Leven als de mensenzoon`. Niet

advertisement
DBO 47 Zondag 22 november 2015 Wie gelooft heeft deel aan Jezus’ vernedering en verhoging Welkom bij De Bijbel Open! Vorige week heb ik gesproken over de terugkomst van Jezus naar de aarde. Dan zal Gods koninkrijk in volle glorie aanbreken. Maar, het Koninkrijk van God, dat niet alleen iets is van stráks, van het leven na dit leven, maar óók zeker van nu. Geloven betekent dat je Jezus nu al wilt volgen. Dat je nu al naar Gods wetten wilt leven, nu al Jezus als de koning van je leven wilt erkennen. Je zou kunnen zeggen: wie gelooft, heeft twee paspoorten. Een van het land, waarin hij woont, maar ook een van het Koninkrijk van God. U kent vast wel dat prachtige woord van Paulus: ‘Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus’ (Filippenzen 3:20). Ik denk dat elke gelovige benieuwd is naar hoe het straks zal zijn. Als heel de aarde samen met heel de hemel Jezus als koning zal dienen en vereren. Weet u wie daar ook regelmatig over spraken? De discipelen. Zij geloofden in dat Koninkrijk. De discipelen hadden er bewust voor gekozen om alles achter te laten om samen met Jezus aan de mensen te gaan vertellen dat het Koninkrijk van God was begonnen met de komst van Jezus op aarde. Het Koninkrijk van God: in dit leven, maar zeker na dit leven. Daar waren de discipelen heel benieuwd naar. Zij waren nu de 12 discipelen. Dat was toch best een belangrijke positie! Wat voor positie zouden zij mogen innemen in dat hemelse koninkrijk? Ik vind dat niet zo gek dat ze daar over nadachten. Daar denk ik ook wel eens aan. Reken maar dat hun ogen zijn gaan glimmen, toen Jezus op een dag over die toekomst sprak. Zijn antwoord op een vraag van Petrus luidde: ‘Luister goed naar Mijn woorden: Jullie zijn met Mij meegegaan. Daarom zullen jullie naast Mij zitten als de nieuwe wereld komt. De Mensenzoon zal dan als koning op zijn troon zitten. Jullie zullen bij Hem zitten op twaalf tronen. En jullie zullen rechtspreken over heel Israël’ (Mattheüs 19:28). Dat antwoord van Jezus bleef bij hen hangen. Korte tijd later begon iemand er weer over. Dat was trouwens niet één van de discipelen zelf, maar een moeder van twee van hen. Van Jakobus en Johannes. Volgens mij fungeerde zij als spreekbuis van hen. 359 Zij vroeg welke positie haar zonen in dat toekomstige rijk zouden mogen innemen. Zij zou het toch wel heel fijn vinden, als haar zonen links en rechts van Jezus mochten zitten, zeg maar Zijn rechterhand en Zijn linkerhand mochten zijn. Ja, moeders durven! Ouders zijn niet zozeer geïnteresseerd in de resultaten van een ander kind uit de klas, maar vooral in die van hun eigen kind. Trouwens, de moeder van die twee was ook niet de eerste de beste. Salomé was namelijk een zus van Maria. Dus haar zonen Jakobus en Johannes waren neven van Jezus. Maar het was wel een beetje erg vrijmoedig en zelfgericht. Het is dan ook geen wonder dat de andere discipelen behoorlijk geïrriteerd waren over die vraag. Maar nóg opvallender was het moment, waarop de moeder die vraag stelde. Ik vertelde u zojuist dat de discipelen het kort daarvoor met elkaar hadden gehad over dat komende koninkrijk en hun plek daarin. Maar zij stelde haar vraag wel op een buitengewoon ongelukkig moment. Want waar had Jezus het die dag over gehad? Over het einde van Zijn leven. Hij had gezegd: ‘We zijn op weg naar Jeruzalem. Daar zal de Mensenzoon uitgeleverd worden aan de priesters en de wetsleraren. Zij zullen besluiten dat Hij gedood moet worden. Ze zullen Hem uitleveren aan de ongelovigen. Die zullen Hem bespotten, en Hem met de zweep slaan. Daarna zullen ze Hem aan het kruis hangen. Maar drie dagen later zal Hij opstaan uit de dood’ (Mattheüs 20:18,19). Had Salomé dat dan niet gehoord? Misschien heeft ze wel gedacht: Dat is wel waar, maar dat lijden gaat toch voorbij? Wat na dat lijden komt, is veel belangrijker! Waarom stelde ze toch die vraag op dat moment? Een antwoord zou kunnen zijn dat zij en haar zonen niet het flauwste vermoeden hadden hoe onnoemelijk zwaar het lijden zou zijn dat Jezus straks zal moeten ondergaan. Ik haal dat uit de woorden van Jezus. Jezus zei: ‘Jullie weten niet wat je vraagt! Ik zal zwaar moeten lijden. Kunnen jullie dat soms ook?’ (vers 22). Let ook op wat die zonen toen zeiden! Ze zeiden: ‘Ja, dat kunnen we.’ Ze waren blijkbaar zo gefocust op wat er straks allemaal zou komen en de positie die zij dan zouden mogen innemen. Ze beseften daardoor nauwelijks wat de reikwijdte was van Jezus’ woorden en hun reactie daarop. Daarom kwam Jezus op Zijn eigen lijden terug. En niet alleen op Zijn lijden, maar ook de zware weg die wij zouden moeten gaan. Zo vertelde Hij dat het lijden dat Hij zou moeten ondergaan heel zwaar zou zijn. Zijn lijden zou een losprijs zijn. Een soort betaling. Als een enorme som om slaven vrij te kopen. Zijn koninkrijk op aarde betekende strijd. Zware strijd om de macht van de zonde en het kwaad te kunnen overwinnen. 360 Het naderende einde van Jezus was meer dan een zware operatie. Het zou het hoogtepunt, de definitieve strijd zijn tussen God en de satan, tussen het rijk van de dood en het rijk van het leven. Die strijd zou Hij alleen aangaan, maar het zou ook consequenties hebben voor hen. Jezus leerde Zijn discipelen opnieuw dat het Koninkrijk van Hem er niet zomaar is. Dat gold niet alleen voor Hem, maar ook voor Zijn discipelen. Hij vertelde ook dat je het niet zomaar kunt binnengaan. Jezus zei ooit tegen Zijn discipelen: ‘Strijd gij om in te gaan!’ (Lukas 13:24). Die dag zei Hij het zo: ‘maar wie onder u groot wil worden, die moet uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, die moet uw slaaf zijn, zoals ook de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een losprijs voor velen’ (Mattheüs 20:27,28) Jezus wees hen erop dat Hij de ‘Zoon des mensen’ was. ‘Zoon des mensen’ was weliswaar een eretitel, die de profeet Daniël ooit aan de komende Messias gaf. Het was tegelijk ook een titel die aangaf, wat en wie Hij wilde zijn: Zoon des mensen. De Zoon van God, die de zoon van Adam, zoon van de mens wilde zijn. U weet dat Paulus er later ook zo over schrijft in Filippenzen 2. ‘Hij hield het gelijk zijn aan God niet vast.’ U weet ook wat deze dienstbare opstelling Jezus gekost heeft. Het kostte Zijn leven. Niet als lot, maar als bewuste keuze, vrijwillig, als offer, als losprijs voor velen. Jezus leerde Zijn discipelen dat het voor hen ook een zware weg zou zijn om Hem te volgen, een weg van nederigheid. Want, als jullie Mijn Rijk willen ingaan, geldt dat ook voor jullie. Onderdaan zijn van het Koninkrijk der Hemelen is geen erebaantje. Je moet bereid zijn om dienaar van allen te zijn. De minste willen zijn. Wil je straks na dit leven meeregeren, dan moet je nu dienstknecht willen zijn. Zijn leven zou hun voorbeeld zijn. ‘Jullie weten hoe het gaat in de wereld. Koningen heersen over hun volk. En mensen met macht spelen de baas over anderen. Maar zo mag het bij jullie niet gaan. Als je de belangrijkste wilt zijn, moet je de anderen dienen. Als je de voornaamste wilt zijn, moet je de anderen dienen zoals een slaaf doet’ (25-­‐27 BGT). Straks regeren met de Mensenzoon, betekent in het hier en nu leven als de Mensenzoon. Dat houdt juist in: niet heersen, maar dienen. Dat moet een tegenvaller zijn geweest voor de discipelen en Salomé. Ze dachten dat ze het nu allemaal wel gehad hadden. En, laten we eerlijk zijn, ze hadden ook 361 grote offers gebracht. Ik denk dat wij er wel eens te gering over hebben gedacht. Deze mannen hadden hun beroep, hun bedrijf, soms ook hun gezin opgeofferd. Maar dit zou nog maar het begin zijn. Het ergste moest nog komen. Voor Jezus, maar ook voor hen. Jakobus zou later de eerste apostolische martelaar zijn. In Handelingen 12 lezen we dat koning Herodus hem met het zwaard doodde. En u weet vast wat er met Johannes gebeurd is! Hij werd verbannen naar het eiland Patmos. Daar schreef hij dat hij deelgenoot was in de verdrukking (Openbaring 1:9). Als wij deze geschiedenis lezen tegen de achtergrond van het Koninkrijk en de vraag stellen, hoe het leven er in dat toekomstige koninkrijk uitziet, is Jezus’ antwoord heel duidelijk: Leven als de Mensenzoon. Niet heersen, maar dienen! 362 
Download