Balans lezen resultatenrekening (hfdst 3 p. 67-84) 1) Verklaar: de post Diensten en diverse goederen wordt (in bedrag) voor de meeste ondernemingen groter. 2) Hoe kan je met afschrijvingen het resultaat van eren boekjaar ‘sturen’? Geldt dat ook voor de liquiditeitspositie van een onderneming? 3) Een Belgisch bedrijf verkoopt voor 1 miljoen euro goederen aan een Amerikaans bedrijf, op dat ogenblik staat 1 euro = 1 USD. Er wordt betalingsuitstel verleend voor 2 maanden. Op het ogenblik van betaling staat 1 euro = 0,9 USD. Wat is de invloed van deze evolutie op de boekhouding van de Belgische onderneming? 4) Onderscheid: uitgave-kost-kaskost-niet-kaskost (geef vb van elk) 5) Evalueer volgende uitspraak: ‘ een stijging van de wijziging in Voorraad Gereed Product is voor een bedrijf een positief signaal ‘? 6) Wat is ‘impliciete belastingvoet’? Waarom is deze kleiner dan het officieel tarief van de vennootschapsbelasting? 7) Waarom kunnen bedrijfseconomische en fiscale jaarrekening van elkaar verschillen? 8) Wanneer kan omzet effectief geboekt worden? 9) Wat is het verschil tussen lineaire afschrijvingen en degressieve afschrijvingen en wat is de invloed op de winst van een onderneming? 10) Is de resultatenrekening een weergave van de in-en uitgaande geldstromen? Waarom wel/niet? Geef een voorbeeld 1) In deze post worden steeds meer en meer kosten vermeld zoals fundamentele kosten bijvoorbeeld operationele leasing. Maar ook niet-resultaatsgebonden kosten zoals bijvoorbeeld vergoedingen voor bestuurders. Hierdoor ontstaat er dus een kostenverschuiving naar diensten en diverse goederen. 2) Ja kan je kostenpositie regelen door af te schrijven. Zo kan je met je kosten spelen waardoor je resultaat beïnvloed wordt. Dit geldt niet voor de liquiditeitspositie want afschrijvingen zijn niet gekoppeld aan een geldbeweging, daarom worden deze kosten ook vaak niet-kaskosten genoemd. 3) Hij heeft € 100.000 minder bedrijfsomzet gedraaid door de verandering in de wisselkoers. 4) Een uitgave kan een gift zijn die fiscaal aftrekbaar is. Bij een kost betaald de ondermening voor het mogen genieten van een bepaald product of dienst. Een kaskost is een kost die gekoppeld is aan een geldbeweging. Een voorbeeld hiervan is de intrestkost. Een niet-kaskost zijn bijvoorbeeld afschrijvingen die kosten uitmaken maar niet echt in geld betaald worden. 5) Als deze post stijgt betekend dit dat er meer vraag is naar dit product waardoor de toekomst vooruitzichten voor het bedrijf beter worden. 6) Door toepassing van allerlei fiscale technieken slagen vele ondernemingen er immers in de belastingen gevoelig terug te dringen. Mogelijkheden hiertoe zijn ondermeer: aanwenden van recupereerbare verliezen uit vorige boekjaren, de intrestaftrek, het inschakelen van coördinatiecentra bij internationale groepen… 7) De fiscale jaarrekening moet aan de normen van de fiscus voldoen en is bedoeld om de fiscale winst van je onderneming te berekenen. Deze fiscale winst wordt gebruikt als basis voor de heffing van inkomsten- of vennootschapsbelasting. De bedrijfseconomische jaarrekening geeft een beter beeld van de situatie van een onderneming. Er wordt geen rekening gehouden met fiscale normen, maar het geeft de werkelijke situatie. Het geeft een beeld van de vermogenssituatie van de onderneming en van de resultaten, vanuit bedrijfseconomisch oogpunt. Deze jaarrekening wordt vaak gebruikt bij (her)financiering of verkoop van de onderneming. Het verschil tussen deze twee jaarrekeningen wordt de stille reserve genoemd. Een voorbeeld hiervan is een bedrijfspand dat voor 100.000 euro op de balans staat weergegeven (aanschafwaarde minus afschrijvingen) en dat een economische waarde (marktwaarde) van 300.000 euro vertegenwoordigt. De stille reserve bedraagt 200.000. Deze meerwaarde is overigens bij verkoop belast bij de fiscus. 8) Als het product of dienst ook effectief betaald is kan de omzet geboekt worden. 9) Bij lineaire afschrijven wordt elk jaar een constant bedrag geboekt. Bijvoorbeeld over een periode van 5 jaar wordt elk jaar een constant afschrijvingsbedrag geboekt. Bij degressieve afschrijvingsmethoden worden in de eerste jaren hogere afschrijvingen geboekt en daalt het afschrijvingsbedrag naarmate de afschrijvingsperiode vordert. Dit kan bijvoorbeeld door de afschrijving te bepalen als een vast percentage van de boekwaarde ( vb. het dubbele van het lineair afschrijvingspercentage.) 10) Neen, alle opbrengsten en kosten die in de loop van het boekjaar door de ondernemingen stromen, onafhankelijk van het feit of die geïnd of betaald zijn of niet.