1 In het derde jaar des koninkrijks van Jojakim, den koning van Juda

advertisement
De profeet Daniël
Voorwoord…
Beste lezers,
Heel lang, maar met veel plezier heb ik aan deze bijbelstudie over
Daniël 1 gewerkt. Ik heb er echt van genoten en ik heb veel van God
ontvangen. Het was niet altijd eenvoudig om alle gedachten helder op
papier te zetten. Ik hoop dat u, dat jij door deze bijbelstudie ‘gezegend’
zult worden!
Het is heel belangrijk om de teksten, die genoemd worden, ook echt te
lezen!! Je zult de gedachtegangen beter begrijpen, de verbanden beter
zien in de Bijbel! Neem de tijd, de rust, de discipline om deze studie door
te nemen. Het is heel veel, dus het is misschien een idee om het stukje
voor stukje te lezen.
Hartelijke groet,
Gert-Jan de Ruiter
1 In het derde jaar des koninkrijks van Jojakim, den koning van Juda,
kwam Nebukadnezar, de koning van Babel, te Jeruzalem, en belegerde
haar.
2 En de HEERE gaf Jojakim, den koning van Juda, in zijn hand, en een
deel der vaten van het huis Gods; en hij bracht ze in het land van Sinear,
in het huis zijns gods; en de vaten bracht hij in het schathuis zijns gods.
3 En de koning zeide tot Aspenaz, den overste zijner kamerlingen, dat hij
voorbrengen zou enigen uit de kinderen Israëls, te weten, uit het
koninklijk zaad, en uit de prinsen;
4 Jongelingen, aan dewelke geen gebrek ware, maar schoon van
aangezicht, en vernuftig in alle wijsheid, en ervaren in wetenschap, en
kloek van verstand, en in dewelke bekwaamheid ware, om te staan in des
konings paleis; en dat men hen onderwees in de boeken en spraak der
Chaldeeën.
5 En de koning verordende hun, wat men ze dag bij dag geven zou van de
stukken der spijs des konings, en van den wijn zijns dranks, en dat men
hen drie jaren alzo optoog, en dat zij ten einde derzelve zouden staan
voor het aangezicht des konings.
6 Onder dezelve nu waren uit de kinderen van Juda: Daniël, Hananja,
Misael en Azarja.
7 En de overste der kamerlingen gaf hun andere namen, en Daniël
noemde hij Beltsazar, en Hananja Sadrach, en Misael Mesach, en Azarja
Abed-nego.
8 Daniël nu nam voor in zijn hart, dat hij zich niet zou ontreinigen met de
stukken van de spijs des konings, noch met den wijn zijns dranks; daarom
verzocht hij van den overste der kamerlingen, dat hij zich niet mocht
ontreinigen.
9 En God gaf Daniël genade en barmhartigheid voor het aangezicht van
den overste der kamerlingen.
10 Want de overste der kamerlingen zeide tot Daniël: Ik vreze mijn heer,
den koning, die ulieder spijs, en ulieder drank verordend heeft; want
waarom zou hij ulieder aangezichten droeviger zien, dan der jongelingen,
die in gelijkheid met ulieden zijn? Alzo zoudt gij mijn hoofd bij den koning
schuldig maken.
11 Toen zeide Daniël tot Melzar, dien de overste der kamerlingen gesteld
had over Daniël, Hananja, Misael en Azarja:
12 Beproef toch uw knechten tien dagen lang, en men geve ons van het
gezaaide te eten, en water te drinken.
13 En men zie voor uw aangezicht onze gedaanten, en de gedaante der
jongelingen, die de stukken van de spijs des konings eten; en doe met uw
knechten, naar dat gij zien zult.
14 Toen hoorde hij hen in deze zaak, en hij beproefde ze tien dagen.
15 Ten einde nu der tien dagen, zag men, dat hun gedaanten schoner
waren, en zij vetter waren van vlees dan al de jongelingen, die de stukken
van de spijze des konings aten.
16 Toen geschiedde het, dat Melzar de stukken hunner spijs wegnam,
mitsgaders den wijn huns dranks, en hij gaf hun van het gezaaide.
17 Aan deze vier jongelingen nu gaf God wetenschap en verstand in alle
boeken, en wijsheid; maar Daniël gaf Hij verstand in allerlei gezichten en
dromen.
18 Ten einde nu der dagen, waarvan de koning gezegd had, dat men hen
zou inbrengen, zo bracht ze de overste der kamerlingen in voor het
aangezicht van Nebukadnezar,
19 En de koning sprak met hen; doch er werd uit hen allen niemand
gevonden, gelijk Daniël, Hananja, Misaël en Azarja; en zij stonden voor
het aangezicht des konings.
20 En in alle zaken van verstandige wijsheid, die de koning hun afvroeg,
zo vond hij hen tienmaal boven al de tovenaars en sterrekijkers, die in
zijn ganse koninkrijk waren.
21 En Daniël bleef tot het eerste jaar van den koning Kores toe.
Bijbelstudie Dan.1
1 In het derde jaar des koninkrijks van Jojakim, den koning van Juda,
kwam Nebukadnezar, de koning van Babel, te Jeruzalem, en belegerde
haar.
-De belegering van Jeruzalem moet oorzaken hebben.
Lees 2 Kon.23:35; 2 Kon.24:1-7; Jer.46:2.
Allereerst moeten we de conclusie trekken, dat de belegering van
Jeruzalem komt doordat Jojakim na drie jaar weigerde nog belasting te
betalen (2 Kon.24:1: ‘rebelleerde’) aan koning Nebukadnezar. Ik zeg
bewust Nebukadnezar en niet faraö Necho, want de koning van Babel
had na drie (Jer.46:2) jaar, ingenomen al wat van de koning van Egypte
was.
Verder kwam de belegering door de zonden van Manasse. Deze zoon van
Hizkia had veel onschuldig bloed vergoten (2 Kon.24:4). Hieruit kunnen
we trouwens leren dat God de misdaad van de vaderen bezoekt aan de
kinderen, aan het derde, en aan het vierde geslacht dergenen die Hem
haten (Ex.20:5). Vanuit het Nieuwe Testament mogen we weten, dat
Jezus ook gestorven is voor de zonden die in het verleden zijn begaan,
maar als Jezus offer voor de zonden niet aanvaard wordt, geldt Exodus
20:5 nog steeds voor de ‘ongelovigen’ (Ex.20: ‘die Mij haten’).
Tenslotte kwam de belegering van Jeruzalem door de gruwelijke zonden
van de koning en het volk (Jer.25:2-9; 35:15). In Dan.1:2, dus hieronder,
komt dit ook nog heel even aan de orde.
2 En de HEERE gaf Jojakim, den koning van Juda, in zijn hand, en een
deel der vaten van het huis Gods; en hij bracht ze in het land van Sinear,
in het huis zijns gods; en de vaten bracht hij in het schathuis zijns gods.
Hoofdgedachte:”Datgene wat er met een gedeelte van de
voorwerpen van het huis van God gebeurt en er met enige
koningszonen gebeurt, zal later ook gebeuren met Jezus Christus!”
Ik zal proberen dit aan te tonen vanuit de Bijbel en er enkele
mooie gedachten aan te koppelen.
-En de Heere gaf… (vs.9,17)
Dit is Gods plan.
Dat Jezus overgeleverd, gekruisigd en opgestaan is, was ook Gods plan
(Hand.2:23).
Dit (vs.2) is ook Gods oordeel en straf. In bijvoorbeeld 2 Kron.36:5-8 kun
je lezen dat de belegering en de deportatie een straf van God was op de
ongehoorzaamheid van de koning (lees nu Jes.53:5).
-Weer vs.2:”…in zijn hand…”
Lees Mt.26:45,50! Let op woord ‘handen’.
-…en hij bracht ze…Let op ‘bracht(en)’…
Lees Luk.22:54,66; Joh.19:13: wat er met de voorwerpen en de
koningszonen gebeurt, gebeurt er ook met Jezus!
-…in het land van Sinear (vgl. Dan. 1:2; Gen.11:2). Waar bracht
Nebukadnezar de voorwerpen en de koningszonen heen? Naar Babel, naar
het land van Sinear! Dat was een weg die naar beneden liep! Wat een
vernedering voor die joodse koningszonen (en voorwerpen)! Let op: van
het huis van God afgedaald naar het huis ‘zijns’ (=Nebukadnezar) gods!
Die koningszonen komen in een wereld vol afgoden! Nogmaals, wat een
vernedering! En wat een (vrijwillige) vernedering voor Jezus toen Hij naar
‘dit Babel’, deze wereld vol afgoden (1 Kor.8:5; Gal.4:8) kwam (Filip.2)!
En wat een bemoediging voor Daniël en zijn vrienden, dat ze wisten dat ze
niet alleen waren! Dat er enkele koningszonen met hen weggevoerd zijn
en dat er ook nog enkele ‘voorwerpen’ uit het huis van God in Babel
waren! God is met hen! Hij is erbij! God is ook met ons, want God zond
niet een gedeelte uit Zijn huis naar ‘dit Babel’, naar ons toe, maar
ALLES (Rom.8:31,32)! U gaf alles met en voor mij! U gaf honderd
procent!
-…en hij bracht ze in het land van Sinear…Sinear, d.w.z. Babel. En Babel
betekent zoiets als ‘spraakverwarring’ of ‘verstrooiing’.
Lees Jes.11:11,12:
11 Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere ten anderen male
Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns
volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrië, en van Egypte, en van
Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath,
en van de eilanden der zee.
12 En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de
verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda
vergaderen, van de vier eilanden des aardrijks.
-Gods volk dat verstrooit is ‘in Babel’ zal God Zelf weer bij elkaar brengen!
Hij wil Jeruzalem herbouwen; vergâren en in vreê doen leven, Hen, die uit
Isrel zijn verdreven. Hij roept dat talloos heir (=leger) te zamen
(Ps.147:1,2 berijmd)!
Lees ook Ef.1:10; Rom.4:17; Op.7:1,9,14,15.
3 En de koning zeide tot Aspenaz, den overste zijner kamerlingen, dat hij
voorbrengen zou enigen uit de kinderen Israëls, te weten, uit het
koninklijk zaad, en uit de prinsen;
4 Jongelingen, aan dewelke geen gebrek ware, maar schoon van
aangezicht, en vernuftig in alle wijsheid, en ervaren in wetenschap, en
kloek van verstand, en in dewelke bekwaamheid ware, om te staan in des
konings paleis; en dat men hen onderwees in de boeken en spraak der
Chaldeeën.
-Wat hier gebeurt, is al eerder voorspeld door God in 2
Kon.20:18:”Daartoe zullen zij van uw zonen, die uit u zullen voortkomen,
die gij gewinnen zult, nemen, dat zij hovelingen zijn in het paleis des
konings van Babel (lees Gen.17:6; Micha 5:1 – ‘voortkomen’).” Deze
teksten onderbouwen trouwens ook datgene wat ik al eerder gezegd heb,
namelijk dat wat een deel van Zijn volk overkomt, Jezus Zelf overkomt!
God stelt Zich op één lijn met Zijn volk. Hij vereenzelvigt Zich met Zijn
volk!
-“En de koning zeide…dat hij voorbrengen zou enigen uit de kinderen
Israëls, aan dewelke geen gebrek ware,…om te staan in des konings
paleis.”
-Lees 2 Kon.24:14-16; 25:12! Nebukadnezar is niet gek: Hij neemt alle
bekwame, goede mannen mee, zodat er in Juda een arm en ellendig volk
overblijft. Hij heeft nu ook niet bang te zijn voor een opstand of iets
anders. En ze zijn lekker afhankelijk…hulpeloos…
Lees Zef.3:12:” Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een
ellendig en arm volk; die zullen op de Naam des Heeren betrouwen.”
-in het midden. Lees Joh.19:18,19!! En Jezus in het midden…! God is in
het midden van een arm en ellendig volk!
-“…aan dewelke geen gebrek ware…” Lees en vergelijk Dan.1:4,10,19,21
& Ps.23:1,6 (berijmd en onberijmd). Je ziet dat je alleen mag ‘blijven’ en
voor de koning kunt verschijnen als je ‘geen gebrek’ hebt (zie ook
hieronder).
-God liet Zijn eigen Zoon ‘voorbrengen’. ‘Voorbrengen’ voor Pilatus en
Herodus, maar dieper nog voor Hemzelf! In Jezus is geen gebrek, Hij is
vlekkeloos, vernuftig in alle wijsheid, ervaren in wetenschap, kloek van
verstand! In Hem alleen is bekwaamheid om te staan (lees Hebr.4:16) in
het paleis van de Koning der koningen! Hij voor ons! Hebr.9:24:”…maar in
de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor
ons!”
-“…en kloek van verstand…” Laten we even kijken naar het woord ‘kloek’.
Het is belangrijk om dit woord beter te begrijpen, omdat je dan meer
informatie krijgt over ‘de vier vrienden’ en over Jezus Zelf (zie hierboven)!
‘Kloek’ is dat je je tong in bedwang houdt, zodat je bewaard wordt voor
kwaad en bedrog (Spr.10:9; Rom.3; Jak.3). Aan de andere kant is kloek
ook, dat je je ‘woordje’ op de juiste tijd kunt doen (Jes.3:3). Verder haat
je de gierigheid (Ex.18:21). Daarnaast ben je ook dapper (1 Kron.12:8).
Sommige van deze dingen zien we heel goed terugkomen in de
geschiedenis van Daniël.
Naar mijn overtuiging is hierboven het christenleven ‘omschreven’. Een
christenleven is een praktisch leven! Toch kan je een soort angstgevoel
krijgen als je dit leest. De lat is zo hoog en ik voldoe ‘niet aan de lijst’.
Kortom, ik ben niet ‘kloek’. Nee, maar in God ben je dat wel! In God zul
je kloeke daden doen (Ps.60:14; 108:14)! Je bent ‘kloek’ omdat Jezus
kloek is (zie ook uitleg hierboven)! Je bent trouwens ‘in God’ als je God
persoonlijk kent door Jezus Christus! Het kennen van God…dáár gaat het
om en dat staat bovenaan (lees Spr.1:4 – kloekzinnigheid)!
-“…de overste zijner kamerlingen,…”. Voor kamerlingen mag je ook
‘gesnedenen’ vertalen (zie ook Gen.37:36). Waarschijnlijk zijn onze
vrienden gewoon écht mishandeld daar. Daar zijn ze ‘ontmand’. Van Jozef
weten we dat hij, hoewel hij onder toezicht van een ‘ontmande’ was, niet
‘ontmand’ is, omdat hij later kinderen heeft gekregen.
-Nogmaals terug naar de woorden ‘geen gebrek’. Deze woorden geven ons
wat informatie over onze vrienden. Ze dienden God en zochten Hem
(Ps.34:10,11). Dit staat aan het begin van de geschiedenis van Daniël en
zijn vrienden. De vrees des Heeren, d.w.z. het kennen en dienen van God,
is het begin van de wetenschap (lees ook Dan.1:4,17). Opvallend ook dat
de hiervoor genoemde tekst ook in het begin van Spreuken (1:7) staat!
In Openbaring 1:8 komen we trouwens nog iets meer te weten over wat
‘de vrees des Heeren’ is. De vrees des Heeren is het kennen van God
door Jezus Christus, want Deze is het Begin! In gedachte kwam 1
Joh.5:20 in me op:” Maar wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en
heeft ons het verstand gegeven, dat wij de Waarachtige kennen; en wij
zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de
waarachtige God, en het eeuwige Leven.”
-Weer even terug naar het feit dat de vrees des Heeren het begin van de
wetenschap is. Jezus Christus is het begin van de wetenschap. Lees
Luk.11:52! Daar staat dat Jezus de Sleutel is van de kennis! En daar staat
dat de Wetgeleerden, en ten diepste ook wij, Hem hebben weggenomen!
Weggenomen, terwijl God Hem heeft gegeven (Joh.3:16;
Joh.19:15)! Hier een bewijs dat wij van huis uit niet openstaan voor
Jezus (en) het Evangelie. Deze teksten bevatten ook de bemoediging en
de troost dat wij Datgene mogen aannemen wat ons is gegeven…!
Afsluiter
Zoek eerst het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid,
en al deze dingen zullen u toegeworpen* worden (Mt.6:33).
*Rom.8:32…met Hem…!
-Dat onze vrienden al God dienden en kenden voordat ze in Babel
kwamen, heeft waarschijnlijk te maken met de goede joodse opvoeding
die ze thuis hebben ontvangen. Jong geleerd is oud gedaan! En…het gezin
is de hoeksteen van de samenleving. Een goede opvoeding zorgt ervoor
dat je ‘weerbaar’ gemaakt wordt in de (babelse) wereld. Dat zien we in de
geschiedenis van Daniël. Wat hebben onze vrienden een profijt gehad van
wat ze van thuis hadden meegekregen! Dat zie je alleen al aan het feit,
dat ze zich aan Gods wetten wilden houden (Dan.1:8).
Onze vrienden hebben, voordat ze in Babel kwamen, echter niet alleen
een goede opvoeding gehad, maar ze zaten ook nog eens onder de
prediking van de profeet Jeremia (Jer.25:1-6; 2 Kron.36:5). Ook daardoor
zijn ze (positief) beïnvloed! Dat Sadrach, Mesach en Abed-Nego
bijvoorbeeld bleven staan voor het beeld van Nebukadnezar
(Dan.3:12,14) komt o.a. door Jeremia, die preekte dat je je voor andere
goden niet mocht buigen (Jer.25:6).
Uit deze gegevens kunnen we leren dat een goede christelijke opvoeding
en het ‘zitten onder een Bijbelse verkondiging’, ons weerbaar maakt in
een wereld, die steeds meer afrekent met christelijke normen en waarden
(lees Spr.1:8). We mogen dankbaar zijn voor een premier die de aanhef
‘bij de gratie Gods’ in ons staatsbestel wil laten staan. “Want”, zo zei hij,
“dat zet mensen aan het denken.”
-…en in dewelke bekwaamheid ware…
Lees 2 Kor.3:5,6: onze bekwaamheid is uit God!
-…en dat men hen onderwees (Hand.7:22) in de boeken en spraak der
Chaldeeën(SV).
De WV zegt:”Hij moest hun de taal en het schrift van de Chaldeeën
leren.’
Lees nu Mt.28:19! Gaat dan heen, onderwijst…lerende…
Wat ‘leren’? Alles wat Ik u geboden heb!
Joz.1:9:”Heb Ik het u niet bevolen?”
-De heidenen, de Chaldeeën, waren overtuigd van het belang van het
geven van ‘babels’ onderwijs. Zijn wij ook overtuigd van het belang van
het geven van ‘bijbels’ onderwijs? Als de wereld zich verdiept in ‘hun
boeken’, ‘hun taal’ etc., moeten wij dan ons niet meer verdiepen in onze
66 boeken?! In onze ‘taal’, in onze ‘geschriften’? Als je christen bent, ben
je van een ander koninkrijk, je zult je écht moeten verdiepen ‘in de
boeken en spraak’ van dit koninkrijk!
-Welke plaats heeft het woord van God in jouw (pers.)leven?
5 En de koning verordende hun, wat men ze dag bij dag geven zou van de
stukken der spijs des konings, en van den wijn zijns dranks, en dat men
hen drie jaren alzo optoog, en dat zij ten einde derzelve zouden staan
voor het aangezicht des konings.
-En de koning verordende hun (vs.10). In Dan.6:9,16-18 kunnen we
lezen dat wat de koning bepaalt niet ingetrokken of veranderd mag
worden. Het is een wet van Meden en Perzen! Als je je niet houdt aan
datgene wat de koning bepaalt, kost dat je leven! Nu gaan we zo lezen,
dat God ons voedsel bepaalt: Zijn Woord en Zijn gekruisigd Lichaam. In
bijvoorbeeld Gal.1:6-9 staat, dat we vervloekt zijn als we ons niet houden
‘aan dat wat de Koning der koningen’ bepaalt: namelijk het Evangelie van
Jezus Christus! ‘Vervloekt’ klinkt heftig, maar dit woord is te begrijpen, als
je beseft dat een ‘ander evangelie’ duizenden mensen van God afhoudt en
op een dwaalspoor brengt. Lees ook 1 Kor.3:11;Op.22:18,19.
-Lees Joh.6:55: Spijs en Drank. Ook wij krijgen ons dagelijks menu
‘voorgeschoteld’. Wij krijgen de Spijs en Drank van de ware Koning der
koningen voorgezet: het gekruisigd Lichaam van onze Heere Jezus
Christus!
-Lees Joh.6! Dan.1:5: ‘dag bij dag’.
Ps.105:22 (berijmd): Zij werden daag’lijks begenadigd (lees Ef.1:6), met
manna, hemels brood, verzadigd
-Wij, als christenen, krijgen ons dagelijks menu voorgeschoteld…De
Koning der koningen bepaalt/ eist dat…! ‘En de koning verordende hun,…’
Geen vrijblijvende zaak…! Niet: alleen als ik er behoefte aan heb …! Jezus
spoort ons aan en eist van ons dat we ‘Zijn Vlees eten en Zijn Drank, Zijn
bloed drinken’. Laat ons eten en drinken en vrolijk zijn…!
De eis van de koning houdt een opdracht voor ons in: Je laten voeden
door Hemzelf en door Zijn Woord: dag bij dag…
-Lees Dan.1:5,8,13,15,16: Als het goed is, lees je 5x het woord ‘stukken’.
De spijs van de koning bestaat uit gebroken en/of (af)gesneden stukken…
Jezus zegt: Neemt, eet, dit is Mijn lichaam dat voor u gebroken wordt…
Lees ook Klaagl.3:11: Hij heeft mij in stukken gebroken…Hij is, nogmaals,
ons dagelijks menu…De NBG vertaalt met ‘dagelijks rantsoen’. Het woord
‘rantsoen’ komt in het Nieuwe Testament drie keer voor
(Mt.20:28;Mk.10:45;1 Tim.2:6). Alleen in Daniël heeft het niet de
betekenis van ‘losprijs’, maar van ‘eten’. Maar stel dat je aan de vermelde
NT-ische teksten een verkeerde vertaling geeft van ‘rantsoen’. Dus dat je
zegt dat met ‘rantsoen’ ‘eten’ wordt bedoeld, dan wordt de waarheid niet
aangetast. Want Jezus heeft Zichzelf ook gegeven met als doel dat wij van
Hem zouden ‘eten’! Ik vind dat je best gebruik mag maken van de
tweeledige betekenis van het woord ‘rantsoen’.
Trouwens ook wel aardig om te vermelden hoe Van Dale het woord
‘rantsoen’ definieert. Rantsoen is:” Voor elk der leden van een
gemeenschap beschikbaar gestelde portie van middelen tot
levensonderhoud.” Let op: voor elk der leden! Je hoeft dus (eigenlijk
helemaal) niet bang te zijn dat Jezus er niet voor jou is!
-De Kanttekeningen vertalen ‘stukken’ met de volgende woorden:
‘brokken’, ‘portie’, ‘gerechten’, ‘overschot.’ Toen ik het woord ‘portie’ las,
moest ik denken aan Ps.73:26:”Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is
Gód de Rotssteen mijns harten en mijn Deel (portie) in eeuwigheid.”
Verder dacht ik ook aan Spr.30:8, waar staat:”Voed mij met het brood
mijns bescheiden deels.” Deze tekst heeft een rijke, geestelijke betekenis!
Dat betekent ten diepste dat Jezus (zie ook uitleg hierboven) Zelf je Deel
is! Hij, het Brood des levens, is voor jou bestemd! Het komt je toe! Aan
Hem heb je genoeg, ja een overvloed! Ik bid het nog een keer:”Voed mij
met het brood mijns bescheiden deels…!”
-De Naardense Bijbel vertaalt ‘stukken der spijs des konings’ met ‘het
beste eten van de koning’ (zie ook vs.8,13,15). Het beste eten van de
‘koning’ is slechter dan het ‘slechtste’ van God!
-‘Stukken’ staat trouwens in het meervoud! De wereld biedt wel veel,
maar het is niet beter, niet gezonder dan het ‘weinige’ van God. Beter een
klein beetje van God, dan veel van de wereld!
-Als je eet en drinkt van het dagelijks menu van de Koning der koningen,
dan zul je aan het eind ‘van de rit’ voor het aangezicht van de Koning der
Koningen staan…(Dan.1:18,19)! Dat is een belofte…!
Lees nu Op.7:9-17!
Na dezen zag ik, en ziet, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle
natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor de troon en voor
het Lam…vv
Dan.1:6 geeft (ook) antwoord op de vraag wie er zullen staan…Kinderen
van Juda, Godlovers dus…! Deze Godlovers hebben hun lange klederen
gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam…!
En ze komen uit ‘Babel’, uit ‘de grote verdrukking’, ‘uit deze wereld’…!
-In Dan.1:7 staat dat Daniël en zijn vrienden andere namen* krijgen:
niets mag hen herinneren aan hun God en vaderland…In bijvoorbeeld
Op.3:12; 14:1 en 22:4 krijgen de ‘overwinnaars’ ook een andere, nieuwe
Naam: Niets mag hen herinneren aan de grote verdrukking…
Opvallend is trouwens ook, dat er ‘Naam’ staat. Dus enkelvoud. Dit
waarschijnlijk omdat er onder de hemel geen andere Naam is gegeven,
dan de Naam van Jezus. Alleen door Hem moeten en kunnen wij zalig
worden.
*Kanttekeningen: Het heeft, buiten twijfel, dezen godzaligen jongelingen zeer verdroten, dat men hen
gedwongen heeft de namen der afgoden te dragen, in plaats van die troostelijke namen van den waren God,
die hun godzalige ouders hun gegeven hadden.
-Nog even over de namen van de vier vrienden. In hun hebreeuwse
namen komen de woorden ‘el’ en ‘jah’ voor: Daniël, Hananjah, Misaël en
Azarjah. Hun namen herinneren, nogmaals, aan God, aan de HEERE…Hun
joodse namen moeten vergeten worden en hun God ook. Ze moeten
eigenlijks hun afkomst ontkennen, ze moeten zichzelf vergeten… Gód
vergeet hen en hun namen echter niet! In het vervolg van Daniël zien we
dat ‘God handelde naar hun namen.’ Een voorbeeld: Daniël betekent: God
is mijn rechter. In Dan.3 liet God duidelijk zien, dat Híj, en niet koning
Darius, zijn levenseinde bepaalde. Daniël werd niet verscheurd door de
leeuwen.
Gedachte:
Als g’in nood gezeten, geen uitkomst ziet,
wil dan nooit vergeten: God verlaat u niet!
-“…en dat men hen drie jaren optoog, en dat zij ten einde derzelve zouden
staan voor het aangezicht des konings.”
De WV zegt:”…de opleiding zou drie jaar duren; daarna zouden zij bij de
koning in dienst treden.”
Allereerst even stilstaan bij het woord ‘optoog’. Hiermee wordt ‘opvoeding’
bedoeld. De koningszonen kregen een koninklijke opvoeding. We zien dat
‘opvoeding’ bestaat uit twee belangrijke ‘onderdelen’, nl. ‘goed eten’
(vs.5,12) en ‘goed onderwijs’ (vs.4). Het onderwijs was ook een soort
integratiecursus. Een soort inburgeringscursus (lees ook Ef.2:12-19). Ze
moeten zich toch kunnen redden in de ‘babelse samenleving’?!
Ik geloof dat wij ook een koninklijke opvoeding krijgen (lees Hebr.12:513;). Die opvoeding noemt de Bijbel ‘kastijding’. Die ‘kastijding’ is
overigens niet makkelijk (lees ook Mt.27:26), zoals het ook voor de
Joodse jongens niet makkelijk was te leven in een babelse cultuur. Het
was soms voor die jongens écht een verschrikking te leven aan het hof
van de koning…Toch is de bijbelse kastijding, de bijbelse opvoeding wel
nuttig voor ons! Deze ‘kastijding’ zorgt ervoor dat we meer op Jezus
zullen gaan lijken, zodat we meer ‘vrucht’ zullen dragen. God wil dat we
(weer) en meer tot onze bestemming zullen komen (lees ook Joh.15:117)!
De koninklijke opvoeding die Daniël en zijn vrienden kregen was zeker ook
een voorbereiding! Op wat? ‘Om te staan in des konings paleis.’ Ze
moesten verschijnen voor de koning en daar werden ze op voorbereid!
Dat was bijvoorbeeld voor Daniël heel concreet, heel ‘real-life’, maar voor
ons niet. Kan het voor ons ook wat concreter? Wat houdt het ‘staan in des
konings paleis’ precies in voor ons? Nou, precies is lastig te zeggen, vind
ik. Toch kom ik wel iets te weten als ik kijk naar het woord ‘staan’. Als ik
Gen.41:46, 2 Kron.29:11; Deut.10:8 en Num.16:9 lees, dan kom ik tot de
conclusie, dat je voorbereid kunt worden op een taak als voorganger.
Daarvoor heb je wel een (drie)-jarige opleiding nodig!
Het ‘staan in des konings paleis’, hoef je overigens niet altijd zo op te
vatten als hierboven beschreven. Christenen zijn een uitverkoren geslacht,
een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat wij
zouden verkondigen de deugden van Desgenen, Die ons uit de duisternis
geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht (1 Pe. 2:9). Dit is dus meer
‘algemeen’ (=voor iedere christen) en niet ‘concreet en specifiek’
(=speciale taak).
-De plek waar je opgevoed en dus ook voorbereid wordt, kan heel
verschillend zijn (1 Sam.1:24,28; Dan.1:4,5; 2 Tim.1:5; Luk.2:46; Hand.
7:21,22;22:3). Opmerkelijk is wel, vind ik, dat het vaak begint in het
‘huis van V(v)ader’…
Wat mij trouwens opviel bij (globaal) lezen van Hand.7:23-36 was, de
wonderlijke leiding, de wonderlijke ‘opvoeding’ van God in het leven van
Mozes. Eerst drie maanden in het huis van zijn vader en moeder, toen 40
jaar aan het hof van de Farao, vervolgens veertig jaar in de woestijn en
daarna (pas) 40 jaar het volk (uit)leiden. Dat is toch wat…! En ik vraag
me zo af: kon God niet wat eerder roepen voor ‘de grote taak’? En: ik
vraag me ook af: Waar wil God mij hebben? En: welk verband zit er
tussen mijn huidige werk als stempelmaker en mijn christelijke taak?
-8 Daniël nu nam voor in zijn hart, dat hij zich niet zou ontreinigen met de
stukken van de spijs des konings, noch met den wijn zijns dranks; daarom
verzocht hij van den overste der kamerlingen, dat hij zich niet mocht
ontreinigen.
-de oproep in dit vers komt ook in Joh.6:27 ‘naar voren’:”…werkt niet om
de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven,
welke de Zoon des mensen ulieden geven zal.”
Op een gegeven moment had de Samaritaanse vrouw door, dat de wereld
haar niets te bieden had, want ze verliet haar watervat (Joh.4:28).
Geweldig mooi voor haar was, dat ze er een Fontein van water voor
terugkreeg! Een watervat heeft slechts beperkte inhoud (Joh.2:7), maar
een fontein houdt nooit op (lees Joh.4:14)! Net zoals een waterval niet
ophoudt met stromen…! Er is een Fontein vol van blijdschap in mijn hart!
Ik heb een beurs die niet oud wordt, ik heb een schat in de hemel, ik heb
Jezus in mijn hart!
-Uit de woorden ‘nu nam voor in zijn hart’ (lees 1 Kor.7:37), mogen we
concluderen dat het Daniëls vrijwillige beslissing was de joodse
(spijs)wetten na te leven. Hij wilde zich niet verontreinigen. En hij mocht
het ook niet. Ps.40:9: Ik heb lust, o mijn God! Om Uw welbehagen te
doen; en Uw wet is in het midden van mijn ingewand. O, mijn God, Uw
geboden zijn niet zwaar (1 Joh.5:3). Lees ook Mt.11:29,30; Jer.31:33;
Ez.36:26,27.
(Gedachte lied: Jezus, alles geef ik U! Zin: door Uw wil te doen, leer ik
om vrij te zijn! Tip: luister via YouTube)
-Van dit vers uit Daniel 1 kunnen wij, hedendaagse christenen, leren dat
we iets (vul zelf maar in) niet doen omdat we het in de eerste plaats niet
mogen, maar niet willen. We willen ons niet vuil laten maken ‘door de
stukken van de spijs van de koning van Babel!’ Of anders gezegd: We
willen niet alles eten ‘wat de wereld schaft’…Dat is niet goed voor ons…!
En bovendien: als wij ons laten verontreinigen ‘door de wereld’ kunnen we
niet staan voor het aangezicht van de koning (Dan.1:10). Op.21: 27:”…en
in haar zal niet inkomen iets, dat ontreinigt,…”
Goddank mogen we weten dat onze vuile kleren wit gemaakt zijn in het
bloed van het Lam! En dat we daarom mogen en kunnen staan voor Gods
aangezicht! Niet door rechtvaardige daden, maar door het bloed van het
Lam mogen wij hier binnengaan! Toch blijft de opdracht om te jagen naar
‘heiligmaking’ (=een zuiver, gehoorzaam leven leiden tot Gods eer) staan!
Lees Hebr.12:14-20 (zie ‘ontreinigd’ vs.15)!! God wil dat we ‘scherp’
blijven en niet slordig gaan leven! Dat wil ‘Paulus’ trouwens ook
(Rom.6:1,2vv)!
Ps.19:6
Dus krijg ik van mijn plicht,
O God, een klaar bericht.
Wat is ’t vooruitzicht schoon!
Hij, die op U vertrouwt,
Uw wetten onderhoudt,
Vindt daarin groten loon.
Maar, Heer, wie is de man,
Die op ’t nauwkeurigst kan
Zijn dwalingen doorgronden?
O bron van ’t hoogste goed,
Was, reinig mijn gemoed
Van mijn verborgen zonden.
“…daarom verzocht hij…” Daniël vraagt ‘ruimte’ om zijn joodse principes
na te mogen leven. We moeten dit niet onderschatten! Dit getuigt van
grote lef, veel moed en vrijmoedigheid (zie ook Dan.2:16; 2:49;
3:6,12,17,18; 6:8-12;Rom.8:15)! Dit kon zijn leven kosten (Esther 4:16;
5:2)! Lees nogmaals Rom.8:15: we hebben geen Geest van lafhartigheid
gekregen! Je mag ook best wat lef hebben en tonen…!
Uit Dan.2:49 kunnen we leren dat je, als je om ‘ruimte’ vraagt om je
christelijke ‘principes’ na te mogen leven, je ook wel het goede moment
uit moet kiezen! Daniël vroeg immers om promotie van zijn vrienden toen
hij de droom van de koning had uitgelegd. Ergens wel logisch dat de
koning hem ter wille was…
-Daniël vraagt om ander eten. God geeft hem genade in de ogen van
Melzar: Uiteindelijk krijgt hij waar hij om gevraagd heeft. Eigenlijk krijgt
hij veel meer (Dan.1:17)! Zo is God nou ook (lees Ef.3:20)!
-Ik zei net, dat Daniël vroeg om ander eten. Als je vers 8-12 goed leest,
dan ontdek je dat het alleen over Daniël gaat. In vers 12 gaat het ook in
één keer over zijn vrienden (‘knechten’). Daniël neemt het initiatief, het
voortouw. Daniël brengt zijn zaak, maar ook de zaak van zijn vrienden bij
de overste Melzar. Ik vraag me af:” Is Daniël hier niet een type van de
Heere Jezus?!” Hij is immers onze Voorspraak bij de Vader (1 Joh.2:1)! Hij
brengt immers onze zaak bij God! En/of mogen we Daniël (ook) niet zien
als een type van de Heilige Geest, Die al ons ‘zuchten’ op een volmaakte
manier bij God de Vader brengt (Rom.8:26,27)?
-In vers 9 zien we dat uitkomen voor en vasthouden aan Gods principes
en wetten ‘beloond’ wordt. Er is respect voor: “En God gaf (Gen.39:21)
Daniël genade en barmhartigheid voor het aangezicht van de overste der
kamerlingen (Lees Dan.3:18,28-30).”
-“…daarom verzocht hij…en God gaf.” Als wij een verzoek, een vraag
hebben zorgt God ervoor dat het ‘ingewilligd’ wordt (lees Esther 5:2,3,6;
7:2). God zorgt voor ruimte om je geloof handen en voeten te geven, juist
op een plek waar eigenlijk geen ruimte is.
Let trouwens in vers 9 op de woorden ‘genade en barmhartigheid’. Ook in
het Nieuwe Testament worden deze woorden samen genoemd. In
Hebr.4:16 lezen we: ”Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de
troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade
vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.”
-Vers 10: de woorden ‘in gelijkheid met ulieden zijn’ zijn in de Eng.KJV
vertaald met ‘which are of your sort’. Deze vertaling mogen we, volgens
mij, ruim uitleggen: Er waren zowel babelse, heidense jongelingen als
joodse. De woorden ‘which are of your sort’, laten mij vermoeden dat er
ook jongelingen waren, die het niet zo nauw namen met Gods wetten…Het
gevolg is dat zij er dan ook wel wat ‘minder fraai’ uitzagen en dat zij ook
wel wat minder wijs, verstandig en knap waren.
De woorden ‘which are of your sort’ herinneren mij weer aan het feit dat
Jezus Zich zo diep heeft vernederd en onder ons is komen wonen (Joh.1).
Hij is met ons! Immanuël!
-Nogmaals terug naar vers 10! Daar wordt een vraag gesteld:”…want
waarom zou hij ulieder aangezichten droeviger zien, dan der jongelingen,
die in gelijkheid met ulieden zijn?” In de Eng.KJV staat:”…for why should
he see your faces worse liking than the children, which are of your sort?
then shall ye make me endanger my head to the king.
Een vraag die bij mij opkomt is:”Was Melzar (vs.11) alleen maar bang
voor zijn eigen leven?” Of voelde hij zich in zo’n hoge mate
verantwoordelijk voor ‘het welzijn’ van de jongelingen, dat hij het alleen
maar zichzelf zou aanrekenen, als zij er slechter uitzagen dan de rest?”
Het kan beide, maar toch denk ik dat het laatste het geval is. Omdat ‘deze
houding’, volgens mij, ook het beste bij Jezus ‘past’! Jezus rekent het
bijna Zichzelf aan als wij er slechter uitzien ‘than the children of our sort’!
Zó verantwoordelijk voelt Hij Zich voor ons welzijn…!
Jezus wil dat wij er net zo gaaf uitzien als ‘de rest’!
Hij wil, nogmaals, dat we er net zo uitzien ‘als de kinderen van onze
soort’! Dat betekent dat het Jezus diepe verlangen is, dat wij worden zoals
Hijzelf is (1 Joh.4:17-19;Joh.17:11,13.19,21-26)! Want, en nu komt
het…HIJ WERD ÉÉN VAN ONZE SOORT! Jezus vraagt aan ons:”Waarom
zou Ik ulieder aangezichten droeviger zien, dan der jongelingen, die in
gelijkheid met ulieden zijn? Jezus vraagt aan ons:”Waarom hebben vele
huurlingen van Mijn Vader overvloed van brood, en vergaan jullie, Mijn
zonen en dochters, van honger?*” Dat is toch nergens voor nodig! Jullie
hebben Mijn Vlees en Drank toch? Waarom zo’n leven in verslagenheid,
angst, twijfel en verdriet? Zoals Ik ben zijn jullie in deze wereld!
*Deze vraag komt uit Luk.15:17vv. Deze vraag is het begin van de
genezing, de bekering, het herstel van het joodse volk! Als een (joodse)
zoon van God in de heidenwereld ziet hoeveel mensen er tot geloof
komen, zal hij tot bezinning komen. Vervolgens tot de Vader gaan, Die
hem met open armen staat op te wachten (Lees Rom.11:11,12)! Wat een
vreugde! Deze Mijn Zoon was dood, en is weder levend geworden; en hij
was verloren, en is gevonden! Breng Mijn zonen van verre (zie ook
Luk.15:20)!
-Melzar, het hoofd van de kamerlingen, dacht dat het koningsvoedsel
beter was, dan het gezaaide. Zo zijn er heel veel mensen, die dat serieus
denken. Alles wat de wereld je ‘schaft’, is beter dan wat God ‘schaft’, nl.
Zijn Spijs en Drank, Zijn Woord. Maar ze hebben het mis! Dat blijkt wel
uit Dan.1:19,20! Ik zou zeggen: Beproef toch… (vs.12)!
De test die beschreven wordt in vs.12-15 gaat, mijns insziens, over de
volgende vraag: ‘welk voedsel is nou beter?’
-Uit vers 10-12,15 mag je concluderen, dat het voedsel dat niets leek voor
te stellen alles was, omdat God het zegende. Ik moest denken aan de
woorden van Jezus uit Joh.14:30:”De overste (zie vs.10) dezer wereld
komt, en heeft aan Mij, Die het Brood des levens is, niets.” Verder moest
ik denken aan 1 Kor.1:27,28:”Maar het dwaze der wereld heeft God
uitverkoren…opdat Hij het sterke zou beschamen. En het onedele der
wereld…te niet zou maken.”
-Lees vers 11. Let op het woord ‘gesteld’. Melzar is verantwoordelijk voor
de voedselvoorziening van onze vrienden. Melzar is ‘boven’ hen gesteld.
In Dan.2:48,49 lijkt het alsof de rollen zijn omgedraaid. De meerdere zal
de mindere dienen…! Bij Jezus was het trouwens ook zo, dat Hij in Zijn
leven op aarde ‘onder de macht van anderen is gesteld’. Nu is Hij echter
boven alles en iedereen (Filip.2:9-11)!
-13 En men zie voor uw aangezicht onze gedaanten, en de gedaante der
jongelingen, die de stukken van de spijs des konings eten; en doe met uw
knechten, naar dat gij zien zult (lees ook Mt.17:12; 27:15).
We zien dat ‘onze vrienden’ er gaver en beter uitzien (vs.15), omdat ze
Gods wetten naleven. Lees nu in vs.13,15 het woord ‘gedaanten’.
In Jes.53:2 lees ik: “Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij
Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd
hebben.” Hier in Jesaja 53 zien we ‘dat God doet, naar dat Hij zag’! Jezus
Zelf was zonder zonde en Hij leefde Gods wetten volledig na, maar God
heeft met Hém gehandeld naar onze zonden, naar onze
ongehoorzaamheid…! ‘Opdat wij onberispelijk en oprecht mogen zijn,
kinderen Gods zijnde’,…etc. (Filip.2:15; lees ook 2 Kor.5:21)
Ps.103:5: Hij handelt nooit met ons naar onze zonden…!
-Dankzij Jezus zijn wij in deze wereld zoals Hij is (1 Joh.4:17):
rechtvaardig, heilig, volmaakt, compleet, zuiver, rein, zonder zonde.
Vandaar ook dat er staat: doch er werd uit hen allen niemand gevonden,
gelijk…(vs.19).
-Lees vers 12,13. Ik lees daar twee keer de woorden ‘uw knechten’.
Daniël en zijn vrienden blijven nederig. Ze onderwerpen zich aan Melzar,
die over hen gesteld is (lees Rom.13:1-7). Ze onderwerpen zich ten
diepste aan koning Nebukadnezar zelf! Ik moest denken aan 1 Petr.5:5-6.
Daar staat:” Desgelijks gij jongen, zijt den ouden onderdanig; en zijt allen
elkander onderdanig; zijt met de ootmoedigheid bekleed; want God
wederstaat de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade.
Vernedert u dan onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te
Zijner tijd (lees ook Filip.2:3-11!).” Mij trof dat dit juist stond onder het
kopje ‘vermaning tot nederigheid’. Verder trof mij de overeenkomsten
tussen dit gedeelte en Daniël 1. In 1 Petrus staat, dat God de nederigen
genade geeft. In Daniël 1:9 staat dat God (de nederige) Daniël genade
en barmhartigheid gaf! Verder staat er in 1 Petrus, dat je je behoort te
vernederen onder de krachtige hand van God. In Daniël 1:2 staat, dat
God Jojakim, de koning van Juda, in Nebukadnezars hand gaf. Daniël en
zijn vrienden zijn dus nu in, maar ook onder de hand van Nebukadnezar.
Ze zijn onder zijn bevel! Dat Daniël en zijn vrienden hier nederig
handelen is een teken van de aanwezigheid van God in hun leven. Het is
een teken van ‘godsvrucht’. En het is ook een teken dat het Woord van
God in hun harten is ‘gegraveerd’ door de Geest van God.
-Hoewel Daniël en zijn vrienden zich onderwerpen en nederig
blijven, betekent dat niet dat ze ‘zomaar’ doen wat de koning, en
eigenlijk dus de overheid, hen voorschrijft. Ze beseffen dat ze God
meer gehoorzaam moeten zijn dan de mensen (Hand.5:29). En dat
geldt nu nog steeds! Je behoort de overheid en alle instellingen en
machten te gehoorzamen, mits die tegen de wetten van God ingaan
(Lees ook 1 Pe.2:13;Tit.3:1)!
-De vraag om ‘ander’ eten is een nederige vraag (‘uw knechten’). Hieruit
kunnen wij leren dat we ‘nederig’ behoren te bidden. Anders zou het wel
eens onze ‘kop kunnen kosten’ (2 Kon.1:9,11,13).
15 Ten einde nu der tien dagen, zag men, dat hun gedaanten schoner
waren, en zij vetter waren van vlees dan al de jongelingen, die de stukken
van de spijze des konings aten.
-Ten einde nu der tien dagen…Dit is voorbereidingstijd.
Voorbereidingstijd om voor de koning te kunnen verschijnen. Dit is een
proeftijd. Ik moest denken aan Openbaring 2:10. Daar wordt ook
gesproken over tien dagen! Er staat:”Vrees geen der dingen, die gij
lijden zult (lees ook 1 Kor.10:13). Ziet, de duivel zal enigen (zie Dan.1:3)
van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult
een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot de dood, en Ik
zal u geven de kroon des levens.” In de Studiebijbel staat:”De
verdrukking van de gelovigen wordt door de Heer gebruikt voor Zijn doel
(de testperiode uit Daniël werd ook gebruikt voor een doel: voor de
koning verschijnen!). Uit deze ‘beproevingen’ of ‘testen’ blijkt namelijk wie
de ware gelovigen zijn (1 Cor.11:19). Bovendien worden ze getroost met
de belofte dat de verdrukking betrekkelijk kort zal duren, namelijk tien
dagen. ‘Tien’ is mogelijk een toespeling op Dan.1:12-15, waar gezegd
wordt dat Daniël en zijn vrienden een test van tien dagen ondergingen.”
Met ‘tien’ dagen worden in de eerste plaats gewoon letterlijk tien dagen
mee bedoeld. Maar wij, N-testamentische gelovigen, mogen deze ‘tien
dagen’ ook zien als onze moeitevolle periode hier op aarde. Vooral de
eerste drie verzen uit Daniël 1, laten zien wat ons kan overkomen:
deportatie, vernedering, lijden…Maar wij krijgen ook een ‘advies’:”Vrees
geen der dingen, die gij lijden zult.” We krijgen hiernaast ook een
belofte:”…en Ik zal u geven de kroon van het leven.”
Daniël 1 geeft ook antwoord op de vraag waar wij ‘ons bezig mee moeten
houden’: we moeten ons laten voeden door ‘goed eten’ en ‘goed
onderwijs’…(zie uitleg onder vs.5; lees Ps.119:1)
-…zag men, dat hun gedaanten schoner waren, en zij vetter waren van
vlees…Al eerder heb ik aangetoond, dat het voedsel voor ons, als
gelovigen, Jezus Zelf is. In het boek ‘bestemd voor overwinning’ van
J.Prince las ik:”De openbaring van Jezus in Gods Woord gaat gepaard met
medicinale eigenschappen en genezingskracht: Ze zijn het leven voor wie
ze aanvaarden, sterken heel het lichaam als een medicijn (Spr.4:22). De
vier vrienden zagen er ‘schoner’ en ‘vetter’ uit. Dat kwam o.a. omdat ze
aten van ‘het gezaaide’. Wij, als gelovigen, laten ons voeden door Hem!
We zullen er ‘schoner’ en ‘vetter’ uitzien! Wij drinken van Zijn drank!
Zoals wij weten heeft drank, heeft vooral pure alcohol, een reinigende
werking! In 1 Joh.1:7 staat:”…en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon,
reinigt ons van alle zonde.” Ook voor ons geldt, dat wij er ‘schoner’ en
‘vetter’ ‘uit zullen zien!’
-Het woordje ‘vetter’ wijst ons op ‘overvloed’ (lees en
vgl.Gen.41:7,20;45:18; Joh.10:10). Ik moest denken aan een zin uit het
lied ‘mijn Vader dank U wel’. Deze zin luidt:”…wat U aan mij wilt geven
(niet het ‘voedsel’ van de wereld, maar het hemelse Manna) dat is toch
veel meer (‘vetter’)!”
-In dit vers (zie ook vs.19) zien we dat vier Joodse mannen ‘uitblinken’.
Dat is toch wel opvallend en leerzaam…Ook vandaag de dag zien we dat
het joodse volk op verschillende gebieden uitblinkt. Zij hebben de beste
geheime dienst ter wereld, de beste luchtmacht, de beste ziekenhuizen.
Ook blinken zij uit op het gebied van de wetenschap. Dit komt, zo leren
we uit Daniël 1, omdat God (het volk) zegent. En, zo vraag ik me af, is
God ‘niet bezig’ dit volk te verhogen en de wereld te laten zien dat het
joodse volk Zijn volk is?! En laat God door de genoemde zegeningen niet
zien dat Hij iets, zo niet veel, tegenover de eeuwenlange vernederingen
van dit volk stelt?! Jullie, volken op de aarde, hebben Mijn volk wel
veracht, onderdrukt, vervolgd en verworpen, maar bij Mij is dit volk
uitverkoren en dierbaar (lees 1 Petr.2:4,6,9)! Let erop, volken van deze
aarde, Ik zegen dit volk en Mijn gunst rust nog steeds op hen! Blijf met je
‘klauwen’ van Mijn volk af!
-Dat de Joden en de christenen uit de heidenen uitverkoren zijn (zie vs.3:
‘enigen uit de kinderen Israëls’), betekent dat ze ook deel hebben aan het
lijden van Christus. Ze worden gezuiverd, gelouterd door het vuur (Dan.3;
6:24). En ze worden vertroost (2 Kor.1:3-7) en verheerlijkt
(Dan.2:48,49;3:28-30;5:29;6:26-29).
Maak mij rein voor U
Als gelouterd goud,
en zuiver zilver.
Laat mij zijn voor U
als gelouterd goud, puur goud.
Dwars door het vuur
maakt U mij rein en puur.
Ik strek mij uit, Jezus,
naar meer van uw Geest en uw heiligheid.
Ja, ik besluit, Jezus,
een dienstknecht te zijn van U,
mijn Meester, steeds tot uw wil bereid.
-Lees en vergelijk Dan.1:4,15. We zien dat onze vrienden in het begin al
‘goed’ waren. Aan het eind zijn ze de beste. Hieruit kunnen we leren, dat
we in ons leven hier op aarde (voorbereidingstijd) behoren te groeien in
geloof. Er zit een ‘positieve ontwikkeling’ in. Een geloof dat niet groeit,
leeft ook niet (Jak.2)! Het gaat ook om een ‘groeien in genade’!
Laat m’ in U blijven groeien, bloeien,
O Heiland, Die de Wijnstok zijt!
Uw kracht moet in mij overvloeien,
of ‘k ben een wis verderf gewijd,
Doorstroom, beziel en zegen mij,
opdat ik waarlijk vruchtbaar zij!
16 Toen geschiedde het, dat Melzar de stukken hunner spijs wegnam,
mitsgaders den wijn huns dranks, en hij gaf hun van het gezaaide.
-Ook uit dit vers (naast vs.9) kunnen we leren dat een heidens persoon en
een heidense samenleving ‘respect’ toont voor het naleven van Gods
wetten. Omdat Gods wetten heilzaam, nuttig blijken te zijn. Onze vier
vrienden krijgen wat ‘ruimte’ om God te dienen! Uitkomen voor en
vasthouden aan Gods wetten en principes wordt, nogmaals, beloond.
-17 Aan deze vier jongelingen nu gaf God wetenschap en verstand in alle
boeken, en wijsheid; maar Daniël gaf Hij verstand in allerlei gezichten en
dromen.
Lees Luk.2:40,46,47,49,52! Zie de overeenkomst met Jezus en Daniël! Let
op het woord ‘wijsheid’. Let ook op het verband tussen ‘zijn in de dingen
van Mijn Vader’ en bijvoorbeeld ‘het ontvangen van wijsheid’! Het kan niet
zonder elkaar! Wijsheid ontvang je als ‘je bent in de dingen van je Vader’!
-Belofte: Doch de Heere geve u verstand in alle dingen (2 Tim.2:7)!
(lees en vergelijk ook Spr.8:14; Rom.8:32). God geeft vooral in ‘de vorm
van een Persoon’…
-Let op het woordje ‘maar’. Verschil in gaven moet er zijn en is er ook (1
Kor.12:4-6)! Maar het is dezelfde Gever!
God gaf de Joodse Daniël verstand in allerlei gezichten en dromen. Lees
Joël 2:28! Uw jongelingen zullen gezichten zien! Laten we de ‘gezichten en
dromen’ van Joodse mensen niet in de wind slaan…!
-God gaf de vrienden van Daniël o.a. wijsheid. Lees Ef.1:17:”Opdat de
God van onze Heere Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de
Geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis.”
Vergelijk nu Ef.1:16,17 & Dan.1:8,9,17! De les is, dat je wijsheid krijgt
door het gebed!
19 En de koning sprak met hen; doch er werd uit hen allen niemand
gevonden, gelijk Daniël, Hananja, Misaël en Azarja; en zij stonden voor
het aangezicht des konings.
-Alleen als je ‘goed’, ‘volmaakt’ bent, mag en kun je voor de koning
verschijnen. Alleen God is goed (Mk.10:18; Rom.3:10-12). Dus alleen
dankzij Jezus, dankzij God kun je voor Hem verschijnen. (zie ook aant.
onder vs.13)
-In dit hoofdstuk zie je dat God gehoorzaamheid aan de wet zegent en dat
onze vier vrienden mede (en vooral) daardoor voor de koning kunnen
verschijnen.
-Voor ons is het nu anders: Niet door, in de eerste plaats, de wet te
gehoorzamen kunnen we voor de Koning der koningen verschijnen, maar
door het geloof in Jezus! Filip.3:9:”En in Hem gevonden worde, niet
hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het
geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door
het geloof;”
20 En in alle zaken van verstandige wijsheid, die de koning hun afvroeg,
zo vond hij hen tienmaal boven al de tovenaars en sterrenkijkers, die in
zijn ganse koninkrijk waren.
Dat Daniël en zijn vrienden veel wijzer en knapper waren dan al de
tovenaars en sterrenkijkers blijkt ook wel uit Dan.4,5.
Lees ook 1 Kor.1:25-31!
Lied:
Meer dan wijsheid, meer dan goud,
Meer dan schatten door iemand ooit aanschouwd,
Meer dan dat, zo eindeloos veel meer
was de prijs, die U betaalde Heer…
-21 En Daniël bleef tot het eerste jaar van den koning Kores toe.
-Let op het woordje ‘bleef’! Uit dit stuk kunnen we leren, dat dengene die
de wil van God doet, tot in alle eeuwigheid blijft en voor de koning kan
verschijnen (Dan.1:10; 1 Pe 1:25; 1 Joh.2:17; Lees ook: Dan.6:27;
7:14;)! Hallelujah!
-Kores…Zijn naam betekent ‘zon’ of ook wel ‘zonnekind’ of ‘troon’. Kores
wie was dat eigenlijk?
-Kores, een heidense koning, was een werktuig in de hand van God,
want hij gaf de Joden toestemming weer naar hun vaderland terug te
keren. Eigenlijk bizar dat Gods plan, om Zijn volk naar huis te brengen,
hier al zichtbaar wordt! Dwars door straf en oordeel heen gaat God Zijn
weg en voert Zijn plan uit!!
-Nu even nog een gedachte tussendoor: In het begin heb ik gezegd, dat
datgene wat Jezus overkomt, ook Zijn volk overkomt. Dat wil dus ook
zeggen, dat Zijn volk zal terugkeren, want Jezus keerde ook terug
naar Zijn Vader!
Hieronder wat gegevens over Kores uit Wikipedia en enkele persoonlijke
toevoegingen:
Cyrus slaagde er echter in tegen zijn leenheer Astyages in opstand te
komen en de Meden te verslaan. Daardoor werd hij in 550 koning van
Meden en Perzen; hij beheerste daardoor een gebied dat min of meer
samenvalt met het huidige Iran en het oosten van Turkije. Nu begon een
reeks veroveringen die dit rijk deden uitgroeien tot het grootste wereldrijk
tot dan. Babylon, Kanaän, Egypte, Bactrië, Klein-Azië en de CentraalAziatische steppenomaden moesten zijn gezag erkennen. De bijbelse
gegevens onderstrepen zijn grote macht en gezag (2 Kon.36:23; Ezra
1:2;). Hij was een groot heerser, een groot koning! Toch is er nog een
Koning die machtiger is als hem. Dat is Jezus! Hem is gegeven alle
macht in hemel en op aarde (Mt.28:18)! Hij is de Koning der koningen
en Heere der heren (Op.19:16)! Zijn rijk zal in eeuwigheid bestaan
(Luk.1:33; Dan.4:3)! En elke knie zal buigen voor Hem en elke tong zal
belijden, dat Hij is de Heer!
Er is vaak geopperd (dit is zeker: Ezra 1:3,7) dat ook de Joden de uit de
tempel geroofde voorwerpen terugkregen. Velen die destijds naar
Babylonië verbannen waren, zouden toestemming hebben gekregen om
naar hun vaderland terug te keren. Hiermee is een einde gekomen aan de
"Babylonische ballingschap".
Cyrus wordt genoemd in de Bijbel. Hij wordt daar Kores of Cores
genoemd. Behalve in het boek Ezra (waar hij veelvuldig wordt genoemd)
wordt ook melding van hem gemaakt in Jesaja 44:28 en 45:1. Daar is
geprofeteerd dat Cyrus de stad Babylon zal veroveren, en wordt hij
betiteld als herder en gezalfde des Heren. In Daniël 10:1 wordt hij
genoemd als koning der Perzen, die in Babylon regeert.
-En Daniël bleef tot het eerste jaar van den koning Kores toe. Dit betekent
niet dat Daniël stierf, want in het derde jaar van Kores leefde hij nog
(Dan.10:1). Dit betekent waarschijnlijk dat Daniël aan het hof van koning
Nebukadnezar bleef (Dan.2:49). Wat deed hij daar? De Kanttekeningen bij
Dan.2:49 geven de volgende uitleg:
“Hebbende last dat zonder zijn verlof niemand tot den koning mocht
ingaan; wie den koning te spreken had, moest zich eerst bij Daniël
aangeven. Door deze gelegenheid, die zonder twijfel Daniël wel heeft
weten waar te nemen, heeft hij de zaken der Joden bij den koning
grotelijks weten te bevorderen.”
Daniël bleef daar dus ten behoeve van zijn volk. Hij bracht de zaken, de
verzoeken van de Joden bij de koning. Hij was daar dus een soort
middelaar, een zaakbepleiter, een advocaat. Had je bijvoorbeeld een
vraag aan de koning dan moest dat via Daniël. Hieruit kunnen we leren
dat alles via Jezus gaat. ‘Niemand komt tot de Vader dan door Mij’, zegt
Jezus (Joh.14:6). Lees ook 1 Tim.2,5 & 1 Joh.2:1.
-Nog even aandacht voor Dan.2:49. Daar staat:”Toen verzocht Daniël van
den koning; en hij stelde Sadrach, Mesach en Abed-nego over de
bediening van het landschap van Babel; maar Daniël bleef aan de poort
des konings.”
Let op ‘verzocht’. Het is een verzoek van Daniël aan de koning voor zijn
vrienden. Dit vind ik heel bijzonder, omdat dit de laatste keer is dat we
Daniël samen met zijn vrienden zien. Daniël zorgt ervoor dat zijn vrienden
een goede baan krijgen in het landschap van Babel. Daniël zorgt ervoor
dat ze op een plek komen, waar ze hun gaven en talenten kunnen
gebruiken en ontplooien. Dit is een enorm edel en liefdevol gebaar van
Daniël! Hoewel Daniël zich van zijn vrienden scheidt, laat hij hen niet aan
hun lot over! Ik geloof dat we ook hier iets zien van de Heere Jezus! Toen
Jezus naar de hemel ging, dus verhoogd werd (zie ook Dan.2:48), liet Hij
Zijn vrienden niet aan hun lot over! Hij heeft hen de Heilige Geest
gegeven (Hand.1,2) en ook gaven, die zij in kunnen zetten ‘tot opbouwing
van het Lichaam van Christus’! Wat was dat een edel en liefdevol gebaar
van ‘onze Vriend’ Jezus!
Lees ter onderbouwing Rom.12:3-8; Ef.4:8-13; 1 Kor.12, vooral vs.28
‘gesteld’.
-Daniël bleef aan de poort van de koning! Lees de volgende prachtige
teksten: Joh.14:2,16,18,19,26; 15:16; 16:7
-Lees en vergelijk: Dan.2:48,49; Gen.40:20-23. Toen Daniël verhoogd
werd, dacht hij aan zijn vrienden, de schenker dacht niet meer aan Jozef
toen hij in ere hersteld werd.
-Terug naar de tekst:” En Daniël bleef tot het eerste jaar van den koning
Kores toe.” In het eerste jaar van koning Kores gaf deze de Joden, die in
ballingschap waren, de toestemming om terug te gaan naar Jeruzalem om
het huis van God te bouwen (Ezra 1:1-7). De profeet Daniël leefde toen
nog (Dan.10:1) en heeft naar alle waarschijnlijkheid gehoord dat de Joden
toestemming kregen om naar hun vaderland terug te gaan (nogmaals
Ezra 1:1). Waarom is Daniël niet teruggegaan? (Ezra 2: hij staat niet in
het register) Het is toch ‘oost west, thuis best’?!
Ik denk dat we er drie redenen voor kunnen bedenken:
1. Hij zat daar prima op zijn plek*. En als je je plekje hebt gevonden,
keer je niet terug (lees Gen.8:8-12). Om dit even nog toe te lichten:
Daniël had verantwoordelijkheden, had een goede baan. Bovendien
heeft Daniël gezien dat God hem, zelfs in Babel, heeft gezegend.
Waarom zou je dan weggaan?
2. Hij was waarschijnlijk al behoorlijk op leeftijd. Niet heel erg mobiel
meer.
3. God wilde Daniël verdriet besparen (Ezra 3:12).
*Is dit niet een reden voor veel Joden om niet naar Israël (terug) te gaan?
-Ik las ergens:” De laatste datering in het boek Daniël is het derde jaar
van Kores regering (10:1). Het schijnt dat Daniëls optreden toen ten einde
liep.” Dit vond ik opvallend, want het begin van het ‘optreden’ van Daniël
was in het derde jaar des koninkrijks van Jojakim (Dan.1:1). Wat
zou God hiermee willen zeggen? Dat je tijden in Zijn hand zijn (Ps.31:16)?
En/of zou God hiermee willen zeggen, dat Zijn koninkrijk onverderfelijk en
tot het einde toe is (Dan.6:27)? Zou God hiermee willen zeggen, dat Hij
de Eeuwig-levende, het Begin en het Einde is?
-Wat ik verder ‘grappig’, opvallend vond, was dat juist in Dan.10 de
laatste datering staat vermeld. In Dan.1 hebben we gelezen dat o.a.
Daniël 10 dagen proeftijd kreeg, voordat hij voor de koning moest
verschijnen. We weten het natuurlijk niet zeker, maar het zou kunnen dat
Daniël in het derde jaar van koning Kores, ‘beschreven’ in Dan.10:1, is
overleden. Nu mocht hij voor zijn hemelse Koning verschijnen! Nu mocht,
hij, weggevoerde uit Juda, Hem zien, Die hij al eerder had gezien
(Dan.10:5,6; Op.1:13-15)! Hallelujah!
Spoedig zullen wij Hem zien
en voor altijd op Hem lijken
En Jezus kennen
zoals Hij is, amen!
Nooit meer tranen, nooit meer pijn,
want wij zullen met Hem leven
in zijn nabijheid, voor altijd.
Amen, amen!
Download