complete uitspraak

advertisement
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
gemachtigde: BSR Incasso & Gerechtsdeurwaarders te ‘s-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde,
in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van het proces
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
• het exploot van dagvaarding van 3 mei 2011, met producties;
• het proces-verbaal van het mondelinge antwoord van gedaagde ter rolle van 18 mei 2011;
• de conclusie van repliek, met producties.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe naar behoren opgeroepen, niet meer gereageerd op de zitting van 9 augustus 2011.
2. Het geschil en de standpunten van partijen
2.1 [eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 950,00
aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten als in de dagvaarding omschreven.
2.2 Aan haar vordering legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagde] op basis van
een arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest bij [eiseres] en uit dien hoofde een bedrijfsauto ter beschikking is gesteld. [gedaagde]
heeft om de bedrijfsauto te mogen verkrijgen ingestemd met de gebruikersovereenkomst en het autoreglement. [gedaagde] heeft in totaal
vier schades veroorzaakt en heeft deze schadeposten erkend door invulling van schadeformulieren. Op basis van de
gebruikersovereenkomst en het autoreglement kwam de eerste schade voor rekening van [eiseres] voor de tweede schade geldt een eigen
risico van € 150,00, voor de derde schade bedroeg het eigenrisico € 300,00 en voor de vierde schade is [gedaagde] een bedrag van €
500,00 aan eigen risico verschuldigd. [gedaagde] is in gebreke gebleven met voldoening van de hiervoor gevorderde bedragen. [eiseres]
was genoodzaakt haar vordering uit handen te geven aan haar gemachtigde, die buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. Op
grond van de wet is [gedaagde] rente verschuldigd.
2.3 [gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe het volgende -zakelijk weergegeven en voor zover thans van belangaangevoerd. [gedaagde] betwist dat hij schade gereden heeft en voert aan dat hij geen aanrijding of ongelukken met de door [eiseres] aan
hem ter beschikking gestelde bedrijfsauto heeft gehad. Er is wel sprake van gebruikersschade aan de bedrijfsauto, waaronder steenslag,
maar [gedaagde] voert aan dat dit gezien het aantal kilometers dat hij met de bedrijfsauto heeft gereden gebruikelijk is. [gedaagde] heeft
voorts aangevoerd dat hij geen specificatie van de schade ontvangen heeft.
3. De beoordeling van de vordering
3.1 Ter beoordeling ligt de vordering voor van [eiseres] op [gedaagde] over schade die [gedaagde] zou hebben veroorzaakt aan een aan
hem uit hoofde van een arbeidsovereenkomst door [eiseres] verstrekte auto en waarvoor [gedaagde] op grond van een
gebruikersovereenkomst en/of autoreglement een bedrag van € 950,00 aan eigen risico verschuldigd aan zou zijn.
3.2 In gevallen dat de werknemer schade toebrengt aan de werkgever of aan een derde tegenover wie de werkgever tot vergoeding van die
schade is gehouden, zoals in onderhavig geval, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen schade die werknemer toebrengt aan de
werkgever tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en schade die de werknemer aan de werkgever toebrengt indien hij geen
uitvoering geeft aan zijn arbeidsovereenkomst.
In beginsel is in het eerste geval artikel 7:661 van het Burgerlijke Wetboek (BW) van toepassing, terwijl in het geval dat de schade niet is
veroorzaakt in de uitvoering van de arbeidsovereenkomst in beginsel de algemene regels van boek 6 van het BW van toepassing zijn.
3.3 Partijen hebben omtrent de vraag of de schade aan de auto wel of niet tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is ontstaan niets
gesteld. Wel volgt uit de conclusie van repliek dat de aan [gedaagde] ter beschikking gestelde auto in de arbeidsovereenkomst wordt
aangeduid als bedrijfsauto. Voorts heeft de Telefoongids bij dagvaarding aangevoerd dat aan [gedaagde] uit hoofde van zijn
arbeidsovereenkomst een bedrijfsauto ter beschikking is gesteld. Overwogen wordt dat het feit dat [eiseres] de aan auto als bedrijfsauto
aanduidt een belangrijke indicatie vormt dat de auto voornamelijk, al dan niet uitsluitend, door [gedaagde] is gebruikt voor het uitvoeren
van de arbeidsovereenkomst. Gelet op het voorgaande en de omstandigheid dat de processtukken geen aanknopingspunten bieden voor de
opvatting dat de auto niet voor de uitvoering van de overeenkomst is gebruikt, zal bij de beoordeling ervan worden uitgegaan dat de
schade aan de bedrijfsauto is veroorzaakt in de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Gezien hetgeen onder 3.2 is overwogen brengt het
voorgaande met zich dat in onderhavig geval artikel 7:661 BW van toepassing is.
3.4 Ingevolge artikel 7:661 lid 1 BW is een werknemer die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt aan de werkgever in
beginsel niet voor deze schade aansprakelijk, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet dan wel bewuste roekeloosheid. In lid 2 van
voormeld artikel is bepaald dat de werkgever van het voorgaande ten nadele van de werknemer kan afwijken bij schriftelijke
overeenkomst en slechts voor zover de werknemer verzekerd is voor deze schade. Geconstateerd wordt dat [eiseres], gelet op haar
stellingen, in de gebruikersovereenkomst en/of haar autoreglement afwijkt van hetgeen in artikel 7:661 BW is bepaald. Echter, niet
gesteld en evenmin gebleken is dat [gedaagde] verzekerd is tegen doorbelasting van het eigen risico. Gezien het voorgaande is niet
voldaan aan de voorwaarden die afwijking van artikel 7:661 BW mogelijk maakt en is voornoemd artikel onverkort van toepassing.
Derhalve is [gedaagde] slechts aansprakelijk voor de schade aan de bedrijfsauto indien vast komt te staan dat de schade het gevolg is van
opzet of bewuste roekeloosheid. [eiseres] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die tot de conclusie kunnen leiden dat sprake is van
opzet dan wel bewuste roekeloosheid aan de zijde van [gedaagde]. Tegen deze achtergrond dient op de voet van artikel 7:661 BW te
worden geoordeeld dat [gedaagde] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade aan de bedrijfsauto. Derhalve zal de vordering
van de [eiseres] worden afgewezen.
Het voorgaande brengt met zich dat de nevenvorderingen eveneens zullen worden afgewezen.
3.5 [eiseres] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze worden aan de zijde van
[gedaagde] begroot op nihil, nu [gedaagde] de procesvoering in eigen hand heeft gehouden.
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Download