Commissie voor financiën Datum commissievergadering: -DIS-stuknummer Secretaris Doorkiesnummer Behandelend ambtenaar Dienst/afdeling Nummer commissiestuk Status Datum Bijlagen : : : : : : : : : : : : 673828 P.M. van Laanen 073 6812031 mr. P. Hogenhuis REW/AZ FIN-0084 ter advisering ter bespreking ter kennisneming ter vaststelling 21 maart 2000 1 Onderwerp: Evaluatie extern mandaat aan personen verbonden aan verdeelsubsidieinstellingen. Voorstel aan commissie: Bijgaande rapportage voor kennisgeving aannemen. Eventuele nadere opmerkingen: Bijgevoegd stuk is ook ter kennisneming gezonden aan de commissie voor Cultuur, Onderwijs en Stedelijke Vernieuwing. Overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant genomen besluit, namens deze, P.M. van Laanen, secretaris Commissie voor financiën 317515593 OPLEGNOTITIE EVALUATIE EXTERN MANDAAT Samenvatting Bij besluit van 8 september 1998 hebben GS besloten in beginsel aan al hun verdeelsubsidie-instellingen mandaat te verlenen. Dit mandaat is in december 1998 met name in de sector cultuur verleend om namens hun college subsidiebesluiten te nemen en te beslissen op eventuele bezwaarschriften. Bij besluit van 8 september 1998 is bepaald dat na circa een jaar een evaluatie zou plaatsvinden. Dit is gebeurd (samenwerkingsproject REW-Afdelingen AZ en WEC). Met name de juridische kwaliteit van de besluitvorming is onder de loupe genomen alsmede de financiële en organisatorische consequenties. De resultaten hiervan, alsmede de conclusies en aanbevelingen zijn opgenomen in bijgevoegde rapportage. Onderzoeksvragen 1. In hoeverre zijn de uitvoeringsacties om het mandaat te vestigen door GS gerealiseerd? 2. Wordt aan de basisvoorwaarden van de Algemene wet bestuursrecht in de praktijk door de instelling voldaan (t.a.v. subsidieverstrekking, bezwaarschriftenbehandeling, uitvoering in mandaat)? 3. Hebben zich knelpunten voorgedaan bij de invoering van extern mandaat bij GS en bij de instelling (praktisch, financieel, personeel); is aanvullende actie van de provincie nodig? Is er nog behoefte aan een (nadere) instructie voor de mandataris o.g.v. art. 10:6 Awb (algemene instructies of per geval)? 4. Kunnen de (totale) kosten opgevangen worden binnen het beschikbaar gestelde verdeelsubsidiebedrag; is het (eventueel) noodzakelijk het percentage overhead van 7% van het te verdelen bedrag aan te passen? 5. Wordt aan de voorwaarden van het mandaat in de praktijk bij de instelling voldaan (informatievoorziening, voorziening voor te honoreren bezwaarschriften, investering in de kwaliteit van primaire besluitvorming)? Aantallen Het navolgende geeft een overzicht van de instellingen, waarbij een mandaat is verleend aan personen, die aan deze instellingen verbonden zijn. De betreffende instellingen hebben de volgende aantallen aanvragen ontvangen sinds de instemming met het mandaat. Tussen haakjes de aantallen ontvangen 317515593 bezwaarschriften sindsdien: 1. Nieuwe Brabantse Kunst Stichting 42 (1) 2. Noord-Brabants Fonds Beeldende Kunstenaars 265 (19) 3. Samenwerkingsverband Brabantse Openluchttheaters 9 4. Stichting Centrum Voor Amateurkunst 54 (5) 5. Stichting Brabant Pop 184 6. Vereniging Brabantse Filmtheaters 80 7. Stichting Muziek en Theater Netwerk 46 8. Brabantse Museum Stichting 10 9. Stichting Actuele Muziek Brabant 70 (2) 10. Stichting Brabantse Regionale Geschiedsbeoefening 25 11. Stichting Noord-Brabants Genootschap 39 (1) Analyse besluiten Er is een steekproef uitgevoerd bij een beperkt aantal verzonden besluiten en adviezen. De juridische kwaliteit is onder meer bepaald door te bezien in hoeverre aan de bepalingen uit de Awb, de subsidieverordening, de beleidsregel toepassing is gegeven en de ervaringen met de Awb door te spreken. Het mandaat is gevestigd, daartoe zijn de mandaatsbesluiten en beleidsregels, zoals gepubliceerd in het Provinciaal Blad bezien (Onderzoeksvraag 1.) Aan de basisvoorwaarden van de Awb wordt verschillend voldaan. De eindconclusie is dat in alle gevallen verbeteringen gewenst zijn. Voor de weergave van de bevindingen is gebruik gemaakt van een matrix (bijlage). (Onderzoeksvraag 2.) De besluiten worden immers namens GS genomen en de provincie is aansprakelijk wanneer beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter. Een belangrijk euvel uit het verleden is nu opgelost: de burger heeft door deze juridische fundering een fatsoenlijke rechtsbescherming tegen besluiten gekregen. De instellingen hebben in de gesprekken reeds kennis genomen van de bevindingen uit de steekproef en hebben te kennen gegeven de adviezen te zullen verwerken in hun besluiten. In de aanbevelingen worden per instelling aanbevelingen gedaan (maatwerk) om, waar hiaten geconstateerd zijn, te komen tot een voldoende juridische kwaliteit. Er is aanleiding om de steekproef op termijn te herhalen (uiterlijk januari 2001). 317515593 Kostenaspect (Onderzoeksvraag 3.) Bij de instellingen met veel bezwaarschriften is een duidelijke behoefte waarneembaar om te komen tot een hogere vergoeding voor overheadkosten. Instellingen noemen dit als knelpunt. Er is niet gevraagd om uitbreiding of inperking van het verleende mandaat. De (totale) kosten kunnen naar hun mening niet opgevangen worden binnen het beschikbaar gestelde verdeelsubsidiebedrag. (Onderzoeksvraag 4.) De vraag of het noodzakelijk is het percentage overhead van 7% van het te verdelen bedrag aan te passen ligt daarom voor. Uit de gegevens van het onderzoek kan niet de conclusie getrokken worden dat dit vergoedingspercentage in het algemeen te laag geacht moet worden. De vergoeding zal per individueel geval beoordeeld moeten gaan worden (maatwerk). Daarvoor is ruimte in de individuele budgetbesprekingen met de instellingen in het kader van budgetsubsidie of exploitatiesubsidie. Daarbij zal de bewijslast in eerste instantie bij de instelling liggen. Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfsvoering van instellingen verschilt. Een exact inzicht in de kostenontwikkeling is door instellingen niet gegeven, bij sommigen bestaat wel de intentie te gaan tijdschrijven op tijd besteed aan subsidieverlening en de behandeling van bezwaarschriften. Geadviseerd is om meer gebruik maken van de efficiency-bevorderende mogelijkheden die in de Awb en de beleidsregel van de instelling begrepen liggen. Op basis van dit onderzoek is geen inzicht verkregen in de besteding van het beschikbaar gesteld subsidiebedrag (rechtmatigheid besteding zou onderwerp van een ander onderzoek kunnen zijn). De kosten van uitvoering met toepassing van de Awb kunnen verder beperkt worden door gebruik te maken van de juristen van bureau ABC en door investering in de opbouw van know-how. Het verdient aanbeveling het incompany-cursusaanbod Awb open te stellen voor medewerkers van de instellingen. (Onderzoeksvraag 5.) Aan de voorwaarden van het mandaat op het vlak van informatievoorziening wordt voldaan (jaarlijks verslag in kader van de vaststelling van de subsidie), voorgesteld wordt de provinciale archiefinspecteur een afspraak te laten maken met de instellingen. De instellingen hebben geen voorziening voor gegronde bezwaarschriften getroffen. Voorgesteld 317515593 wordt dat de instellingen alsnog eenmalig 2% van het te verdelen bedrag hiervoor reserveren. Bedoelde reserve dient na aanspreken aangevuld te worden tot deze 2%, een hogere reserve dan dit plafondbedrag is niet toegestaan. Aan de investering in de kwaliteit van de primaire besluitvorming van de instellingen kan inhoud gegeven worden door de voorgestelde verbeteringen (algemene en bijzondere aanbevelingen) door te voeren. In het geval van de Vereniging Brabantse Openluchttheaters wordt niet voldaan aan de voorwaarden van het mandaat, de kwaliteit van de primaire besluitvorming is aanleiding om het gegeven mandaat in te trekken. 317515593 Conclusies De uitvoering van de verdeeltaak in mandaat sluit aan bij de bestaande werkwijze bij de instellingen. Het advies is: voortgaan op de ingeslagen weg, meer aandacht voor juridische kwaliteit van besluiten en effiencybesparende maatregelen. De effecten voor de mandatarissen en voor hun instellingen, zoals hierboven omschreven, zijn relatief beperkt gebleven en nopen niet, op een enkele uitzondering na, tot een andere inrichting van de gekozen werkwijze. Voorgesteld wordt om deze wijze van verzelfstandiging organisatiebreed verder toe te passen. Het GS-besluit van 8 september 1998 dient als leidend werkprincipe voor de gehele ambtelijke organisatie doorgevoerd te worden. De taakuitoefening in mandaat sluit aan bij de organisatiefilosofie van de ‘provincie van de toekomst’, de instellingen kunnen hieraan als partners een belangrijke bijdrage leveren door in hun besluiten en hun communicatie daarover te vermelden dat de subsidie is verleend namens Gedeputeerde Staten. Algemene aanbevelingen Instellingen: 1) verplicht gebruik van standaardclausule voor ondertekening in mandaat (bijlage), identiek aan de clausule voor GS-intern; 2) verplicht gebruik van standaardclausule voor vermelding rechtsmiddelen (bijlage), identiek aan de GS-clausule; 3) behandeling klachten Hoofdstuk 9 Awb op de voet van de GS-instructie; 4) de instellingen treffen alsnog eenmalig een voorziening van 2% van het verdeelsubsidie voor gegronde bezwaarschrfiten; 5) gebruik checklist ‘beoordeling subsidieaanvragen’; GS: 1) Afdelingen passen werkwijze juridische fundering verdeelsubsidie-instellingen uniform toe (vooral REW); 2) afwijzen algemene financiële claim verhoging percentage voor vergoeding van overheadkosten, aandacht voor deze kosten bij individuele gesprekken met instellingen (bij formeel overleg budgetsubsidie en exploitatiesubsidie); 3) alsnog aanbrengen van juridische fundering bij de verdeelsubsidieinstellingen, die nog geen mandaat hebben; besluiten dat instellingen nadere afspraken maken met provinciale archiefinspecteur over 317515593 archief, digitalisering en beheer na 10 jaar; 4) besluiten om steekproef beslissing op bezwaar te herhalen bij alle hier genoemde instellingen uiterlijk in januari 2001. 5) openstelling in-company cursusaanbod Awb-alg en Awb-subs voor de medewerkers van verdeel-instellingen tegen kostprijs; 6) besluiten om bij alle toekomstige verzelfstandigingen van de verdeelsubsidie-taak over te gaan tot een juridische audit over de besluiten; Aanbevelingen per instelling (besluit in primo en beslissing op bezwaar) 1. Nieuwe Brabantse Kunst Stichting Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel;opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; 2. Noord-Brabants Fonds Beeldende Kunstenaars Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel;opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; redactie beslissingen op bezwaar algemeen (art. 7:11, gemandateerde neemt besluit); 3. Samenwerkingsverband Brabantse Openluchttheaters opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; aanpassing beleidsregel in verband met nieuwe adviesrol; 4. Stichting Centrum Voor Amateurkunst Bezien of aanpassing beleidsregel nodig is in verband met internationalisering, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; 5. Stichting Brabant Pop Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; subsidie-beschikking in plaats van subsidie-overeenkomst (eventueel verplichting aangaan uitvoeringsovereenkomst); 6. Vereniging Brabantse Filmtheaters Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; bij voorkeur altijd een schriftelijk gemotiveerd besluit nemen 317515593 (ook bij garantiesubsidies en samenwerkingsprojecten); onderscheid maken tussen bestedingen ten laste van ‘eigen’ activiteitensubsidie en van verdeelsubsidie. 7. Stichting Muziek en Theater Netwerk Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; inzet artikel 4:7 Awb, waar mogelijk; bij voorkeur altijd een schriftelijk gemotiveerd besluit nemen (ook bij garantiesubsidies); subsidiebeschikking in plaats van subsidieovereenkomst (eventueel verplichting aangaan uitvoeringsovereenkomst); 8. Brabantse Museum Stichting Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; 9. Stichting Actuele Muziek Brabant Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; opnemen ongeschreven afwijzingsgronden en garantiesubsidie in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; redactie beslissing op bezwaar algemeen (art. 7:11 Awb); vermelding rechtsmiddel beroep bij beslissing op bezwaar . 10. Stichting Brabantse Regionale Geschiedsbeoefening Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; 11. Stichting Noord-Brabants Genootschap Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; opnemen in beleidsregel bedrag maximaal subsidie en toetscriteria voor adviescommissie; redactie beslissing op bezwaar algemeen (art. 7:11 Awb); vermelding rechtsmiddel beroep bij beslissing op bezwaar . Voorstel aan GS GS besluiten: 1. bovenstaande aanbevelingen over te nemen 2. de afdelingen te verzoeken de uitwerking van de aanbevelingen ter hand te nemen 3. het mandaat aan de voorzitter van het Samenwerkingsverband Brabantse 317515593 Openluchttheaters in te trekken en deze vereniging opdracht te geven om (bindend) te adviseren op basis van de (nog aan te passen) beleidsregel. P.Hogenhuis AZ/ABC 21-7-17 317515593 EVALUATIE MANDAAT AAN PERSONEN VERBONDEN AAN VERDEELSUBSIDIEINSTELLINGEN Samenvatting Verzelfstandiging taak om subsidie te verdelen Invoering Titel 4.2 Awb (subsidies) bij de provincie Mandaat van GS aan verdeelsubsidie-instellingenevaluatie daarvan Juridische audit op kwaliteit besluiten namens GS Project van de Afdeling AZ en de afdelingen van REW Effecten op bedrijfsvoering bij instelling: financieelorganisatorisch Juridische kwaliteitszorg Conclusies/Aanbevelingen voor de toekomst Voorstel tot besluitvorming door GS 317515593 Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................. 13 HOOFDSTUK 1 : Algemeen deel ......................................................................................................... 13 De vestiging van het mandaat door Gedeputeerde Staten (juridische fundering) .......................................................................................................... 14 Knelpunten rond de invoering nieuwe werkwijze ......................................................................... 14 Het gebruik van door GS beschikbaar gestelde faciliteiten ...................................................................................................................................... 15 Organisatorische en financiële effecten van de nieuwe werkwijze bij de instelling................................................................................................. 16 Het toezicht op de uitoefening van de verdeeltaak in mandaat door de instelling...................................................................................... 18 Juridische audit .............................................................................................................................. 19 HOOFDSTUK 2 Primaire besluitvorming ............................................................................................ 20 Artikel 3:46 Awb-motivering......................................................................................................... 22 Artikel 10:10 Awb-vermelding mandaatgever............................................................................... 23 Artikel 3:45 Awb-vermelding rechtsmiddelen............................................................................... 24 Aantallen ontvangen aanvragen sinds instemming met het mandaat ......................................................................................................... 25 Archief en administratie ................................................................................................................. 25 Juridische kwaliteit primaire besluiten volgens gemandateerde ............................................................................................................................... 25 Bestuurslasten besluitvorming ....................................................................................................... 26 Subsidie-overeenkomsten .............................................................................................................. 28 Financiële beheersbaarheid subsidie-aanspraken ........................................................................... 28 Afstemming beleid tussen instellingen onderling .......................................................................... 30 HOOFDSTUK 3 Besluitvorming op bezwaarschrift ............................................................................. 32 Artikel 3:47 Awb (deugdelijke) motivering beslissing op bezwaarschrift .......................................................................................................... 32 Artikel 10:10 Awb: vermelding bestuursorgaan Gedeputeerde Staten ...................................................................................................................... 33 Artikel 3:45 Awb: vermelding rechtsmiddelen .............................................................................. 33 Artikel 6:14 Awb: altijd ontvangst bevestigen............................................................................... 33 Artikel 10:3 lid 3 Awb: personele splitsing ................................................................................... 33 Samenstelling hoor- en adviescommissie ...................................................................................... 33 Juridische kwaliteit beslissing op bezwaarschrift .......................................................................... 34 Informatievoorziening aard en inhoud ingekomen bezwaarschriften en beroepschriften ........................................................................... 35 Voorziening voor gegronde bezwaarschriften ............................................................................... 35 Meerkosten behandeling bezwaarschriften .................................................................................... 36 Managementinformatie uit bezwaarprocedure ............................................................................... 36 Klachtbehandeling Hoofdstuk 9 Awb ............................................................................................ 37 Reacties instellingen op de bevindingen ........................................................................................ 38 Eindconclusies ............................................................................................................................... 38 HOOFDSTUK 4 mandaatsbesluit GS 1998 en de afdelingen van REW .............................................................................................................................. 39 Afdeling Buitengebied ................................................................................................................... 39 Afdeling Zorg................................................................................................................................. 39 Afdeling Economische en Bestuurlijke Zaken ............................................................................... 39 HOOFDSTUK 5 Aanbevelingen ........................................................................................................... 40 Aanbevelingen per instelling (b.i.p. en b.o.b.) ............................................................................... 40 Voorstel aan GS ............................................................................................................................. 42 Bijlagen 1. Procesbeschrijving evaluatie, voorgeschiedenis en onderliggende besluitvorming GS 2. Ingezonden kostenoverzichten behandeling bezwaarschriften 317515593 3. Vragenlijsten 4. Matrix antwoorden op vragen 5. Verslag bijeenkomst met instellingen op provinciehuis, maart 1999 6. Ondertekeningswijze in mandaat 7. Clausules vermelding rechtsmiddelen 317515593 Inleiding GS hebben aan bij de volgende instellingen een mandaat aan medewerkers gegeven. Zij ontvingen de volgende aantallen aanvragen sinds de instemming met het mandaat. Tussen haakjes de aantallen ontvangen bezwaarschriften sindsdien: 1. Nieuwe Brabantse Kunst Stichting (NBKS) 42 (1) 2. Noord-Brabants Fonds Beeldende Kunstenaars (NBFBK) 265 (19) 3. Samenwerkingsverband Brabantse Openluchttheaters (SBO) 9 4. Stichting Centrum Voor Amateurkunst (CVA) 54 (5) 5. Stichting Brabant Pop(SBP) 184 6. Vereniging Brabantse Filmtheaters (VBF) 80 7. Stichting Muziek en Theater Netwerk (MTN) 46 8. Brabantse Museum Stichting (MBS) 10 9. Stichting Actuele Muziek Brabant(STAMB) 70 (2) 10. Stichting Brabantse Regionale Geschiedsbeoefening (BRG) 25 11. Stichting Noord-Brabants Genootschap (NBG) 39 (1) De evaluatie is uitgevoerd op een wijze (procesbeschrijving, bijlage), die voor de provincie nieuw is: het samen met de instelling invullen van een enquête, waarbij de provincie de instellingen heeft bezocht, ter plaatse op hun kantoor. Tijdens deze bezoeken was steeds tijd ingeruimd voor het bespreken van juridische en (beleids)inhoudelijke vragen. Een en ander past in de nieuwe doelstelling van de provincie van de toekomst, het meer extern gericht zijn. De enquête was ingedeeld in drie delen: algemeen deel, primaire besluitvorming en besluitvorming op bezwaarschrift. In Hoofdstuk 2 en 3 volgen de bevindingen per instelling per deel van de enquête. HOOFDSTUK 1 : Algemeen deel In dit deel komen de volgende algemene aspecten aan de orde: de vestiging van het mandaat door Gedeputeerde Staten, knelpunten rond de invoering nieuwe werkwijze, het gebruik van door GS beschikbaar gestelde faciliteiten, de organisatorische en financiële effecten van de nieuwe verdeeltaak bij de 317515593 instelling, het toezicht op de uitoefening van de verdeeltaak in mandaat door de instelling. De vestiging van het mandaat door Gedeputeerde Staten (juridische fundering) Het algemene beeld is dat de mandaatverlening op een correcte wijze heeft plaatsgevonden en dat thans sprake is van een degelijk juridisch fundament voor de verlening van subsidie door de verdeelsubsidieinstelling. De verzelfstandiging van deze taak is voltooid op een wijze die, zoals beoogd werd, bleek aan te sluiten bij de bestaande werkwijze van de instelling. Er is dan ook geen behoefte om de mandaatsbesluiten aan de functionarissen bij instellingen verder uit te breiden of in te perken. Er zijn ook nog instellingen die provinciale subsidiegelden verdelen, zonder daartoe een mandaat van GS gekregen te hebben: Stichting Monumentenwacht, Stichting het Brabants Landschap, Stichting Regionale Patienten en Consumentenplatform, Stichting Brabants Instituut Ouderen Zorg, Stichting Brabants Steunpunt Jeugdwelzijn. Het ligt in de rede om ook bij deze stichtingen een juridische fundering voor de subsidieverlening aan te brengen. Knelpunten rond de invoering nieuwe werkwijze Er hebben zich geen grote knelpunten bij de invoering van de nieuwe werkwijze voorgedaan. Enkele instellingen noemen de vergoeding voor overhead als knelpunt. Pro memorie: de andere verzelfstandigingsvarianten, genoemd in het GS-besluit van 28 oktober 1997 (werkplan invoering Titel 4.2 Awb) waren: a. alles terug naar provinciebestuur; b.idem, met blijvende, eventueel min of meer bindende, advies-, c.q. intermediaire rol van de instelling; c. provinciale bestuurscommissie, met daarin afgevaardigden van de desbetreffende instelling; d. mandaat besluitvorming in eerste aanleg door de instelling en in bezwaar door de provincie; (de thans geëvalueerde principekeuzevariant) e.: mandaat besluitvorming in eerste aanleg en in mandaat door de instelling, mits rekening kan worden gehouden met de Awb-eis van opsplitsing. Deze laaste variant is door GS op 8 september 1998 gekozen. De keuze kan in grote lijnen, gelet op de praktische ervaringen, in stand blijven. Hier en daar zijn enkele kleine bijsturingen 317515593 door GS nodig. Zie daarover hierna. In het geval van de vereniging Samenwerkingsverband Openluchttheaters Noord-Brabant is de gekozen werkwijze (mandaat) niet geschikt gebleken voor de uitvoering van de verdeelsubsidietaak. Voorgesteld zal worden een andere juridische fundering voor de subsidietaak, zoals is aangegeven in het GS-besluit van 28 oktober 1997, te leggen (keuze b. – adviesrol voor de instelling). CONCLUSIE Er hebben zich geen grote knelpunten bij de invoering voorgedaan. Deze vorm van mandaat (zgn. e-variant) is als verzelfstandigingsvariant goed bruikbaar gebleken, biedt een goed juridisch fundament(1), is het meest praktisch, is snel door te voeren en is ‘low profile’. De instelling kan beleidsinhoudelijk zelfstandig blijven functioneren, waarbij ook de rechtsvorm stichting of vereniging in stand kan blijven. Het mandaatsinstrument vormt daarmee een beproeft instrument om op grotere schaal toegepast te gaan worden door de provincie. Het gebruik van door GS beschikbaar gestelde faciliteiten Een kanttekening dient gemaakt te worden; nog niet overal is ervaring opgedaan met het behandelen van bezwaarschriften. Overigens kunnen alle instellingen, en zeker die welke nog geen bezwaarschriften in de zin van art. 7:1 Awb hebben ontvangen, zo is hun andermaal verzekerd, te allen tijde een beroep doen op de juristen bij bureau Algemeen Beleid en Control van de Afdeling Algemene Zaken, dienst REW van de provincie. Het is opvallend te noemen dat de instellingen tot dusver zeer beperkt een beroep hebben gedaan op deze juristen. Vastgesteld is dat de redactie van besluiten over het algemeen voor verbetering vatbaar is. Verbeteringen zijn nodig, in verband met het juridische afbreukrisico, en kunnen over het algemeen eenvoudig aangebracht worden. Het continu werken aan juridische kwaliteitszorg, bij de provincie een belangrijk item in 2000, is ook een aandachtspunt bij de instellingen. Daar waar hiaten in de gesprekken zijn geconstateerd, wordt door de instellingen inmiddels gewerkt aan verbetering. In dit kader kan ook gedacht worden aan opbouw van know-how bij de instelling door het volgen van cursussen Awb-algemeen en Subsidierecht door medewerkers van de instellingen en het aanschaffen van wetteksten en 317515593 juridische naslagwerken op dit vakgebied. CONCLUSIE Instellingen werken in het kader van de juridische kwaliteitszorg aan de opbouw van juridische expertise bij de medewerkers, die besluiten voorbereiden. Dit zal zijn weerslag krijgen in een verbeterde redactie van besluiten. De instellingen zullen daarbij een beroep doen op de juristen van bureau ABC. Aanbevolen wordt om het incompany-cursusaanbod van de provincie ook voor deze medewerkers open te stellen. Organisatorische en financiële effecten van de nieuwe werkwijze bij de instelling. Wat valt op? De financiële bedrijfsorganisatie rond de verdeeltaak bij de instelling is bij geen van de onderzochte instellingen specifiek ingericht op de verdeeltaak. Bij drie instellingen is sprake van een vorm van tijdschrijven op de verdeeltaak (Stichting NB Fonds Beeldende Kunstenaars, Stichting Brabant Pop, Stichting Actuele Muziek Brabant). Er is, zo geven de instellingen aan, sprake van enige taakverzwaring in verband met het toepassen van de zienswijze-procedure van art. 4:7 Awb en het behandelen van bezwaarschriften als bedoeld in Hoofdstuk 7 Awb. In enkele gevallen worden, in het kader van de jaarlijkse subsidie, extra financiële claims bij GS gelegd (Stichting Brabant Pop, Centrum voor Amateurkunst). Stichting Brabant Pop beschikt over een financiële bedrijfsorganisatie, waarin de kostenstructuur voor de kosten van de subsidieverstrekking inzichtelijk gemaakt is (systeem versleuteling volgens budgetsubsidie). De andere instellingen beschikken niet over tijdschrijfgegevens over de periode sinds de instemming met het mandaat. 1) GST 7098 Privatisering op decentraal en centraal niveau, mr. L>J>M> Timmermans en mr. J.C.E. Akkermans-Wijn, p.279 In het kader van dit onderzoek naar de juridische kwaliteit van de besluiten is uiteraard niet bezien of het totale volume aan verdeelsubsidies besteed rechtmatig geacht kan worden, bijvoorbeeld door control-toetsing van de vaststellingsbesluiten of de afwijzingsbesluiten achteraf. Daarom kan geen uitspraak gedaan worden of de verhouding tussen beschikbaar gesteld verdeelsubsidievolume en overheadkosten mogelijk ook door onjuist bestede subsidies onder druk is komen te staan. In de gesprekken is wel de behoefte waargenomen om de beleidsregel zo goed 317515593 mogelijk actueel (nieuwe beleidsdoelen opnemen) te houden met het oog op deze rechtmatige besteding. Er is sprake van een regelmatig contact tussen Gedeputeerde Staten en de verdeelsinstelling, waarbij ook gesproken wordt over de redaktie van de beleidsregel. In de twee gevallen zal de beleidsregel aangepast moeten worden (Samenwerkingsverband Brabantse Openluchttheaters, Stichting NoordBrabants Genootschap) bij andere instellingen volgt overleg het komend jaar. Daar is een aanpassing ingegeven door de behoefte om te komen tot een betere afstemming van beleidsdoelen tussen instellingen onderling of tussen instellingen en provincie. Omdat de instellingen uiterlijk in 2000 zullen komen met werkplannen en offertes volgens het budgetsubsidiebeleid, is te verwachten dat in dit kader ook bezien zal moeten worden of het percentage van 7 % van het verdeelsubsidiebedrag voor kosten van overhead verbonden aan de verdeling van subsidie, adequaat geacht kan worden of dat een aanpassing noodzakelijk is. In het kader van deze evaluatie zijn weliswaar enkele kostenoverzichten aangereikt, maar uit deze overzichten kan nog niet de conclusie getrokken worden dat het percentage van 7% inadequaat geacht moet worden. Er is in deze overzichten nog onvoldoende inzicht in de samenhang van de aangegeven kosten en de totale bedrijfsvoering, mede gelet op het ontbreken van specifieke tijdschrijfgegevens. Het is dan ook niet mogelijk om op basis van de in deze evaluatie beschikbaar gestelde gegevens conclusies te trekken voor het bepalen van een algemene norm voor de vastelling van een percentage overheadkosten CONCLUSIE Een algemene financiële claim tot verhoging percentage van 7% voor vergoeding van overheadkosten moet afgewezen worden. Toewijzen van een dergelijk algemeen verzoek is ongewenst wanneer de instelling gebruik maakt van het systeem van budgetsubsidiëring, immers de vergoedingen voor de te leveren prestaties dienen volgens dit systeem individueel, als maatwerk per instelling in de jaarlijkse budgetsubsidie-overeenkomst vastgelegd te worden. In die subsidierelaties waar sprake is van exploitatiesubsidiëring zal ook per instelling maatwerk geleverd moeten worden. De claims kunnen in het betreffende overleg tussen provincie en individuele 317515593 instelling aan de orde gesteld worden. De verdeel-activiteit van een instelling leent zich bij voorkeur voor een budgetsubsidie van de provincie, te beginnen voor het jaar 2000. Het toezicht op de uitoefening van de verdeeltaak in mandaat door de instelling Ten behoeve van het toezicht is in de mandaatsbesluiten door GS een informatieverplichting opgenomen, om ‘jaarlijks verslag te doen aan het college van GS van de aan de mandaatregeling gegeven toepassingen, inclusief aantal en inhoud van de in het desbetreffende jaar ingediende bezwaarschriften en aantal en aard van eventuele afwijkingen van de beleidsregel’. In de gesprekken is gebleken dat de instellingen aan deze verplichting invulling geven in het jaarverslag, dat onderdeel uitmaakt van de jaarlijkse subsidie-offerte. Geadviseerd is om deze rapportage nauwgezet te doen. De provincie kan dan in een vroeg stadium kennis nemen van lopende procedures. In sommige gevallen kan een melding aan de verzekeraar noodzakelijk zijn. Ook is gewezen op het belang van een goede administratie voor de naleving van de Archiefwet en de Wet openbaarheid van bestuur en de provinciale Archiefverordening. In het kader van dit onderzoek is niet gekeken naar de rechtmatigheid van de individuele bestedingen van de gelden uit het verdeelbudget. Er is alleen een steekproef gehouden om de juridische kwaliteit van de besluiten te beoordelen. Dit toezicht kan door de Afdeling Financiën en de rekeningcommissie van de provincie uitgeoefend worden in het kader van de beoordeling van de jaarrekening van de instelling. Het verdient aanbeveling dit toezicht over 2000, bijvoorbeeld aan de hand van vaststellingsbesluiten, te laten plaatsvinden. CONCLUSIE: het toezicht door GS op de uitoefening van de bevoegdheid in eerste aanleg en in bezwaar is in het mandaatsbesluit geregeld, doordat de instelling gehouden is om informatie te verstrekken. De vorm waarin dit dient te gebeuren is beperkt tot die van een jaarlijks inhoudelijk verslag. Dit verslag wordt betrokken in het kader van de jaarlijkse subsidieverlening en vaststelling. De beschikbare jaarverslagen over 1999 bevatten deze informatie. De informatieverplichting vormt een algemene basisregeling voor 317515593 het financiële toezicht op de uitoefening van deze verzelfstandigde subsidietaak. Deze informatie wordt afdoende verstrekt. Er is geen informatie vergaard over de rechtmatigheid van de besteding. Daartoe zullen Gedeputeerde Staten, desgewenst een afzonderlijk onderzoek kunnen instellen. Juridische audit Het uitvoeren van deze evaluatie juridische audit naar de kwaliteit van de besluiten bij de instellingen blijkt zeer nuttig te zijn geweest. Op basis van deze audit zijn een aantal kinderziektes in de besluiten aan het licht gebracht, zij worden thans aangepakt. De audit vormt als het ware een logisch sluitstuk van het verzelfstandigingsbesluit. Het is aan te bevelen dat GS dit bij toekomstige verzelfstandigingen op basis van mandaat standaard verplicht stellen. CONCLUSIE De juridische audit dient bij toekomstige verzelfstandigingen standaard meegenomen te worden. 317515593 HOOFDSTUK 2 Primaire besluitvorming Met name de juridische kwaliteit van de ‘primaire’ besluitvorming, de subsidiebesluiten, heeft bij deze evaluatie sterk in de aandacht gestaan. Er is een steekproef gehouden door een aantal subsidiebesluiten en adviezen te bezien. Er is gevraagd naar het totale aantal aanvragen en het totale aantal bezwaarschriften om een globaal beeld van de subsidiepraktijk te krijgen. Een belangrijk doel van de evaluatie is om vast te stellen of de besluiten thans ‘juridisch waterdicht’ zijn. Het ‘anders’ werken (volgens de Awb) dient in ieder geval in brieven met besluiten zijn weerslag te krijgen. Voor het overige is door het mandaatsbesluit alles bij het oude gebleven voor de instelling. Ter vergelijking: de beleidsregels voor de verdeling, die ten tijde van het mandaat door GS zijn vastgesteld, zijn een codificatie (vastlegging) van het op dat moment door de instelling gevoerde verdeelbeleid. De juridische kwaliteit is steekproefsgewijs beoordeeld aan de hand van afschriften van enige subsidiebesluiten, voorbereidingscorrespondentie en adviezen. De beoordeling heeft plaatsgevonden tegen de achtergrond van het juridische beleidskader van de instelling: de Algemene wet bestuursrecht (niet alleen Titel 4.2), de Verordening Welzijn, Educatie en Cultuursubsidies 1998, de (verdeel)Beleidsregel van de instelling. Ook is gekeken in hoeverre bij de voorbereiding van besluiten gebruik is gemaakt van de door de provincie aangereikte checklist primaire besluiten, modelbezwaarclausule en andere praktische tips (zie Bijlage, verslag bijeenkomst provinciehuis maart 1999). Wat valt op? De ‘formele’ aantastbaarheid (waar kijkt de rechter als eerste naar): art. 3:47 Awb (deugdelijke) motivering: niet altijd opgenomen in een besluit; art. 10:10 Awb vermelding bestuursorgaan Gedeputeerde Staten: ontbreekt in de besluiten; art. 3:45 Awb vermelding rechtsmiddelen: ontbreekt bij sommige besluiten, bezwaarclausule is soms niet geheel correct. 317515593 317515593 Artikel 3:46 Awb-motivering Een van de belangrijkste artikelen uit de Awb. In de besluiten van de steekproef is sprake van een deugdelijke motivering, het is duidelijk dat de instellingen beschikken over een grote expertise bij het behandelen van aanvragen en het weergeven van een beoordeling (toe- of afwijzing). Bij een aantal instellingen (NBG, NBKS, VBF, STAMB) is sprake van het inhoudelijk afwijzen van een onvolledige aanvraag, hetgeen gelet op art. 4:5 Awb een onjuiste motivering is. De enig juiste motivering is een ‘buiten behandeling laten’. Geadviseerd is om zonodig de aanvraageisen in beleidsregel en/of aanvraagformulier aan te vullen en het artikel 4:5 Awb in te zetten. Daarbij hoeft de adviescomissie nog niet geconsulteerd te worden, deze manier van werken is werklast-besparend. Twee instellingen zijn voornemens om hun aanvraagformulier op internet beschikbaar te stellen (Stichting Brabant Pop, Stichting Centrum voor Amateurkunst). Veelal is sprake van een motivering door te verwijzen naar een deskundigenadvies. Er wordt gewerkt met de toe- en afwijzingsgronden van de beleidsregel. De afwijzingsgronden uit de verordening worden niet toegepast. Daar waar ongeschreven afwijzingsgronden gebruikt worden is geadviseerd om deze niet meer te gebruiken, maar te motiveren met afwijzingsgronden van de beleidsregel, de verordening of de wet. In sommige gevallen is in verband met deze ‘ongeschreven’ afwijzingsgronden geadviseerd de beleidsregel verder uit te schrijven (BRG, Stichting Brabant Pop, Samenwerkingsverband Brabantse Openluchttheaters, NBKS, NBG). Er is sprake van het ontbreken van een schriftelijke motivering (art. 3:46 Awb) in de volgende gevallen: bij garantiesubsidies wordt vaak gewerkt met een vaststellingsbesluit, na declaratie van de werkelijk gemaakte kosten van de activiteit, dat niet schriftelijk wordt gegeven (Stichting Muziek Theater Netwerk, Vereniging Brabantse Filmtheaters). De Awb staat het systeem van een vaststellingsbesluit zonder voorafgaand verleningsbesluit toe in art. 4:43. Geadviseerd is om deze praktijk, in verband met art. 4:43 317515593 (tenminste vermelding van de activiteiten waarvoor subsidie) en 3:47 Awb waar mogelijk aan te passen en toch een schriftelijk gemotiveerd besluit te geven. Het zal niet nodig zijn om een uitgebreide motivering te geven wanneer er redelijkerwijs mag worden aangenomen dat aanvragers geen behoefte hebben aan een motivering (art. 3:48 Awb). bij ‘samenwerkingsprojecten’ wordt ook vaak volstaan met een vaststellingsbesluit, na declaratie van de werkelijk gemaakte kosten van de activiteit verricht door een deelnemer, zonder een schriftelijk besluit met motivering (Vereniging Brabantse Fimtheaters). Geadviseerd is om ook in deze gevallen een schriftelijk besluit te nemen. De kosten die door de instelling zelf gedragen worden, vallen onder de eigen instellingsactiviteitensubsidie. Het is omwille van de financiële inzichtelijkheid en verantwoording gewenst een onderscheid te maken in de financiële bedrijfsorganisatie tussen bestedingen ten laste van het verdeelsubsidiebudget en de ‘eigen’ activiteitensubsidie. Over het algemeen is voor de motivering weinig gebruik gemaakt van de ‘Checklist beoordeling subsidieaanvragen’ die de provincie heeft aangereikt. De checklist wordt wel als een nuttig hulpmiddel aangemerkt. Zeker bij instellingen die minder vaak met subsidieaanvragen geconfronteerd worden of die een klein bureau medewerkers beschikken. Het aanbod om gebruik te maken van de expertise van de juristen van bureau ABC van de provincie wordt gewaardeerd, er is nog geen beroep op gedaan. Artikel 10:10 Awb-vermelding mandaatgever Dit invoering van dit voorschrift is in 1999 voor besluiten van Gedeputeerde Staten en van de CdK (intern mandaat) geheel afgerond. Jurisprudentie inzake mandaat en de Awb noopte daartoe. Voor het extern mandaat bij de verdeelinstellingen is het op een tweetal uitzonderingen na (Stichting Brabant Pop en Stichting Centrum voor Amateurkunst) nog niet ingevuld. Beide instellingen noemen weliswaar Gedeputeerde Staten als mandaatgever, maar kiezen een afwijkende formulering en plaats (bijlage) om dit te vermelden. De instellingen hebben aangegeven dat zij het bestuursorgaan Gedeputeerde Staten in hun besluiten 317515593 zullen opnemen. Een en ander past ook in het concept van de provincie van de toekomst. De provincie wil sterker naar buiten gericht zijn. In dit kader is het communicatiebeleid ontwikkeld, om bij subsidies die mede met een bijdrage van de provincie verleend worden, door subsidieontvangers melding te laten maken dat de betreffende subsidie is verleend door of namens Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant. CONCLUSIE De toepassing van art. 10:10 Awb door de instellingen is tot dusverre onvoldoende. Zij hebben toegezegd hieraan invulling te geven in volgende besluiten. Aan GS zal worden voorgesteld om eenzelfde invulling als voor het intern mandaat aan het extern mandaat te gaan geven, en met een standaardformulering voor de ondertekening van besluiten te gaan werken. Dit vergt een nieuw (overall) mandaatsbesluit, waarin ook het ondertekeningsmandaat geregeld wordt. De ondertekening van besluiten, hoewel daartoe niet formeel gemandateerd, geschiedt bij sommige instellingen nu nog door een medewerker. Geadviseerd is om als tussenoplossing de gemandateerde bij de ontertekening te vermelden en om ‘b.a.’ (bij afwezigheid) te laten tekenen door een medewerker. Artikel 3:45 Awb-vermelding rechtsmiddelen De vermelding van rechtsmiddelen is ook van grote importantie om een besluit de toets der formele kritiek te kunnen laten doorstaan. Een verschillende invulling wordt gegeven aan dit voorschrift. Hier en daar was onbekendheid met de toepasselijkheid van het wetsartikel. Geadviseerd is, gelet op de vaste jurisprudentie over Awb en subsidie, de openstaande rechtsmiddelen in alle subsidiebesluiten op te nemen. Dus ook in volledige toekenningen, bij bevoorschottingen, bij afwijzingen, bij buiten behandeling-latingen, bij vaststellingsbesluiten of afrekeningen. De Stichting Muziek en Theater Netwerk acht het niet noodzakelijk om openstaande rechtsmiddelen bij vaststellingsbesluiten te vermelden. Zoveel is duidelijk: de rechter kent voor bestuursorganen geen pardon, wanneer zij dit voorschrift niet standaard toepassen. CONCLUSIE Voorgesteld wordt om met een standaard rechtsmiddelenclausule te komen voor alle vormen van subsidiebesluiten (er is immers ook altijd, zodra een 317515593 bezwaarschrift is ingediend, de mogelijkheid van het vragen van een Voorlopige Voorziening =kort geding, bij de President van de Rechtbank Den Bosch, zijnde de standplaats van het bestuursorgaan namens wie is besloten, zijnde GS). Aantallen ontvangen aanvragen sinds instemming met het mandaat Het betreft in alle gevallen een overzichtelijk aantal (enige tientallen). De instellingen kunnen goed met deze aantallen overweg. Bij sommige instellingen een groot aantal (265). Het zijn zeker geen bulkbesluiten, maar ‘atelierbeschikkingen’(maatwerk). Het aantal is in beperkte zin als indicatie voor de praktijk van belang: per aanvraag zijn meestal diverse handelingen nodig. Niet elke instelling werkt standaard met aanvraagformulieren. Archief en administratie Er wordt in alle gevallen een administratie van aanvragen bijgehouden. Deze administratie bevat niet overal de aard en inhoud van ingekomen aanvragen. Over de wijze van administratie en archivering van dossiers zijn geen afspraken met de provincie gemaakt, hoewel de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet en provinciale Archiefverordening van toepassing zijn. Dergelijke afspraken vormen een punt van aandacht voor de toekomst (beheer archief na 10 jaar, verdwijning digitale gegevens). De provinciale archiefverordening schrijft in artikel 5 voor dat GS zorg dragen dat de vervaardiging en bewaring van archiefbescheiden geschiedt op een zodanige wijze, dat het behoud van deze bescheiden voldoende is gewaarborgd. CONCLUSIE Op dit moment mag aangenomen worden op basis van de verstrekte informatie van de instellingen dat de administratie op orde is. Omdat niet geheel kan worden overzien of aan art. 5 van de Archiefverordening wordt voldaan wordt voorgesteld om de provinciale archiefinspecteur te vragen de gemandateerde instellingen in haar agenda op te laten nemen. Juridische kwaliteit primaire besluiten volgens gemandateerde De instellingen hebben over het algemeen een indruk dat hun besluiten voldoende juridische kwaliteit bezitten. Sommige instellingen geven aan geen idee over de juridische 317515593 kwaliteit te hebben. Het is opmerkelijk dat veel instellingen niettemin slechts beperkt gebruik maken van de provinciale ‘Checklist beoordeling subsidieaanvragen’ of andere modellen. Mogelijk speelt hierbij een rol dat deze instellingen nog geen bezwaarschriften hebben ontvangen of pas kort zijn gaan werken met de zienswijze procedure van art. 4:7 Awb. Ook is door de instellingen genoemd: een te beperkt inzicht in de Algemene wet bestuursrecht en het subsidierecht, en daarmee in de juridische kwaliteit van de besluiten. Algemeen is het overleg over de juridische kwaliteit met de provincie als positief en constructief ervaren. Temeer omdat niet alle instellingen blijken te beschikken over een bureau met medewerkers of een adviescommissie met juridische know-how. Het is aan te bevelen het overleg over de juridische kwaliteit in de toekomst te herhalen en in de tussentijd gebruik te maken van de juristen van bureau ABC en waar nodig te werken aan know-how opbouw door het volgen van cursussen. In een enkel geval is samen met de instelling geconstateerd dat de juridische kwaliteit van de besluiten onvoldoende was (Vereniging Brabantse Openluchttheaters). Na onderling overleg is voorgesteld het gegeven mandaat in dit geval weer in te trekken en aan de instelling de (min of meer bindende) adviesfunctie te geven (als bedoeld in het GS-besluit van 28 oktober 1997). De instelling neemt niet meer dan 9 verleningsbesluiten per jaar en de instelling beschikt in het geheel niet over een bureau met medewerkers met enige kennis van de Awb. In de nieuwe situatie nemen GS weer de besluiten op advies van de instelling, waarbij het beleid van de instelling voorop zal blijven staan. Bestuurslasten besluitvorming Uit onderzoek naar de effecten van Algemene wet bestuursrecht op de bestuurslasten bij bestuursorganen in Nederland is gebleken dat deze lasten per saldo zijn afgenomen, in die zin dat het aantal bezwaarschriften is verminderd door het correct toepassen van de zienswijze-procedure. Per saldo is door de invoering van de Awb geen sprake van bestuurslastenverhoging. Verdeelsubsidie-instellingen, die ervaring hebben opgedaan met het behandelen van bezwaarschriften, hebben aangegeven, dat zij deze onderzoeksresultaten wel kunnen onderschrijven: er doen zich relatief minder gevallen voor waar bezwaar wordt 317515593 gemaakt. Niettemin is er in het ‘voortraject’ sprake van grotere activiteit: het vragen om zienswijze (artikel 4:7 Awb) en het reageren daarop, eventueel met als tussenstap de adviescommissie is nieuw, extra, en kost meer tijd. Aanvragers zien de zienswijze-procedure vaak als een ‘herkansing’of een ‘bezwaarmogelijkheid’. Instellingen, die geen bezwaarschriften als bedoeld in Hoofdstuk 7 Awb hebben ontvangen, onderschrijven niettemin ook dit ‘extra-effect’ van de Awb op de tijdsinvestering in het voortraject. Er zijn geen tijdschrijfgegevens overlegd, waaruit een en ander is gebleken. Als efficiency-bevorderende maatregelen, met name bij ‘kansloze gevallen’, zijn genoemd: (in volgorde van prioriteit) geef zoveel mogelijk richting aan aanvragers over wijze van inrichting aanvraag (telefonisch); maak gebruik van de mogelijkheden van art. 4:5 Awb, en eventueel een aanvraagformulier, maak gebruik van de ‘checklist beoordeling subsidie-aanvragen’, maak gebruik van afwijzing-sec enkel o.g.v. overschrijding van het subsidieplafond (art.4:25 lid2 Awb); investeer, ter besparing van tijd in het ‘natraject’ (bezwaar- en beroepsfase) altijd in het ‘voortraject’ (zienswijze vragen, aanvrager alle feiten en belangen op tafel laten brengen) en neem pas op basis van ingekomen zienswijzen een besluit, formuleer bij het verzenden van de voornemenbrief goed op basis van welke gegevens het voornemen tot afwijzen bestaat, geef daardoor sturing aan de reaktie bij de aanvrager; maak gebruik van de afwijzingsgronden uit de Verordening WEC-subsidies 1998, uit de beleidsregel en uit de Titel 4.2 van de wet (gebruik geen afwijzingsgronden die niet zijn te herleiden tot een criterium zwartop-wit geschreven), neem voorwaarden in de verleningsbeschikking op, zodat daarop eenvoudig teruggegrepen kan worden, bijv. wanneer een project niet blijkt tot uitvoering te komen; schrijf de beleidsregel verder uit waar nodig, neem zo mogelijk een maximaal te verlenen bedrag op. Het niet opnemen van een maximumbedrag lijkt een voordeel bij een beperkt budget, want aanvragers zijn van 317515593 nature geneigd het maximale aan te vragen, dan is het budget niet snel overvraagd. Echter: het nadeel kan zijn dat een gedeeltelijke afwijzing, verlening van een lager bedrag moeilijk te motiveren is en dat het een bezwaarschrift uitlokt. Dit omdat een activiteit niet meer te realiseren is met dit lager bedrag. In het besluit kan eenvoudig verwezen worden naar een maximaal subsidiebedrag in de beleidsregel, als vastgelegde norm, en het kan de bezwaarneiging helpen onderdrukken. De Stichting Muziek en Theater Netwerk hanteert het instrument van art. 4:7 Awb (vragen om zienswijze bij voorgenomen afwijzing) nog niet. Geadviseerd is dit instrument, waar nodig toch in te zetten. CONCLUSIE De bestuurslasten zijn naar de mening van de instellingen gestegen door het werken volgens de Awb. Zij beschikken niet over exacte tijdschrijfgegevens waaruit deze stijging zou kunnen blijken. De stijging is vooral ontstaan door de toepassing van de zienswijzeprocedure (4:7 Awb) en het betrekken van de adviescommissie bij het reageren op deze zienswijzen. Een positief effect op de aantallen ingediende bezwaarschriften is niet geconstaeerd. De instellingen maken nog weinig gebruik van de ‘Checklist beoordeling subsidieaanvragen’ of de juristen van bureau ABC van de provincie. Enige efficiency-bevorderende verbeteringen bij de toepassing van de Awb worden aangebracht. Een daling of stabilisering van de bestuurlasten is dan te verwachten. Subsidie-overeenkomsten Bij een instelling is sprake van het werken met beschikking-vervangende subsidie-overeenkomsten (Stichting Muziek en Theater Netwerk). Geadviseerd is om deze praktijk aan te passen in verband met het verbod op dergelijke subsidie-overeenkomsten in de Awb. In situaties waar echt behoefte is aan een overeenkomst (bijv. aanvrager moet aan subsidiegever garanderen dat de activiteit gerealiseerd zal worden), kan eerst een beschikking gegeven worden. In deze beschikking wordt als voorwaarde opgenomen dat subsidieontvanger dient mee te werken aan de totstandkomen van zo’n overeenkomst (zie art. 4:33 en 4:36 Awb). Financiële beheersbaarheid subsidieaanspraken In de sfeer van de toepassing van het 317515593 juridische instrumentarium zijn veel vragen gesteld. Enerzijds speelt hierbij sterk de rechtszekerheid van de aanvrager (o.a. het kunnen inschatten wat de subsidiemogelijkheden zijn, een project kan soms niet voor minder geld gerealiseerd worden) anderzijds voor de instelling de financiële beheersbaarheid van het totaal van aanspraken op een beperkt budget (voorkomen van open-einde financiering, zo veel mogelijk subsidiedoelen kunnen bedienen). De provincie heeft zijn ervaring met het instrumentarium op dit terrein met de instelling uitgewisseld. Provincie en instelling hebben hier van elkaar kunnen leren. Wat valt op? De instellingen passen de regeling van het subsidieplafond uit de Verordening wec-subsidies 1998 (art. 14) nog niet toe. Dit geldt ook voor het artikel 3 (afwijzen bij onvoldoende financiële noodzaak voor subsidie, denk aan een commerciëel project). Bij de instelling wordt veel gewerkt met een gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag, in verband met de beperktheid van het budget. Geadviseerd is om een dergelijke afwijzingsgrond voorlopig niet te gebruiken, deze grond is op dit moment niet neergeschreven in de Verordening of de beleidsregels. Er wordt op dit moment bij de provincie gewerkt aan een aanpassing van de verordening om ook gedeeltelijke toewijzingen bij dreigende overschrijding van het plafond mogelijk te maken. De instellingen lopen ook tegen een financieringsprobleem aan bij het werken met twee tranches en dito peildata, wanneer er maar een subsidieplafond is van GS, waar een beroep op gedaan kan worden. Geadviseerd is om wanneer het probleem grote vormen gaat aannemen (aanvragers proberen massaal in aanmerking te komen voor de eerste tranche) een tweede plafondbesluit door GS te laten nemen. In andere gevallen kan een de instelling altijd voorschot nemen op het budget voor de tweede tranche. Ook zijn problemen met openstaande aanspraken op subsidie gemeld, waardoor niet goed vastgesteld kan worden wat het bedrag is dat voor verlening beschikbaar is. Geadviseerd is om te werken met goede voorwaarden in de verleningsbeschikkingen en met een strict handhavingsbeleid. Hierbij is te denken aan het opvragen van gegevens voor een vaststelling van de subsidie via art. 4:44 Awb, en zo nodig terugvordering 4:57 Awb. Waar gewerkt wordt met voorschotten, kan het niet opvragen van het restant een indicatie zijn, dat er iets mis is met de 317515593 uitvoering van de gesubsidiëede activiteit. Door teopassing van deze juridische instrumenten kan de instelling zicht houden op zijn liquiditeit. Gesproken is ook over de (late) bevoorschotting en betaling van de jaarlijkse subsidie door de provincie. Gewezen is op de mogelijkheid voor de instelling van art. 4:34 Awb: subsidies kunnen onder begrotingsvoorbehoud verleend worden, zolang de in provinciale begroting nog geen bedrag is vastgesteld voor de instelling, daarna wordt geadviseerd om wel te verlenen, maar de betaling op een later tijdstip in het vooruitzicht te stellen. CONCLUSIE Er zijn geen grote financiële problemen in de bedrijfsvoering te constateren. Het juridisch instrumentarium is toereikend om financierings-problemen het hoofd te bieden. Afstemming beleid tussen instellingen onderling Bij een drietal instellingen kwam dit onderwerp spontaan ter sprake (VBF, CVA, BRG). Wanneer een aanvraag (enkel en alleen) onbetwist tot het beleidsterrein van een andere instelling behoort verplicht art. 2:3 Awb tot doorzending van de aanvraag. Even telefonisch toelichten is klantvriendelijk, maar juridisch niet verplicht. De mededeling van doorzending schriftelijk weer wel. Op basis van de beleidsregel blijkt soms subsidie aangevraagd te worden bij twee of meer instellingen tegelijk of ook nog bij de provincie, waarbij niet meteen duidelijk is wiens beleidsterrein het bijzonder aangaat. De beleidsregels regelen deze situatie soms wel, soms niet. Het verdient aanbeveling dat de instellingen met de provincie bespreken welke instelling voor een bepaald beleidsdoel verantwoordelijk is, en dit dan in hun beleidsregel vastleggen. De jurisprudentie geeft als uitgangspunt dat een mandaat voor een bepaalde overheidstaak slechts aan één instelling verleend mag worden, dit om tegenstrijdige toepassing van beleid te voorkomen. Als de bevoegdheid goed is beschreven geeft de verantwoordelijke instelling de subsidiebeschikking, wanneer een activiteit binnen zijn criteria past. Het is dan duidelijk wie bepaalt of de activiteit subsidieabel is. De andere instellingen kunnen zich naar deze principe-uitspraak richten om al dan niet een kleinere bijdrage te leveren, wanneer het project voldoende 317515593 raakvlakken heeft met hun doelstellingen. Een instelling vraagt om een nadere beleidsafstemming met de provincie om aanvragen in het kader van internationalisering (ook) te kunnen beoordelen (Stichting Centrum voor Amateurkunst). Bij de Stichting Regionale Geschiedbeoefening Noord-Brabant is er een ‘botsing’ opgetreden met het beleidsterrein van een provinciale verdeel-instelling zonder mandaat en beleidsregel: Stichting Monumentenwacht Noord-Brabant. In het belang van de rechtszekerheid van aanvragers en de afstemming van beleid tussen instellingen ligt het voor de hand dat in deze situatie alsnog op korte termijn een juridische fundering aangebracht wordt bij de Stichting Monumentenwacht. CONCLUSIE In die gevallen waar dit nog niet gebeurd is, zal een afstemmingsregeling tussen beleidsdoelen in de beleidsregels vastgelegd moeten gaan worden. 317515593 HOOFDSTUK 3 Besluitvorming op bezwaarschrift In de periode sinds de instemming met het mandaat tot heden zijn de volgende aantallen bezwaarschriften binnengekomen. NBKS: 1 NBFBK: 19 CVA: 5 STAMB: 2 NBG: 1 Wat valt op? De ‘formele’ aantastbaarheid (waar kijkt de rechter als eerste naar): art. 3:47 Awb: (deugdelijke) motivering niet altijd opgenomen in een besluit art. 10:10 Awb: vermelding bestuursorgaan Gedeputeerde Staten ontbreekt in de besluiten; art. 3:45 Awb: vermelding rechtsmiddelen ontbreekt bij sommige besluiten, beroepsclausule is soms niet geheel correct. Artikel 3:47 Awb (deugdelijke) motivering beslissing op bezwaarschrift Wat valt op? De instellingen maken voor de redactie van de besluiten op bezwaarschrift op een uitzondering na geen gebruik van de modellen die door de provincie zijn aangereikt. De bedoeling van de besluitvorming, artikel 7:11 Awb was nog onvoldoende bekend. De bedoeling is om een volledige heroverweging te laten plaatsvinden, dus op rechtmatigheid en op doelmatigeheid van het besluit in eerste aanleg (de definitieve subsidiebeschikking). Daarbij wordt gewerkt op basis van de grondslag (de aangevoerde argumenten) in het bezwaarschrift. Deze argumenten moeten gemotiveerd weerlegd (ongegrond) of gegrond verklaard worden. De expliciete verwijzing naar de aangevoerde gronden ontbreekt nogal eens. De nietontvankelijkheid wegens termijnoverschrijding kan als motivering opgenomen worden, mits goed toepassing is gegeven aan de vermelding van rechtsmiddelen - 3:45 Awb en de verzending correct heeft plaatsggeonden. De beslissing op bezwaarschrift is de laatste kans om aan artikel 3:47 Awb te voldoen. De rechter toetst met name op dit artikel. Voor de behandeling van bezwaarschriften staan de juristen van bureau ABC van de provincie ter beschikking. Dit onderwerp leent zich goed voor een cursus - zie hiervoor. 317515593 CONCLUSIE De motivering van beslissingen op bezwaarschrift vraagt bijzonder serieuze aandacht. Er is door een beperkt aantal instellingen ervaring mee opgedaan. Voor deze groep instellingen kan het zinvol zijn om indien een bezwaarschrift wordt ingediend, juridisch advies in te winnen. Artikel 10:10 Awb: vermelding bestuursorgaan Gedeputeerde Staten Ontbreekt in de besluiten, zie hiervoor bij primaire besluitvorming. Artikel 3:45 Awb: vermelding rechtsmiddelen Ontbreekt bij sommige besluiten, beroepsclausule is soms niet geheel correct. Zie hiervoor bij primaire besluitvorming. Artikel 6:14 Awb: altijd ontvangst bevestigen Er werd bij een aantal instellingen nog geen toepassing aan gegeven. Is inmiddels wel het geval. Artikel 10:3 lid 3 Awb: personele splitsing In alle gevallen is in het mandaatsbesluit een personele splitsing tussen de medewerker of bestuurslid die de subsidie verleent en die welke beslist op het bezwaarschrift aangebracht. De instelling ondervinden geen moeilijkheden in de uitvoering, zodanig dat het mandaat weer terug bij GS gelegd zou moeten worden. Er is geen rechterlijke uitspraak bekend die deze toepassing van art. 10:3 lid 3 Awb verbiedt. De gemandateerde voor de beslissing besluit veelal pas na daarover de mening van het voltallige bestuur te hebben ingewonnen. CONCLUSIE De beslissingsbevoegdheid wordt conform het bepaalde in art. 10:3 lid 3 Awb uitgeoefend. Er is op dit moment geen aanleiding om deze beslissingsbevoegdheid weer bij GS te leggen. Samenstelling hoor- en adviescommissie Is verschillend. De wet laat hiertoe uitdrukkelijk de ruimte. Het mandaatsbesluit bevat op dit onderwerp geen instructie. Omdat een en ander blijkt goed te functioneren, er zijn geen klachten over werkwijze en samenstelling van commissies, is het niet nodig om op dit moment nadere voorstellen te doen betreffende de 317515593 samenstelling. De samenstelling van de commissies voldoet in alle gevallen aan de voorschriften van art. 7:5 Awb. In alle gevallen sommige gevallen is sprake van een art. 7:5 aanhef-situatie (horen door de gemandateerde voor de beslissing op bezwaar zelf); in andere gevallen van een lid 1 sub a.-situatie (horen door een persoon, die niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest); in andere gevallen is er een situatie van een art. 7:5 lid 1 sub b.(horen door meer dan een persoon, van wie de meerderheid, onder wie degene die het horen leidt, niet bij de voorbereiding betrokken is geweest). CONCLUSIE Het horen van bezwaarmakers door de instellingen vindt plaats op een wijze, die steun vindt in de Awb en behoeft geen nadere instructie van GS. Juridische kwaliteit beslissing op bezwaarschrift Het algemene beeld is dat de kwaliteit van de beslissingen op bezwaarschrift van de instellingen, met uitzondering van de Stichting Centrum voor Amateurkunst voor verbetering vatbaar is. De instellingen, die bezwaarschriften hebben behandeld schatten zelf in dat de juridische kwaliteit van de beslissingen voldoende is. De instellingen hebben tot dusver geen gebruik gemaakt van de modellen die door de provincie zijn aangereikt. In een geval is gebruik gemaakt van de juristen van bureau ABC van de provincie. Bij de beslissingen die zijn ingezonden, en waarop de steekproef is toegepast zijn een aantal hiaten geconstateerd. NBFBK: redactie beslissing algemeen, art.7:11 Awb, gemandateerde neemt besluit. STAMB: redactie algemeen, art. 7:11 Awb, vermelding rechtsmiddel beroep. NBG: redactie beslissing algemeen en vermelding rechtsmiddel beroep. Deze zijn in de gesprekken doorgesproken en aan verbetering daarvan wordt op dit moment gewerkt. Tot dusver is, voor zover op dit moment bekend, in geen van deze gevallen beroep ingesteld bij de sector Bestuursrecht van de rechtbank te Den Bosch. Er is een tendens waar te nemen dat bezwaarmakers zich meer laten bijstaan door professionele rechtshulpverleners (bijv. juridische dienst Kunstenaarsbond FNVBondgenoten). CONCLUSIE De juridische kwaliteit van de beslissingen op bezwaarschrift is voor verbetering vatbaar. Daaraan wordt op dit moment gewerkt. Omdat juridische 317515593 kwaliteitszorg een continue bezigheid is en omdat een beperkt aantal instellingen pas ervaring heeft opgedaan met het behandelen van bezwaarschriften is het wenselijk om over een jaar opnieuw een steekproef uit te voeren en de resultaten met de instellingen door te spreken. Informatievoorziening aard en inhoud ingekomen bezwaarschriften en beroepschriften De informatie wordt achteraf verstrekt bij de jaarlijkse verlaglegging aan GS ten behoeve van de vaststelling van de verdeelsubsidie. Een andere wijze van informatieverstrekking zoals het sturen van afschriften van deze beslissingen wordt niet nodig geacht. De provincie is gehouden om lopende procedures bij de rechtbank jaarlijks te melden aan zijn verzekeraar. De Afdelingen van REW zullen deze informatie aan de Afdeling Algemene Zaken doorgeven. Het is zaak dat de instelling zodra een beroepsprocedure aanhangig is gemaakt onverwijld contact opneemt met de afdeling van REW, die het aangaat. Deze afdeling dient de vertegenwoordiging in rechte dan over te nemen. De instelling stuurt vervolgens het dossier en de correspondentie met de rechtbank toe. Een en ander vloet voort uit het besluit van GS van 8 september 1998. CONCLUSIE De informatievoorzieningsregeling aan GS is afdoende te achten, er is nog geen praktische ervaring met beroepschriften opgedaan. Voorziening voor gegronde bezwaarschriften Een dergelijke voorziening is bij geen instelling op de balans aangebracht. Het uitgangspunt van GS bij het mandaatsbesluit was dat de instellingen een dergelijke voorziening dienen te treffen. Daaraan is door de instellingen nog geen invulling gegeven, omdat de kosten van alsnog gehonoreerde bezwaarschriften veelal ten laste van het volgend jaar gebracht worden. Een instelling stelt voor om een collectieve voorziening bij de provincie voor dit doel te treffen. Niet duidelijk is wie de kosten van een procedure in rechte en een veroordeling moet dragen. Onduidelijk is ook wat de redelijke hoogte van zo’n voorziening zou moeten zijn. CONCLUSIE Er is geen voorziening voor gegronde bezwaarschriften bij de instellingen 317515593 getroffen. GS zullen zich uit moeten spreken wat hiervan de consequentie dient te zijn. Uitgangspunt is geweest dat het verlenen van mandaat budgettair neutraal zou plaatsvinden. Voorgesteld zal worden dat de instelling alsnog eenmalig een voorziening zal treffen ter hoogte van minimaal 2% van het verdeelsubsidiebudget. Meerkosten behandeling bezwaarschriften De instellingen beschikken niet over tijdschrijfgegevens betreffende de behandeling van bezwaarschriften. Wel beschikken zij over algemene kostenopgave’s die betrekking hebben op vacatiegelden voor leden van de bezwaarcommissie en zijn voorzitter. Deze meerkosten zijn fors, gelet op het specialistische karakter van de werkzaamheden. In een tweetal geval wordt de bezwaarcommissie voorgezeten door hooggekwalificeerde juristen. De instellingen geven aan dat zij de meerkosten niet kunnen opvangen binnen het beschikbaar gestelde verdeelsubsidiebedrag. Zij vinden een verhoging van de subsidie noodzakelijk, maar noemen verschillende bedragen. Een instelling is van mening dat de behandeling, zonder compensatie weer bij GS gelegd zou moeten worden. CONCLUSIE Er zijn weinig vergelijkbare gegevens over de kosten van behandeling van bezwaarschriften beschikbaar. Buiten twijfel staat dat het behandelen van bezwaarschriften veel tijd kan kosten en kennisintensief is. Op basis van de gepresenteerde gegevens is in deze evaluatie geen uitspraak te doen of de kosten van de totale subsidieverstrekking, dus van de primaire beslissing en de beslissing op bezwaarschrift binnen het beschikbaar gestelde verdeelsubsidiebedrag kunnen worden opgevangen. Deze activiteit van de instelling leent zich bij uitstek voor een produktsubsidie van de provincie, te beginnen voor het jaar 2000. De instellingen zullen dan wel moeten beginnen met tijdschrijven op het produkt bezwaarschrift. Managementinformatie uit bezwaarprocedure De instellingen, met uitzondering van Stichting Noord-Brabants Genootschap stellen de behandeling van bezwaarschriften, hoewel tijdsintensief, zeer op prijs. Zij zien het uitoefenen van deze bevoegdheid als hun eigen bevoegdheid en beschouwen de infornatie als een kans om de eigen werkwijze te 317515593 verbeteren. In bijzondere gevallen kan GS altijd nog een lastige zaak zelf beslissen, mandaat brengt dit naar zijn aard met zich mee. Het weer terugnemen van deze bevoegdheid zien zij als onpraktisch en niet voor de hand liggend. CONCLUSIE De verlening van de bevoegdheid om te beslissen op bezwaarschrift aan de instelling is een juiste beslissing geweest, levert de instelling belangrijke informatie op, en zal naar hun mening alleen in uitzonderlijke gevallen teruggenomen hoeven te worden. Klachtbehandeling Hoofdstuk 9 Awb Er is sinds 1 juli 1999 tweemaal schriftelijk geklaagd bij een instelling (Stichting Centrum voor Amateurkunst, Stichting Actuele Muziek Brabant). De provincie heeft geen bijzondere regeling getroffen voor de behandeling van klachten die voortkomen uit de bejegening door medewerkers van de verdeelsubsidie-instellingen. Er is alleen een algemene instructie voor het behandelen van klachten tegen GS. Omdat volgens de Awb alleen het bestuursorgaan zelf zijn klachten mag behandelen dient iedere klacht aan dit orgaan doorgezonden te worden (art.2:3 Awb). Het is niet mogelijk om de uitoefening van deze bevoegdheid ook extern te mandateren aan de verdeelinstelling. Deze instructie klachtbehandeling bevat een klachtenformulier dat bij elke klacht ingevuld dient te worden en toegezonden aan de provinciale klachtencoördinator. Voorop staat dat klachten altijd eerst zoveel mogelijk informeel opgelost dienen te worden. De provincie zal bij klachten altijd eerst contact opnemen met de betreffende medewerker van de instelling. Het insturen van het klachtenformulier is van belang omwille van de kenbaarheid van klachten en de mogelijkheid van een hoger beroep op de Nationale Ombudsman. Indien de klacht naar het oordeel van de klager niet naar tevredenheid is behandeld en de ombudsman de klacht ontvankelijk acht zal deze een tarief van fl.6000,- per klacht in rekening brengen. Over de draagplicht voor deze vergoeding zijn op dit moment geen afspraken met de instelling gemaakt. Redelijk is ervan uit te gaan, dat deze kosten voor rekening van de provincie komen, wanneer aan de invulling van het formulier en de toezending aan de klachtencommissaris is voldaan, voordat 317515593 de klager zich tot de ombudsman heeft gewend. CONCLUSIE Een regeling voor de behandeling van klachten in verband met een bejegening door een verdeelsubsidie-instelling is op dit moment voorhanden. Voorgesteld wordt om conform de Awb art. 2:3 bij schriftelijke klachten de klacht altijd standaard door te zenden aan Gedeputeerde Staten. GS op hun beurt zullen altijd eerst contact opnemen met de betreffende medewerker bij de verdeel-instelling. Reacties instellingen op de bevindingen Op voorstel van de afdeling WEC is afgezien van een plenaire bijeenkomst met de instellingen (zoals voorgesteld in maart 1999). Daartoe was aanleiding omdat in de gesprekken de indruk is ontstaan dat de instellingen geen behoefte meer hadden aan een nadere gedachtenwisseling: de bevindingen zijn uitgewisseld en nadere adviezen zijn genoegzaam toegelicht. Eindconclusies De effecten voor de mandatarissen en voor hun instellingen, zoals hierboven omschreven, zijn relatief beperkt gebleven en nopen niet, op een enkele uitzondering na, tot een andere inrichting van de gekozen werkwijze. Daar waar extra financiële claims zijn gelegd is aan de instellingen gevraagd om deze claim (zo mogelijk) in het kader van de jaarlijkse budgetsubsidiebespreking op basis van een offerte gerelateerd aan tijdschrijfgegevens in te brengen, of anderszins de kosten aannemelijk te maken. Op onderdelen worden kleine aanpassingen van het GS-besluit van 8 september 1998 voorgesteld. Voorgesteld wordt om deze wijze van verzelfstandiging organisatiebreed verder toe te passen Het GS-besluit van 8 september 1998 dient als leidend werkprincipe voor de gehele ambtelijke organisatie doorgevoerd te worden. De taakuitoefening in mandaat sluit aan bij de oragnisatiefilosofie van de ‘provincie van de toekomst’, de instellingen kunnen hieraan als partners een belangrijke bijdrage leveren door in hun besluiten en hun communicatie daarover te vermelden dat de subsidie is verleend namens Gedeputeerde Staten. 317515593 HOOFDSTUK 4 mandaatsbesluit GS 1998 en de afdelingen van REW Vastgesteld kan worden dat een aantal stichtingen, instellingen zonder mandaat, of een andere juridische fundering, op de oude voet van voor de Awb subsidies verdelen. Daardoor is behalve bij de Afdeling WEC bij de andere provinciale Afdelingen weinig ervaring opgedaan met deze praktische vorm van juridische fundering. De verzelfstandiging van de verdeling van budgetten door instellingen, zal in verband met het afbreukrisico in de nabije toekomst ook in deze gevallen stevig gefundeerd moeten gaan worden. Afdeling Buitengebied De verhouding met een verdeelsubsidieinstelling is nog niet juridisch gefundeerd. De verordening Natuur, bos en landschapssubsidies, provincie noord-Brabant 1998 verleent de bevoegdheid aan GS om tot juridische fundering over te gaan. In 1999 is er een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van deze verdeelinstelling (stichting Brabants Landschap), dit is door GS zelf behandeld (ingetrokken). Afdeling Zorg De verhouding met de verdeelsubsidieinstellingen is nog niet juridisch gefundeerd. De verordening Zorgsubsidies, provincie Noord-Brabant 1999 verleent de bevoegdheid aan GS om hiertoe over te gaan. In 1999 zijn er twee bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van deze verdeelinstellingen (Stichting Regionale Patienten en Consumenten Platform, Stichting Brabants instituut Ouderenzorg, Stichting Brabants Steunpunt Jeugdwelzijn), deze zijn door GS zelf behandeld (ongegrond en ingetrokken). Afdeling Economische en Bestuurlijke Zaken Er worden geen provinciale budgetten door instellingen verdeeld. De conceptverordening zal de mogelijkheid bieden om in de toekomst hiertoe over te gaan. De bevindingen zijn met de Awbcoördinatoren van de Afdelingen besproken. Gedeputerde Staten kunnen zich uitspreken of ook in deze gevallen tot juridische fundering overgegaan zal worden. 317515593 HOOFDSTUK 5 Aanbevelingen Instellingen: 6) verplicht gebruik van standaardclausule voor ondertekening in mandaat (bijlage), identiek aan de clausule voor GS-intern; 7) verplicht gebruik van standaardclausule voor vermelding rechtsmiddelen (bijlage), identiek aan de GS-clausule; 8) behandeling klachten Hoofdstuk 9 Awb op de voet van de GS-instructie; 9) de instellingen treffen alsnog eenmalig een voorziening van 2% van het verdeelsubsidie voor gegronde bezwaarschrfiten; 10) gebruik checklist ‘beoordeling subsidieaanvragen’; GS: 7) afwijzen algemene financiële claim verhoging percentage voor vergoeding van overheadkosten, aandacht voor deze kosten bij individuele gesprekken met instellingen (budgetsubsidie en exploitatiesubsidie); 8) alsnog aanbrengen van juridische fundering bij de verdeelsubsidieinstellingen, die nog geen mandaat hebben; 9) Afdelingen van de diensten REW en WMV passen werkwijze juridische fundering verdeelsubsidieinstellingen uniform toe; 10) besluiten dat instellingen nadere afspraken maken met provinciale archiefinspecteur over archief, digitalisering en beheer na 10 jaar; 11) besluiten om steekproef beslissing op bezwaar te herhalen bij alle hier genoemde instellingen uiterlijk in januari 2001. 12) openstelling in-company cursusaanbod Awb-alg en Awb-subs voor de medewerkers van verdeelinstellingen; 13) besluiten om bij alle toekomstige verzelfstandigingen van de verdeelsubsidie-taak over te gaan tot een juridische audit over de besluiten; Aanbevelingen per instelling (b.i.p. en b.o.b.) 2. Nieuwe Brabantse Kunst Stichting Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; bezien of boodschappenlijstje (nader) in een aanvraagformulier kan worden vastgelegd; opnemen ongeschreven 317515593 afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; 2. Noord-Brabants Fonds Beeldende Kunstenaars Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel;opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; redactie beslissingen op bezwaar algemeen (art. 7:11, gemandateerde neemt besluit); 3. Samenwerkingsverband Brabantse Openluchttheaters opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; aanpassing beleidsregel in verband met nieuwe adviesrol; 4. Stichting Centrum Voor Amateurkunst Bezien of aanpassing beleidsregel nodig is in verband met internationalisering, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; 5. Stichting Brabant Pop Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; subsidie-beschikking in plaats van subsidie-overeenkomst (eventueel verplichting aangaan uitvoeringsovereenkomst); 6. Vereniging Brabantse Filmtheaters Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; bij voorkeur altijd een schriftelijk gemotiveerd besluit nemen (ook bij garantiesubsidies en samenwerkingsprojecten); onderscheid maken tussen bestedingen ten laste van ‘eigen’ activiteitensubsidie en van verdeelsubsidie. 7. Stichting Muziek en Theater Netwerk Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; inzet artikel 4:7 Awb, waar mogelijk; bij voorkeur altijd een schriftelijk gemotiveerd besluit nemen (ook bij garantiesubsidies); subsidie317515593 beschikking in plaats van subsidieovereenkomst (eventueel verplichting aangaan uitvoeringsovereenkomst); 8. Brabantse Museum Stichting Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel en formulier, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; 9. Stichting Actuele Muziek Brabant Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; opnemen ongeschreven afwijzingsgronden en garantiesubsidie in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; redactie beslissing op bezwaar algemeen (art. 7:11 Awb); vermelding rechtsmiddel beroep bij beslissing op bezwaar . 10. Stichting Brabantse Regionale Geschiedsbeoefening Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; 11. Stichting Noord-Brabants Genootschap Meer nadruk op toepassing art. 4:5 Awb en opnemen aanvraagvereisten in beleidsregel; opnemen ongeschreven afwijzingsgronden in beleidsregel, toepassing afwijzingsgronden uit de verordening; opnemen in beleidsregel bedrag maximaal subsidie en toetscriteria voor adviescommissie; redactie beslissing op bezwaar algemeen (art. 7:11 Awb); vermelding rechtsmiddel beroep bij beslissing op bezwaar . Voorstel aan GS GS besluiten: 4. bovenstaande aanbevelingen over te nemen 5. de afdelingen te verzoeken de uitwerking van de aanbevelingen ter hand te nemen 6. intrekking mandaat aan voorzitter Vereniging Brabantse Openluchttheaters en verlening opdracht om (bindend) te adviseren op basis van de (nog aan te passen) beleidsregel; P.Hogenhuis AZ/ABC 21-7-17 317515593 Bijlage 1. Procesbeschrijving /achterliggende besluitvorming van GS Wat hebben GS met de evaluatie willen onderzoeken? In het GS-besluit van 8 september 1998, zijn de te onderzoeken onderwerpen vastgelegd, die bij de ‘evaluatie van de uitvoering nieuwe werkwijze’ aan de orde moeten komen. Op 25 maart 1999 is een bijeenkomst belegd op het provinciehuis met de mandatarissen en zijn afspraken gemaakt over de ‘evaluatiepunten’ (aangehecht aan het verslag). De volgende vragen dienen per mandaat beantwoord te worden: 6. Is er thans sprake van een juridisch waterdichte besluitvorming door de instelling (op een wijze die aansluit bij de bestaande praktijk). Wordt aan de basisvoorwaarden van de Algemene wet bestuursrecht in de praktijk door de instelling voldaan (t.a.v. subsidieverstrekking, bezwaarschriftenbehandeling, uitvoering in mandaat)? 7. In hoeverre zijn de uitvoeringsacties gerealiseerd (overleg met instellingen, schriftelijke instemming, mandaatsbesluiten, beleidsregels en plafondbesluiten gepubliceerd in het Provinciaal Blad, voorlichting aan instellingen, aanreiking modelbesluiten, jaarlijkse verslaglegging aan GS over aantal en aard bezwaarschriften)? 8. Hebben zich knelpunten voorgedaan bij de invoering van extern mandaat bij GS en bij de instelling (praktisch, financieel, personeel); is de advisering en ondersteuning van de instelling bij de inrichting van de bezwarenprocedure adequaat geweest; is aanvullende actie door de provincie bij de instelling nodig? 9. Wordt aan de voorwaarden, die de provincie heeft gesteld aan het mandaat in de praktijk bij de instelling voldaan (voorziening voor te honoreren bezwaarschriften, investering in de kwaliteit van primaire besluitvorming); is er nog behoefte aan een (nadere) instructie voor de mandataris o.g.v. art. 10:6 Awb (algemene instructies of per geval)? 10. Kunnen de (totale) kosten volgens uitgangspunt opgevangen worden binnen het beschikbaar gestelde bedrag; is voldoende zekergesteld dat de verdeelsubsidie niet aan eigen activiteiten van de instelling besteed zal worden; is het (eventueel) noodzakelijk het percentage overhead van 7% van het te verdelen bedrag aan te passen? 11. Kunnen er conclusies getrokken en aanbevelingen voor de praktijk gegeven worden (eventueel bijstelling van de gekozen werkwijze)? Beoogd is de nieuwe werkwijze in beeld te brengen, en vast te stellen hoe de constructie in de praktijk van de instelling en in de praktijk van de subsidieverlening door de provincie op dit moment werkt. GS hebben in 1998 de subsidieverlening, die al lange tijd op deze wijze in een gebrekkig juridisch kader geprivatiseerd was, weer juridisch waterdicht gemaakt. Bij het besluit van GS van 9 september 1998 waren echter niet alle effecten van het besluit voor de taakuitoefening bij de instelling bekend. Ook was niet duidelijk of een uniforme werkwijze en een leidend werkprincipe bij het verdelen van nieuwe subsidies, zoals voorgeschreven in het besluit bij de Afdelingen van REW zou ontstaan. GS hebben daarom tegelijkertijd besloten tot een evaluatie. Zij willen de gevolgen voor de mandatarissen in beeld brengen, of de nieuwe werkwijze bij onze Afdelingen organisatorisch goed is ingevoerd en of de werkwijze bij de instellingen, die volgens de uitzonderingsclausule subsidie verdelen, in de pas loopt met het GSbesluit en tenslotte of aanpassingen in het GS-besluit nodig zijn, ook in het licht van de jurisprudentie over deze constructie. In deze evaluatie hebben GS willen onderzoeken a. wat zijn de effecten voor organisatie, financiën en juridische kwaliteit, verbonden aan de nieuwe taakuitoefening bij de mandatarissen en bij hun instellingen? b. wat zijn de effecten van hun besluit voor de werkwijze bij het verdelen van 317515593 nieuwe subsidies door de Afdelingen van REW? c. wat is de huidige stand van de jurisprudentie over extern mandaat bij subsidieverlening aan niet-ondergeschikten? Is er nog steeds groen licht voor deze constructie? Is het zo dat de heersende opvatting over art. 10:3 Awb de constructie inmiddels verbiedt? Zo ja, welke alternatieve constructie zou dan gekozen kunnen worden? Deze vraag zou door een student via een afstudeerscriptie beantwoord kunnen worden. De K.U. Nijmegen heeft zich bereid verklaard deze vraag en andere eventueel opkomende onderzoeksvragen in opdracht van GS te onderzoeken. We willen niet afzonderlijk onderzoeken a. de effecten van het GS-besluit voor de subsidievrager. Alleen indien daar aanleiding voor zou blijken te bestaan blijkens de antwoorden uit de enquête, kunnen deze in een later stadium alsnog bezien worden. b. de verdeling van subsidie door instellingen, die op de oude voet zijn blijven functioneren, de uitzonderingsgevallen. De uitzonderingspositie, zoals beschreven in het GS-besluit leidt ertoe dat de provincie niet bestuurlijk verantwoordelijk is, noch juridisch aansprakelijk gesteld kan worden voor de gevolgen van de betreffende taakuitoefening. Welke instrumenten zijn gebruikt? Er is afgesproken met de gemandateerde funtionarissen bij de instellingen van WEC om een enquête te gaan houden via een uniforme vragenlijst. Deze lijst is samen met de mandatarissen beantwoord bij een bezoek aan de instelling. Om een representatieve steekproef uit te kunnen voeren is het nodig om te vragen naar afschriften van toekenningen en afwijzingen van subsidie, en beslissingen op bezwaarschrift. De gegevens die via de antwoorden op de enquête verkregen worden, zijn gebruikt in het evaluatieverslag. Beoogd is om de praktijk van de verdeelsubsidie-instellingen van alle Afdelingen van REW in beeld te brengen. GS hebben immers besloten tot een een uniforme werkwijze voor de hele dienst. In de werkgroep Awb-coördinatoren REW is de evaluatie aangekondigd en doorgesproken. Om deze reden heeft de evaluatie plaatsgevonden door vragen over dit onderwerp te stellen aan alle Awb-coördinatoren van de Afdelingen die bij subsidiëring zijn betrokken. Wat was ieders rol in de evaluatie? Bewust is gekozen om voor de evaluatie bezoeken af te leggen bij de instellingen op hun Bureau. De keuze sloot aan op het streven naar meer externe gerichtheid van de provincie. De instellingen op hun beurt vonden het prettig om nu eens niet de gang naar het provinciehuis niet te hoeven maken. Het is de bedoeling geweest om bij een bezoek aan de mandatarissen zoveel mogelijk toelichting te laten geven door de medewerker van de Afdeling, die contactpersoon van de betreffende instelling is. Een medewerker van ABC ging mee om de antwoorden te noteren. Na de vragenronde is het de bedoeling om een plenaire bijeenkomst met de mandatarissen en de Awb-coördinatoren van REW op het provinciehuis te beleggen, om de resultaten te bespreken. Deze bijeenkomst is ook in maart 1999 reeds aangekondigd. Daarvoor zal per Afdeling het initiatief genomen kunnen worden. Tenslotte zal AZ/ABC een evaluatieverslag maken en besluitvorming via het MT richting GS voorbereiden. Tijdspad voor de evaluatie. GS hebben besloten tot de start van de evaluatie in september 1999, of na de eerste ronde subsidieverleningen; het college heeft geen besluit genomen over de termijn waarbinnen de evaluatie beeïndigd moet zijn. Dit tijdspad was aan de krappe kant, omdat de instellingen pas kort met de nieuwe systematiek werken. Toch is eind 1999 een begin gemaakt, ook op uitdrukkelijk verzoek van enkele instellingen. De bezoeken voor de enquête hebben in een korte tijdsspanne plaatsgevonden: weken weken2, 3 en 4 jaar 2000. 317515593 Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening Nieuwe Brabantse Kunststichtng Stichting Centrum voor Amateurkunst Stichting NoordBrabants Genootschap Brabantse Museumstichting Stichting NoordBrabants Fonds voor Beeldende Kunstenaars Stichting Brabant Pop Vereniging Brabantse Filmtheaters Stichting Actuele Muziek Brabant Samenwerkingsverband Brabantse Openluchttheaters Stichting Muziek en Theater Netwerk EVALUATIE MANDAATVERLENING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN NOORD-BRABANT AAN PERSONEN VERBONDEN AAN VERDEELSUBSIDIE-INSTELLINGEN Mandaatbesluit in Provinciaal Blad + + + + + + + + + + + Schriftelijke instemming + + + + + + + + + + + Beleidsregels en plafondbesluiten in Provinciaal Blad + + + + + + + + + + + Verslaglegging aard en aantal bezwaarschriften + - + + + + + - + - - Gebruik modellen + ondersteuning provincie - - + - + - - + - - - Knelpunten: aanvullende actie provincie (overhead/ mandaat intrekken) - + + + + - - + - + - Uitbreiding, beperking, nadere instructie verleende mandaat - - - - - - - - - + - Inzicht in versleuteling van kosten primaire besluitvorming en beslissing op bezwaarschrift + - + + - + + - + - - Tijdschrijfregistratie 1998-1999 Bijlage - - - - - + + - + - - Algemeen deel 317515593 Beslissing op bezwaarschrift Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening Nieuwe Brabantse Kunststichtng Stichting Centrum voor Amateurkunst Stichting NoordBrabants Genootschap Brabantse Museumstichting Stichting NoordBrabants Fonds voor Beeldende Kunstenaars Stichting Brabant Pop Vereniging Brabantse Filmtheaters Stichting Actuele Muziek Brabant Samenwerkingsverband Brabantse Openluchttheaters Stichting Muziek en Theater Netwerk EVALUATIE MANDAATVERLENING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN NOORD-BRABANT AAN PERSONEN VERBONDEN AAN VERDEELSUBSIDIE-INSTELLINGEN Aantal ontvangen aanvragen 25 42 54 39 10 265 184 80 70 9 46 Administratie aard + aantal aanvragen + + + + + + + + + + + Juridische kwaliteit b.i.p. vlg. gemandateerde ? V V V V V ? ? V V ? Gebruik checklist GS + - + - + - + + - - - 3:46 Awb motivering + + + + + + + + + - - 3:45 rechtsmiddelen + + + + + + + + + - - 10:10 Awb ondertekening - - - - - - + - - - - Besparing werklast door Awb-voorbereiding + - + + - - - - - n.v.t. n.v.t. Mate van verzwaring is aan te geven + + n.v.t. + + + + + + n.v.t. n.v.t. 4:7/8 Awb Zienswijze besluit/advies + + + + + + + + + + - Testoordeel juridische kwaliteit b.i.p. + + + + + + ++ + + - - Primaire besluitvorming 317515593 Beslissing op bezwaarschrift Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening Nieuwe Brabantse Kunststichtng Stichting Centrum voor Amateurkunst Stichting NoordBrabants Genootschap Brabantse Museumstichting Stichting NoordBrabants Fonds voor Beeldende Kunstenaars EVALUATIE MANDAATVERLENING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN NOORDBRABANT AAN PERSONEN VERBONDEN AAN VERDEELSUBSIDIE-INSTELLINGEN Aantal ontvangen bezwaarschriften - 1 5 1 - 19 Administratie aard en aantal bezwaren + + + + + - n.v.t. ? V V n.v.t. n.v.t. - - + - - - 3:46 Awb motivering n.v.t. + + + n.v.t. + n 3:45 Awb rechtsmiddelen n.v.t. + + - n.v.t. + n 10:10 Awb ondertekening n.v.t. - + - n.v.t. - n 6:14 Awb ontvangstbevestiging n.v.t. + + + n.v.t. + n 10:3 lid 3 Awb personele splitsing + + + + + + 7:5 Awb onafhankelijke samenstelling bezwaarcommissie + + + + - + Bezwaarprocedure terug naar GS wegens personele redenen - - - - - - Besparing werklast b.o.b. door Awbvoorbereiding n.v.t. - + - n.v.t. - Mate van verzwaring is aan te geven n.v.t. - n.v.t. - n.v.t. + - + + - - - Totale kosten subsidieverlening binnen verdeelbedrag n.v.t. - - + - n.v.t. Bezwarenprocedure terug naar GS wegens financiële redenen n.v.t. + - - n.v.t. n.v.t. - - - - - + Beslissing op bezwaarschrift Juridische kwaliteit b.o.b. vlg. gemandateerde Gebruik modellen provincie Meerkosten bezwarenprocedure zijn becijferd Voorziening voor gegronde bezwaarschriften 317515593 -1- n n n Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening Nieuwe Brabantse Kunststichtng Stichting Centrum voor Amateurkunst Stichting NoordBrabants Genootschap Brabantse Museumstichting Stichting NoordBrabants Fonds voor Beeldende Kunstenaars n.v.t. + + + + - Schriftelijke klachten sinds 1 juli 1999 - - + - - - Testoordeel juridische kwaliteit b.o.b. n.v.t. + ++ - n.v.t. + + + ++ ± + + Beslissing op bezwaarschrift Gegronde bezwaarschrfiten ten laste van volgend jaar Eindoordeel juridische kwaliteit besluitvorming 317515593 -2- n