Nog te weinig aandacht voor psyche bij ongeneeslijk zieke patiënt Door Petra Oude Lenferink Er is in de zorg rond een ongeneeslijk zieke patiënt (palliatieve zorg) nog te weinig aandacht voor de psychische, sociale en spirituele vraagstukken van de patiënten en de naasten. Dit blijkt uit een onderzoek dat Zorgbelang deed onder patiënten, mantelzorgers, nabestaanden en vrijwilligers die betrokken zijn bij palliatieve zorg. ‘Het geestelijk aspect evenveel aandacht willen geven als het medische, legt een behoorlijke druk op de zorgverleners in de palliatieve zorg. ‘Zij zijn zich wel bewust van de noodzaak er van, maar kunnen soms gewoonweg niet genoeg tijd daar aan besteden. De protocollen zijn leidend en die zijn nu eenmaal voornamelijk gericht op de medische zorg’, vertelt Maaike Mol, een van de onderzoekers van Zorgbelang. Zorgbelang deed het onderzoek in opdracht van het consortium PalZO (consortium Palliatieve zorg ZuidOost); een samenwerkingsverband in Zuid Oost Nederland van organisaties uit elf palliatieve netwerken in dit werkgebied , het expertisecentrum palliatieve zorg van het Radboudumc in Nijmegen, de HAN (Hogeschool Arnhem Nijmegen) en het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Samen werken zij aan het verbeteren van palliatieve zorg in Gelderland, Noordoost-Brabant en de kop van Noord-Limburg. Het doel van het onderzoek van Zorgbelang is het aandragen van Maaike Mol en Marion Reinartz van Zorgbelang agendapunten vanuit patiëntenperspectief voor toekomstige projecten van het consortium. Op hoger niveau ‘PalZO werkt vanuit het programma ‘Palliantie meer dan zorg’ van het ministerie van VWS en ZonMW’, legt Marion Reinartz van Zorgbelang uit. ‘Dit programma heeft als doel de palliatieve zorg merkbaar te verbeteren voor de patiënt en naasten. Het programma is een onderdeel van een breed thema ‘Palliatieve Zorg’ van VWS waar vele organisaties en mensen hun eigen belangrijke rol vervullen. Het kabinet heeft een speerpunt gemaakt van de verbeteringen in de palliatieve zorg en is in 2014 het Nationaal Programma Palliatieve Zorg (NPPZ) gestart. Dit bestaat uit: het programma ‘Palliantie meer dan zorg’, vele activiteiten in regionale samenwerkingsverbanden (consortia palliatieve zorg) en aanvullend nationaal beleid. Afstemming hierover vindt plaats in een door VWS geïnitieerde brede stuurgroep. ‘Het is de bedoeling om de palliatieve zorg in Nederland in 2020 op een nog hoger niveau te krijgen. En dan gaat het om meer dan medische zorg alleen. De mens, met zijn ongeneeslijke ziekte, en zijn omgeving , staan in alle facetten centraal. Het gaat hierbij om de lichamelijke, psychische, sociale en spirituele aspecten die spelen bij goede palliatieve zorg’, legt Marion uit. Confronterend Zorgbelang heeft via regionale focusgroepen, individuele gesprekken en klankbordleden geïnventariseerd welke punten vanuit patiëntenperspectief belangrijk zijn om te agenderen voor projecten van PalZO. Maaike Mol: ‘Het Samen werken aan betere zorg was best lastig om mensen te vinden die ons van input konden voorzien. Palliatieve zorg klinkt voor velen hetzelfde als terminale zorg. En de laatste levensfase is nu eenmaal confronterend. Daar praat je niet graag over. Mensen zijn toch vooral bezig met het leven.’ Toch hebben de onderzoekers een gevarieerde groep patiënten, mantelzorgers, nabestaanden en vrijwilligers die betrokken zijn bij de palliatieve zorg bij elkaar weten te krijgen. Marion: ‘We hebben met alle mensen gesprekken gevoerd aan de hand van vragen als: Wat gaat of ging er goed in de zorgverlening, waarover bent u tevreden, waarover bent u minder tevreden? Wat heeft u gemist? Vervolgens hebben we ingezoomd op onderwerpen als eigen regie, het zorgplan, de nazorg en de vereiste competenties van de zorgverleners.’ Maaike Mol: ‘De laatste levensfase is confronterend. Daar praat je niet graag over. Mensen zijn toch vooral bezig met het leven.’ Weinig aandacht Uit de gesprekken bleek al gauw dat zorgverleners met name gericht zijn op de medische aspecten van de zorg, terwijl de patiënt en zijn/haar naasten vooral bezig zijn met het ziek zijn en gaan sterven: hoe ga ik om met het feit dat ik niet meer beter word? Wat betekent dit voor de rest van mijn leven als het gaat om een zinvolle invulling? Wat betekent dit voor mijn werk? Ik wil eigenlijk zo lang mogelijk doorgaan met normaal leven. En hoe moet dat straks met de mensen die ik achterlaat? Hoe zal het voor hen zijn? ‘Er is weinig tot geen ondersteuning en aandacht vanuit de zorgverlener voor deze vragen. Mensen gaan daarom nu zelf ‘knutselen’ om hun wensen in deze fase van het leven te formuleren, zonder te weten wat hen mogelijk staat te wachten en wat de mogelijkheden en beslismomenten zijn in dit proces’, licht Marion toe. ‘Daarbij komt nog’, vult Maaike aan, ‘dat bij palliatieve zorg eigenlijk alle aandacht naar de patiënt gaat. Tenslotte is deze bezig aan de laatste fase van het leven. Maar wat betekent het voor de naasten? Hoe geven zij dit een plekje? Hoe gaan zij om met het rouwproces dat al voor het overlijden begonnen is? Hoe kunnen zij straks het leven weer oppakken? Weten dat je naaste ongeneeslijk ziek is en komt te overlijden en moeten ‘toekijken’ is heel ingrijpend. Wanneer daar tijdens het palliatieve proces geen aandacht voor is, kan de naaste later in een gat vallen met alle gevolgen van dien. Een stukje preventie, het voorbereiden op de periode van ziekte en de periode na het overlijden vanuit de kennis en ervaring van zorgverleners kan hier ‘ ’Het maakt voor de patiënt en naasten nogal uit of er gezegd wordt ‘U bent uitbehandeld of ‘Ik kan niets meer voor u betekenen’, of dat er gezegd wordt van ‘U wordt niet meer beter’. Woorden als uitbehandeld worden echt ervaren als een soort doodsvonnis.’ echt het verschil maken. Markering en 'le ton' Een ander belangrijk punt dat in het onderzoek naar voren kwam is de zogenaamde ‘markering’; het moment waarop de patiënt wordt verteld dat hij of zij ongeneeslijk ziek is en op een bepaald moment komt te overlijden. De manier van de boodschap overbrengen luistert hier heel nauw, zo blijkt. Maaike: ‘Het maakt voor de patiënt en naasten nogal uit of er gezegd wordt ‘U bent uitbehandeld of ‘Ik kan niets meer voor u betekenen’, of dat er gezegd wordt van ‘U wordt niet meer beter’. Woorden als uitbehandeld worden echt ervaren als een soort doodsvonnis. En vertellen hoeveel maanden de patiënt mogelijk nog te leven heeft, is niet wenselijk. Vaak komt het namelijk niet uit. Het gevolg hiervan is dat de patiënt en diens naasten hun leven ‘on hold’ zetten, waarmee de kwaliteit van leven bij een langer durende palliatieve fase teniet gedaan wordt. Mensen hebben het gevoel dat hun leven afgelopen is, terwijl ze ook de tijd die hen nog gegeven is de moeite waard willen maken.’ ‘De onderzoeksgroep was hier heel duidelijk over’, meent Marion. ‘Zij gaven aan dat boodschappen als ‘U bent een man/vrouw van de dag’ of ‘We doen er alles aan om de ongemakken te vermijden’, betere manieren zijn om te vertellen dat iemand zijn laatste levensfase ingaat. Door deze insteek te kiezen, geeft de behandelaar op een realistische en respectvolle manier de ernst van de situatie aan. Bovendien geeft hij op deze wijze te kennen dat de patiënt en de naasten er niet alleen voor staan. Hiermee krijgen zij de mogelijkheid om een goede start te maken met het accepteren van het naderende levenseinde en na te denken over de verdere invulling van leven en zorg.‘ onderzoeksgroep heeft er nog veel meer voorgedragen. PalZO heeft de onderwerpen die uit het onderzoek naar voren kwamen op haar agenda gezet. Met de bedoeling om vanuit het perspectief van de cliënt en de naasten de palliatieve zorg te verbeteren. ‘Want we kunnen de (palliatieve) zorg alleen beter maken wanneer zorgverleners kunnen aansluiten op deze agendapunten en weten wat de wensen en behoeften zijn van de mensen om wie het werkelijk gaat ’, aldus Maaike en Marion. ‘We werden in de steek gelaten’ Huisarts als vertrouwenspersoon De markering kan volgens de onderzoeksgroep meestal het beste gedaan worden door de huisarts en niet door de specialist. De huisarts is veelal een vertrouwd persoon die de patiënt op een andere manier kent dan de specialist en daardoor beter kan inspelen op zijn/haar persoonlijke situatie. De onderzoeksgroep pleit dan ook voor een snelle overdracht van de tweede naar de eerste lijn (van specialist naar huisarts). Omdat huisartsen vaak een hoge werkload hebben, stellen de geïnterviewden ook een paar alternatieve vertrouwenspersonen voor, waarvan de palliatief casemanager er een is. Met deze casemanager kan een vertrouwensrelatie worden opgebouwd. De casemanager kan vragen beantwoorden, ondersteuning bieden en praktische zaken regelen.’ Marion: ‘Een ander alternatief dat werd genoemd is een hospice aan huis. Dit is een mooi concept voor een steeds groter wordende groep Marion Reinartz: ‘Een hospice aan huis is een mooi concept voor een steeds groter wordende groep palliatieve patiënten, ontstaan door de veranderende samenleving; namelijk alleenwonenden.’ palliatieve patiënten, ontstaan door de veranderende samenleving; namelijk alleenwonenden. Hospice aan huis biedt een mooi alternatief voor alle mensen die het liefst thuis willen sterven; niet alleen voor mensen met een beperkt sociaal netwerk. Bij hospicezorg aan huis werken meerdere disciplines samen: huisarts, palliatief verpleegkundige, palliatief consulent en vrijwilligers. Het voordeel hiervan is dat de kennis en ervaring gedeeld wordt en de losse eilandjes in de zorg doorbroken worden zodat de mens weer centraal kan staan.' Meerdere punten Zorg voor het geestelijk aspect, zorg voor de naasten die nabestaanden worden en de markering zijn niet de enige agendapunten voor PalZo. De Dat protocollen leidend zijn, ondervond ook Therèse (45): ‘Zes maanden lang hadden we thuiszorg om mijn moeder te verzorgen, mijn vader de ruimte te geven om bijvoorbeeld boodschappen te doen en om onze gevoelens van angst en verdriet met ons te bespreken. Het gaf een stukje rust en veiligheid; mijn moeder was in goede handen, en wij hadden een klankbord om ons verhaal te kunnen doen. We kunnen terugkijken op een goede begeleiding in de voor ons zwartste periode van ons leven.’ ‘Toen mijn moeder overleed, was onze favoriete verpleegkundige erbij. Dat gaf ons troost. We hadden in de afgelopen maanden een bijzondere band met haar opgebouwd. Hoe ontnuchterend was het toen zij krap een uur na het overlijden naar huis moest. ‘Ik moet gaan, zei ze met tranen in haar ogen’. ‘Het protocol schrijft voor dat we als de patiënt is overleden, wij geen zorg meer mogen verlenen’. Daar zaten we dan. Helemaal alleen met een overleden moeder die nog een hele nacht in huis moest blijven omdat ze de volgende dag pas kon worden opgehaald. Ja, dat gaf ons het gevoel dat we in de steek werden gelaten. De buitenwereld met al haar beleid, protocollen en regeltjes, draaide door. Die van ons stond stil…’