De zangers aan de glazen zee Ds. J.S. van der Net – Openbaring 15:2-3a Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen: Psalm 113: 4 Openbaring 15 Psalm 89: 1, 3 Psalm 66: 3 Psalm 89: 8 Gemeente, de tekst vinden we in het schriftgedeelte dat we samen hebben gelezen, Openbaring 15 vers 2 en 3a, waar het Woord van God aldus luidt: En ik zag als een glazen zee, met vuur gemengd; en die de overwinning hadden van het beest, en van zijn beeld, en van zijn merkteken, en van het getal zijns naams, welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods. En zij zongen het gezang van Mozes, de dienstknecht Gods, en het gezang des Lams. Gemeente, wij prediken u: De zangers aan de glazen zee. We letten achtereenvolgens op: 1. De plaats waar deze zangers staan 2. De zangers zelf 3. Het lied dat zij zingen 1. De plaats waar deze zangers staan De apostel Johannes is als balling op het eiland Patmos. En hier in dit vijftiende hoofdstuk, zoals hij al zo dikwijls gedaan heeft, vertelt Johannes in een visioen wat de Heere hem laat zien. Want dan zegt Johannes: En ik zag als een glazen zee. Johannes bedoelt: ik zie daar een zee, als het ware zo doorzichtig als glas. En als Johannes dan naar die doorzichtige zee kijkt, dan ziet hij in die zee vlammen vuur, want hij zegt: En ik zag als een glazen zee, met vuur gemengd. En als hij dan verder kijkt naar de stranden van deze glazen zee met vlammen, dan ziet hij aan de stranden van die zee zangers staan, die daar een jubellied aanheffen. Wanneer we dit visioen zo zien met Johannes, wat is dan de betekenis van dit visioen van die glazen, doorzichtige zee met die vlammen vuur, en die zangers die daar op het strand staan? Om de betekenis hiervan te verstaan, moeten wij in onze gedachten eeuwen terug, naar de tijd toen het volk Israël verlost werd uit de slavernij van Egypte. Immers, toen heeft de Heere dat volk verlost uit Egypte. Toen leidde de Heere dat volk door middel van de wolkkolom naar het noorden. En het volk Israël dacht na deze uittocht: nu gaan we rechtstreeks naar Kanaän. Nog een kort poosje en dan zijn we in het beloofde land! www.prekenweb.nl 1/11 Ds. J.S. van der Net – De zangers aan de glazen zee Maar wat gebeurde er? In plaats dat die wolkkolom rechtstreeks naar Kanaän ging, boog die wolkkolom af. In plaats van naar het noorden ging die wolkkolom naar het zuiden. En het volk volgde verbaasd deze wolkkolom, totdat ze in Pi-Hachiroth kwamen. Een smalle weg was dat, met steile rotsen aan weerskanten. Een smalle weg die doodliep in de Rode Zee. En dan: stofwolken achter het volk, dreunende hoefslagen van paarden… Daar kwam de farao met zijn leger! De angst greep het volk aan: nu zitten we in de val, ontvluchten is niet meer mogelijk! Donker liggen daar de wateren van de zee voor hen. Dreigend rijzen de rotswanden opzij van hen op. En achter hen de Farao met zijn soldaten. Daar staan ze voor die dreigende wateren, als wateren des doods. Nu zullen ze omkomen, als in de zee van Gods gerechtigheid. En toen gebeurde het wonder: God baande door de woeste baren en brede stromen hen een pad. Want door Gods hand bleven de wateren staan! Er kwam een pad door de zee. Israël kwam veilig aan de overkant. Maar de farao is verdronken met heel zijn leger, onder de neerstortende watermassa’s van de zee. En toen dat volk aan de overkant van de zee gekomen was, heeft dat volk als het ware aan de glazen zee gestaan, met vuur gemengd. Want ze zagen daar in de zee de lijken drijven van de Egyptenaren, door het vuur van de toorn van God omgekomen. Toen heeft de jubelzang geklonken: ‘Looft de Heere, want Hij is hoog verheven. Het paard en zijn ruiteren stortte Hij in de zee!’ Zie, gemeente, zo was het voor Israël. De zee van de onmogelijkheid waar ze voor stonden, werd nu juist de mogelijkheid. De zee van Gods gerechtigheid, waarin ze om hadden moeten komen, werd nu juist de zee die twistte met de vijand. Ja, de zee die hen scheen te scheiden van Kanaän, werd nu juist de zee die hen scheidde van de Egyptenaren en de vijanden. Aan deze geschiedenis moeten we denken als Johannes dit visioen ziet: En ik zag als een glazen zee, met vuur gemengd. Immers, zoals de Heere dat volk uit Egypte leidde, zo leidt nu de Heere het nieuwtestamentische Israël ook uit Egypte. Want van nature leven u en ik in Egyptische slavernij. Door onze bondsbreuk in Adam leven we allemaal in het Egypte van de geestelijke dood, in het Egypte van ons onbekeerd zijn. Ja, dan leven we in het Egypte van het vervreemd zijn van God en van het burgerschap Israëls. Daar leven we nu allemaal in. Onze kinderen, onze groten. En als wij in dat Egypte van de zonde zullen blijven, dan zullen we daarin voor eeuwig omkomen. Maar dat is nu het wonder van Gods welbehagen: nu wil God nog zondaren uit dat Egypte van de geestelijke dood en de zonde leiden, net als Hij in Egypte deed met Israël. En nu komen we allemaal voor deze vraag te staan: Ben ik al uitgeleid? Jongens en meisjes, zijn jullie nu al, net als Israël, door Gods genade uitgeleid uit dat Egypte van de wereld en van de zonde? Of leven we daar nog zo rustig in verder? Maar bedenk toch: dat kan zo niet blijven! We moeten getrokken worden uit dat Egypte van de dood en van de zonde. En hoe doet de Heere dat, dat trekken uit het Egypte van de zonde en van de dood? Dan is Gods gewone weg dat Hij ze gaat trekken. Hij zegt: ‘Ik zal ze lokken.’ Dan is het Gods gewone weg dat Hij ze trekt met Zijn goedertierenheid. En als de Heere gaat trekken met Zijn goedertierenheid, dan geeft Hij zo’n diepe indruk in www.prekenweb.nl 2/11 Ds. J.S. van der Net – De zangers aan de glazen zee het hart van Zijn goedertierenheid, dat de Heere zo dienenswaardig wordt boven alles! Dat Hij beminnenswaardig wordt boven alles! En dan gaan we de lankmoedigheid van de Heere zo bewonderen. Dan kunnen we het wonder niet op dat we ‘s morgens nog wakker worden. Ja, dan geeft de Heere zulke diepe indrukken van Zijn goedertierenheid, dat ons hart daaronder gaat breken. En in dat brekende hart, onder die liefde en die goedertierenheid van God, daar wordt de keus geboren om voor God te leven. Om die God te dienen, onvoorwaardelijk, al bestond er geen hemel en geen hel. Ja, dan wil je die God volgen! En als je hart dan zo vol is van die keuze, door Gods liefde en door Gods goedertierenheid, dan komt er een tijd in je leven, dan kun je wel hele dagen zingen: ‘Wie heeft lust de Heer’ te vrezen?’ Dan kun je wel hele dagen zingen: ‘God is waarachtig en goedig.’ Dan kun je de hele dag wel zingen van Gods goedertierenheid. Dan zou je daar wel een boek over kunnen schrijven. Want dan denk je: uit Egypte getrokken, en nu gaan we rechtstreeks naar het beloofde land, naar de beloofde zaligheid. En als je zo mag leven in die keuze onder Gods goedertierenheid, dan lijkt het helemaal niet zo’n lange reis meer naar de zaligheid. Maar... dan gaat het ook in het leven van Gods kinderen zo, dat de wolkkolom een zwenking maakt. Een zwenking die leidt naar de zee. Want dan komt er ook een tijd dat we komen te staan voor de zee van Gods gerechtigheid. Dat recht dat voldoening vordert. Ja, dan zijn achter ons de zondemachten van de Farao. De macht van de zonde en de duivel, die je naar de ondergang willen jagen, en die ons zo bestormen. De macht van de zonde in ons leven, waar we geen kracht tegen hebben. En daar voor ons ligt de donkere zee van de dood, van Gods rechtvaardigheid, waarin we om moeten komen. Misschien zijn er zulke mensen vandaag ook wel naar de kerk gekomen. Wordt hier nu uw leven in getekend? Dat we mogen geloven dat we uit dat Egypte geleid zijn, en dat we getrokken zijn door Gods goedertierenheid, door Gods liefdekoorden, en dat we dachten: nu gaat het naar Kanaän, nu gaan we van kracht tot kracht steeds voort. ledere zondag een beetje meer bekeerd, iedere zondag een beetje meer onderwijs, iedere zondag weer eens een indruk en een traan. En nu is die wolkkolom afgezwenkt. In plaats van dichter erbij, steeds verder ervandaan. Achteruit… En dan is het in de waarneming van de ziel, dat we weer teruggaan. Want het wordt steeds onmogelijker, het wordt steeds afgesnedener. Want Gods recht eist voldoening en de zondemachten dreigen ons te vernielen. We weten niet hoe we ooit meer tot God bekeerd moeten worden. Daar liggen we nu voor de zee van de onmogelijkheid, de wateren van Gods gerechtigheid. ‘k Wou vluchten, maar kon nergens heen, Zodat mijn dood voorhanden scheen, En alle hoop mij gans ontviel, Daar niemand zorgde voor mijn ziel. Maar waar wij het niet meer weten, waar het een afgesneden zaak is, dan gebeurt het wonder, dat God nog een weg baant door de zee. Een weg in de Heere Jezus, Die getuigt: Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven (Joh.14:6). Ja, in Christus gaat Hij een weg www.prekenweb.nl 3/11 Ds. J.S. van der Net – De zangers aan de glazen zee banen vanuit het eeuwig welbehagen, daar in de zee van onze onmogelijkheid. Ja, in Christus heeft Hij een weg gebaand, dwars door de wateren van Zijn eisende recht heen. Ja, dan is Hij de Weg, dwars door de wateren des doods heen. Dan is Jezus Christus de Weg. En als onze ogen geopend worden voor die Christus, Die de Weg is door de zee, dan gaan we stamelen: ‘O Heere Jezus, zoals ik U zie in het gewaad van het evangelie, zo heb ik U nog nooit gezien. O Heere Jezus, wat bent U begeerlijk. Alles wat ik mis en wat ik niet missen kan voor de eeuwigheid, dat wordt in U gevonden. U bent de Weg, waardoor ik de stranden van de eeuwige zaligheid kan bereiken. Ja Heere Jezus, U bent de Weg tot God, dwars door de zee van Gods heilig recht en de eisen van Gods wet.’ Dan komt er een ogenblik in je leven, dan mag je deze Christus zo van harte kiezen tot je deel. Dan komt er een tijd in je leven dat er sterke werkzaamheden in je hart worden geboren in het hongeren en dorsten naar de Heere Jezus. Want we kunnen Hem niet meer missen. Hij is alleen dé Weg. En wanneer nu al Gods kinderen dat strand bereikt zullen hebben langs Christus, Die de Weg is, dan gaat het net als bij Israël door de Rode Zee: dan sluit God de wateren toe. En dan zullen alle vijanden van de Heere en van Zijn uitverkorenen verdrinken. Zij, die niet wilden dat Hij Koning over hen zou zijn. Ja, dan zullen al die gezaligden daar staan aan die glazen zee, met vuur gemengd. Omgekomen zullen zijn de vijanden door de toorn van God. Zo zullen ze staan aan de stranden van de eeuwigheid. Maar, gemeente, zult ú daar bij horen? En jullie, jongens en meisjes, zullen jullie horen bij die zangers? Of zullen jullie achterblijven in die zee van Gods toorn? Er zijn maar twee wegen: een brede en een smalle weg. Sommige mensen leven alsof er toch nog een derde mogelijkheid is, behalve de brede weg en de smalle weg. Bij die smalle weg is er toch misschien een groene strook, waarop de godsdienstige mens kan wandelen met wat indrukken en wat tranen. Nee, gemeente, die is er niet! Het is zo nodig om door Gods genade en door de wederbarende werking van de Heilige Geest uitgeleid te worden uit de geestelijke dood. Het is zo nodig dat het van onze kant eens afgesneden wordt, net als bij dat volk. Maar dan wordt Christus de Weg door de zee van onze onmogelijkheid. Dan alleen zullen we aan die stranden staan van die glazen zee, met vuur gemengd. Zie, dat is onze eerste gedachte: de plaats waar deze zangers staan. Wij zullen u nu in de tweede plaats bepalen bij: 2. De zangers zelf De zangers die daar staan aan de stranden van de glazen zee, dat zijn overwinnaars. Want we lezen verder in onze tekstwoorden: En ik zag als een glazen zee, met vuur gemengd, en die de overwinning hadden. Die zangers aan de glazen zee vieren een overwinning. Er zal geen overwinning zijn zonder strijd. Deze zangers hebben een strijd gestreden. Dat is de goede strijd van al Gods kinderen. Soms zijn ze wel eens moegestreden. www.prekenweb.nl 4/11 Ds. J.S. van der Net – De zangers aan de glazen zee De vraag aan ons is: hebben we persoonlijk in ons leven ook kennis aan deze strijd? Want ja, ieder mens heeft zo zijn strijd. De één heeft zijn kerkstrijd en de ander heeft zijn gezinsstrijd en een derde heeft zijn schoolstrijd. Maar die strijd bedoel ik niet. Ik bedoel de goede strijd. Die strijd kan alleen maar gestreden worden onder de banier van Koning Jezus. En daarom, dat het de bede van ons allen, jong en oud, moge zijn: ‘Heere, laat ik als een strijder in Uw leger mogen komen, door Uw genade.’ Want die zangers daar aan de stranden van de glazen zee, die hebben de strijd gestreden. En daarom mogen ze ook van de overwinning zingen. Waartegen hebben die zangers moeten strijden? Johannes ziet het: En die de overwinning hadden van het beest. Wat is het beest? Met het beest bedoelt Johannes de antichrist, de duivelse machten. Eenmaal was de duivel in de hemelse gewesten een engel. Maar door zijn revolutie en opstand tegen God is de duivel een beest geworden. Dat is een diepe vernedering voor de duivel, maar daar heeft hij het zelf naar gemaakt door zijn opstand tegen de allerhoogste God. En toen de duivel Adam en Eva gezocht heeft om de mensheid te doen vallen, toen heeft de duivel ook een beest, de slang, gebruikt. Daarom wordt de duivel met zijn machten hier genoemd: een beest. Maar weet u, nu moet het voor ieder onbekeerd mens gelden: Gij zijt uit de vader de duivel (Joh.8:44). Want van nature is de duivel onze vader. Van nature zijn we kinderen van de duivel. De duivel probeert ons in zijn greep te houden tot het eeuwig verderf. En van nature doen we niets liever dan de wil van de duivel. Wanneer de Heere door zaligmakende genade de ogen gaat openen, dan gaan we Asaf verstaan in zielsbevinding: Ik ben een groot beest bij u. Dan gaan we zien dat we altijd bij dat beest gehoord hebben en dat we nog nooit anders gedaan hebben dan de zin van dat beest. Maar wat staat er nu van de zangers aan de glazen zee? Er staat: die hebben de overwinning van dat beest. Dat wil zeggen: die hebben door genade leren strijden tegen dat beest, tegen de satan. Hij is hun bitterste vijand geworden. Is dat uw strijd ook al, gemeente? Jongens en meisjes, vechten jullie ook al tegen de duivel? Of doen jullie nog steeds wat de duivel jullie influistert met al zijn verleidingen? Want van nature zijn we zulke mensen. Maar nu moeten we door genade tegen hem leren strijden. De zangers hebben leren strijden tegen dat beest. En wat is het vaak bang geweest in die strijd. Vaak hebben ze moeten klagen in die strijd: ‘Geef toch de ziel van Uw tortelduif in hun woest geweld niet over.’ Dan was er geen geweer in die strijd. En menigmaal hebben ze gedacht: nu is het omkomen, nu kan ik niet meer, nu ben ik doodmoe. Maar al kan de strijd bang zijn, die wettige strijders zullen overwinnen. Weet u waarom? Omdat er Eén is Die overwonnen heeft! Jezus Christus, Hij heeft daar als Borg, door gadeloze liefde bewogen, op Golgotha dat beest de kop vermorzeld. Ja, daar heeft Hij de slang vertreden. En daarom, allen die uit Zijn kracht en in Zijn kracht hebben leren strijden, die mogen overwinnen. Die mogen aan de glazen zee van die overwinning zingen. Ze hebben overwonnen van het beest. www.prekenweb.nl 5/11 Ds. J.S. van der Net – De zangers aan de glazen zee Er staat nog meer: ze hebben ook overwonnen van zijn beeld. Wat is dat beeld? Het beeld is de godsdienstige verering die de van God vervreemde mens voor zichzelf opeist. U moet maar opletten: hoe meer een mens zich verlaagt door de zonde, hoe hoger een mens met zichzelf wil staan. De mens wil van nature zelf als God vereerd worden. Dat zien we in deze tijd zo duidelijk gedemonstreerd. Hoe meer een mens zich verlaagt door de zonde, hoe hoger hij met zichzelf wil staan. En dan werpt hij God uit. Maar weet u wat er nu moet gebeuren? In plaats dat we knielen voor dat beest met zijn beeld, is het nodig dat dat beeld van God in ons opgericht wordt. Dat beeld van God, van kennis, gerechtigheid en heiligheid, dat we in het paradijs zijn kwijtgeraakt. Dat beeld moet weer opgericht worden in het hart. Weet u welk beeld er leeft in het hart van Gods kinderen? Dat is net als in het hart van een jongen en een meisje die van elkaar houden. Als een jongen en een meisje echt van elkaar houden, dan dragen ze het beeld van elkaar mee in hun hart. En zo is het ook bij Gods oprechte volk. Die mogen door genade het beeld van Christus met zich meedragen. Dan horen we Paulus getuigen: Christus leeft in mij (Gal.2:20). Het is de levende Christus, Die door het geloof in hun harten woont. Het is de levende Christus, Die vanuit de hemel Zich bedient in hun harten. Het is de levende Christus, Die Zich verklaart en Die hen ook bewaart. Zo is het in het leven van Gods kinderen. Die hebben geleerd niet voor het beest te knielen. Het beeld van Christus is in hun hart opgericht. Die de overwinning hadden van het beest en van zijn beeld en van zijn merkteken. Wat is dat merkteken? De duivel geeft het merkteken van de zonde. Maar deze zangers hebben een ander merkteken. Ze hebben niet alleen het merkteken ontvangen van de drie-enige Verbondsgod in het teken van het verbond. Maar ze hebben ook het teken van de Heilige Geest. Ze hebben ook het zegel van de Heilige Geest. Dat zegel, waar het werk van God zo veilig onder bewaard ligt. Ze hebben overwonnen door dat zegel van de Heilige Geest. Niet alleen van dat merkteken hebben ze overwonnen, maar ook van het getal zijns naams. Welk getal is dat? Dat is het getal van de antichrist. En wat is het getal van de antichrist? Het getal van de antichrist is het getal 666. Driemaal een 6. Zeven is het goddelijke getal, het getal van Gods volheid. Zes is het getal van de mens. En driemaal 6, 666, dat is nu het hoogste wat de mens ooit bereiken kan, zonder ooit aan het getal 7, het goddelijke, toe te komen. Weet u wat de mens is van het getal 666? Dat is de mens die op het hoogtepunt is gekomen van zijn kunnen en kennen. De mens van het getal 666 is de mens die bijna alles kan, maar die God heeft uitgeworpen. Dat is de mens van vandaag, die Gods kerk benauwt en bestrijdt en die Gods volk probeert uit te roeien. Maar zie, aan al die dingen zijn die zangers ontkomen. Ze mogen in Hem meer dan overwinnaars zijn, van het beest, en van zijn beeld, en van zijn merkteken, én van het getal zijns naams. En daarom, ik vraag u nogmaals: is er een volk in ons midden, dat deze strijd kent? Strijdt u deze strijd, die deze zangers gestreden hebben? Want wanneer God zaligmakend door www.prekenweb.nl 6/11 Ds. J.S. van der Net – De zangers aan de glazen zee Zijn Woord en Geest onze ogen opent, dan gaan we het beleven: ‘O God, ik ben geboren uit de duivel!’ Dan gaan we bittere tranen schreien dat we in ons leven nog nooit anders gedaan hebben dan beeldendienst. Dat we zelfs in onze meest vrome godsdienst nog gebogen hebben voor de god van ons eigen ik! Dan wordt heel je leven één en al beeldendienst. Dan is de smart zo diep, als je ziet dat heel je doen en laten gestaan heeft in het merkteken dat we dragen, in het merkteken van het beest, in het merkteken van de zonde en van de wereld. Al hadden we het dan bedekt met een godsdienstig kleedje. Ja, dan worden onze ogen daarvoor geopend. En als God dan Zijn liefde in ons hart uitstort, dan wordt de begeerte in ons hart zo levend, om daarvoor te vluchten. Dat wordt dan onze strijd: vluchten voor de zonde. Dan zeggen we: Ik haat de kwade ranken (Ps.119:113). Maar zullen we het dan door dat vluchten winnen? Ik denk dat al Gods kinderen zullen moeten zeggen: ‘Nee.’ Want weet u hoe het dan is? Al mogen we dan met de zonde breken, de zonde breekt niet met mij! En liepen wij vroeger de zonde na, als de breuk met de zonde valt, dan loopt de zonde óns wel na! De zonde probeert overal zijn kop tussen te steken. Als er een breuk gevallen is met de wereld, dan loopt de wereld óns wel na. Want de wereld kan soms zomaar in je heiligste verrichtingen de kop opsteken. Dan denk je dat het allemaal uitgestorven is en dan komt het in dubbele mate terug. Dat wordt een vluchten. Dat wordt een strijdend vluchten in het leven, totdat we doodlopen op die Rode Zee van het goddelijk recht en van onze onmogelijkheid. Maar dan is het steeds weer zo in het leven van Gods kinderen: als wij het moeten verliezen, dan gaat God onze strijd strijden. Als wij het niet meer zien, dan gaat Hij een weg banen in de heiligheid van de Heere Jezus. Dan mogen onze handen wel eens naar beneden gaan, want dan mag er wel eens die overgave zijn, dat Christus onze strijd gaat strijden. Hij geeft aan Zijn volk de zegen. Johannes mag het zien. Hij ziet ze daar staan die overwonnen hebben. Hij ziet ze staan aan de glazen zee, hebbende de citers Gods. Hoort u het: de citers Góds. Een citer is een muziekinstrument. Dan zullen al Gods kinderen niet hun eigen citer hebben. Want wij kunnen alleen maar nederlagen lijden, duizend keer. Daarom krijgen ze bij die overwinning citers Góds. Want dan zullen ze eeuwig zingen van die Koning, Die de strijd gestreden heeft voor hen. Dan zullen ze daar eeuwig zingen van Zijn overwinning. ‘Niet ons, maar Uw baam alleen geef de eer!’ Dan zullen ze eeuwig zingen van die Koning, in Wie God de Vader hen uitverkoren had. Gemeente, ziet u ze staan in gedachten? Ziet u ze staan, die pelgrims, die zo vermoeid waren? Ziet u ze staan aan die stranden van de zee, die vluchtelingen? Ziet u ze staan, die zangers met de citers Gods? Daar staan ze als overwinnaars aan de stranden van de glazen zee. Dan is het een verrassend binnenkomen, want dan beginnen ze gelijk te zingen. En weet u hoe het dan zal zijn? Die het meeste geleden heeft in de strijd, die zal het hardste zingen! www.prekenweb.nl 7/11 Ds. J.S. van der Net – De zangers aan de glazen zee Ziet u ze daar staan, gemeente, die zangers? Elke zanger krijgt van de Heere een citer die past bij hem of bij haar. Jongens en meisjes, bij die zangers aan de glazen zee, zullen ook kinderen staan. Daar zullen ook jongeren bij staan, die een citer hebben gekregen van de Heere. En Johannes heeft ze daar gezien, zoals die gemeente volkomen zal zijn, naar Gods eeuwige verkiezing. Kinderen met kleine citers, anderen met grote citers, die met luide stem zullen zingen. Weet u wat nu het allergrootste zal zijn? Als we onszelf daar eens - op goede gronden bij mogen insluiten! Dan moet er wel iets gebeurd zijn in uw leven. Dan zult u hier al de eerste tonen van dat lied geleerd moeten hebben. En weet u hoe dat geleerd wordt? Dan gaat het net als met Israël in Egypte. Toen ze daar in slavernij waren, toen kermden ze. Ze hebben gezucht. Ze hebben geroepen. Ze hebben geschreid. Dat zijn de eerste zangoefeningen van de Heilige Geest op de school van de genade. Dan gaan we kermen vanwege ons verzondigde bestaan. Dan gaan we zuchten vanwege ons heimwee naar God. Dan gaan we schreien om genade in ons leven. Dan gaan we erom dat we Gods wet zo geschonden hebben. Dan gaan we roepen: ‘O God, wees mij, de zondaar, genadig!’ Gemeente, jongens en meisjes, we zullen de eerste tonen hier moeten leren, om straks die citers Gods te ontvangen en daar te mogen zingen. Laten we er eerst samen van gaan zingen uit Psalm 66 vers 3: God baande door de woeste baren En brede stromen ons een pad; Daar rees Zijn lof op stem en snaren, Nadat Hij ons beveiligd had. Hij zal eeuw uit eeuw in regeren; Zijn oog bewaakt het heidendom; Hij zal d’ afvalligen verneêren; Hij keert hun trots’ ontwerpen om. De zangers aan de glazen zee. We hebben eerst gesproken over de plaats, ten tweede over de zangers, maar tot slot spreken we nog over: 3. Het lied dat zij zingen We lezen in onze tekst: Zij zongen het gezang van Mozes, de dienstknecht Gods, en het gezang van het Lam. We gaan weer even terug naar die geschiedenis van Israël. Toen Israël daar aan de overkant van de Rode Zee stond, hebben ze daar een lied gezongen. Dat was het lied van Mozes, waarvan het hoogtepunt was: ‘Zingt de Heere, want Hij is hoog verheven. Het paard en zijn ruiteren stortte hij in de zee.’ En dan vinden we daar aan die stranden zo’n tegenstelling. Want dan zien we daar het vuur in die glazen zee. Dat getuigt van de rechtvaardige toorn van God over de farao. Maar die zangers aan die glazen zee hebben die toorn van God ook mogen billijken. www.prekenweb.nl 8/11 Ds. J.S. van der Net – De zangers aan de glazen zee Want ze kunnen niet boven die farao gaan staan. Ze hebben in het leven leren buigen onder de rechtvaardigheid van God. En ze hebben die rechtvaardigheid van God ook leren billijken. Ze waren niet beter. Ze waren die toorn ook waard. En dat ze behouden zijn, daar aan de overkant van die zee, dat is enkel maar liefde. Dat is alleen maar soevereine genade. Dat is alleen maar louter en nog eens louter genade. Dat is de kern van het lied van Mozes. Want ze hebben zich allemaal doodschuldig leren kennen aan de heilige wet van God, maar ze hebben ook leren verstaan dat het louter genade is. Aan de stranden van de eeuwigheid zal dit lied volmaakt gezongen worden. Dan zullen ze het daar zien, dat al de vijanden onder de gerichten zijn omgekomen. En dan zullen ze ook weer die gerichten moeten billijken. Zij waren het ook waard. Ze waren er zo dicht bij in hun eigen leven. Ze waren niet beter. Behouden uit soevereine liefde! Dat is het lied van Mozes, dat die gezaligden zullen zingen. Maar ze zingen niet alleen het lied van Mozes, maar ook van het Lam. Het Lam, dat is de Heere Jezus. De satan is het beest. Ik heb gezegd: als God onze ogen daarvoor opent, dan wordt het waar: ‘Ik ben een groot beest bij U.’ Dan zijn we kinderen van de satan. Maar nu met eerbied gezegd: nu is dat Lam ook een beest. Het is een Offerdier. Want nu wilde dat Lam van God, die eeuwige Zoon van God, een Lam worden. Hij is naar de slachtplaats geleid, als Borg voor Zijn lievelingen. Dan is Hij op Golgotha gebracht als een offer dat gans verteerd is geworden, om voor beesten, die Hij liefgehad heeft met een eeuwige liefde, de aanneming tot kinderen Gods te verwerven. Om ze voor eeuwig zalig te maken. Daarom zullen die gezaligden daar voor eeuwig het lied van het Lam zingen. ‘Het Lam, Dat voor ons op aarde geslacht is, is eeuwig waard te ontvangen aanbidding, eer en dankb’re lofgezangen. Gij, o Lam Gods, hebt ons Gode gekocht met Uw bloed en daarom zijt Gij eeuwig de eer waard!’ Ze zingen het lied van het Lam. Weet u wat de gezaligden willen, als ze in de hemel komen? Dan willen die gezaligden allemaal vertellen Wie de Heere Jezus is. Echt waar, jongens en meisjes. Dan willen die gezaligden allemaal vertellen Wie de Heere Jezus is. Dan willen ze allemaal de dierbaarheid van de Heere Jezus prijzen, in Wie God de Vader hen had uitverkoren. Dan willen ze allemaal de grootheid van de Heere Jezus prijzen, Die zo groot geweest is in Zijn liefde, dat Hij Zichzelf tot een slachtoffer heeft laten brengen aan het kruis, tot in de vernedering van de dood en de hel. Maar Die zo groot is, dat Hij opgestaan is uit de dood. Die gezaligden willen allemaal vertellen Wie de Heere Jezus is. Jongens en meisjes, de meester of de juf zegt wel eens tegen jullie: ‘Tegelijk praten kan niet.’ Zo is het in de hemel ook. Maar tegelijk zíngen kan wel! Daarom zingen die gezaligden ter ere van het Lam van God. En dan kunnen die gezaligden het met zíngen alleen niet af. Daarom krijgen ze de citers erbij. Zo zullen ze eeuwig mogen zingen tot eer van het Lam, Dat hen uit zo grote nood verlost heeft. En in het Lam zullen ze ook eeuwig mogen zingen van de verkiezende liefde van de Vader. Niets uit ons. Maar ze zullen ook eeuwig mogen zingen van de trekkende liefde en de toepassende liefde van de Heilige Geest. www.prekenweb.nl 9/11 Ds. J.S. van der Net – De zangers aan de glazen zee En zij zongen het gezang van Mozes, de dienstknecht Gods, en het gezang van het Lam. Gemeente, dat is nu de lofzang van de gezaligden. En soms mag je iets van dat lied van de gezaligden in je hart horen, om te roemen in de vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog. Maar gemeente, waar zal uw plaats nu zijn? Jongens en meisjes, waar zal jullie plaats zijn? Want dan zal het één van beide zijn. Of we zullen staan aan de stranden van de glazen zee, óf we zullen omkomen in die zee, met vuur gemengd. Eén van de twee. Er is geen tussenweg. En dan is de ernstige boodschap dat we van nature allemaal in dat Egypte van de geestelijke dood leven. En als we zo sterven, dan zullen we met de farao in de glazen zee omkomen. Daarom: we moeten uit dat Egypte worden geleid, door de trekkende en wederbarende genade van God. Christus moet de weg worden door de zee. Maar we mogen u nog prediken: de Heere wil nog zondaren leiden uit Egypte. De Heere lokt u en roept u en nodigt u: Laat u met God verzoenen! (2 Kor.5:20) Als we onbekeerd zullen sterven, dan ligt dat niet aan de Heere. Dan ligt het aan ons harde hart. En Hij roept u vandaag nog. Hij lokt. O, val Hem te voet! En dan mogen we het zeggen: ‘Heere, breek mijn harde hart. Trek mij en wij zullen U nalopen.’ Dat is zo nodig, voor jong en oud. Kinderen, luister eens goed: onder die schare zullen ook kinderen staan! Zolang de zon en de maan zullen schijnen, zullen er onder het nageslacht voortgebracht worden. Want het zaad zal de Heere dienen. En daarom kan het voor jullie ook! Dan kan ik jullie, jongens en meisjes, die dienst van God zo aanbevelen! We mogen nooit een slecht woord van deze Koning spreken, maar altijd een goed woord. Gods kinderen zijn zo gelukkig. O, laat het eeuwige heil op onze harten wegen. Wie de wereld dient, moet met de wereld omkomen. Gemeente, er moet leven, waarachtig leven komen in ons hart, die tot de keuze wekt om te strijden. Want zonder strijd is er geen overwinning. Zoek dan de Heere terwijl Hij te vinden is, want de Heere verheerlijkt Zich in de middellijke weg. Wat is dat groot, volk des Heeren, als wij een gegronde hoop mogen hebben voor de eeuwigheid, in die gelovige kennis van Hem, in die gemeenschap met Hem. Want het is hier een woestijnreis. Dan kan die reis wel eens moeilijk zijn. Maar straks zal het eeuwig loofhuttenfeest worden, hoor! En dan zullen we op dat loofhuttenfeest eeuwig de Heere mogen danken, ook voor de weg in de woestijn, al was die nog zo moeilijk. En dan zeg ik het tot allen die Zijn verschijning hebben lief gekregen: ‘Komt, laat ons voortgaan, kinderen, in deze woestenij. Ons stilstaan kan licht hinderen.’ Dan is het misschien nog maar een eindje door de woestijn. En als we dan straks bij die schare mogen staan, dan zal het eeuwig mogen gelden: ‘Het is door U, door U alleen, om ‘t eeuwig welbehagen!’ Amen. www.prekenweb.nl 10/11 Ds. J.S. van der Net – De zangers aan de glazen zee Slotzang: Psalm 89:8 Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht; Uw vrije gunst alleen wordt d’ ere toegebracht; Wij steken ‘t hoofd omhoog en zullen d’ eerkroon dragen, Door U, door U alleen, om ‘t eeuwig welbehagen; Want God is ons ten schild in ‘t strijdperk van dit leven, En onze Koning is van Isrels God gegeven. Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 15) www.prekenweb.nl 11/11