dus gelijkmatig verspreid over de verschillende boekj. Vooral bij bedrijven die niet op bestelling werken kan een toename van deze component van de bedrijfsopbrengsten een signaalfunctie vervullen. Het kan wijzen op verminderde 8 afzetmogelijkheden voor de betrokken producten zonder dat het activiteitvolume hierop tijdig werd afgestemd of op een verouderd, moeilijker verkoopbaar productengamma. !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!26. Wat is impliciete belastingsvoet? Waarom is deze kleiner dan officieel tarief van de vennootschapswetgeving? De subrubriek X.A. Belastingen vermeldt het bedrag van de geraamde belastingen over het boekj, met inbegrip van de RV en het gedeelte van de onroerende voorheffing dat verrekenbaar is met de winstbelasting en de buitenlandse belastingen. Ook eventuele belastingesupplementen over vorige boekj worden in deze subrubriek opgenomen. Regularisatie van belastingen vindt plaats indien tijdens voorgaande boekj een te hoog bedrag aan belastingen werd geboekt. In B bedroeg het tarief van de vennootschapsbelasting in ’00 40,17% (39% + 3 opcentiemen). De vergelijking van de belastingen op het resultaat met de winst (voor belasting) levert evenwel dikwijls een totaal andere belastingvoet op. Een duidelijk hoger bedrag aan belastingen kan wijzen op een aanzienlijk verschil tussen de fiscale en de bedrijfseconomische winst; bv. als de bedrijfseconomische afschrijvingen slechts gedeeltelijk aanvaard worden door de fiscus. Doorgaans ligt de impliciete belastingsvoet veel lager. Door toepassing van allerlei fiscale technieken slagen veel ondernemingen er immers in de belastingen gevoelig terug te dringen. Mogelijkheden hiertoe zijn o.m. het aanwenden van recupereerbare verliezen uit vorige boekj, de investeringsaftrek , het inschakelen van coördinatiecentra bij internationale groepen, enz. belangrijk is ook dat meestal geen onderscheid gemaakt wordt tussen de belastingen m.b.t. het courante en het uitzonderlijke resultaat. Ten slotte spelen bij ondernemingen met internationale belangen de buitenlandse belastingregimes en hun verrekening in het B belastingen een rol. 27. Waarom kunnen bedrijfseconomische & fiscale JR van elkaar verschillen? Zie vraag 29. Om inzicht te verwerven in reële economische kracht van groep, bieden groeps- of geconsolideerde JR uitkomst. Zo kan leverancier – niettegenstaande bv. zwakke liquiditeit – toch vertrouwen hebben in Waalse dochter van MesoTex indien geconsolideerde gegevens van groep MesoTex aanvaardbare liquiditeit vertonen. Toch zijn geconsolideerde JR geen substituut voor enkelvoudige JR van afzonderlijke werkmaatschappijen. Beiden vullen elkaar aan. Groep heeft immers juridisch geen rechtspersoonlijkheid en bij (liquiditeits)problemen zullen steeds individuele groepsonderdelen moeten worden aangesproken. Zo kan, bv., bankier met vordering op nietsolvabele moeder in principe geen aanspraak maken op liquide middelen die in boekhouding van zeer solvabele dochter vermeld staan, ook al vertoont geconsolideerde balans riante kaspositie. Indien leverancier zich bv. engageert tegenover dochtermaatschappij, zal hij moeten nagaan of die voor groep vitale rol vervult op bedrijfseconomisch vlak. Op zichzelf relatief zwakke dochter kan, gesteund door sterke groep (bv. dankzij verzekerde afzet), op termijn behoorlijk functioneren. Is dochter voor groep minder belangrijk dan zou ze evenwel kunnen worden afgestoten, wat engagement veel riskanter maakt. Leverancier kan zich eventueel proberen in te dekken door van moedermaatschappij garanties te eisen. Evenmin is de geconsolideerde JR fiscaal tegenstelbaar. Zo zal een zeer winstgevende dochter in principe haar winst op de gebruikelijke manier belast zien, terwijl het geconsolideerde resultaat misschien heel wat lager of zelfs negatief is, doordat andere dochters en/of moeder verlieslatend zijn. Er treedt dus geenszins een compensatie van het belastbaar resultaat op. 28. Wanneer kan de omzet effectief geboekt worden? Vanaf het moment dat je een verkoopfactuur binnenkrijgt die betaalt is, ge moet ni wachten op de effectieve betaling. 29. Wat is het verschil tussen lineaire afschrijvingen en degresieve afschrijvingen? Wat is de invloed op de winst van een onderneming? 9 Ook inzake afschrijvingsmethodes bestaan er in principe boekhoudkundig geen beperkingen. 2 veel gebruikte afschrijvingsstelsels zijn de lineaire afschrijving en de versnelde of degressieve afschrijving. Bij lineaire afschrijvingen wordt elk jaar een constant afschrijvingsbedrag geboekt. Als bv over een periode van 5j wordt afgeschreven, bedraagt de jaarlijkse afschrijving 20% van de AW. Bij degressieve afschrijvingsmethodes worden in de 1ste jaren hogere afschrijvingen geboekt en daalt het afschrijvingsbedrag naarmate de afschrijvingsperiode vordert. Dit kan bv door de afschrijving te bepalen als een vast % van de boekw (bv het dubbele van het lineaire afschrijvings%). Versnelde afschrijvingen stemmen dikwijls beter overeen met de bedrijfseconomische realiteit, omdat de belangrijkste waardedaling van het actief doorgaans plaatsvindt onmiddellijk na de aankoop. In dit voorbeeld worden beide afschrijvingsmethodes tegenover elkaar gezet voor een machine met een AW van € 50 000,00 die over 5j wordt afgeschreven. LINEAIRE AFSCHRIJVING DEGRESSIEVE AFSCHRIJVING Afschrijving Boekwaarde Afschrijving Boekwaarde Begin jaar 1 50 000 50 000 Einde jaar 1 10 000 40 000 20 000 30 000 Einde jaar 2 10 000 30 000 12 000 18 000 Einde jaar 3 10 000 20 000 10 000 (*) 8 000 Einde jaar 4 10 000 10 000 8 000 0 Einde jaar 5 10 000 0 0 0 (*) zodra het lineair afschrijvingsbedrag groter is dan het degressieve, mag overgeschakeld worden naar de lineaire afschrijving. Info over de gebruikte afschrijvingsmethoden en –perioden is terug te vinden in de toelichting bij de JR. voor een buitenstaander is het echter vaak moeilijk om na te gaan of de afschrijvingen bedrijfseconomisch correct gebeuren of dat er daarentegen te veel dan wel te weinig wordt afgeschreven, waardoor het gepubliceerde winstcijfer slechter of beter uitkomt dan het in werkelijkheid is. Zoals gezegd legt de boekhoudwetgeving geen strikte normen op voor de afschrijvingsregels, maar de fiscus kan afschrijvingen die bedrijfseconomisch verantwoord kunnen zijn, toch verwerpen: sneller afschrijven betekent immers dat de bedrijfskosten aanvankelijk hoger uitkomen en dat er een lager resultaat geboekt wordt, waardoor het bedrijf minder belastingen zou moeten betalen. Als de belastingadministratie de bedrijfseconomische afschrijvingen als te hoog beschouwt, wordt slechts een lager bedrag aan afschrijvingen als fiscaal vindt, bv bij het aanleggen van voorzieningen, het boeken van waardeverminderingen of hw, kunnen de bedrijfseconomische en de fiscale JR van elkaar verschillen. In geval van hw van MVA bv worden de bedrijfseconomische afschrijvingen geboekt op basis van de geherwaardeerde waarde. Fiscaal echter wordt enkel de AW als afschrijvingsbasis aanvaard, zodat een deel van de op die manier geboekte afschrijvingen (nl. de extra afschrijvingen op de mw) verworpen zullen worden voor de berekening van de belastingen. 30. a. Is de RR een weergave van de in- en uitgaande geldstromen? b. Waarom wel/niet? c. Geef een vb. niet elk als opbrengst geboekte bedrag wordt onmiddellijk in geld ontvangen. Bij verkoop van producten kan er betalingsuitstel gegeven worden. de effectieve betaling kan misschien pas in volgend boekj gebeuren. 31. Omschrijf de onderneming: sector, activiteiten, producten, aandeelhouders, management, groepsstructuur, … 10 32. Bekijk kritisch volgende balansposten: - EV o Grootte & evolutie o Structuur o Vergelijk met totaal vermogen o Reserve-opbouw o Andere elementen - Schuldpositie o LT o KT KI Leveranciers Andere - Afschrijvingen en nettoboekwaarde MVA - Klantenvorderingen - Voorraadtoestand (vergelijk met omzet/handelsgoederen) !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!EV - Het kapitaal - De uitgiftepremies - De herwaarderingsmeerwaarden - De reserves - Het overgedragen resultaat - De kapitaalsubsidies 33. bekijk kritisch de winstevolutie (verschillende jaren) & -samenstelling: - Operationeel resultaat - Financieel resultaat - Uitzonderlijk resultaat - Winstverdeling 34. Andere opmerkingen/bevindingen,…