Achtergrond Latijn periode 1 Christendom. Deze periode maken we kennis met het christendom vanuit drie verschillende invalshoeken, vanuit de bijbel zelf, vanuit wat een Romein van christenen vindt en een verhaal uit de middeleeuwen. Deze periode lezen we dus onder meer uit de bijbel. 1. Het woord 'bijbel' stamt van het Griekse woord βιβλία dat een meervoud is van βιβλίον biblion, oorspronkelijk een boekwerk dat in de Fenicische stad Byblos werd geproduceerd. Byblos was een omslagplaats voor bast, de grondstof voor papyrus. In het Latijn is dat dan Biblia geworden en dat is weer in het Nederlands bijbel geworden. 2. De Bijbel bevat twee verschillende verzamelingen van teksten: 1. Het Oude Testament, ook wel de Hebreeuwse Bijbel of Tenach genoemd. Deze werd geschreven over een periode van vele eeuwen, voor het grootste deel in het Hebreeuws met een paar passages in het Aramees. Tenach is afkorting voor Tora (de wet), Nebiim (de profeten) en Chetuvim (de geschriften). Dat is oorspronkelijk het heilige boek van de Joden. 2. Het Nieuwe Testament, geschreven gedurende de eerste (en volgens sommigen gedeeltelijk in de tweede) eeuw na Christus, in toen alledaags Grieks. Het Nieuwe Testament bestaat uit 4 delen: de evangeliën (dat is het gedeelte waarin Jezus de belangrijkste rol speelt), de handelingen (soort geschiedenisverhaal), de brieven van de apostelen en het boek openbaring. Testament moet je lezen in de betekenis van verbond: een verbond of overeenkomst tussen God en de mensen. 3. De evangeliën beschrijven het leven en werken van Jezus. Ze zijn geschreven na 70 na Christus, dus plusminus 40 jaar na de dood van Jezus. Ze heten bovendien ‘de blijde boodschap’. Ze zijn dus èn laat geschreven èn ze hebben al een bepaalde strekking. Van objectieve geschiedschrijving kan dan geen sprake zijn. De schrijvers hebben een bepaalde bedoeling met het schrijven van hun evangelie gehad. Er zijn 4 evangelisten: Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes. De evangeliën van Mattheus, Marcus, Lucas noemen we 3 synoptische evangeliën: zij komen met elkaar het meest overeen wat betreft de beschreven gebeurtenissen. Marcus is het oudste evangelie (±70, Johannes het jongste (±100). 5. Inhoud van de evangeliën: -aankondiging en de geboorte van Jezus; -doop van Jezus; -verzamelen van de 12 discipelen, onder wie Petrus; -wonderverhalen en gelijkenissen; -de dood en opstanding van Jezus; -hemelvaart; -pinksterfeest: uitstorting van de heilige geest en zendingsopdracht. Het verhaal van de aankondiging en van de geboorte zelf staat al vol wonderen: engelen, een ster, wijzen uit het oosten, maagd Maria. Dat heeft een betekenis, nl. om aan te geven dat er (achteraf gezien) een bijzonder iemand is geboren. 6. Jezus was een bijzonder mens, maar wie was hij? Daar zijn de meningen over verdeeld: -een rabbi, een Joods wijsheidsleraar: hij kende de wet (de tora) en hij gaf onderricht (zie de Bergrede) -een wonderdoener: hij genas zieken en wekte doden op terug tot leven; -een opstandeling: misschien hebben de Romeinen hem daarom wel aan het kruis geslagen. Om bij de laatste typering te blijven: de Romeinse overheersing van Palestina was geen zachtzinnige bedoening. Het enige waarin de Romeinen in hun provincies in waren geïnteresseerd was het innen van voldoende belastingen, en daarom stelden ze prijs op rust in de provincies. Die belastingheffing drukte doorgaans zwaar op de bevolking. Dus het is niet zo gek dat er af en toe opstanden uitbraken. Daarvan zal in Palestina ook sprake zijn geweest. Wonderdoeners komen we tegenwoordig ook nog wel tegen: zie Jomanda etc. Jezus was verder, zoals elke gelovige Jood, goed getraind in het lezen en begrijpen van de Tenach. Misschien moeten we een combinatie van de drie ‘verschijningsvormen’ van Jezus veronderstellen. 7. In de tijd van Jezus was het messianisme actueel. Onder messianisme valt in enge zin de verwachting die op een gegeven moment ontstaat dat een held in de toekomst een utopisch rijk zal stichten. Een rijk waar bijvoorbeeld alles goed zal zijn, er vrede zal zijn en geen gebrek etc.. Zo iemand is binnen het Jodendom een messias: een leider die in de toekomst een periode van vrede en welvarendheid gaat inluiden. De komst van deze Messias was door de profeten van het Oude Testament al aangekondigd, bij voorbeeld door de profeet Jesaja (Jesaja 53:3). Messias betekent de gezalfde. Zalven is een vorm van kronen. Koningen werden bij het Joodse volk gezalfd en daarmee dus als het ware gekroond. Jezus is dus een soort koning. Van Jezus wordt al in de evangeliën gezegd dat hij de Messias is (in het Grieks is dat: Χριστος). De Romeinen hebben dan ook bij zijn kruisiging uit spotternij de letters INRI op een bord boven het hoofd van Jezus gehangen: Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum. Jezus uit Nazareth, de……. 8. Jezus is een bijzondere figuur. Veel mensen geloofden/geloven dat hij de zoon van God is, dat hij de moeite van het navolgen waard is, dat we bij de dingen die hij gedaan en gezegd heeft (opgetekend in de evangelien) steeds weer stil moeten staan. Bijzonder is het feit dat men gelooft dat hij gekruisigd is vanwege onze zonden en dat hij na zijn kruisiging weer uit de dood is opgestaan. Dat laatste gedenken christenen tijdens het Paasfeest. En dat is dan direct een verbinding met het Oude Testament. Daar is het Joodse feest van Pesach het feest waarop herdacht wordt dat God het Joodse volk uit Egypte, uit een toestand van slavernij, heeft weggeleid. Bij de christenen is Pasen het feest van de opstanding, van het nieuwe leven. De opstanding vond plaats op de ochtend van de dag na sabbat. Daarom gaan christenen juist op zondagochtend naar de kerk. 9. Uit de Joodse beweging rond Jezus en zijn discipelen is het christendom voortgekomen. Na het feest van Pinksteren worden de discipelen tot apostelen van het Griekse woord ἀπόστολος ("gezondene"). Ze kregen de opdracht om de wereld in te trekken en de ‘blijde boodschap’ te verkondigen. Maar er ontstaat al snel onenigheid tussen deze apostelen. Hoe ver moet je gaan bij je zendingsactiviteiten? Kunnen/moeten ook mensen buiten het Jodendom worden benaderd? En als die wel interesse hebben, maar zich niet aan de strenge geboden van de Tora willen houden? Veel aspirant-bekeerlingen hadden bezwaar tegen zoiets als besnijdenis of b.v. tegen het verbod om varkensvlees te eten. Op een gegeven moment is daarover de knoop doorgehakt, worden bekeerlingen toegelaten die zich niet aan de strenge geboden van de Tora hoeven te houden en lijkt er dus een verwijdering te zijn ontstaan tussen het Jodendom en de nieuwe beweging, die van de christenen. De term christenen voor aanhangers van het christelijk geloof werd voor het eerst gebruikt in Antiochië. 10. Een aparte rol hierbij speelt de apostel Paulus. Hij was géén discipel, heeft Jezus dus níet gekend en is pas later, ± 35 na Chr., bekeerd tot het Christendom. Hij was wel een ijverige zendeling en heeft daardoor eigenlijk het wezen van het vroege Christendom bepaald. Paulus heeft met name door zijn visie op de figuur Jezus en door zich vooral te richten op niet-Joden de weg vrijgemaakt voor het Christendom als aparte godsdienst. Het christendom baseert zich natuurlijk primair op het NT maar beschouwt het OT als voorloper, als aankondiging, als legitimatie van zijn eigen verhaal. In het OT zou alles al zijn voorspeld wat er later met en rond Jezus zou gaan gebeuren. Het NT heeft dus de betekenis van een nieuw verbond, dat mogelijk is gemaakt door Jezus Christus, ter vervanging van het oude verbond. Dat verbond is dan niet alleen voor het Joodse volk (zoals het OT dat was) maar geldt voor alle mensen op aarde. In het NT is sprake van een bepaalde toekomstverwachting voor iedereen die bereid is de boodschap van het geloof in Jezus te aanvaarden. Alles zal nieuw worden. 11. In de Bergrede staan uitspraken die haaks staan op wat we in eerste instantie zouden vinden en denken. B.v.: Als iemand op je rechter wang slaat, keer hem dan ook je linker wang toe, of Heb uw vijanden lief, of: Behandel de mensen zoals jij ook zelf behandeld wil worden. Er is ook sprake van een visioen: een bepaalde verwachting die in zal treden nadat gehandeld is zoals Jezus dat wil. De Bergrede is dan ook een moreel appèl dat vandaag de dag nog steeds actueel kan zijn. 12. We moeten goed begrijpen dat de tijd waarin het Christendom ontstaat in religieus opzicht een bijzonder tijd was. Er was wijd en zijd sprake van een tendens van het aloude polytheïsme (het Griekse en Romeinse pantheon!) naar monotheïsme. Zo beschouwde de Romeinse keizer Augustus bijvoorbeeld Apollo als de belangrijkste, en misschien wel als de enige, godheid. Verder was er in die tijd sprake van een wildgroei aan mysteriegodsdiensten: godsdiensten waarin aanhangers een bijzondere band werd beloofd met een godheid en ze dus moesten worden ingewijd door bijzondere rituelen en tijdens de bijeenkomsten ook bijzondere handelingen verrichtten. Maar hierover is verder weinig bekend. Er mocht nl. niets naar buiten worden gebracht. Vandaar de term mysterie: dat wat onbekend is, dat waarover je zwijgt. 13. Het Christendom is misschien ook te beschouwen als één van de mysteriegodsdiensten die populair waren in de Oudheid. Het principe van ‘ingewijd zijn’ (d.m.v. de doop in het geval van het Christendom) en samen met anderen speciale belangstelling hebben voor en speciale bescherming krijgen van één godheid is dus niet exclusief Christelijk. Het idee van ‘verbond’ tussen godheid en gelovigen, zo sterk aanwezig bij het Joodse volk en voortgezet in het Christendom is wel bijzonder en voor vele niet-Joden zeer aantrekkelijk. De Romeinse staatsgodsdienst miste dit element van verbondenheid. 14. De Bergrede is een reactie op/voortzetting van de Tien geboden van Mozes, ook vanaf een berg tot het volk gekomen. Jezus doet zijn best om uit te leggen dat hij die oude wet niet verwerpt, maar juist uitdiept. Zijn ‘geboden’ gaan verder in de lijn van Mozes. (zie r.24/25 nolite putare quoniam veni solvere legem aut prophetas. Non veni solvere sed adimplere, amen). Waar de Tien Geboden de nadruk leggen op wat men niet moet doen (begeren van de vrouw, etc. van uw naaste; het doodslaan van uw vijand), legt de Bergrede de nadruk op wat men wel zou moeten doen: actief vergeven en liefhebben (zoals het vergeven van mensen die u kwaad (proberen te) doen). De Decaloog (=de tien geboden) en Bergrede zijn twee kanten van dezelfde munt. De Bergrede gaat verder waar de Tien Geboden ophouden. De Bergrede ‘vervult’ de Wet van Mozes. In het Nieuwe Testament is er ook steeds sprake van wrijving tussen Jezus, die de wet invult naar de geest, en aan de andere kant de Schriftgeleerden en de Farizeeën, die de wet strikt naleven naar de letter. 15. Rome gaat in de ontwikkeling van het christendom weinig later een belangrijke rol spelen. Al vroeg is daar sprake van een christengemeenschap. Deze zal ontstaan zijn te midden van de Joodse gemeenschap die al vroeg in Rome zich had gesetteld. Er is sprake van dat zowel Petrus als Paulus naar Rome zijn gereisd en daar zouden zijn terechtgesteld. Op de plek van deze executies zijn dan de kerken gebouwd voor deze twee apostelen als een plek voor de pelgrims om naar toe te trekken. Petrus en Paulus worden beide vaak tezamen afgebeeld en worden ook wel de prinsen van de kerk genoemd: zij hebben een belangrijke rol gehad. Petrus als degene die in overdrachtelijke zin de sleutels van de hemel van Jezus heeft aangeboden gekregen, en daarmee de plaatsvervanger van Christus op aarde is geworden, Paulus als de belangrijkste apostel van het nieuwe geloof.