Aanbevelingen per instelling (besluit in primo en beslissing op

advertisement
Commissie voor
financiën
Datum commissievergadering: -DIS-stuknummer
Secretaris
Doorkiesnummer
Behandelend ambtenaar
Dienst/afdeling
Nummer commissiestuk
Status
Datum
Bijlagen
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
673828
P.M. van Laanen
073 6812031
mr. P. Hogenhuis
REW/AZ
FIN-0084
ter advisering
ter bespreking
ter kennisneming
ter vaststelling
21 maart 2000
1
Onderwerp:
Evaluatie extern mandaat aan personen verbonden aan verdeelsubsidieinstellingen.
Voorstel aan commissie:
Bijgaande rapportage voor kennisgeving aannemen.
Eventuele nadere opmerkingen:
Bijgevoegd stuk is ook ter kennisneming gezonden aan de commissie voor
Cultuur, Onderwijs en Stedelijke Vernieuwing.
Overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten
van Noord-Brabant genomen besluit,
namens deze,
P.M. van Laanen, secretaris
Commissie voor financiën
317515593
OPLEGNOTITIE EVALUATIE EXTERN MANDAAT
Samenvatting
Bij besluit van 8 september 1998 hebben
GS besloten in beginsel aan al hun
verdeelsubsidie-instellingen mandaat te
verlenen. Dit mandaat is in december
1998 met name in de sector cultuur
verleend om namens hun college
subsidiebesluiten te nemen en te
beslissen op eventuele
bezwaarschriften. Bij besluit van 8
september 1998 is bepaald dat na circa
een jaar een evaluatie zou
plaatsvinden. Dit is gebeurd
(samenwerkingsproject REW-Afdelingen AZ
en WEC). Met name de juridische
kwaliteit van de besluitvorming is
onder de loupe genomen alsmede de
financiële en organisatorische
consequenties. De resultaten hiervan,
alsmede de conclusies en aanbevelingen
zijn opgenomen in bijgevoegde
rapportage.
Onderzoeksvragen
1. In hoeverre zijn de
uitvoeringsacties om het mandaat te
vestigen door GS gerealiseerd?
2. Wordt aan de basisvoorwaarden van de
Algemene wet bestuursrecht in de
praktijk door de instelling voldaan
(t.a.v. subsidieverstrekking,
bezwaarschriftenbehandeling,
uitvoering in mandaat)?
3. Hebben zich knelpunten voorgedaan
bij de invoering van extern mandaat
bij GS en bij de instelling
(praktisch, financieel, personeel);
is aanvullende actie van de
provincie nodig? Is er nog behoefte
aan een (nadere) instructie voor de
mandataris o.g.v. art. 10:6 Awb
(algemene instructies of per geval)?
4. Kunnen de (totale) kosten opgevangen
worden binnen het beschikbaar
gestelde verdeelsubsidiebedrag; is
het (eventueel) noodzakelijk het
percentage overhead van 7% van het
te verdelen bedrag aan te passen?
5. Wordt aan de voorwaarden van het
mandaat in de praktijk bij de
instelling voldaan
(informatievoorziening, voorziening
voor te honoreren bezwaarschriften,
investering in de kwaliteit van
primaire besluitvorming)?
Aantallen
Het navolgende geeft een overzicht van
de instellingen, waarbij een mandaat is
verleend aan personen, die aan deze
instellingen verbonden zijn. De
betreffende instellingen hebben de
volgende aantallen aanvragen ontvangen
sinds de instemming met het mandaat.
Tussen haakjes de aantallen ontvangen
317515593
bezwaarschriften sindsdien:
1. Nieuwe Brabantse Kunst Stichting
42
(1)
2. Noord-Brabants Fonds Beeldende
Kunstenaars
265
(19)
3. Samenwerkingsverband Brabantse
Openluchttheaters
9
4. Stichting Centrum Voor Amateurkunst
54
(5)
5. Stichting Brabant Pop
184
6. Vereniging Brabantse Filmtheaters
80
7. Stichting Muziek en Theater Netwerk
46
8. Brabantse Museum Stichting
10
9. Stichting Actuele Muziek Brabant
70
(2)
10. Stichting Brabantse Regionale
Geschiedsbeoefening
25
11. Stichting Noord-Brabants
Genootschap
39
(1)
Analyse besluiten
Er is een steekproef uitgevoerd bij een
beperkt aantal verzonden besluiten en
adviezen. De juridische kwaliteit is
onder meer bepaald door te bezien in
hoeverre aan de bepalingen uit de Awb,
de subsidieverordening, de beleidsregel
toepassing is gegeven en de ervaringen
met de Awb door te spreken.
Het mandaat is gevestigd, daartoe zijn
de mandaatsbesluiten en beleidsregels,
zoals gepubliceerd in het Provinciaal
Blad bezien (Onderzoeksvraag 1.)
Aan de basisvoorwaarden van de Awb
wordt verschillend voldaan. De
eindconclusie is dat in alle gevallen
verbeteringen gewenst zijn. Voor de
weergave van de bevindingen is gebruik
gemaakt van een matrix (bijlage).
(Onderzoeksvraag 2.) De besluiten
worden immers namens GS genomen en de
provincie is aansprakelijk wanneer
beroep wordt ingesteld bij de
bestuursrechter. Een belangrijk euvel
uit het verleden is nu opgelost: de
burger heeft door deze juridische
fundering een fatsoenlijke
rechtsbescherming tegen besluiten
gekregen. De instellingen hebben in de
gesprekken reeds kennis genomen van de
bevindingen uit de steekproef en hebben
te kennen gegeven de adviezen te zullen
verwerken in hun besluiten.
In de aanbevelingen worden per
instelling aanbevelingen gedaan
(maatwerk) om, waar hiaten
geconstateerd zijn, te komen tot een
voldoende juridische kwaliteit. Er is
aanleiding om de steekproef op termijn
te herhalen (uiterlijk januari 2001).
317515593
Kostenaspect
(Onderzoeksvraag 3.)
Bij de instellingen met veel
bezwaarschriften is een duidelijke
behoefte waarneembaar om te komen tot
een hogere vergoeding voor
overheadkosten. Instellingen noemen dit
als knelpunt. Er is niet gevraagd om
uitbreiding of inperking van het
verleende mandaat. De (totale) kosten
kunnen naar hun mening niet opgevangen
worden binnen het beschikbaar gestelde
verdeelsubsidiebedrag.
(Onderzoeksvraag 4.)
De vraag of het noodzakelijk is het
percentage overhead van 7% van het te
verdelen bedrag aan te passen ligt
daarom voor. Uit de gegevens van het
onderzoek kan niet de conclusie
getrokken worden dat dit
vergoedingspercentage in het algemeen
te laag geacht moet worden. De
vergoeding zal per individueel geval
beoordeeld moeten gaan worden
(maatwerk). Daarvoor is ruimte in de
individuele budgetbesprekingen met de
instellingen in het kader van
budgetsubsidie of exploitatiesubsidie.
Daarbij zal de bewijslast in eerste
instantie bij de instelling liggen.
Uit het onderzoek is gebleken dat de
bedrijfsvoering van instellingen
verschilt. Een exact inzicht in de
kostenontwikkeling is door instellingen
niet gegeven, bij sommigen bestaat wel
de intentie te gaan tijdschrijven op
tijd besteed aan subsidieverlening en
de behandeling van bezwaarschriften.
Geadviseerd is om meer gebruik maken
van de efficiency-bevorderende
mogelijkheden die in de Awb en de
beleidsregel van de instelling begrepen
liggen. Op basis van dit onderzoek is
geen inzicht verkregen in de besteding
van het beschikbaar gesteld
subsidiebedrag (rechtmatigheid
besteding zou onderwerp van een ander
onderzoek kunnen zijn).
De kosten van uitvoering met toepassing
van de Awb kunnen verder beperkt worden
door gebruik te maken van de juristen
van bureau ABC en door investering in
de opbouw van know-how. Het verdient
aanbeveling het incompany-cursusaanbod
Awb open te stellen voor medewerkers
van de instellingen.
(Onderzoeksvraag 5.)
Aan de voorwaarden van het mandaat op
het vlak van informatievoorziening
wordt voldaan (jaarlijks verslag in
kader van de vaststelling van de
subsidie), voorgesteld wordt de
provinciale archiefinspecteur een
afspraak te laten maken met de
instellingen. De instellingen hebben
geen voorziening voor gegronde
bezwaarschriften getroffen. Voorgesteld
317515593
wordt dat de instellingen alsnog
eenmalig 2% van het te verdelen bedrag
hiervoor reserveren. Bedoelde reserve
dient na aanspreken aangevuld te worden
tot deze 2%, een hogere reserve dan dit
plafondbedrag is niet toegestaan. Aan
de investering in de kwaliteit van de
primaire besluitvorming van de
instellingen kan inhoud gegeven worden
door de voorgestelde verbeteringen
(algemene en bijzondere aanbevelingen)
door te voeren. In het geval van de
Vereniging Brabantse Openluchttheaters
wordt niet voldaan aan de voorwaarden
van het mandaat, de kwaliteit van de
primaire besluitvorming is aanleiding
om het gegeven mandaat in te trekken.
317515593
Conclusies
De uitvoering van de verdeeltaak in
mandaat sluit aan bij de bestaande
werkwijze bij de instellingen. Het
advies is: voortgaan op de ingeslagen
weg, meer aandacht voor juridische
kwaliteit van besluiten en effiencybesparende maatregelen. De effecten
voor de mandatarissen en voor hun
instellingen, zoals hierboven
omschreven, zijn relatief beperkt
gebleven en nopen niet, op een enkele
uitzondering na, tot een andere
inrichting van de gekozen werkwijze.
Voorgesteld wordt om deze wijze van
verzelfstandiging organisatiebreed
verder toe te passen. Het GS-besluit
van 8 september 1998 dient als leidend
werkprincipe voor de gehele ambtelijke
organisatie doorgevoerd te worden. De
taakuitoefening in mandaat sluit aan
bij de organisatiefilosofie van de
‘provincie van de toekomst’, de
instellingen kunnen hieraan als
partners een belangrijke bijdrage
leveren door in hun besluiten en hun
communicatie daarover te vermelden dat
de subsidie is verleend namens
Gedeputeerde Staten.
Algemene aanbevelingen
Instellingen:
1) verplicht gebruik van
standaardclausule voor ondertekening
in mandaat (bijlage), identiek aan
de clausule voor GS-intern;
2) verplicht gebruik van
standaardclausule voor vermelding
rechtsmiddelen (bijlage), identiek
aan de GS-clausule;
3) behandeling klachten Hoofdstuk 9 Awb
op de voet van de GS-instructie;
4) de instellingen treffen alsnog
eenmalig een voorziening van 2% van
het verdeelsubsidie voor gegronde
bezwaarschrfiten;
5) gebruik checklist ‘beoordeling
subsidieaanvragen’;
GS:
1) Afdelingen passen werkwijze
juridische fundering
verdeelsubsidie-instellingen uniform
toe (vooral REW);
2) afwijzen algemene financiële claim
verhoging percentage voor vergoeding
van overheadkosten, aandacht voor
deze kosten bij individuele
gesprekken met instellingen (bij
formeel overleg budgetsubsidie en
exploitatiesubsidie);
3) alsnog aanbrengen van juridische
fundering bij de verdeelsubsidieinstellingen, die nog geen mandaat
hebben; besluiten dat instellingen
nadere afspraken maken met
provinciale archiefinspecteur over
317515593
archief, digitalisering en beheer na
10 jaar;
4) besluiten om steekproef beslissing
op bezwaar te herhalen bij alle hier
genoemde instellingen uiterlijk in
januari 2001.
5) openstelling in-company cursusaanbod
Awb-alg en Awb-subs voor de
medewerkers van verdeel-instellingen
tegen kostprijs;
6) besluiten om bij alle toekomstige
verzelfstandigingen van de
verdeelsubsidie-taak over te gaan
tot een juridische audit over de
besluiten;
Aanbevelingen per instelling (besluit
in primo en beslissing op bezwaar)
1. Nieuwe Brabantse Kunst Stichting
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel;opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening;
2. Noord-Brabants Fonds Beeldende
Kunstenaars
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel;opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening; redactie beslissingen op
bezwaar algemeen (art. 7:11,
gemandateerde neemt besluit);
3. Samenwerkingsverband Brabantse
Openluchttheaters
opnemen ongeschreven afwijzingsgronden
in beleidsregel, toepassing
afwijzingsgronden uit de verordening;
aanpassing beleidsregel in verband met
nieuwe adviesrol;
4. Stichting Centrum Voor Amateurkunst
Bezien of aanpassing beleidsregel nodig
is in verband met internationalisering,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening;
5. Stichting Brabant Pop
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening; subsidie-beschikking in
plaats van subsidie-overeenkomst
(eventueel verplichting aangaan
uitvoeringsovereenkomst);
6. Vereniging Brabantse Filmtheaters
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening; bij voorkeur altijd een
schriftelijk gemotiveerd besluit nemen
317515593
(ook bij garantiesubsidies en
samenwerkingsprojecten); onderscheid
maken tussen bestedingen ten laste van
‘eigen’ activiteitensubsidie en van
verdeelsubsidie.
7. Stichting Muziek en Theater Netwerk
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening; inzet artikel 4:7 Awb,
waar mogelijk; bij voorkeur altijd een
schriftelijk gemotiveerd besluit nemen
(ook bij garantiesubsidies); subsidiebeschikking in plaats van subsidieovereenkomst (eventueel verplichting
aangaan uitvoeringsovereenkomst);
8. Brabantse Museum Stichting
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel, toepassing
afwijzingsgronden uit de verordening;
9. Stichting Actuele Muziek Brabant
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden en garantiesubsidie
in beleidsregel, toepassing
afwijzingsgronden uit de verordening;
redactie beslissing op bezwaar algemeen
(art. 7:11 Awb); vermelding
rechtsmiddel beroep bij beslissing op
bezwaar .
10. Stichting Brabantse Regionale
Geschiedsbeoefening
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening;
11. Stichting Noord-Brabants
Genootschap
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening; opnemen in beleidsregel
bedrag maximaal subsidie en
toetscriteria voor adviescommissie;
redactie beslissing op bezwaar algemeen
(art. 7:11 Awb); vermelding
rechtsmiddel beroep bij beslissing op
bezwaar .
Voorstel aan GS
GS besluiten:
1. bovenstaande aanbevelingen over te
nemen
2. de afdelingen te verzoeken de
uitwerking van de aanbevelingen ter
hand te nemen
3. het mandaat aan de voorzitter van
het Samenwerkingsverband Brabantse
317515593
Openluchttheaters in te trekken en
deze vereniging opdracht te geven om
(bindend) te adviseren op basis van
de (nog aan te passen) beleidsregel.
P.Hogenhuis
AZ/ABC
21-7-17
317515593
EVALUATIE MANDAAT AAN
PERSONEN VERBONDEN AAN
VERDEELSUBSIDIEINSTELLINGEN
Samenvatting
Verzelfstandiging taak om
subsidie te verdelen
Invoering Titel 4.2 Awb
(subsidies) bij de provincie
Mandaat van GS aan
verdeelsubsidie-instellingenevaluatie daarvan
Juridische audit op kwaliteit
besluiten namens GS
Project van de Afdeling AZ en de
afdelingen van REW
Effecten op bedrijfsvoering bij
instelling: financieelorganisatorisch
Juridische kwaliteitszorg
Conclusies/Aanbevelingen voor de
toekomst
Voorstel tot besluitvorming door
GS
317515593
Inhoudsopgave
Inleiding ................................................................................................................................................. 13
HOOFDSTUK 1 : Algemeen deel ......................................................................................................... 13
De vestiging van het mandaat door Gedeputeerde
Staten (juridische fundering) .......................................................................................................... 14
Knelpunten rond de invoering nieuwe werkwijze ......................................................................... 14
Het gebruik van door GS beschikbaar gestelde
faciliteiten ...................................................................................................................................... 15
Organisatorische en financiële effecten van de
nieuwe werkwijze bij de instelling................................................................................................. 16
Het toezicht op de uitoefening van de
verdeeltaak in mandaat door de instelling...................................................................................... 18
Juridische audit .............................................................................................................................. 19
HOOFDSTUK 2 Primaire besluitvorming ............................................................................................ 20
Artikel 3:46 Awb-motivering......................................................................................................... 22
Artikel 10:10 Awb-vermelding mandaatgever............................................................................... 23
Artikel 3:45 Awb-vermelding rechtsmiddelen............................................................................... 24
Aantallen ontvangen aanvragen sinds
instemming met het mandaat ......................................................................................................... 25
Archief en administratie ................................................................................................................. 25
Juridische kwaliteit primaire besluiten volgens
gemandateerde ............................................................................................................................... 25
Bestuurslasten besluitvorming ....................................................................................................... 26
Subsidie-overeenkomsten .............................................................................................................. 28
Financiële beheersbaarheid subsidie-aanspraken ........................................................................... 28
Afstemming beleid tussen instellingen onderling .......................................................................... 30
HOOFDSTUK 3 Besluitvorming op bezwaarschrift ............................................................................. 32
Artikel 3:47 Awb (deugdelijke) motivering
beslissing op bezwaarschrift .......................................................................................................... 32
Artikel 10:10 Awb: vermelding bestuursorgaan
Gedeputeerde Staten ...................................................................................................................... 33
Artikel 3:45 Awb: vermelding rechtsmiddelen .............................................................................. 33
Artikel 6:14 Awb: altijd ontvangst bevestigen............................................................................... 33
Artikel 10:3 lid 3 Awb: personele splitsing ................................................................................... 33
Samenstelling hoor- en adviescommissie ...................................................................................... 33
Juridische kwaliteit beslissing op bezwaarschrift .......................................................................... 34
Informatievoorziening aard en inhoud
ingekomen bezwaarschriften en beroepschriften ........................................................................... 35
Voorziening voor gegronde bezwaarschriften ............................................................................... 35
Meerkosten behandeling bezwaarschriften .................................................................................... 36
Managementinformatie uit bezwaarprocedure ............................................................................... 36
Klachtbehandeling Hoofdstuk 9 Awb ............................................................................................ 37
Reacties instellingen op de bevindingen ........................................................................................ 38
Eindconclusies ............................................................................................................................... 38
HOOFDSTUK 4 mandaatsbesluit GS 1998 en de
afdelingen van REW .............................................................................................................................. 39
Afdeling Buitengebied ................................................................................................................... 39
Afdeling Zorg................................................................................................................................. 39
Afdeling Economische en Bestuurlijke Zaken ............................................................................... 39
HOOFDSTUK 5 Aanbevelingen ........................................................................................................... 40
Aanbevelingen per instelling (b.i.p. en b.o.b.) ............................................................................... 40
Voorstel aan GS ............................................................................................................................. 42
Bijlagen
1. Procesbeschrijving evaluatie,
voorgeschiedenis en onderliggende
besluitvorming GS
2. Ingezonden kostenoverzichten
behandeling bezwaarschriften
317515593
3. Vragenlijsten
4. Matrix antwoorden op vragen
5. Verslag bijeenkomst met instellingen
op provinciehuis, maart 1999
6. Ondertekeningswijze in mandaat
7. Clausules vermelding rechtsmiddelen
317515593
Inleiding
GS hebben aan bij de volgende
instellingen een mandaat aan
medewerkers gegeven. Zij ontvingen de
volgende aantallen aanvragen sinds de
instemming met het mandaat. Tussen
haakjes de aantallen ontvangen
bezwaarschriften sindsdien:
1. Nieuwe Brabantse Kunst Stichting
(NBKS)
42
(1)
2. Noord-Brabants Fonds Beeldende
Kunstenaars (NBFBK)
265
(19)
3. Samenwerkingsverband Brabantse
Openluchttheaters (SBO)
9
4. Stichting Centrum Voor Amateurkunst
(CVA)
54
(5)
5. Stichting Brabant Pop(SBP)
184
6. Vereniging Brabantse Filmtheaters
(VBF)
80
7. Stichting Muziek en Theater Netwerk
(MTN)
46
8. Brabantse Museum Stichting (MBS)
10
9. Stichting Actuele Muziek
Brabant(STAMB)
70
(2)
10. Stichting Brabantse Regionale
Geschiedsbeoefening
(BRG)
25
11. Stichting Noord-Brabants
Genootschap (NBG)
39
(1)
De evaluatie is uitgevoerd op een wijze
(procesbeschrijving, bijlage), die voor
de provincie nieuw is: het samen met de
instelling invullen van een enquête,
waarbij de provincie de instellingen
heeft bezocht, ter plaatse op hun
kantoor. Tijdens deze bezoeken was
steeds tijd ingeruimd voor het
bespreken van juridische en
(beleids)inhoudelijke vragen. Een en
ander past in de nieuwe doelstelling
van de provincie van de toekomst, het
meer extern gericht zijn. De enquête
was ingedeeld in drie delen: algemeen
deel, primaire besluitvorming en
besluitvorming op bezwaarschrift. In
Hoofdstuk 2 en 3 volgen de bevindingen
per instelling per deel van de enquête.
HOOFDSTUK 1 : Algemeen deel
In dit deel komen de volgende algemene
aspecten aan de orde: de vestiging van
het mandaat door Gedeputeerde Staten,
knelpunten rond de invoering nieuwe
werkwijze, het gebruik van door GS
beschikbaar gestelde faciliteiten, de
organisatorische en financiële effecten
van de nieuwe verdeeltaak bij de
317515593
instelling, het toezicht op de
uitoefening van de verdeeltaak in
mandaat door de instelling.
De vestiging van het mandaat door
Gedeputeerde Staten (juridische
fundering)
Het algemene beeld is dat de
mandaatverlening op een correcte wijze
heeft plaatsgevonden en dat thans
sprake is van een degelijk juridisch
fundament voor de verlening van
subsidie door de verdeelsubsidieinstelling. De verzelfstandiging van
deze taak is voltooid op een wijze die,
zoals beoogd werd, bleek aan te sluiten
bij de bestaande werkwijze van de
instelling. Er is dan ook geen behoefte
om de mandaatsbesluiten aan de
functionarissen bij instellingen verder
uit te breiden of in te perken. Er zijn
ook nog instellingen die provinciale
subsidiegelden verdelen, zonder daartoe
een mandaat van GS gekregen te hebben:
Stichting Monumentenwacht, Stichting
het Brabants Landschap, Stichting
Regionale Patienten en
Consumentenplatform, Stichting Brabants
Instituut Ouderen Zorg, Stichting
Brabants Steunpunt Jeugdwelzijn. Het
ligt in de rede om ook bij deze
stichtingen een juridische fundering
voor de subsidieverlening aan te
brengen.
Knelpunten rond de invoering nieuwe
werkwijze
Er hebben zich geen grote knelpunten
bij de invoering van de nieuwe
werkwijze voorgedaan. Enkele
instellingen noemen de vergoeding voor
overhead als knelpunt.
Pro memorie: de andere
verzelfstandigingsvarianten, genoemd in
het GS-besluit van 28 oktober 1997
(werkplan invoering Titel 4.2 Awb)
waren: a. alles terug naar
provinciebestuur; b.idem, met
blijvende, eventueel min of meer
bindende, advies-, c.q. intermediaire
rol van de instelling; c. provinciale
bestuurscommissie, met daarin
afgevaardigden van de desbetreffende
instelling; d. mandaat besluitvorming
in eerste aanleg door de instelling en
in bezwaar door de provincie;
(de thans geëvalueerde principekeuzevariant) e.: mandaat
besluitvorming in eerste aanleg en in
mandaat door de instelling, mits
rekening kan worden gehouden met de
Awb-eis van opsplitsing.
Deze laaste variant is door GS op 8
september 1998 gekozen. De keuze kan in
grote lijnen, gelet op de praktische
ervaringen, in stand blijven. Hier en
daar zijn enkele kleine bijsturingen
317515593
door GS nodig. Zie daarover hierna.
In het geval van de vereniging
Samenwerkingsverband Openluchttheaters
Noord-Brabant is de gekozen werkwijze
(mandaat) niet geschikt gebleken voor
de uitvoering van de
verdeelsubsidietaak. Voorgesteld zal
worden een andere juridische fundering
voor de subsidietaak, zoals is
aangegeven in het GS-besluit van 28
oktober 1997, te leggen (keuze b. –
adviesrol voor de instelling).
CONCLUSIE
Er hebben zich geen grote knelpunten
bij de invoering voorgedaan. Deze vorm
van mandaat (zgn. e-variant) is als
verzelfstandigingsvariant goed
bruikbaar gebleken, biedt een goed
juridisch fundament(1), is het meest
praktisch, is snel door te voeren en is
‘low profile’. De instelling kan
beleidsinhoudelijk zelfstandig blijven
functioneren, waarbij ook de rechtsvorm
stichting of vereniging in stand kan
blijven. Het mandaatsinstrument vormt
daarmee een beproeft instrument om op
grotere schaal toegepast te gaan worden
door de provincie.
Het gebruik van door GS beschikbaar
gestelde faciliteiten
Een kanttekening dient gemaakt te
worden; nog niet overal is ervaring
opgedaan met het behandelen van
bezwaarschriften. Overigens kunnen alle
instellingen, en zeker die welke nog
geen bezwaarschriften in de zin van
art. 7:1 Awb hebben ontvangen, zo is
hun andermaal verzekerd, te allen tijde
een beroep doen op de juristen bij
bureau Algemeen Beleid en Control van
de Afdeling Algemene Zaken, dienst REW
van de provincie. Het is opvallend te
noemen dat de instellingen tot dusver
zeer beperkt een beroep hebben gedaan
op deze juristen.
Vastgesteld is dat de redactie van
besluiten over het algemeen voor
verbetering vatbaar is. Verbeteringen
zijn nodig, in verband met het
juridische afbreukrisico, en kunnen
over het algemeen eenvoudig aangebracht
worden. Het continu werken aan
juridische kwaliteitszorg, bij de
provincie een belangrijk item in 2000,
is ook een aandachtspunt bij de
instellingen. Daar waar hiaten in de
gesprekken zijn geconstateerd, wordt
door de instellingen inmiddels gewerkt
aan verbetering. In dit kader kan ook
gedacht worden aan opbouw van know-how
bij de instelling door het volgen van
cursussen Awb-algemeen en Subsidierecht
door medewerkers van de instellingen en
het aanschaffen van wetteksten en
317515593
juridische naslagwerken op dit
vakgebied.
CONCLUSIE
Instellingen werken in het kader van
de juridische kwaliteitszorg aan de
opbouw van juridische expertise bij de
medewerkers, die besluiten
voorbereiden. Dit zal zijn weerslag
krijgen in een verbeterde redactie van
besluiten. De instellingen zullen
daarbij een beroep doen op de juristen
van bureau ABC. Aanbevolen wordt om het
incompany-cursusaanbod van de provincie
ook voor deze medewerkers open te
stellen.
Organisatorische en financiële effecten
van de nieuwe werkwijze bij de
instelling.
Wat valt op? De financiële
bedrijfsorganisatie rond de verdeeltaak
bij de instelling is bij geen van de
onderzochte instellingen specifiek
ingericht op de verdeeltaak. Bij drie
instellingen is sprake van een vorm
van tijdschrijven op de verdeeltaak
(Stichting NB Fonds Beeldende
Kunstenaars, Stichting Brabant Pop,
Stichting Actuele Muziek Brabant).
Er is, zo geven de instellingen aan,
sprake van enige taakverzwaring in
verband met het toepassen van de
zienswijze-procedure van art. 4:7 Awb
en het behandelen van bezwaarschriften
als bedoeld in Hoofdstuk 7 Awb.
In enkele gevallen worden, in het kader
van de jaarlijkse subsidie, extra
financiële claims bij GS gelegd
(Stichting Brabant Pop, Centrum voor
Amateurkunst). Stichting Brabant Pop
beschikt over een financiële
bedrijfsorganisatie, waarin de
kostenstructuur voor de kosten van de
subsidieverstrekking inzichtelijk
gemaakt is (systeem versleuteling
volgens budgetsubsidie). De andere
instellingen beschikken niet over
tijdschrijfgegevens over de periode
sinds de instemming met het mandaat.
1) GST 7098 Privatisering op decentraal en centraal niveau, mr. L>J>M>
Timmermans en mr. J.C.E. Akkermans-Wijn, p.279
In het kader van dit onderzoek naar de
juridische kwaliteit van de besluiten
is uiteraard niet bezien of het totale
volume aan verdeelsubsidies besteed
rechtmatig geacht kan worden,
bijvoorbeeld door control-toetsing van
de vaststellingsbesluiten of de
afwijzingsbesluiten achteraf. Daarom
kan geen uitspraak gedaan worden of de
verhouding tussen beschikbaar gesteld
verdeelsubsidievolume en overheadkosten
mogelijk ook door onjuist bestede
subsidies onder druk is komen te staan.
In de gesprekken is wel de behoefte
waargenomen om de beleidsregel zo goed
317515593
mogelijk actueel (nieuwe beleidsdoelen
opnemen) te houden met het oog op deze
rechtmatige besteding. Er is sprake van
een regelmatig contact tussen
Gedeputeerde Staten en de
verdeelsinstelling, waarbij ook
gesproken wordt over de redaktie van de
beleidsregel. In de twee gevallen zal
de beleidsregel aangepast moeten worden
(Samenwerkingsverband Brabantse
Openluchttheaters, Stichting NoordBrabants Genootschap) bij andere
instellingen volgt overleg het komend
jaar. Daar is een aanpassing ingegeven
door de behoefte om te komen tot een
betere afstemming van beleidsdoelen
tussen instellingen onderling of tussen
instellingen en provincie.
Omdat de instellingen uiterlijk in 2000
zullen komen met werkplannen en
offertes volgens het
budgetsubsidiebeleid, is te verwachten
dat in dit kader ook bezien zal moeten
worden of het percentage van 7 % van
het verdeelsubsidiebedrag voor kosten
van overhead verbonden aan de verdeling
van subsidie, adequaat geacht kan
worden of dat een aanpassing
noodzakelijk is. In het kader van deze
evaluatie zijn weliswaar enkele
kostenoverzichten aangereikt, maar uit
deze overzichten kan nog niet de
conclusie getrokken worden dat het
percentage van 7% inadequaat geacht
moet worden. Er is in deze overzichten
nog onvoldoende inzicht in de samenhang
van de aangegeven kosten en de totale
bedrijfsvoering, mede gelet op het
ontbreken van specifieke
tijdschrijfgegevens. Het is dan ook
niet mogelijk om op basis van de in
deze evaluatie beschikbaar gestelde
gegevens conclusies te trekken voor het
bepalen van een algemene norm voor de
vastelling van een percentage
overheadkosten
CONCLUSIE
Een algemene financiële claim tot
verhoging percentage van 7% voor
vergoeding van overheadkosten moet
afgewezen worden. Toewijzen van een
dergelijk algemeen verzoek is ongewenst
wanneer de instelling gebruik maakt van
het systeem van budgetsubsidiëring,
immers de vergoedingen voor de te
leveren prestaties dienen volgens dit
systeem individueel, als maatwerk per
instelling in de jaarlijkse
budgetsubsidie-overeenkomst vastgelegd
te worden. In die subsidierelaties waar
sprake is van exploitatiesubsidiëring
zal ook per instelling maatwerk
geleverd moeten worden. De claims
kunnen in het betreffende overleg
tussen provincie en individuele
317515593
instelling aan de orde gesteld worden.
De verdeel-activiteit van een
instelling leent zich bij voorkeur voor
een budgetsubsidie van de provincie, te
beginnen voor het jaar 2000.
Het toezicht op de uitoefening van de
verdeeltaak in mandaat door de
instelling
Ten behoeve van het toezicht is in de
mandaatsbesluiten door GS een
informatieverplichting opgenomen, om
‘jaarlijks verslag te doen aan het
college van GS van de aan de
mandaatregeling gegeven toepassingen,
inclusief aantal en inhoud van de in
het desbetreffende jaar ingediende
bezwaarschriften en aantal en aard van
eventuele afwijkingen van de
beleidsregel’.
In de gesprekken is gebleken dat de
instellingen aan deze verplichting
invulling geven in het jaarverslag, dat
onderdeel uitmaakt van de jaarlijkse
subsidie-offerte. Geadviseerd is om
deze rapportage nauwgezet te doen. De
provincie kan dan in een vroeg stadium
kennis nemen van lopende procedures. In
sommige gevallen kan een melding aan de
verzekeraar noodzakelijk zijn. Ook is
gewezen op het belang van een goede
administratie voor de naleving van de
Archiefwet en de Wet openbaarheid van
bestuur en de provinciale
Archiefverordening.
In het kader van dit onderzoek is niet
gekeken naar de rechtmatigheid van de
individuele bestedingen van de gelden
uit het verdeelbudget. Er is alleen een
steekproef gehouden om de juridische
kwaliteit van de besluiten te
beoordelen. Dit toezicht kan door de
Afdeling Financiën en de
rekeningcommissie van de provincie
uitgeoefend worden in het kader van de
beoordeling van de jaarrekening van de
instelling. Het verdient aanbeveling
dit toezicht over 2000, bijvoorbeeld
aan de hand van vaststellingsbesluiten,
te laten plaatsvinden.
CONCLUSIE:
het toezicht door GS op de uitoefening
van de bevoegdheid in eerste aanleg en
in bezwaar is in het mandaatsbesluit
geregeld, doordat de instelling
gehouden is om informatie te
verstrekken. De vorm waarin dit dient
te gebeuren is beperkt tot die van een
jaarlijks inhoudelijk verslag. Dit
verslag wordt betrokken in het kader
van de jaarlijkse subsidieverlening en
vaststelling. De beschikbare
jaarverslagen over 1999 bevatten deze
informatie. De informatieverplichting
vormt een algemene basisregeling voor
317515593
het financiële toezicht op de
uitoefening van deze verzelfstandigde
subsidietaak. Deze informatie wordt
afdoende verstrekt.
Er is geen informatie vergaard over de
rechtmatigheid van de besteding.
Daartoe zullen Gedeputeerde Staten,
desgewenst een afzonderlijk onderzoek
kunnen instellen.
Juridische audit
Het uitvoeren van deze evaluatie
juridische audit naar de kwaliteit van
de besluiten bij de instellingen blijkt
zeer nuttig te zijn geweest. Op basis
van deze audit zijn een aantal
kinderziektes in de besluiten aan het
licht gebracht, zij worden thans
aangepakt. De audit vormt als het ware
een logisch sluitstuk van het
verzelfstandigingsbesluit. Het is aan
te bevelen dat GS dit bij toekomstige
verzelfstandigingen op basis van
mandaat standaard verplicht stellen.
CONCLUSIE
De juridische audit dient bij
toekomstige verzelfstandigingen
standaard meegenomen te worden.
317515593
HOOFDSTUK 2 Primaire
besluitvorming
Met name de juridische kwaliteit van de
‘primaire’ besluitvorming, de
subsidiebesluiten, heeft bij deze
evaluatie sterk in de aandacht gestaan.
Er is een steekproef gehouden door een
aantal subsidiebesluiten en adviezen te
bezien. Er is gevraagd naar het totale
aantal aanvragen en het totale aantal
bezwaarschriften om een globaal beeld
van de subsidiepraktijk te krijgen. Een
belangrijk doel van de evaluatie is om
vast te stellen of de besluiten thans
‘juridisch waterdicht’ zijn. Het
‘anders’ werken (volgens de Awb) dient
in ieder geval in brieven met besluiten
zijn weerslag te krijgen. Voor het
overige is door het mandaatsbesluit
alles bij het oude gebleven voor de
instelling. Ter vergelijking: de
beleidsregels voor de verdeling, die
ten tijde van het mandaat door GS zijn
vastgesteld, zijn een codificatie
(vastlegging) van het op dat moment
door de instelling gevoerde
verdeelbeleid.
De juridische kwaliteit is
steekproefsgewijs beoordeeld aan de
hand van afschriften van enige
subsidiebesluiten,
voorbereidingscorrespondentie en
adviezen. De beoordeling heeft
plaatsgevonden tegen de achtergrond van
het juridische beleidskader van de
instelling: de Algemene wet
bestuursrecht (niet alleen Titel 4.2),
de Verordening Welzijn, Educatie en
Cultuursubsidies 1998, de
(verdeel)Beleidsregel van de
instelling. Ook is gekeken in hoeverre
bij de voorbereiding van besluiten
gebruik is gemaakt van de door de
provincie aangereikte checklist
primaire besluiten,
modelbezwaarclausule en andere
praktische tips (zie Bijlage, verslag
bijeenkomst provinciehuis maart 1999).
Wat valt op? De ‘formele’
aantastbaarheid (waar kijkt de rechter
als eerste naar):



art. 3:47 Awb (deugdelijke)
motivering: niet altijd opgenomen in
een besluit;
art. 10:10 Awb vermelding
bestuursorgaan Gedeputeerde Staten:
ontbreekt in de besluiten;
art. 3:45 Awb vermelding
rechtsmiddelen: ontbreekt bij
sommige besluiten, bezwaarclausule
is soms niet geheel correct.
317515593
317515593
Artikel 3:46 Awb-motivering
Een van de belangrijkste artikelen uit
de Awb. In de besluiten van de
steekproef is sprake van een
deugdelijke motivering, het is
duidelijk dat de instellingen
beschikken over een grote expertise bij
het behandelen van aanvragen en het
weergeven van een beoordeling (toe- of
afwijzing).
Bij een aantal instellingen (NBG, NBKS,
VBF, STAMB) is sprake van het
inhoudelijk afwijzen van een
onvolledige aanvraag, hetgeen gelet op
art. 4:5 Awb een onjuiste motivering
is. De enig juiste motivering is een
‘buiten behandeling laten’. Geadviseerd
is om zonodig de aanvraageisen in
beleidsregel en/of aanvraagformulier
aan te vullen en het artikel 4:5 Awb in
te zetten. Daarbij hoeft de
adviescomissie nog niet geconsulteerd
te worden, deze manier van werken is
werklast-besparend. Twee instellingen
zijn voornemens om hun
aanvraagformulier op internet
beschikbaar te stellen (Stichting
Brabant Pop, Stichting Centrum voor
Amateurkunst).
Veelal is sprake van een motivering
door te verwijzen naar een
deskundigenadvies. Er wordt gewerkt met
de toe- en afwijzingsgronden van de
beleidsregel. De afwijzingsgronden uit
de verordening worden niet toegepast.
Daar waar ongeschreven
afwijzingsgronden gebruikt worden is
geadviseerd om deze niet meer te
gebruiken, maar te motiveren met
afwijzingsgronden van de beleidsregel,
de verordening of de wet.
In sommige gevallen is in verband met
deze ‘ongeschreven’ afwijzingsgronden
geadviseerd de beleidsregel verder uit
te schrijven (BRG, Stichting Brabant
Pop, Samenwerkingsverband Brabantse
Openluchttheaters, NBKS, NBG).
Er is sprake van het ontbreken van een
schriftelijke motivering (art. 3:46
Awb) in de volgende gevallen:
 bij garantiesubsidies wordt vaak
gewerkt met een
vaststellingsbesluit, na declaratie
van de werkelijk gemaakte kosten van
de activiteit, dat niet schriftelijk
wordt gegeven (Stichting Muziek
Theater Netwerk, Vereniging
Brabantse Filmtheaters). De Awb
staat het systeem van een
vaststellingsbesluit zonder
voorafgaand verleningsbesluit toe in
art. 4:43. Geadviseerd is om deze
praktijk, in verband met art. 4:43
317515593

(tenminste vermelding van de
activiteiten waarvoor subsidie) en
3:47 Awb waar mogelijk aan te passen
en toch een schriftelijk gemotiveerd
besluit te geven. Het zal niet nodig
zijn om een uitgebreide motivering
te geven wanneer er redelijkerwijs
mag worden aangenomen dat aanvragers
geen behoefte hebben aan een
motivering (art. 3:48 Awb).
bij ‘samenwerkingsprojecten’ wordt
ook vaak volstaan met een
vaststellingsbesluit, na declaratie
van de werkelijk gemaakte kosten van
de activiteit verricht door een
deelnemer, zonder een schriftelijk
besluit met motivering (Vereniging
Brabantse Fimtheaters). Geadviseerd
is om ook in deze gevallen een
schriftelijk besluit te nemen. De
kosten die door de instelling zelf
gedragen worden, vallen onder de
eigen instellingsactiviteitensubsidie. Het is omwille
van de financiële inzichtelijkheid
en verantwoording gewenst een
onderscheid te maken in de
financiële bedrijfsorganisatie
tussen bestedingen ten laste van het
verdeelsubsidiebudget en de ‘eigen’
activiteitensubsidie.
Over het algemeen is voor de motivering
weinig gebruik gemaakt van de
‘Checklist beoordeling
subsidieaanvragen’ die de provincie
heeft aangereikt. De checklist wordt
wel als een nuttig hulpmiddel
aangemerkt. Zeker bij instellingen die
minder vaak met subsidieaanvragen
geconfronteerd worden of die een klein
bureau medewerkers beschikken. Het
aanbod om gebruik te maken van de
expertise van de juristen van bureau
ABC van de provincie wordt gewaardeerd,
er is nog geen beroep op gedaan.
Artikel 10:10 Awb-vermelding
mandaatgever
Dit invoering van dit voorschrift is in
1999 voor besluiten van Gedeputeerde
Staten en van de CdK (intern mandaat)
geheel afgerond. Jurisprudentie inzake
mandaat en de Awb noopte daartoe. Voor
het extern mandaat bij de
verdeelinstellingen is het op een
tweetal uitzonderingen na (Stichting
Brabant Pop en Stichting Centrum voor
Amateurkunst) nog niet ingevuld. Beide
instellingen noemen weliswaar
Gedeputeerde Staten als mandaatgever,
maar kiezen een afwijkende formulering
en plaats (bijlage) om dit te
vermelden. De instellingen hebben
aangegeven dat zij het bestuursorgaan
Gedeputeerde Staten in hun besluiten
317515593
zullen opnemen.
Een en ander past ook in het concept
van de provincie van de toekomst. De
provincie wil sterker naar buiten
gericht zijn. In dit kader is het
communicatiebeleid ontwikkeld, om bij
subsidies die mede met een bijdrage van
de provincie verleend worden, door
subsidieontvangers melding te laten
maken dat de betreffende subsidie is
verleend door of namens Gedeputeerde
Staten van de provincie Noord-Brabant.
CONCLUSIE
De toepassing van art. 10:10 Awb door
de instellingen is tot dusverre
onvoldoende. Zij hebben toegezegd
hieraan invulling te geven in volgende
besluiten. Aan GS zal worden
voorgesteld om eenzelfde invulling als
voor het intern mandaat aan het extern
mandaat te gaan geven, en met een
standaardformulering voor de
ondertekening van besluiten te gaan
werken. Dit vergt een nieuw (overall)
mandaatsbesluit, waarin ook het
ondertekeningsmandaat geregeld wordt.
De ondertekening van besluiten, hoewel
daartoe niet formeel gemandateerd,
geschiedt bij sommige instellingen nu
nog door een medewerker. Geadviseerd is
om als tussenoplossing de gemandateerde
bij de ontertekening te vermelden en om
‘b.a.’ (bij afwezigheid) te laten
tekenen door een medewerker.
Artikel 3:45 Awb-vermelding
rechtsmiddelen
De vermelding van rechtsmiddelen is ook
van grote importantie om een besluit de
toets der formele kritiek te kunnen
laten doorstaan. Een verschillende
invulling wordt gegeven aan dit
voorschrift. Hier en daar was
onbekendheid met de toepasselijkheid
van het wetsartikel. Geadviseerd is,
gelet op de vaste jurisprudentie over
Awb en subsidie, de openstaande
rechtsmiddelen in alle
subsidiebesluiten op te nemen. Dus ook
in volledige toekenningen, bij
bevoorschottingen, bij afwijzingen, bij
buiten behandeling-latingen, bij
vaststellingsbesluiten of afrekeningen.
De Stichting Muziek en Theater Netwerk
acht het niet noodzakelijk om
openstaande rechtsmiddelen bij
vaststellingsbesluiten te vermelden.
Zoveel is duidelijk: de rechter kent
voor bestuursorganen geen pardon,
wanneer zij dit voorschrift niet
standaard toepassen.
CONCLUSIE
Voorgesteld wordt om met een standaard
rechtsmiddelenclausule te komen voor
alle vormen van subsidiebesluiten (er
is immers ook altijd, zodra een
317515593
bezwaarschrift is ingediend, de
mogelijkheid van het vragen van een
Voorlopige Voorziening =kort geding,
bij de President van de Rechtbank Den
Bosch, zijnde de standplaats van het
bestuursorgaan namens wie is besloten,
zijnde GS).
Aantallen ontvangen aanvragen sinds
instemming met het mandaat
Het betreft in alle gevallen een
overzichtelijk aantal (enige
tientallen). De instellingen kunnen
goed met deze aantallen overweg. Bij
sommige instellingen een groot aantal
(265). Het zijn zeker geen
bulkbesluiten, maar
‘atelierbeschikkingen’(maatwerk). Het
aantal is in beperkte zin als indicatie
voor de praktijk van belang: per
aanvraag zijn meestal diverse
handelingen nodig. Niet elke instelling
werkt standaard met
aanvraagformulieren.
Archief en administratie
Er wordt in alle gevallen een
administratie van aanvragen
bijgehouden. Deze administratie bevat
niet overal de aard en inhoud van
ingekomen aanvragen. Over de wijze van
administratie en archivering van
dossiers zijn geen afspraken met de
provincie gemaakt, hoewel de Wet
openbaarheid van bestuur en de
Archiefwet en provinciale
Archiefverordening van toepassing zijn.
Dergelijke afspraken vormen een punt
van aandacht voor de toekomst (beheer
archief na 10 jaar, verdwijning
digitale gegevens). De provinciale
archiefverordening schrijft in artikel
5 voor dat GS zorg dragen dat de
vervaardiging en bewaring van
archiefbescheiden geschiedt op een
zodanige wijze, dat het behoud van deze
bescheiden voldoende is gewaarborgd.
CONCLUSIE
Op dit moment mag aangenomen worden op
basis van de verstrekte informatie van
de instellingen dat de administratie op
orde is. Omdat niet geheel kan worden
overzien of aan art. 5 van de
Archiefverordening wordt voldaan wordt
voorgesteld om de provinciale
archiefinspecteur te vragen de
gemandateerde instellingen in haar
agenda op te laten nemen.
Juridische kwaliteit primaire
besluiten volgens gemandateerde
De instellingen hebben over het
algemeen een indruk dat hun besluiten
voldoende juridische kwaliteit
bezitten. Sommige instellingen geven
aan geen idee over de juridische
317515593
kwaliteit te hebben. Het is opmerkelijk
dat veel instellingen niettemin slechts
beperkt gebruik maken van de
provinciale ‘Checklist beoordeling
subsidieaanvragen’ of andere modellen.
Mogelijk speelt hierbij een rol dat
deze instellingen nog geen
bezwaarschriften hebben ontvangen of
pas kort zijn gaan werken met de
zienswijze procedure van art. 4:7 Awb.
Ook is door de instellingen genoemd:
een te beperkt inzicht in de Algemene
wet bestuursrecht en het subsidierecht,
en daarmee in de juridische kwaliteit
van de besluiten.
Algemeen is het overleg over de
juridische kwaliteit met de provincie
als positief en constructief ervaren.
Temeer omdat niet alle instellingen
blijken te beschikken over een bureau
met medewerkers of een adviescommissie
met juridische know-how. Het is aan te
bevelen het overleg over de juridische
kwaliteit in de toekomst te herhalen en
in de tussentijd gebruik te maken van
de juristen van bureau ABC en waar
nodig te werken aan know-how opbouw
door het volgen van cursussen.
In een enkel geval is samen met de
instelling geconstateerd dat de
juridische kwaliteit van de besluiten
onvoldoende was (Vereniging Brabantse
Openluchttheaters). Na onderling
overleg is voorgesteld het gegeven
mandaat in dit geval weer in te trekken
en aan de instelling de (min of meer
bindende) adviesfunctie te geven (als
bedoeld in het GS-besluit van 28
oktober 1997). De instelling neemt niet
meer dan 9 verleningsbesluiten per jaar
en de instelling beschikt in het geheel
niet over een bureau met medewerkers
met enige kennis van de Awb. In de
nieuwe situatie nemen GS weer de
besluiten op advies van de instelling,
waarbij het beleid van de instelling
voorop zal blijven staan.
Bestuurslasten besluitvorming
Uit onderzoek naar de effecten van
Algemene wet bestuursrecht op de
bestuurslasten bij bestuursorganen in
Nederland is gebleken dat deze lasten
per saldo zijn afgenomen, in die zin
dat het aantal bezwaarschriften is
verminderd door het correct toepassen
van de zienswijze-procedure. Per saldo
is door de invoering van de Awb geen
sprake van bestuurslastenverhoging.
Verdeelsubsidie-instellingen, die
ervaring hebben opgedaan met het
behandelen van bezwaarschriften, hebben
aangegeven, dat zij deze
onderzoeksresultaten wel kunnen
onderschrijven: er doen zich relatief
minder gevallen voor waar bezwaar wordt
317515593
gemaakt. Niettemin is er in het
‘voortraject’ sprake van grotere
activiteit: het vragen om zienswijze
(artikel 4:7 Awb) en het reageren
daarop, eventueel met als tussenstap de
adviescommissie is nieuw, extra, en
kost meer tijd. Aanvragers zien de
zienswijze-procedure vaak als een
‘herkansing’of een
‘bezwaarmogelijkheid’. Instellingen,
die geen bezwaarschriften als bedoeld
in Hoofdstuk 7 Awb hebben ontvangen,
onderschrijven niettemin ook dit
‘extra-effect’ van de Awb op de
tijdsinvestering in het voortraject. Er
zijn geen tijdschrijfgegevens overlegd,
waaruit een en ander is gebleken.
Als efficiency-bevorderende
maatregelen, met name bij ‘kansloze
gevallen’, zijn genoemd:
(in volgorde van prioriteit)
 geef zoveel mogelijk richting aan
aanvragers over wijze van inrichting
aanvraag (telefonisch);
 maak gebruik van de mogelijkheden
van art. 4:5 Awb, en eventueel een
aanvraagformulier,
 maak gebruik van de ‘checklist
beoordeling subsidie-aanvragen’,
 maak gebruik van afwijzing-sec enkel
o.g.v. overschrijding van het
subsidieplafond (art.4:25 lid2 Awb);
 investeer, ter besparing van tijd in
het ‘natraject’ (bezwaar- en
beroepsfase) altijd in het
‘voortraject’ (zienswijze vragen,
aanvrager alle feiten en belangen op
tafel laten brengen) en neem pas op
basis van ingekomen zienswijzen een
besluit, formuleer bij het verzenden
van de voornemenbrief goed op basis
van welke gegevens het voornemen tot
afwijzen bestaat, geef daardoor
sturing aan de reaktie bij de
aanvrager;
 maak gebruik van de
afwijzingsgronden uit de Verordening
WEC-subsidies 1998, uit de
beleidsregel en uit de Titel 4.2 van
de wet (gebruik geen
afwijzingsgronden die niet zijn te
herleiden tot een criterium zwartop-wit geschreven),
 neem voorwaarden in de
verleningsbeschikking op, zodat
daarop eenvoudig teruggegrepen kan
worden, bijv. wanneer een project
niet blijkt tot uitvoering te komen;
 schrijf de beleidsregel verder uit
waar nodig, neem zo mogelijk een
maximaal te verlenen bedrag op. Het
niet opnemen van een maximumbedrag
lijkt een voordeel bij een beperkt
budget, want aanvragers zijn van
317515593
nature geneigd het maximale aan te
vragen, dan is het budget niet snel
overvraagd. Echter: het nadeel kan
zijn dat een gedeeltelijke
afwijzing, verlening van een lager
bedrag moeilijk te motiveren is en
dat het een bezwaarschrift uitlokt.
Dit omdat een activiteit niet meer
te realiseren is met dit lager
bedrag. In het besluit kan eenvoudig
verwezen worden naar een maximaal
subsidiebedrag in de beleidsregel,
als vastgelegde norm, en het kan de
bezwaarneiging helpen onderdrukken.
De Stichting Muziek en Theater Netwerk
hanteert het instrument van art. 4:7
Awb (vragen om zienswijze bij
voorgenomen afwijzing) nog niet.
Geadviseerd is dit instrument, waar
nodig toch in te zetten.
CONCLUSIE
De bestuurslasten zijn naar de mening
van de instellingen gestegen door het
werken volgens de Awb. Zij beschikken
niet over exacte tijdschrijfgegevens
waaruit deze stijging zou kunnen
blijken. De stijging is vooral ontstaan
door de toepassing van de zienswijzeprocedure (4:7 Awb) en het betrekken
van de adviescommissie bij het reageren
op deze zienswijzen. Een positief
effect op de aantallen ingediende
bezwaarschriften is niet geconstaeerd.
De instellingen maken nog weinig
gebruik van de ‘Checklist beoordeling
subsidieaanvragen’ of de juristen van
bureau ABC van de provincie. Enige
efficiency-bevorderende verbeteringen
bij de toepassing van de Awb worden
aangebracht. Een daling of
stabilisering van de bestuurlasten is
dan te verwachten.
Subsidie-overeenkomsten
Bij een instelling is sprake van het
werken met beschikking-vervangende
subsidie-overeenkomsten (Stichting
Muziek en Theater Netwerk). Geadviseerd
is om deze praktijk aan te passen in
verband met het verbod op dergelijke
subsidie-overeenkomsten in de Awb. In
situaties waar echt behoefte is aan een
overeenkomst (bijv. aanvrager moet aan
subsidiegever garanderen dat de
activiteit gerealiseerd zal worden),
kan eerst een beschikking gegeven
worden. In deze beschikking wordt als
voorwaarde opgenomen dat
subsidieontvanger dient mee te werken
aan de totstandkomen van zo’n
overeenkomst (zie art. 4:33 en 4:36
Awb).
Financiële beheersbaarheid subsidieaanspraken
In de sfeer van de toepassing van het
317515593
juridische instrumentarium zijn veel
vragen gesteld. Enerzijds speelt
hierbij sterk de rechtszekerheid van de
aanvrager (o.a. het kunnen inschatten
wat de subsidiemogelijkheden zijn, een
project kan soms niet voor minder geld
gerealiseerd worden) anderzijds voor de
instelling de financiële
beheersbaarheid van het totaal van
aanspraken op een beperkt budget
(voorkomen van open-einde financiering,
zo veel mogelijk subsidiedoelen kunnen
bedienen). De provincie heeft zijn
ervaring met het instrumentarium op dit
terrein met de instelling uitgewisseld.
Provincie en instelling hebben hier van
elkaar kunnen leren.
Wat valt op? De instellingen passen de
regeling van het subsidieplafond uit de
Verordening wec-subsidies 1998 (art.
14) nog niet toe. Dit geldt ook voor
het artikel 3 (afwijzen bij onvoldoende
financiële noodzaak voor subsidie, denk
aan een commerciëel project). Bij de
instelling wordt veel gewerkt met een
gedeeltelijke afwijzing van de
aanvraag, in verband met de beperktheid
van het budget. Geadviseerd is om een
dergelijke afwijzingsgrond voorlopig
niet te gebruiken, deze grond is op dit
moment niet neergeschreven in de
Verordening of de beleidsregels. Er
wordt op dit moment bij de provincie
gewerkt aan een aanpassing van de
verordening om ook gedeeltelijke
toewijzingen bij dreigende
overschrijding van het plafond mogelijk
te maken.
De instellingen lopen ook tegen een
financieringsprobleem aan bij het
werken met twee tranches en dito
peildata, wanneer er maar een
subsidieplafond is van GS, waar een
beroep op gedaan kan worden.
Geadviseerd is om wanneer het probleem
grote vormen gaat aannemen (aanvragers
proberen massaal in aanmerking te komen
voor de eerste tranche) een tweede
plafondbesluit door GS te laten nemen.
In andere gevallen kan een de
instelling altijd voorschot nemen op
het budget voor de tweede tranche.
Ook zijn problemen met openstaande
aanspraken op subsidie gemeld, waardoor
niet goed vastgesteld kan worden wat
het bedrag is dat voor verlening
beschikbaar is. Geadviseerd is om te
werken met goede voorwaarden in de
verleningsbeschikkingen en met een
strict handhavingsbeleid. Hierbij is te
denken aan het opvragen van gegevens
voor een vaststelling van de subsidie
via art. 4:44 Awb, en zo nodig
terugvordering 4:57 Awb. Waar gewerkt
wordt met voorschotten, kan het niet
opvragen van het restant een indicatie
zijn, dat er iets mis is met de
317515593
uitvoering van de gesubsidiëede
activiteit. Door teopassing van deze
juridische instrumenten kan de
instelling zicht houden op zijn
liquiditeit.
Gesproken is ook over de (late)
bevoorschotting en betaling van de
jaarlijkse subsidie door de provincie.
Gewezen is op de mogelijkheid voor de
instelling van art. 4:34 Awb: subsidies
kunnen onder begrotingsvoorbehoud
verleend worden, zolang de in
provinciale begroting nog geen bedrag
is vastgesteld voor de instelling,
daarna wordt geadviseerd om wel te
verlenen, maar de betaling op een later
tijdstip in het vooruitzicht te
stellen.
CONCLUSIE
Er zijn geen grote financiële problemen
in de bedrijfsvoering te constateren.
Het juridisch instrumentarium is
toereikend om financierings-problemen
het hoofd te bieden.
Afstemming beleid tussen
instellingen onderling
Bij een drietal instellingen kwam dit
onderwerp spontaan ter sprake (VBF,
CVA, BRG).
Wanneer een aanvraag (enkel en alleen)
onbetwist tot het beleidsterrein van
een andere instelling behoort verplicht
art. 2:3 Awb tot doorzending van de
aanvraag. Even telefonisch toelichten
is klantvriendelijk, maar juridisch
niet verplicht. De mededeling van
doorzending schriftelijk weer wel.
Op basis van de beleidsregel blijkt
soms subsidie aangevraagd te worden bij
twee of meer instellingen tegelijk of
ook nog bij de provincie, waarbij niet
meteen duidelijk is wiens
beleidsterrein het bijzonder aangaat.
De beleidsregels regelen deze situatie
soms wel, soms niet. Het verdient
aanbeveling dat de instellingen met de
provincie bespreken welke instelling
voor een bepaald beleidsdoel
verantwoordelijk is, en dit dan in hun
beleidsregel vastleggen. De
jurisprudentie geeft als uitgangspunt
dat een mandaat voor een bepaalde
overheidstaak slechts aan één
instelling verleend mag worden, dit om
tegenstrijdige toepassing van beleid te
voorkomen. Als de bevoegdheid goed is
beschreven geeft de verantwoordelijke
instelling de subsidiebeschikking,
wanneer een activiteit binnen zijn
criteria past. Het is dan duidelijk wie
bepaalt of de activiteit subsidieabel
is. De andere instellingen kunnen zich
naar deze principe-uitspraak richten om
al dan niet een kleinere bijdrage te
leveren, wanneer het project voldoende
317515593
raakvlakken heeft met hun
doelstellingen.
Een instelling vraagt om een nadere
beleidsafstemming met de provincie om
aanvragen in het kader van
internationalisering (ook) te kunnen
beoordelen (Stichting Centrum voor
Amateurkunst).
Bij de Stichting Regionale
Geschiedbeoefening Noord-Brabant is er
een ‘botsing’ opgetreden met het
beleidsterrein van een provinciale
verdeel-instelling zonder mandaat en
beleidsregel: Stichting Monumentenwacht
Noord-Brabant. In het belang van de
rechtszekerheid van aanvragers en de
afstemming van beleid tussen
instellingen ligt het voor de hand dat
in deze situatie alsnog op korte
termijn een juridische fundering
aangebracht wordt bij de Stichting
Monumentenwacht.
CONCLUSIE
In die gevallen waar dit nog niet
gebeurd is, zal een afstemmingsregeling
tussen beleidsdoelen in de
beleidsregels vastgelegd moeten gaan
worden.
317515593
HOOFDSTUK 3 Besluitvorming
op bezwaarschrift
In de periode sinds de instemming met
het mandaat tot heden zijn de volgende
aantallen bezwaarschriften
binnengekomen.
NBKS:
1
NBFBK:
19
CVA:
5
STAMB:
2
NBG:
1
Wat valt op? De ‘formele’
aantastbaarheid (waar kijkt de rechter
als eerste naar):
 art. 3:47 Awb: (deugdelijke)
motivering niet altijd opgenomen in
een besluit
 art. 10:10 Awb: vermelding
bestuursorgaan Gedeputeerde Staten
ontbreekt in de besluiten;
 art. 3:45 Awb: vermelding
rechtsmiddelen ontbreekt bij sommige
besluiten, beroepsclausule is soms
niet geheel correct.
Artikel 3:47 Awb (deugdelijke)
motivering beslissing op
bezwaarschrift
Wat valt op? De instellingen maken voor
de redactie van de besluiten op
bezwaarschrift op een uitzondering na
geen gebruik van de modellen die door
de provincie zijn aangereikt. De
bedoeling van de besluitvorming,
artikel 7:11 Awb was nog onvoldoende
bekend. De bedoeling is om een
volledige heroverweging te laten
plaatsvinden, dus op rechtmatigheid en
op doelmatigeheid van het besluit in
eerste aanleg (de definitieve
subsidiebeschikking). Daarbij wordt
gewerkt op basis van de grondslag (de
aangevoerde argumenten) in het
bezwaarschrift. Deze argumenten moeten
gemotiveerd weerlegd (ongegrond) of
gegrond verklaard worden. De expliciete
verwijzing naar de aangevoerde gronden
ontbreekt nogal eens. De nietontvankelijkheid wegens
termijnoverschrijding kan als
motivering opgenomen worden, mits goed
toepassing is gegeven aan de vermelding
van rechtsmiddelen - 3:45 Awb en de
verzending correct heeft
plaatsggeonden. De beslissing op
bezwaarschrift is de laatste kans om
aan artikel 3:47 Awb te voldoen. De
rechter toetst met name op dit artikel.
Voor de behandeling van
bezwaarschriften staan de juristen van
bureau ABC van de provincie ter
beschikking. Dit onderwerp leent zich
goed voor een cursus - zie hiervoor.
317515593
CONCLUSIE
De motivering van beslissingen op
bezwaarschrift vraagt bijzonder
serieuze aandacht. Er is door een
beperkt aantal instellingen ervaring
mee opgedaan. Voor deze groep
instellingen kan het zinvol zijn om
indien een bezwaarschrift wordt
ingediend, juridisch advies in te
winnen.
Artikel 10:10 Awb: vermelding
bestuursorgaan Gedeputeerde Staten
Ontbreekt in de besluiten, zie hiervoor
bij primaire besluitvorming.
Artikel 3:45 Awb: vermelding
rechtsmiddelen
Ontbreekt bij sommige besluiten,
beroepsclausule is soms niet geheel
correct.
Zie hiervoor bij primaire besluitvorming.
Artikel 6:14 Awb: altijd ontvangst
bevestigen
Er werd bij een aantal instellingen nog
geen toepassing aan gegeven. Is
inmiddels wel het geval.
Artikel 10:3 lid 3 Awb: personele
splitsing
In alle gevallen is in het
mandaatsbesluit een personele splitsing
tussen de medewerker of bestuurslid die
de subsidie verleent en die welke
beslist op het bezwaarschrift
aangebracht. De instelling ondervinden
geen moeilijkheden in de uitvoering,
zodanig dat het mandaat weer terug bij
GS gelegd zou moeten worden. Er is geen
rechterlijke uitspraak bekend die deze
toepassing van art. 10:3 lid 3 Awb
verbiedt. De gemandateerde voor de
beslissing besluit veelal pas na
daarover de mening van het voltallige
bestuur te hebben ingewonnen.
CONCLUSIE
De beslissingsbevoegdheid wordt conform
het bepaalde in art. 10:3 lid 3 Awb
uitgeoefend. Er is op dit moment geen
aanleiding om deze
beslissingsbevoegdheid weer bij GS te
leggen.
Samenstelling hoor- en
adviescommissie
Is verschillend. De wet laat hiertoe
uitdrukkelijk de ruimte. Het
mandaatsbesluit bevat op dit onderwerp
geen instructie. Omdat een en ander
blijkt goed te functioneren, er zijn
geen klachten over werkwijze en
samenstelling van commissies, is het
niet nodig om op dit moment nadere
voorstellen te doen betreffende de
317515593
samenstelling. De samenstelling van de
commissies voldoet in alle gevallen aan
de voorschriften van art. 7:5 Awb. In
alle gevallen sommige gevallen is
sprake van een art. 7:5 aanhef-situatie
(horen door de gemandateerde voor de
beslissing op bezwaar zelf); in andere
gevallen van een lid 1 sub a.-situatie
(horen door een persoon, die niet bij
de voorbereiding van het bestreden
besluit betrokken is geweest); in
andere gevallen is er een situatie van
een art. 7:5 lid 1 sub b.(horen door
meer dan een persoon, van wie de
meerderheid, onder wie degene die het
horen leidt, niet bij de voorbereiding
betrokken is geweest).
CONCLUSIE
Het horen van bezwaarmakers door de
instellingen vindt plaats op een wijze,
die steun vindt in de Awb en behoeft
geen nadere instructie van GS.
Juridische kwaliteit beslissing op
bezwaarschrift
Het algemene beeld is dat de kwaliteit
van de beslissingen op bezwaarschrift
van de instellingen, met uitzondering
van de Stichting Centrum voor
Amateurkunst voor verbetering vatbaar
is. De instellingen, die
bezwaarschriften hebben behandeld
schatten zelf in dat de juridische
kwaliteit van de beslissingen voldoende
is. De instellingen hebben tot dusver
geen gebruik gemaakt van de modellen
die door de provincie zijn aangereikt.
In een geval is gebruik gemaakt van de
juristen van bureau ABC van de
provincie. Bij de beslissingen die zijn
ingezonden, en waarop de steekproef is
toegepast zijn een aantal hiaten
geconstateerd. NBFBK: redactie
beslissing algemeen, art.7:11 Awb,
gemandateerde neemt besluit. STAMB:
redactie algemeen, art. 7:11 Awb,
vermelding rechtsmiddel beroep. NBG:
redactie beslissing algemeen en
vermelding rechtsmiddel beroep. Deze
zijn in de gesprekken doorgesproken en
aan verbetering daarvan wordt op dit
moment gewerkt. Tot dusver is, voor
zover op dit moment bekend, in geen van
deze gevallen beroep ingesteld bij de
sector Bestuursrecht van de rechtbank
te Den Bosch. Er is een tendens waar
te nemen dat bezwaarmakers zich meer
laten bijstaan door professionele
rechtshulpverleners (bijv. juridische
dienst Kunstenaarsbond FNVBondgenoten).
CONCLUSIE
De juridische kwaliteit van de
beslissingen op bezwaarschrift is voor
verbetering vatbaar. Daaraan wordt op
dit moment gewerkt. Omdat juridische
317515593
kwaliteitszorg een continue bezigheid
is en omdat een beperkt aantal
instellingen pas ervaring heeft
opgedaan met het behandelen van
bezwaarschriften is het wenselijk om
over een jaar opnieuw een steekproef
uit te voeren en de resultaten met de
instellingen door te spreken.
Informatievoorziening aard en inhoud
ingekomen bezwaarschriften en
beroepschriften
De informatie wordt achteraf verstrekt
bij de jaarlijkse verlaglegging aan GS
ten behoeve van de vaststelling van de
verdeelsubsidie. Een andere wijze van
informatieverstrekking zoals het sturen
van afschriften van deze beslissingen
wordt niet nodig geacht.
De provincie is gehouden om lopende
procedures bij de rechtbank jaarlijks
te melden aan zijn verzekeraar. De
Afdelingen van REW zullen deze
informatie aan de Afdeling Algemene
Zaken doorgeven. Het is zaak dat de
instelling zodra een beroepsprocedure
aanhangig is gemaakt onverwijld contact
opneemt met de afdeling van REW, die
het aangaat. Deze afdeling dient de
vertegenwoordiging in rechte dan over
te nemen. De instelling stuurt
vervolgens het dossier en de
correspondentie met de rechtbank toe.
Een en ander vloet voort uit het
besluit van GS van 8 september 1998.
CONCLUSIE
De informatievoorzieningsregeling aan
GS is afdoende te achten, er is nog
geen praktische ervaring met
beroepschriften opgedaan.
Voorziening voor gegronde
bezwaarschriften
Een dergelijke voorziening is bij geen
instelling op de balans aangebracht.
Het uitgangspunt van GS bij het
mandaatsbesluit was dat de instellingen
een dergelijke voorziening dienen te
treffen. Daaraan is door de
instellingen nog geen invulling
gegeven, omdat de kosten van alsnog
gehonoreerde bezwaarschriften veelal
ten laste van het volgend jaar
gebracht worden.
Een instelling stelt voor om een
collectieve voorziening bij de
provincie voor dit doel te treffen.
Niet duidelijk is wie de kosten van een
procedure in rechte en een veroordeling
moet dragen.
Onduidelijk is ook wat de redelijke
hoogte van zo’n voorziening zou moeten
zijn.
CONCLUSIE
Er is geen voorziening voor gegronde
bezwaarschriften bij de instellingen
317515593
getroffen. GS zullen zich uit moeten
spreken wat hiervan de consequentie
dient te zijn. Uitgangspunt is geweest
dat het verlenen van mandaat budgettair
neutraal zou plaatsvinden. Voorgesteld
zal worden dat de instelling alsnog
eenmalig een voorziening zal treffen
ter hoogte van minimaal 2% van het
verdeelsubsidiebudget.
Meerkosten behandeling
bezwaarschriften
De instellingen beschikken niet over
tijdschrijfgegevens betreffende de
behandeling van bezwaarschriften. Wel
beschikken zij over algemene
kostenopgave’s die betrekking hebben op
vacatiegelden voor leden van de
bezwaarcommissie en zijn voorzitter.
Deze meerkosten zijn fors, gelet op het
specialistische karakter van de
werkzaamheden. In een tweetal geval
wordt de bezwaarcommissie voorgezeten
door hooggekwalificeerde juristen. De
instellingen geven aan dat zij de
meerkosten niet kunnen opvangen binnen
het beschikbaar gestelde
verdeelsubsidiebedrag. Zij vinden een
verhoging van de subsidie noodzakelijk,
maar noemen verschillende bedragen. Een
instelling is van mening dat de
behandeling, zonder compensatie weer
bij GS gelegd zou moeten worden.
CONCLUSIE
Er zijn weinig vergelijkbare gegevens
over de kosten van behandeling van
bezwaarschriften beschikbaar. Buiten
twijfel staat dat het behandelen van
bezwaarschriften veel tijd kan kosten
en kennisintensief is. Op basis van de
gepresenteerde gegevens is in deze
evaluatie geen uitspraak te doen of de
kosten van de totale
subsidieverstrekking, dus van de
primaire beslissing en de beslissing op
bezwaarschrift binnen het beschikbaar
gestelde verdeelsubsidiebedrag kunnen
worden opgevangen. Deze activiteit van
de instelling leent zich bij uitstek
voor een produktsubsidie van de
provincie, te beginnen voor het jaar
2000. De instellingen zullen dan wel
moeten beginnen met tijdschrijven op
het produkt bezwaarschrift.
Managementinformatie uit
bezwaarprocedure
De instellingen, met uitzondering van
Stichting Noord-Brabants Genootschap
stellen de behandeling van
bezwaarschriften, hoewel
tijdsintensief, zeer op prijs. Zij
zien het uitoefenen van deze
bevoegdheid als hun eigen bevoegdheid
en beschouwen de infornatie als een
kans om de eigen werkwijze te
317515593
verbeteren. In bijzondere gevallen kan
GS altijd nog een lastige zaak zelf
beslissen, mandaat brengt dit naar zijn
aard met zich mee. Het weer terugnemen
van deze bevoegdheid zien zij als
onpraktisch en niet voor de hand
liggend.
CONCLUSIE
De verlening van de bevoegdheid om te
beslissen op bezwaarschrift aan de
instelling is een juiste beslissing
geweest, levert de instelling
belangrijke informatie op, en zal naar
hun mening alleen in uitzonderlijke
gevallen teruggenomen hoeven te worden.
Klachtbehandeling Hoofdstuk 9 Awb
Er is sinds 1 juli 1999 tweemaal
schriftelijk geklaagd bij een
instelling (Stichting Centrum voor
Amateurkunst, Stichting Actuele Muziek
Brabant). De provincie heeft geen
bijzondere regeling getroffen voor de
behandeling van klachten die voortkomen
uit de bejegening door medewerkers van
de verdeelsubsidie-instellingen. Er is
alleen een algemene instructie voor het
behandelen van klachten tegen GS. Omdat
volgens de Awb alleen het
bestuursorgaan zelf zijn klachten mag
behandelen dient iedere klacht aan dit
orgaan doorgezonden te worden (art.2:3
Awb).
Het is niet mogelijk om de uitoefening
van deze bevoegdheid ook extern te
mandateren aan de verdeelinstelling.
Deze instructie klachtbehandeling bevat
een klachtenformulier dat bij elke
klacht ingevuld dient te worden en
toegezonden aan de provinciale
klachtencoördinator. Voorop staat dat
klachten altijd eerst zoveel mogelijk
informeel opgelost dienen te worden. De
provincie zal bij klachten altijd
eerst contact opnemen met de
betreffende medewerker van de
instelling.
Het insturen van het klachtenformulier
is van belang omwille van de
kenbaarheid van klachten en de
mogelijkheid van een hoger beroep op de
Nationale Ombudsman. Indien de klacht
naar het oordeel van de klager niet
naar tevredenheid is behandeld en de
ombudsman de klacht ontvankelijk acht
zal deze een tarief van fl.6000,- per
klacht in rekening brengen. Over de
draagplicht voor deze vergoeding zijn
op dit moment geen afspraken met de
instelling gemaakt. Redelijk is ervan
uit te gaan, dat deze kosten voor
rekening van de provincie komen,
wanneer aan de invulling van het
formulier en de toezending aan de
klachtencommissaris is voldaan, voordat
317515593
de klager zich tot de ombudsman heeft
gewend.
CONCLUSIE
Een regeling voor de behandeling van
klachten in verband met een bejegening
door een verdeelsubsidie-instelling is
op dit moment voorhanden. Voorgesteld
wordt om conform de Awb art. 2:3 bij
schriftelijke klachten de klacht altijd
standaard door te zenden aan
Gedeputeerde Staten. GS op hun beurt
zullen altijd eerst contact opnemen met
de betreffende medewerker bij de
verdeel-instelling.
Reacties instellingen op de
bevindingen
Op voorstel van de afdeling WEC is
afgezien van een plenaire bijeenkomst
met de instellingen (zoals voorgesteld
in maart 1999). Daartoe was aanleiding
omdat in de gesprekken de indruk is
ontstaan dat de instellingen geen
behoefte meer hadden aan een nadere
gedachtenwisseling: de bevindingen zijn
uitgewisseld en nadere adviezen zijn
genoegzaam toegelicht.
Eindconclusies
De effecten voor de mandatarissen en
voor hun instellingen, zoals hierboven
omschreven, zijn relatief beperkt
gebleven en nopen niet, op een enkele
uitzondering na, tot een andere
inrichting van de gekozen werkwijze.
Daar waar extra financiële claims zijn
gelegd is aan de instellingen gevraagd
om deze claim (zo mogelijk) in het
kader van de jaarlijkse
budgetsubsidiebespreking op basis van
een offerte gerelateerd aan
tijdschrijfgegevens in te brengen, of
anderszins de kosten aannemelijk te
maken. Op onderdelen worden kleine
aanpassingen van het GS-besluit van 8
september 1998 voorgesteld. Voorgesteld
wordt om deze wijze van
verzelfstandiging organisatiebreed
verder toe te passen Het GS-besluit van
8 september 1998 dient als leidend
werkprincipe voor de gehele ambtelijke
organisatie doorgevoerd te worden. De
taakuitoefening in mandaat sluit aan
bij de oragnisatiefilosofie van de
‘provincie van de toekomst’, de
instellingen kunnen hieraan als
partners een belangrijke bijdrage
leveren door in hun besluiten en hun
communicatie daarover te vermelden dat
de subsidie is verleend namens
Gedeputeerde Staten.
317515593
HOOFDSTUK 4 mandaatsbesluit
GS 1998 en de afdelingen van
REW
Vastgesteld kan worden dat een aantal
stichtingen, instellingen zonder
mandaat, of een andere juridische
fundering, op de oude voet van voor de
Awb subsidies verdelen. Daardoor is
behalve bij de Afdeling WEC bij de
andere provinciale Afdelingen weinig
ervaring opgedaan met deze praktische
vorm van juridische fundering. De
verzelfstandiging van de verdeling van
budgetten door instellingen, zal in
verband met het afbreukrisico in de
nabije toekomst ook in deze gevallen
stevig gefundeerd moeten gaan worden.
Afdeling Buitengebied
De verhouding met een verdeelsubsidieinstelling is nog niet juridisch
gefundeerd. De verordening Natuur, bos
en landschapssubsidies, provincie
noord-Brabant 1998 verleent de
bevoegdheid aan GS om tot juridische
fundering over te gaan.
In 1999 is er een bezwaarschrift
ingediend tegen een besluit van deze
verdeelinstelling (stichting Brabants
Landschap), dit is door GS zelf
behandeld (ingetrokken).
Afdeling Zorg
De verhouding met de verdeelsubsidieinstellingen is nog niet juridisch
gefundeerd. De verordening
Zorgsubsidies, provincie Noord-Brabant
1999 verleent de bevoegdheid aan GS om
hiertoe over te gaan.
In 1999 zijn er twee bezwaarschrift
ingediend tegen een besluit van deze
verdeelinstellingen (Stichting
Regionale Patienten en Consumenten
Platform, Stichting Brabants instituut
Ouderenzorg, Stichting Brabants
Steunpunt Jeugdwelzijn), deze zijn door
GS zelf behandeld (ongegrond en
ingetrokken).
Afdeling Economische en Bestuurlijke
Zaken
Er worden geen provinciale budgetten
door instellingen verdeeld. De conceptverordening zal de mogelijkheid bieden
om in de toekomst hiertoe over te gaan.
De bevindingen zijn met de Awbcoördinatoren van de Afdelingen
besproken. Gedeputerde Staten kunnen
zich uitspreken of ook in deze gevallen
tot juridische fundering overgegaan zal
worden.
317515593
HOOFDSTUK 5
Aanbevelingen
Instellingen:
6) verplicht gebruik van
standaardclausule voor ondertekening
in mandaat (bijlage), identiek aan
de clausule voor GS-intern;
7) verplicht gebruik van
standaardclausule voor vermelding
rechtsmiddelen (bijlage), identiek
aan de GS-clausule;
8) behandeling klachten Hoofdstuk 9 Awb
op de voet van de GS-instructie;
9) de instellingen treffen alsnog
eenmalig een voorziening van 2% van
het verdeelsubsidie voor gegronde
bezwaarschrfiten;
10)
gebruik checklist ‘beoordeling
subsidieaanvragen’;
GS:
7) afwijzen algemene financiële claim
verhoging percentage voor vergoeding
van overheadkosten, aandacht voor
deze kosten bij individuele
gesprekken met instellingen
(budgetsubsidie en
exploitatiesubsidie);
8) alsnog aanbrengen van juridische
fundering bij de verdeelsubsidieinstellingen, die nog geen mandaat
hebben;
9) Afdelingen van de diensten REW en
WMV passen werkwijze juridische
fundering verdeelsubsidieinstellingen uniform toe;
10)
besluiten dat instellingen nadere
afspraken maken met provinciale
archiefinspecteur over archief,
digitalisering en beheer na 10 jaar;
11)
besluiten om steekproef
beslissing op bezwaar te herhalen
bij alle hier genoemde instellingen
uiterlijk in januari 2001.
12)
openstelling in-company
cursusaanbod Awb-alg en Awb-subs
voor de medewerkers van verdeelinstellingen;
13)
besluiten om bij alle toekomstige
verzelfstandigingen van de
verdeelsubsidie-taak over te gaan
tot een juridische audit over de
besluiten;
Aanbevelingen per instelling (b.i.p.
en b.o.b.)
2. Nieuwe Brabantse Kunst Stichting
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; bezien of
boodschappenlijstje (nader) in een
aanvraagformulier kan worden
vastgelegd; opnemen ongeschreven
317515593
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening;
2. Noord-Brabants Fonds Beeldende
Kunstenaars
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel;opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening; redactie beslissingen op
bezwaar algemeen (art. 7:11,
gemandateerde neemt besluit);
3. Samenwerkingsverband Brabantse
Openluchttheaters
opnemen ongeschreven afwijzingsgronden
in beleidsregel, toepassing
afwijzingsgronden uit de verordening;
aanpassing beleidsregel in verband met
nieuwe adviesrol;
4. Stichting Centrum Voor Amateurkunst
Bezien of aanpassing beleidsregel nodig
is in verband met internationalisering,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening;
5. Stichting Brabant Pop
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening; subsidie-beschikking in
plaats van subsidie-overeenkomst
(eventueel verplichting aangaan
uitvoeringsovereenkomst);
6. Vereniging Brabantse Filmtheaters
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening; bij voorkeur altijd een
schriftelijk gemotiveerd besluit nemen
(ook bij garantiesubsidies en
samenwerkingsprojecten); onderscheid
maken tussen bestedingen ten laste van
‘eigen’ activiteitensubsidie en van
verdeelsubsidie.
7. Stichting Muziek en Theater Netwerk
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening; inzet artikel 4:7 Awb,
waar mogelijk; bij voorkeur altijd een
schriftelijk gemotiveerd besluit nemen
(ook bij garantiesubsidies); subsidie317515593
beschikking in plaats van subsidieovereenkomst (eventueel verplichting
aangaan uitvoeringsovereenkomst);
8. Brabantse Museum Stichting
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel en formulier, toepassing
afwijzingsgronden uit de verordening;
9. Stichting Actuele Muziek Brabant
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden en garantiesubsidie
in beleidsregel, toepassing
afwijzingsgronden uit de verordening;
redactie beslissing op bezwaar algemeen
(art. 7:11 Awb); vermelding
rechtsmiddel beroep bij beslissing op
bezwaar .
10. Stichting Brabantse Regionale
Geschiedsbeoefening
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening;
11. Stichting Noord-Brabants
Genootschap
Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb
en opnemen aanvraagvereisten in
beleidsregel; opnemen ongeschreven
afwijzingsgronden in beleidsregel,
toepassing afwijzingsgronden uit de
verordening; opnemen in beleidsregel
bedrag maximaal subsidie en
toetscriteria voor adviescommissie;
redactie beslissing op bezwaar algemeen
(art. 7:11 Awb); vermelding
rechtsmiddel beroep bij beslissing op
bezwaar .
Voorstel aan GS
GS besluiten:
4. bovenstaande aanbevelingen over te nemen
5. de afdelingen te verzoeken de uitwerking van de
aanbevelingen ter hand te nemen
6. intrekking mandaat aan voorzitter Vereniging
Brabantse Openluchttheaters en verlening
opdracht om (bindend) te adviseren op basis van
de (nog aan te passen) beleidsregel;
P.Hogenhuis
AZ/ABC
21-7-17
317515593
Bijlage 1. Procesbeschrijving /achterliggende besluitvorming van GS
Wat hebben GS met de evaluatie willen onderzoeken?
In het GS-besluit van 8 september 1998, zijn de te onderzoeken onderwerpen vastgelegd, die bij de ‘evaluatie van
de uitvoering nieuwe werkwijze’ aan de orde moeten komen. Op 25 maart 1999 is een bijeenkomst belegd op het
provinciehuis met de mandatarissen en zijn afspraken gemaakt over de ‘evaluatiepunten’ (aangehecht aan het
verslag). De volgende vragen dienen per mandaat beantwoord te worden:
6. Is er thans sprake van een juridisch waterdichte besluitvorming door de instelling (op een wijze die aansluit
bij de bestaande praktijk). Wordt aan de basisvoorwaarden van de Algemene wet bestuursrecht in de praktijk
door de instelling voldaan (t.a.v. subsidieverstrekking, bezwaarschriftenbehandeling, uitvoering in mandaat)?
7. In hoeverre zijn de uitvoeringsacties gerealiseerd (overleg met instellingen, schriftelijke instemming,
mandaatsbesluiten, beleidsregels en plafondbesluiten gepubliceerd in het Provinciaal Blad, voorlichting aan
instellingen, aanreiking modelbesluiten, jaarlijkse verslaglegging aan GS over aantal en aard
bezwaarschriften)?
8. Hebben zich knelpunten voorgedaan bij de invoering van extern mandaat bij GS en bij de instelling
(praktisch, financieel, personeel); is de advisering en ondersteuning van de instelling bij de inrichting van de
bezwarenprocedure adequaat geweest; is aanvullende actie door de provincie bij de instelling nodig?
9. Wordt aan de voorwaarden, die de provincie heeft gesteld aan het mandaat in de praktijk bij de instelling
voldaan (voorziening voor te honoreren bezwaarschriften, investering in de kwaliteit van primaire
besluitvorming); is er nog behoefte aan een (nadere) instructie voor de mandataris o.g.v. art. 10:6 Awb
(algemene instructies of per geval)?
10. Kunnen de (totale) kosten volgens uitgangspunt opgevangen worden binnen het beschikbaar gestelde bedrag;
is voldoende zekergesteld dat de verdeelsubsidie niet aan eigen activiteiten van de instelling besteed zal
worden; is het (eventueel) noodzakelijk het percentage overhead van 7% van het te verdelen bedrag aan te
passen?
11. Kunnen er conclusies getrokken en aanbevelingen voor de praktijk gegeven worden (eventueel bijstelling van
de gekozen werkwijze)?
Beoogd is de nieuwe werkwijze in beeld te brengen, en vast te stellen hoe de
constructie in de praktijk van de instelling en in de praktijk van de
subsidieverlening door de provincie op dit moment werkt. GS hebben in 1998 de
subsidieverlening, die al lange tijd op deze wijze in een gebrekkig juridisch kader
geprivatiseerd was, weer juridisch waterdicht gemaakt. Bij het besluit van GS van 9
september 1998 waren echter niet alle effecten van het besluit voor de
taakuitoefening bij de instelling bekend. Ook was niet duidelijk of een uniforme
werkwijze en een leidend werkprincipe bij het verdelen van nieuwe subsidies, zoals
voorgeschreven in het besluit bij de Afdelingen van REW zou ontstaan. GS hebben
daarom tegelijkertijd besloten tot een evaluatie. Zij willen de gevolgen voor de
mandatarissen in beeld brengen, of de nieuwe werkwijze bij onze Afdelingen
organisatorisch goed is ingevoerd en of de werkwijze bij de instellingen, die
volgens de uitzonderingsclausule subsidie verdelen, in de pas loopt met het GSbesluit en tenslotte of aanpassingen in het GS-besluit nodig zijn, ook in het licht
van de jurisprudentie over deze constructie.
In deze evaluatie hebben GS willen onderzoeken
a. wat zijn de effecten voor organisatie, financiën en juridische kwaliteit,
verbonden aan de nieuwe taakuitoefening bij de mandatarissen en bij hun
instellingen?
b. wat zijn de effecten van hun besluit voor de werkwijze bij het verdelen van
317515593
nieuwe subsidies door de Afdelingen van REW?
c. wat is de huidige stand van de jurisprudentie over extern mandaat bij
subsidieverlening aan niet-ondergeschikten? Is er nog steeds groen licht voor
deze constructie? Is het zo dat de heersende opvatting over art. 10:3 Awb de
constructie inmiddels verbiedt? Zo ja, welke alternatieve constructie zou dan
gekozen kunnen worden? Deze vraag zou door een student via een afstudeerscriptie
beantwoord kunnen worden. De K.U. Nijmegen heeft zich bereid verklaard deze
vraag en andere eventueel opkomende onderzoeksvragen in opdracht van GS te
onderzoeken.
We willen niet afzonderlijk onderzoeken
a. de effecten van het GS-besluit voor de subsidievrager. Alleen indien daar
aanleiding voor zou blijken te bestaan blijkens de antwoorden uit de enquête,
kunnen deze in een later stadium alsnog bezien worden.
b. de verdeling van subsidie door instellingen, die op de oude voet zijn blijven
functioneren, de uitzonderingsgevallen. De uitzonderingspositie, zoals
beschreven in het GS-besluit leidt ertoe dat de provincie niet bestuurlijk
verantwoordelijk is, noch juridisch aansprakelijk gesteld kan worden voor de
gevolgen van de betreffende taakuitoefening.
Welke instrumenten zijn gebruikt?
Er is afgesproken met de gemandateerde funtionarissen bij de instellingen van WEC
om een enquête te gaan houden via een uniforme vragenlijst. Deze lijst is samen met
de mandatarissen beantwoord bij een bezoek aan de instelling. Om een
representatieve steekproef uit te kunnen voeren is het nodig om te vragen naar
afschriften van toekenningen en afwijzingen van subsidie, en beslissingen op
bezwaarschrift. De gegevens die via de antwoorden op de enquête verkregen worden,
zijn gebruikt in het evaluatieverslag. Beoogd is om de praktijk van de
verdeelsubsidie-instellingen van alle Afdelingen van REW in beeld te brengen. GS
hebben immers besloten tot een een uniforme werkwijze voor de hele dienst. In de
werkgroep Awb-coördinatoren REW is de evaluatie aangekondigd en doorgesproken. Om
deze reden heeft de evaluatie plaatsgevonden door vragen over dit onderwerp te
stellen aan alle Awb-coördinatoren van de Afdelingen die bij subsidiëring zijn
betrokken.
Wat was ieders rol in de evaluatie?
Bewust is gekozen om voor de evaluatie bezoeken af te leggen bij de instellingen op
hun Bureau. De keuze sloot aan op het streven naar meer externe gerichtheid van de
provincie. De instellingen op hun beurt vonden het prettig om nu eens niet de gang
naar het provinciehuis niet te hoeven maken.
Het is de bedoeling geweest om bij een bezoek aan de mandatarissen zoveel mogelijk
toelichting te laten geven door de medewerker van de Afdeling, die contactpersoon
van de betreffende instelling is. Een medewerker van ABC ging mee om de antwoorden
te noteren. Na de vragenronde is het de bedoeling om een plenaire bijeenkomst met
de mandatarissen en de Awb-coördinatoren van REW op het provinciehuis te beleggen,
om de resultaten te bespreken. Deze bijeenkomst is ook in maart 1999 reeds
aangekondigd. Daarvoor zal per Afdeling het initiatief genomen kunnen worden.
Tenslotte zal AZ/ABC een evaluatieverslag maken en besluitvorming via het MT
richting GS voorbereiden.
Tijdspad voor de evaluatie.
GS hebben besloten tot de start van de evaluatie in september 1999, of na de eerste ronde subsidieverleningen; het
college heeft geen besluit genomen over de termijn waarbinnen de evaluatie beeïndigd moet zijn. Dit tijdspad was
aan de krappe kant, omdat de instellingen pas kort met de nieuwe systematiek werken. Toch is eind 1999 een
begin gemaakt, ook op uitdrukkelijk verzoek van enkele instellingen. De bezoeken voor de enquête hebben in een
korte tijdsspanne plaatsgevonden: weken weken2, 3 en 4 jaar 2000.
317515593
Stichting Brabantse
Regionale
Geschiedbeoefening
Nieuwe Brabantse
Kunststichtng
Stichting Centrum
voor Amateurkunst
Stichting NoordBrabants
Genootschap
Brabantse
Museumstichting
Stichting NoordBrabants Fonds
voor Beeldende
Kunstenaars
Stichting Brabant
Pop
Vereniging
Brabantse
Filmtheaters
Stichting Actuele
Muziek Brabant
Samenwerkingsverband Brabantse
Openluchttheaters
Stichting Muziek en
Theater Netwerk
EVALUATIE MANDAATVERLENING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN NOORD-BRABANT
AAN PERSONEN VERBONDEN AAN VERDEELSUBSIDIE-INSTELLINGEN
Mandaatbesluit in Provinciaal Blad
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Schriftelijke instemming
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Beleidsregels en plafondbesluiten
in Provinciaal Blad
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Verslaglegging aard en aantal
bezwaarschriften
+
-
+
+
+
+
+
-
+
-
-
Gebruik modellen + ondersteuning provincie
-
-
+
-
+
-
-
+
-
-
-
Knelpunten: aanvullende actie provincie
(overhead/ mandaat intrekken)
-
+
+
+
+
-
-
+
-
+
-
Uitbreiding, beperking, nadere instructie
verleende mandaat
-
-
-
-
-
-
-
-
-
+
-
Inzicht in versleuteling van kosten primaire
besluitvorming en beslissing op bezwaarschrift
+
-
+
+
-
+
+
-
+
-
-
Tijdschrijfregistratie 1998-1999
Bijlage
-
-
-
-
-
+
+
-
+
-
-
Algemeen deel
317515593
Beslissing op bezwaarschrift
Stichting Brabantse
Regionale
Geschiedbeoefening
Nieuwe Brabantse
Kunststichtng
Stichting Centrum
voor Amateurkunst
Stichting NoordBrabants
Genootschap
Brabantse
Museumstichting
Stichting NoordBrabants Fonds
voor Beeldende
Kunstenaars
Stichting Brabant
Pop
Vereniging
Brabantse
Filmtheaters
Stichting Actuele
Muziek Brabant
Samenwerkingsverband Brabantse
Openluchttheaters
Stichting Muziek en
Theater Netwerk
EVALUATIE MANDAATVERLENING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN NOORD-BRABANT
AAN PERSONEN VERBONDEN AAN VERDEELSUBSIDIE-INSTELLINGEN
Aantal ontvangen aanvragen
25
42
54
39
10
265
184
80
70
9
46
Administratie aard + aantal aanvragen
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Juridische kwaliteit b.i.p. vlg. gemandateerde
?
V
V
V
V
V
?
?
V
V
?
Gebruik checklist GS
+
-
+
-
+
-
+
+
-
-
-
3:46 Awb motivering
+
+
+
+
+
+
+
+
+
-
-
3:45 rechtsmiddelen
+
+
+
+
+
+
+
+
+
-
-
10:10 Awb ondertekening
-
-
-
-
-
-
+
-
-
-
-
Besparing werklast door Awb-voorbereiding
+
-
+
+
-
-
-
-
-
n.v.t.
n.v.t.
Mate van verzwaring is aan te geven
+
+
n.v.t.
+
+
+
+
+
+
n.v.t.
n.v.t.
4:7/8 Awb Zienswijze besluit/advies
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
-
Testoordeel juridische kwaliteit b.i.p.
+
+
+
+
+
+
++
+
+
-
-
Primaire besluitvorming
317515593
Beslissing op bezwaarschrift
Stichting Brabantse
Regionale
Geschiedbeoefening
Nieuwe Brabantse
Kunststichtng
Stichting Centrum
voor Amateurkunst
Stichting NoordBrabants
Genootschap
Brabantse
Museumstichting
Stichting NoordBrabants Fonds
voor Beeldende
Kunstenaars
EVALUATIE MANDAATVERLENING VAN
GEDEPUTEERDE STATEN VAN NOORDBRABANT
AAN PERSONEN VERBONDEN AAN
VERDEELSUBSIDIE-INSTELLINGEN
Aantal ontvangen bezwaarschriften
-
1
5
1
-
19
Administratie aard en aantal bezwaren
+
+
+
+
+
-
n.v.t.
?
V
V
n.v.t.
n.v.t.
-
-
+
-
-
-
3:46 Awb motivering
n.v.t.
+
+
+
n.v.t.
+
n
3:45 Awb rechtsmiddelen
n.v.t.
+
+
-
n.v.t.
+
n
10:10 Awb ondertekening
n.v.t.
-
+
-
n.v.t.
-
n
6:14 Awb ontvangstbevestiging
n.v.t.
+
+
+
n.v.t.
+
n
10:3 lid 3 Awb personele splitsing
+
+
+
+
+
+
7:5 Awb onafhankelijke samenstelling
bezwaarcommissie
+
+
+
+
-
+
Bezwaarprocedure terug naar GS wegens
personele redenen
-
-
-
-
-
-
Besparing werklast b.o.b. door Awbvoorbereiding
n.v.t.
-
+
-
n.v.t.
-
Mate van verzwaring is aan te geven
n.v.t.
-
n.v.t.
-
n.v.t.
+
-
+
+
-
-
-
Totale kosten subsidieverlening binnen
verdeelbedrag
n.v.t.
-
-
+
-
n.v.t.
Bezwarenprocedure terug naar GS wegens
financiële redenen
n.v.t.
+
-
-
n.v.t.
n.v.t.
-
-
-
-
-
+
Beslissing op bezwaarschrift
Juridische kwaliteit b.o.b. vlg. gemandateerde
Gebruik modellen provincie
Meerkosten bezwarenprocedure zijn becijferd
Voorziening voor gegronde bezwaarschriften
317515593
-1-
n
n
n
Stichting Brabantse
Regionale
Geschiedbeoefening
Nieuwe Brabantse
Kunststichtng
Stichting Centrum
voor Amateurkunst
Stichting NoordBrabants
Genootschap
Brabantse
Museumstichting
Stichting NoordBrabants Fonds
voor Beeldende
Kunstenaars
n.v.t.
+
+
+
+
-
Schriftelijke klachten sinds 1 juli 1999
-
-
+
-
-
-
Testoordeel juridische kwaliteit b.o.b.
n.v.t.
+
++
-
n.v.t.
+
+
+
++
±
+
+
Beslissing op bezwaarschrift
Gegronde bezwaarschrfiten ten laste van
volgend jaar
Eindoordeel juridische kwaliteit besluitvorming
317515593
-2-
n
Download