Untitled

advertisement
0
1
Inhoudsopgave
blz
Les 1: De kolonisatie van de VS
2
Les 2: Topografie van de VS en Noord-Amerika
7
Les 3: Klimaten in de VS; Welke klimaten zijn er?
10
Les 4: Klimaten in de VS; Waarom vind je die klimaten daar?
15
Les 5: Klimaten in de VS; oefenopdrachten
22
Les 6: Migratie in de VS
27
Les 7: Afro-Amerikanen en Hispanics
32
Les 8: De Amerikaanse stad
38
De genoemde kaartnummers zijn die uit de 54e druk. Tussen
haakjes staan de verwijzingen naar de bladzijden in de 53e druk.
2
Les 1: De kolonisatie van de VS
.
Op 14 mei 1607 gingen drie kleine scheepjes met Engelse kolonisten voor anker in
de rivier de James in het huidige Virginia. Zij stichtten daar de nederzetting
Jamestown. De kolonisten, mensen die een gebied in gebruik nemen alsof het hun
eigen land is, waren niet de eerste die zich daar vestigden, want zij gingen wonen in
een klein en zich snel uitbreidend Indiaans rijk dat Tsenacomoco heette. Volgens de
Britse geograaf Williams waren de oostelijke wouden van Noord-Amerika in 1600
zelfs dichter bevolkt dan de dichtbevolkte gebieden van West-Europa. Tussen 1607
en 1624 bracht Engeland meer dan zevenduizend mensen naar Virginia, waarvan
acht op de tien mensen omkwamen. Ondanks honger, ziekten en financiële rampen
bleven de immigranten komen. Rond 1650 werd het indiaanse rijk Tsenacomoco
hoofdzakelijk nog bewoond door Europeanen.
De Amerikanen noemen de grens van permanente bewoning door de kolonisten de
“frontier” . Figuur 1 laat zien dat na een moeizaam begin de frontier in een hoog
tempo naar het westen is verschoven.
Figuur 1
Bron: De Grote Bosatlas 52e druk
Tussen 1800 en 1920 kwamen er meer dan 30 miljoen Europese migranten bij. Een
migrant is iemand die zijn vaderland verlaat om zich permanent ergens anders te
vestigen. De overheid nam verschillende maatregelen om de kolonisatie te
versnellen. Zo werd in 1852 de Homestead Act aangenomen. In deze wet stond dat
mensen onder bepaalde voorwaarden gratis een stuk grond van 64 hectare van de
staat konden krijgen. Ook kregen spoorwegmaatschappijen gratis een strook land
van 10-20 mijl aan weerszijden van nieuwe spoorlijnen in eigendom. Hierdoor werd
het voor spoorwegmaatschappijen interessant om nieuwe spoorlijnen aan te leggen.
De ontdekking van goud in de meest westelijke staat Californië veroorzaakte een
massale immigratie. Met name Chinezen vestigden zich massaal in Californië. In
1851 woonden 25 duizend Chinezen in Californië. In 1861 waren dat er 61 duizend.
De uitgifte van de grond gebeurde zoveel mogelijk via een vast patroon.
3
Bij het indelen van de grond ging men uit van een opvallend punt in het landschap,
waardoor men een noord-zuid- en oost-westlijn trok als basis voor de indeling van
land in kavels. Evenwijdig aan deze twee lijnen tekende men om de zes mijl (=1,6
km) andere lijnen in. Op deze manier ontstonden vierkanten van zes bij zes mijl.
Deze vierkanten werden weer verder onderverdeeld.
Figuur 1 laat zien dat het kolonisatiefront een onregelmatig verloop heeft, waarbij
kolonisten soms minder aantrekkelijke gebieden oversloegen om ze pas later in bezit
te nemen. De kolonisatie van Noord-Amerika ging ten koste van de indianen. De
meeste indianen zijn ondergebracht in reservaten. Volgens de volkstelling van 1860
waren er in dat jaar circa 200.00 indianen. In 2010 was dit aantal gegroeid tot 3,2
miljoen. Dat is ongeveer 1% van de bevolking van de Verenigde Staten.
Figuur 2
Bron: De Grote Bosatlas 52e druk
4
Maak de vragen. Nakijkbladen staan op de ELO.
. Noteer de juiste en volledige antwoorden in je werkboek
1. Zie figuur 1. Beredeneer hoe de vindplaatsen van goud het opschuiven van het
kolonisatiefront heeft versneld.
Gebruik figuur 2 voor de vragen 2 t/m 5
Figuur 2 laat een groot aantal natuurlijke hindernissen zien die het opschuiven van
de frontier bemoeilijkte.
2. Noem vier natuurlijke hindernissen.
Aan de plaatsnamen is te zien welke Europese landen een rol speelden bij de
kolonisatie van de V.S..
3. Welke drie landen? Schrijf achter elk land een voorbeeld van een plaatsnaam.
Land
Voorbeeld van een plaatsnaam
Gebruik het internet
4. Geef 3 voorbeelden van Nederlandse plaatsnamen en schrijf de staat er achter
waar die plaats ligt.
Plaatsnaam
Ligt in de staat….
5
Figuur 3: Louisiana op de kaart.
Bron: http://nl.city-usa.net/bigger-cities-louisiana.html
bron: http://www.reisfotoboek.nl/louisiana/home.html
Aan Louisiana (zie figuur 3) is duidelijk te zien welke vorm van transport de Fransen
vooral gebruikten bij de kolonisatie.
5. Welke vorm van transport gebruikten de Franse kolonisten toen vooral?
In 1803 hebben de Fransen Louisiana verkocht aan de Verenigde Staten. Door deze
aankoop werd de stad New Orleans een onderdeel van de Verenigde Staten.
6. Beredeneer met behulp van atlaskaartnummer 189B (53e druk 173B) waarom
New Orleans voor de handel V.S. zo belangrijk was.
Gebruik atlaskaartnummer 191F (53e druk 175F) en andere kaarten over
bijvoorbeeld klimaat en landschap.
De ligging van de indianenreservaten vertonen opmerkelijke overeenkomsten in
geografisch opzicht.
7. Geef drie overeenkomsten ontleend aan de atlas.
6
Gebruik atlaskaartnummer 191F (53e druk 175F) en andere kaarten. Lees ook nog
eens de tekst bovenaan blz 2 door.
In de periode 1700-1900 vond er in de Verenigde Staten een omkering van het
geografisch spreidingspatroon patroon van de indianen plaats.
8. Beschrijf deze omkering en geef de verklaring voor deze omkering.
9. Beschrijf kort de gebeurtenissen bij ‘Wounded knee’ in zowel 1890 als in 1973.
Gebruik Google.
7
Les 2: Topografie van de VS
.
Figuur 5: topografie van de VS1.
1-Vul onderstaande cijfers, letters enz. op de juiste plaats op de kaart hierboven in.
Steden
1 New York
4 Washington / Baltimore
7 Boston
10 Houston
13 Seatlle
2 Los Angeles
5 San Francisco
8 Detroit
11 Atlanta
14 Phoenix
3 Chicago
6 Philadelphia
9 Dallas
12 Miami
15 Minneapolis/St Paul
16 New Orleans
Staten
A New York
D Florida
G Nevada
B Illinois
E Texas
H Californië
C Georgia
F Arizona
I Oregon
Gebergten (cirkel)
I Appalache
IV Sierra Nevada
II Ozark Plateau
V Coast Range
III Rocky Mountains
Wateren
a Mississippi
d Atlantische Oceaan
b Colorado
e Golf van Mexico
c Grote Oceaan
8
2-Gebruik de atlas
a-Schrijf “dwars” met grote letters op de kaart de volgende gebergten op de juiste
plaats: Appalachen, Ozarkplateau, Rocky Mountains, Great Basin, Sierra Nevada,
Cascade Range en Coast Range. Baken deze gebieden ook globaal af met een lijn.
b-Teken globaal de Mississippi in met de zijrivieren de Missouri en de Ohio. Zet de
naam erbij.
c-Schrijf op de kaart de volgende namen op de juiste plaats: Mexico, Canada,
Groenland, Alaska, Grote of Pacifische Oceaan en Atlantische Oceaan.
Figuur 6: Topografie van de VS2
9
3-Reliëf in de VS. Zet de juiste namen achter de nummers.
Kies uit: Centrale vlakte, Great Basin (Grote Bekken), Coastal Range
(kustgebergte) , Kustvlakte, Great Plains (prairies), Sierra Nevada
Rocky Mountains, Appalachen, Ozark Plateau, Central Valley
Figuur 7: Reliëf in de VS: dwarsdoorsnede.
West
LEGENDA
1
2
3
4
5
Oost
6
7
8
9
10
10
Les 3: Klimaten in de VS  De indeling van Köppen
.
Door de enorme uitgestrektheid van het land komen in de Verenigde Staten vele
klimaten (zie figuur 8) voor. Omdat de noordelijk gelegen staat Alaska ook bij de
Verenigde Staten behoort, wordt bij de behandeling van de klimaten van de
Verenigde Staten het Noord-Amerikaanse continent als uitgangspunt genomen.
Het Noord-Amerikaanse continent ligt tussen de 25 graden (Florida) tot 72 graden
noorderbreedte. (Alaska) Door de ligging op die breedte komen in Noord-Amerika
alle klimaten van het Köppensysteem (B51) voor. Niet alleen de geografische
breedte speelt een rol, maar ook de andere klimaatfactoren: hoogteligging (B36),
land- zeeverdeling (B37), wind- en zeestromen (B38 en B39) en ligging van
gebergten (B40). Met name de ligging van de gebergten heeft verhoudingsgewijs
veel invloed op de klimaten in Noord-Amerika.
De westelijke gebergten als Coast Range, Sierra Nevada, Cascade Range en Rocky
Mountains lopen van het noorden naar het zuiden, waardoor de invloed van de Grote
Oceaan in het westen beperkt wordt tot een relatief smalle kuststrook. Een ander
gevolg van de noord-zuid ligging van de Rocky Mountains is dat in de zomer warme
vochtige wind uit het zuiden en oosten ver in het continent kan doordringen. In de
winter daarentegen kan droge en koude lucht uit het hoge noorden ver naar het
zuiden tot zelfs de Golf van Mexico binnendringen. De koude winden uit het noorden
en de warme winden uit het zuiden hebben ook een sterke invloed op het weer in het
middengebied van de V.S.. De ene dag kan het in de lente bijna zomer zijn met 20
graden, terwijl een dag erna het weer hartje winter kan zijn als er een noordenwind
opsteekt. In de zuidwestelijke staten Nevada, Arizona, Utah en New Mexico hebben
de gebergten een grote invloed op het klimaat, omdat die door hun noord-zuid ligging
ervoor zorgen dat deze staten in de regenschaduw liggen. In deze staten
overheersen woestijn- en steppeklimaten. Door de gebergten blijft de invloed van
de Grote Oceaan beperkt tot een smalle kuststrook
1-Vul m.b.v. de Bosatlas 54e druk de legenda in.
Kies uit: Cf warme zomer / Cf koele zomer / Cs / EH / BS / BW / As / Df koele zomer /
Df warme zomer
Figuur 8: Klimaten in de VS
11
2-Bestudeer B51, 52 en 53. De klimaatindeling van Köppen.
2-a-Welke 5 hoofdklimaten zijn er volgens Köppen?
Noteer de naam achter de letter het type klimaat.
A
B
C
D
E
Gematigde zeeklimaten
2-c-Noteer kort de kenmerken (temperatuur / neerslag / vegetatie) van de volgende
klimaten:
Af =
Aw =
BW =
BS =
Cf =
Cs =
D=
12
ET =
EH =
3-Welk klimaat wordt er afgebeeld in de volgende klimaatgrafieken?
…………………………………………….
.
…………………………………………
………………………………………………
…………………………………………….
Figuur 9: klimaatgrafieken
13
Figuur 10: Welke foto is gemaakt op de steppe?
A
B
C
4-Welke foto uit bovenstaande reeks is gemaakt op de steppe? Leg uit waarom je
dat denkt. Doe dat door ook te vertellen waarom de andere foto’s niet op de steppe
gemaakt kunnen zijn.
5-Plak bij de punten A t/m D een foto die iets kenmerkends laat zien van het klimaat
op die plaats.
Figuur 11: Foto bij een klimaatgebied
A
D
B
C
14
A=
B=
C=
D=
15
Les 4: Klimaten in de VS  Verklaar de verschillende klimaten.
Als in het weerbericht wordt gesproken over de
temperatuur, dan wordt altijd de temperatuur van de
lucht bedoeld. Die temperatuur wordt gemeten in een
weerhut, zoals hiernaast op de foto.
Klik in de ELO in de foto van de weerhut voor meer
informatie over het meten van de temperatuur.
Figuur 12: weerhut
1-a-Op welke drie zaken moet je letten als je buiten een
thermometer op gaat hangen?
1
2
3
1-b-Wat betekent de afkorting K.N.M.I. ?
2-Bestudeer B32. Wat zijn de 5 temperatuurfactoren?
1
2
3
4
5
4-a-Invalshoek van de zon; breedteligging en seizoenen.
3-Bestudeer B34. Aan de polen wordt het niet warm omdat de zonnestralen hier heel
schuin invallen.
Noem twee redenen waarom schuin invallende zonnestralen minder warmte afgeven
dan recht invallende zonnestralen.
1
2
16
4-a-Bestudeer B35. Beschrijf bij beide tekeningen het verband tussen de invalshoek
van de zon en de temperatuur.
4-b-Verklaar bij beide tekeningen het verband tussen
de invalshoek van de zon en de temperatuur.
B
V
Figuur 13: Invalshoek van de zon
Figuur 14: Invalshoek + weg door atmosfeer
5-Zet de juiste woorden onder de beide tekeningen.
Kies uit: Juni / januari / Zon schijnt loodrecht op de steenbokskeerkring /
Zon schijn loodrecht op de kreeftskeerkring / Pooldag op de Noordpool / Pooldag
op de Zuidpool.
Figuur 15: Invalshoek van de zon in januari en juni
17
4-b-Hoogteligging; hoe hoger , hoe kouder.
7-Bestudeer B36. Hoogteligging en temperatuur. Vul de tekst correct in:
Zonnestralen vallen door de ____________________________ op het aardoppervlak.
Daardoor wordt het _______________________________________warm.
Het opgewarmde aardoppervlak gaat ___________________________uitstralen.
De __________________________________________________verwarmt de
atmosfeer/dampkring.
De dampkring wordt dus van __________________________verwarmd.
Hoe ___________________je komt, des te ___________________________het wordt.
Als je 1.000 m stijgt wordt het
__________⁰C kouder.
8-In het dal op de tekening hierboven is het vandaag 20°C. Bereken nu
voor ieder ‘ballonnetje’ de temperatuur die wordt aangewezen. (zet je
berekening er bij)
Figuur 16: hoogteligging en temperatuur
8-b- In het dal staan naaldbomen. Staat deze berg dan op hoge of op lage
breedte. Leg uit waarom je dat denkt.
18
4-c-Verdeling land-water; de matigende invloed van de zee.
9-a-Bestudeer B37. Welke twee redenen voor het temperatuurverschil tussen land
en water worden er in het clipje op de ELO genoemd?
9-b-Klik in de ELO bij ‘Kennen en kunnen’ op de toelichting bij het onderwerp
soortelijke warmte. Waarom warmt zeewater niet zo snel op?
9-c-Klik in de ELO bij ‘Kennen en kunnen’ op de toelichting bij het onderwerp
verdampingswarmte. Waarom warmt zeewater niet zo snel op? (m.a.w. verliest veel
warmte)
10-De matigende invloed van de zee. Vul de tekst op de juiste wijze in.
Kies uit: warmer / kouder / warmer / aanlandige / koele / warme /
kustgebied / landinwaarts.
In de zomer is het land ____________________________dan de zee.
Een ______________________wind brengt dan de relatief _______________ zeelucht
naar het kustgebied. Verder landinwaarts is het ________________________dan in het
kustgebied.
In de winter is het land _____________________________dan de zee.
Een AANLANDIGE wind brengt dan de relatief ____________________________zeelucht
naar het kustgebied.
Verder _______________________is het KOUDER dan in het _____________________.
19
11-Zet hiernaast de juiste
temperatuur in de drie
cirkels.
Kies uit: 15 / -3 / 1 / 5 / -18
Figuur 17: De matigende invloed van de zee
4-d-Aanvoer van warmte en koude van elders; zeestromen en wind.
12-Bestudeer B38 en 39. Bekijk de clipjes op de ELO en zet achter de volgende
stellingen: JUIST of ONJUIST.
De hoogste maar ook de laagste temperaturen op aarde komen voor op het land.
Land warmt sneller op dan water, doordat zonnestralen maar een paar centimeter in
de aarde kunnen doordringen en alleen het bovenste laagje verwarmen. In water
kunnen de zonnestralen veel dieper komen, en verwarmen dus een veel groter
oppervlak.
Zeewater warmt niet snel op doordat het continu in beweging is, waardoor het
warme water aan het oppervlak steeds wordt gemengd met koud water uit de
diepte.
In de zomer is het land kouder dan de zee.
In de zomer is het land warmer dan de zee.
De klimaten op aarde worden voor een belangrijk deel bepaald door
de zeestromen.
Zeestromen brengen koud water van het noorden naar het zuiden.
Zeestromen brengen warm water van de tropen naar de polen.
Vanuit de Golf van Mexico stroomt het warme water naar Noord- en
West-Europa. Dáár stijgt dan dus de temperatuur van het water.
In de winter zorgt de koele wind van zee voor afkoeling aan de kust. Maar als de
wind verder het land in waait, warmt ‘ie weer op.
20
4-e-De ligging van gebergten; wel of niet in de luwte?
.
Figuur 18: De ligging van gebergten; wel of niet in de luwte?
13-Bestudeer B40. Welk gebergte ligt er tussen de volgende klimaatgebieden?
Gebruik in de Bosatlas in ieder geval het kaartblad ‘De aarde; klimaatgebieden’.
Klimaatgebieden
Het gematigde zeeklimaat juist ten noorden van San
Francisco en het woestijnklimaat ten oosten van San
Francisco.
Het gematigde zeeklimaat in het dal van de Donau en
het landklimaat (warme zomers / koude winters) ten
oosten daarvan.
Het gematigde zeeklimaat in het westen van
Patagonia en de droge klimaten in het oosten van
Patagonia
Gebergte
14-Gebruik in de Bosatlas het kaartblad ‘Nederland; klimaat’.
Welke temperatuurfactor veroorzaakt het gevraagde verschil?
Egmond aan Zee heeft _____ ijsdagen en Coevorden ______
Dit verschil wordt veroorzaakt door________________________________________
-De gemiddelde jaartemperatuur in Breskens is __________en in Delfzijl__________
Dit verschil wordt veroorzaakt door _______________________________________
-Wat valt je op als je kaart 40 D en E (BA 53e druk 47 E en F) met elkaar vergelijkt?
21
-Gebruik in de Bosatlas 54e druk de kaart ‘Europa; klimaat, temperatuur in januari’.
-De gemiddelde juli temperatuur in Stavanger is _________ en in Telemark _______
Dit verschil wordt veroorzaakt door _______________________________________.
-Bestudeer B41. Gebruik in de Bosatlas 54e druk de kaart ‘Europa; klimaat,
temperatuur in juli.
-Ondanks het verschil in breedteligging hebben Amsterdam, Brussel en Parijs
ongeveer dezelfde temperatuur. De isotherm van ________⁰C (isotherm = lijn die
punten met dezelfde gemiddelde temperatuur verbindt) loopt van noord naar zuid
langs deze plaatsen.
Dat deze plaatsen ondanks het verschil in breedteligging ongeveer dezelfde
gemiddelde temperatuur hebben komt door _______________________________
__________________________________________________________________
-Gebruik in de Bosatlas het kaartblad ‘Nederland; klimaat, windsnelheid en richting’.
-In Nederland komt de wind meestal uit het ________________________________
-Harde wind komt in Nederland meestal uit het _____________________________
22
Les 5: Klimaten in de VS; oefenopdrachten
Teken in onderstaande kaart:
-De westenwinden, de koude poollucht en de warme tropische lucht.
-Het gematigd zeeklimaat aan de westkust.
-De droge gebieden in de regenschaduw van de gebergten
-Tornado alley
-De gebieden die getroffen worden door hurricanes.
Figuur 19: Weersverschijnselen in Noord-Amerika.
Invalshoek van de zon
De Rocky Mountains hebben een grotere invloed op de klimaten van de V.S. dan de
Appalachen.
1-Geef hiervoor twee oorzaken af te leiden uit de atlas.
.
23
Figuur 20: Klimaten en zeestromen in Noord-Amerika.
Invalshoek van de zon
Gebruik atlaskaart 222 (53e druk kaart 196)
In de legenda van figuur 20 worden met de cijfers 1 t/m 11 de verschillende klimaten
in de V.S. aangegeven.
2 Noteer de cijfers 1 tot en met 11 onder elkaar op je antwoordblad en schrijf er de
juiste letters van het klimaatsysteem van Köppen achter. (maximaal 2 letters)
1
5
9
2
6
10
3
7
11
4
8
Gebruik de atlas en de figuur hierboven
3-Beschrijf de invloed van de Labradorstroom op het noordoostelijk deel van het
Amerikaanse continent.
24
Figuur 21: Klimaatgrafieken
De temperatuurgrafiek van New York (zie figuur 21) heeft een ander verloop dan die
van De Bilt in Utrecht.
4-Geef twee oorzaken voor het verschil in zomertemperatuur.
Ga in je antwoord uit van New York.
New York ligt op ongeveer dezelfde breedte als Madrid. Je zou daarom verwachten
dat de winters in De Bilt
kouder zouden zijn dan in New York (zie figuur 5).
5-Leg met behulp van de atlaskaart 222 (53e druk 196) het verschil in
wintertemperatuur uit tussen de Bilt en New York. Ga in je antwoord uit van de Bilt.
Figuur 22: Breedteligging van de VS
25
Figuur 23: Klimaatgrafieken van 4 plaatsen in de VS
De klimaatgrafieken van figuur 23 hebben in willekeurige volgorde betrekking op de
plaatsen:
- Atlanta (Georgia) - Dallas (Texas) - Los Angeles (Californië) - Phoenix (Arizona)
6-Schrijf de letters A, B, C en D van de klimaatgrafieken onder elkaar op je
antwoordblad en zet achter elke letter de naam van de bijbehorende plaats. Gebruik
de atlas voor de ligging van de plaatsen.
Gebruik atlaskaart 193A (177A 53e druk)
7-Welke staat heeft de meeste tornado’s? Geef tevens de oorzaak dat daar veel
tornado’s voorkomen.
26
Gebruik atlaskaart 193D (177D 53e druk)
8-Leg uit waarom Nevada weinig last heeft van tornado’s.
Gebruik atlaskaart 193E (177E 53e druk)
9-Beschrijf de verandering in windsnelheid van Katrina van de kust landinwaarts.
Geef tevens de oorzaak van de verandering.
Gebruik atlaskaart 193F (177F 53e druk)
10-Welk soort technische maatregelen zou het aantal slachtoffers van een orkaan als
Katrina kunnen verminderen?
27
Les 6: Migratie in de VS
.
In 2011 had de V.S. ruim 314 miljoen inwoners. Dat is zes keer zoveel als 130 jaar
geleden. Ter vergelijking: in Nederland nam vanaf 1880 de bevolking met een factor
4 toe. Dit verschil komt doordat de V.S. altijd een immigratieoverschot (immigratie
overtreft emigratie) heeft gehad.
Figuur 24 laat het aantal en het percentage immigranten zien in de periode 19002012. Sinds 1970 neemt de immigratie weer sterk toe. We zien dat het aantal
immigranten in 2010 twee keer zo groot is als in 1990 en bijna drie keer groter dan in
1980. Het aantal immigranten is nu hoger dan ooit. Figuur 24 laat ook zien dat het
percentage van de immigranten van de totale bevolking in 2010 hoger is dan 90 jaar
geleden.
1-Bestudeer de grafiek en vul daarna onderstaande tekst in.
Figuur 24: Immigranten in de VS; aantal en percentage 1900-2010
Let op ! Wat staat er op beide verticale assen ?
Een _________________________is iemand die zijn / haar vaderland verlaat om
zich 'permanent' in een ander land te vestigen.
Een immigratieoverschot wil zeggen dat er sprake is van een
____________________migratiesaldo.
Het aantal migranten dat de VS __________________________is dus groter dan het
aantal migranten dat de VS ________________________.
28
Het aantal immigranten dat in 1960 de VS binnenkwam bedroeg _______________
aantal was ______% van de toenmalige bevolking. Dat betekent dat de totale
bevolking van de VS in 1960 ongeveer ______________________mensen bedroeg.
Het aantal immigranten dat in 2010 de VS binnenkwam bedroeg ________________
Dat was iets meer dan ____% van de toenmalige bevolking. Dat betekent dat de
totale bevolking van de VS in 2010 ongeveer _____________________ mensen bedroeg.
Meltingpot of Saladbowl?
Tot na de Tweede Wereldoorlog werden migranten die de V.S. binnenkwamen
onderworpen aan het proces van “Amerikanisering”. Zij dienden zich aan te passen
aan de kernwaarden van de Amerikaanse samenleving en ondermeer Engels te
leren. De uiteindelijk bedoeling was om te assimileren. Hiermee wordt bedoeld dat
de immigranten zich zoveel mogelijk aanpassen en worden aangemoedigd om de
cultuur van het land over te nemen. Als symbool van Amerikanisering wordt de term
“meltingpot” (smeltkroes) gebruikt. De verschillende culturen van de immigranten
worden omgesmolten tot de dominante Amerikaanse cultuur.
Vanaf de jaren zestig is er steeds minder sprake van een meltingpot. Veel migranten
behouden hun eigen cultuur. Dit geldt ook voor een groot deel van de succesvolle
migranten. Men spreekt nu niet meer van een meltingpot, maar van een salad bowl,
een fruitsalade. De bevolking is samengesteld uit verschillende soorten fruit, die als
afzonderlijke vruchten herkenbaar blijven. Een aantal factoren zijn verantwoordelijk
voor deze verandering.
Ten eerste vestigen zich de laatste decennia grote aantallen Hispanics
(=Spaanssprekende migranten) in de VS. In 2010 woonden 50,5 miljoen Hispanics in
de V.S.. Zij wonen vooral in het Zuidwesten van de V.S, waar het rijke Amerika
grenst aan het arme Mexico. Door de sterke concentratie van de Hispanics in de
Zuidwestelijke staten kunnen de Hispanics hun cultuur en taal behouden.
Ten tweede kunnen migranten door goedkoper vervoer en moderne
communicatiemiddelen gemakkelijker in contact blijven met het gebied van herkomst
en blijven de netwerken tussen migranten en achterblijvers bestaan.
Ten derde accepteert de overheid steeds meer het blijvend naast elkaar bestaan van
verschillende culturen.
29
2-Bestudeer de cirkeldiagrammen en bestudeer de tekst op blz 28.
Figuur 25: Immigratie naar de VS in 1970 en 2010 naar
herkomstgebied.
2-Geef de definitie van:
Pullfactor =
Pushfactor =
3-a-Noem twee pullfactoren voor de Europese migranten die voor 1900 naar de VS
kwamen.
3-b-Beschrijf de verschillen tussen beide cirkeldiagrammen v.w.b. de immigratie
vanuit Europa, Mexico en Azië.
30
Figuur 26: Herkomstlanden van immigranten in de VS tussen 1800 en 2000.
Gebruik figuur 26
6-Geef aan hoeveel procent van de immigranten in 1920 kwam uit de volgende
landen:
Duitsland:
Ierland:
Italië :
Rond 1920 (zie figuur 26 hierboven) is het patroon van de landen van herkomst
anders dan in 2000.
7-Beschrijf het verschil en verklaar hoe dit verschil is ontstaan.
31
De integratie van de immigranten verliep rond 1900 sneller dan rond 2000.
8-Geef twee redenen ontleend aan figuur 26 waarom de integratie van de
immigranten rond 1900 sneller verliep dan rond 2000.
9-Welke pushfactor speelde na 1950 een minder grote rol bij de emigratie uit
Europa?
De immigranten zorgen voor een verhoging van het geboortecijfer in de VS.
10-Geef hiervoor twee oorzaken.
11-Geef twee technologische ontwikkelingen waarom migratie naar de V.S. nu
eenvoudiger is dan rond 1900.
32
Les 7: Afro-Amerikanen en Hispanics
.
Figuur 27: Afro-Amerikanen in de VS
Gebruik figuur 27.
1-a-In welk deel van de V.S. is het percentage Afro-Amerikanen in 1960 het hoogst?
Kies uit: Noordwesten, Noordoosten, Zuidwesten of Zuidoosten.
Leg uit waarom ze vooral daar woonden.
1-b-Het in vraag 1a bedoelde gebied wordt ook wel de ‘Cottonbelt’ genoemd.
Zoek op wat er met dit begrip wordt bedoeld.
33
Gebruik figuur 27.
In absolute aantallen wonen de Afro-Amerikanen tegenwoordig niet meer in de
voormalige Cottonbelt.
1-c-Noem:
- twee landsdelen war in 2010 nu veel Afro-Amerikanen wonen.
- twee pullfactoren die hierin een belangrijke rol gespeeld hebben.
34
2-a-Op de foto staat Rosa Parks. Waardoor werd zij
beroemd? Gebruik Google !
2-b-Augustus 1963:
Martin Luther King:
“I have a dream”.
Vul de tekst van zijn
toespraak aan.
“I have a dream that one day this nation will rise up and live out the true meaning of
its creed: "We hold these truths to be self-evident: ___________________________
___________________________." I have a dream that one day on the red hills of
_______________ the sons of _______________________ and the sons of
___________________________ will be able to sit down together at a table of
____________________. I have a dream that one day even the state
of ________________________, a state, sweltering with the heat of _____________
and sweltering with the heat of ____________________, will be transformed into an
oasis of _____________________and justice. I have a dream that my four little
children will one day live in a nation where they will __________________________
_________________________________________ but by the content of their
_________________________. I have a dream today !”
35
3-Welke conclusie kun je trekken uit onderstaande grafiek als je kijkt naar de positie
van de Afro-Amerikanen? Onderbouw je antwoord met getallen uit de grafiek.
Figuur 28: Percentage mensen onder de armoedegrens in de VS naar bevolkingsgroep
36
Figuur 29: Hispanics in de VS
4-In welk deel van de VS wonen volgens de kaart de meeste Hispanics? Kies uit:
Noordoost / Zuidoost / Zuidwest / Noordwest. Geef hiervoor de verklaring.
5-Wat is het “Tortilla curtain” en waarom is het gebouwd?
6-Tussen 1980 en 2009 groeide het aantal Hispanics in de VS van 14,6 miljoen naar
48,8 miljoen. Geef twee verschillende redenen voor deze snelle groei.
37
7-Bekijk de staafgrafieken.
7-a-Met hoeveel procent stijgt het percentage
Hispanics in de VS tussen 1970 en 2050?
7-b-Met hoeveel procent daalt het percentage
blanken in de VS tussen 1970 en 2050?
7-c-Hoeveel blanken woonden er in 1970 in de VS
en hoeveel zullen er in 2050 wonen in de VS?
Noteer de berekening !
Figuur 30: Bevolkingsgroepen in de VS
8-Zie op de ELO vraag ….. Zet de juiste uitspraken onder de grafiek.
Geef met pijlen aan waar je dit kunt zien in de grafieken.
Figuur 31: Leeftijdsopbouw van Hispanics en ‘not Hispanic blanken’ in 2010
38
9-a-Zie op de ELO vraag ………. Zet de juiste begrippen naast dit plaatje van de
‘meltingpot’.
9-b-Zie op de ELO vraag …….. Waarom werkte de ‘meltingpot’ op een gegeven
moment niet meer?
39
Les 8: De Amerikaanse stad
.
Amerikaanse steden zien er over het algemeen heel anders uit dan Europese
steden. Belangrijke redenen hiervoor zijn:
- de meeste steden in de Verenigde Staten zijn niet oud, waardoor historische centra
in de steden ontbreken. Een huis van honderd jaar oud vinden Amerikanen heel oud.
- de meeste steden zijn ontworpen voor vervoer per auto. Er is dus veel ruimte voor
wegen en parkeren.
- de overheid bemoeit zich weinig met sociale woningbouw, zodat in de steden
weinig geïnvesteerd wordt in goede huurwoningen voor mensen met een laag
inkomen.
- de gemeenten in de V.S. zijn voor een zeer groot deel afhankelijk van lokale
belastingen. Stedelijke gemeenten met een arme bevolking hebben daarom minder
geld te besteden voor voorzieningen als scholen, verenigingen, bibliotheken en
sociale voorzieningen. In rijke suburbane gemeenten is het voorzieningenniveau
daarentegen hoger, omdat de inwoners meer belasting kunnen betalen.
Los Angeles
In de stad Los Angeles, die rond 1870 is gesticht, woonden in 2010 3,8 miljoen
inwoners en is daarmee na New York de grootste stad van de V.S.. Als je stedelijke
omgeving van Los Angeles bij de stad telt, woonden volgens de volkstelling van 2010
in “Los Angeles metropolitan area” 12,9 miljoen inwoners.
In “Greater Los Angeles”, afgebeeld op atlaskaart 194A (178A 53e) wonen in de
stedelijke zone van Los Angeles maar liefst 18 miljoen inwoners.
Deze stedelijke zone dankt zijn uitgestrektheid aan de enorme suburbanisatie ,trek
van de bevolking van de stad naar omliggende kleinere plaatsen of het platteland.
B145) die daar de afgelopen vijftig jaar heeft plaatsgevonden. L.A. (=Los Angeles)
wordt daarom ook wel “city of the thousand suburbs” genoemd. L.A. heeft geen
duidelijk centrum, zoals in de meeste Europese steden. Er komen daar verschillende
centra voor binnen het stedelijk gebied. Een aantal van die centra worden “Edge
Cities” genoemd. Dit zijn stedelijke centra met meer dan 500.000 inwoners met
eigen winkelcentra, recreatieve voorzieningen en werkgelegenheid. Deze steden zijn
voor hun functioneren nauwelijks meer afhankelijk van het hoofdcentrum van L.A..
Vooral de rijkere blanke bevolking van Los Angeles heeft zich gevestigd in de
suburbs (=steden / wijken buiten de stad). Hierdoor is in L.A. een sterke ruimtelijke
en sociale segregatie (B151)is ontstaan. Met ruimtelijke segregatie (B152 153)
wordt bedoeld dat de verschillende bevolkingsgroepen niet gemengd in wijken
wonen, maar sterk ruimtelijke gescheiden. Dit leidt tot sociale segregatie als deze
groepen mensen weinig of geen contact hebben met elkaar. In de oudere centrale
gedeelten van L.A. komen vooral wijken voor waarin arme gekleurde mensen wonen.
In deze wijken komen verhoudingsgewijs meer problemen voor op het gebied van
wonen, onderwijs, criminaliteit en werkgelegenheid. Door de problemen in deze
wijken vertrekken de rijkere mensen
naar de suburbs en worden de
woningen daarna verhuurd aan arme
migranten uit Mexico.
40
1-Bestudeer de tekst. Gebruik ook je basisboek. Noteer de definitie van de volgende
begrippen.
CBD =
Getto =
‘Gated community’ =
‘Gentrification’ =
Suburbanisatie =
‘edgecity’=
Ruimtelijke segregatie =
Sociale segregatie =
41
2-a-Een model van een stad. Zie B154 en 155.
Een model is een sterk vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid.
Een voorbeeld is het ‘schietschijfmodel’. Vul de legenda in.
Figuur 32: Schietschijf model van een stad
2-b-Waarom ontstaat dit model? Zie de dia’s. Vul de toelichtingen in.
Centrale / goedbereikbare plaatsen zijn veel geld waard. Niet ‘iedereen’ kan
zoveel betalen.
Buiten de stad is de
grond zo goedkoop dat
je er akkers van kan
maken.
Figuur 33: Grondprijs en afstand tot het stadscentrum
Een vierkante meter grond is zo duur dat alleen bedrijven die prijs kunnen betalen.
Vaak lukt dat ook alleen maar als je die prijs met velen deelt. Dat betekent
hoogbouw !
42
2-c-Een realistischer stadsmodel. Neem de toelichting over van de dia.
Figuur 34: Een realistische stadsmodel
3-Noem zes kenmerken van een Amerikaanse stad. (Zie het begin van de tekst)
Figuur 35: Los Angeles; inkomen en etnische wijken
43
4-Welke conclusie(s) kun je trekken als je beide kaarten vergelijkt. Ga in je antwoord
in op de verschillende bevolkingsgroepen: blanken, Aziaten en Afro-Amerikanen.
5-Zet de juiste begrippen onder de volgende foto’s. Kies uit de begrippen van vraag 1
44
Figuur 36: Los Angeles
Bestudeer voor de vragen 6 en 7 in het Basisboek B154, B155 en bovenstaande
figuren.
In steden als Amsterdam, Londen en Parijs ziet het centrum van de stad er heel
anders uit dan het centrum van Los Angeles.
6- Geef drie verschillen.
7-Het patroon van wegen en straten afgebeeld op bovenstaande figuren wijkt af van
dan van Europese grote steden. Beschrijf hoe het wegenpatroon afwijkt. Geef de
oorzaak van het afwijkende wegenpatroon in L.A.
8-Geografen noemen steden als L.A. “tapijtsteden”. Deze steden rollen hun stedelijke
uitbreidingen als een tapijt over hun directe omgeving uit. Voor het milieu heeft deze
manier van uitbreiden nadelen. Geef twee nadelen.
9-Het gemiddeld aantal woningen per hectare is in Amerikaanse steden als Los
Angeles veel lager dan in Europese steden. Geef hiervoor twee redenen.
45
Zowel in de centra van Europese grote steden als in die van de Amerikaanse steden
wordt de woonfunctie steeds meer verdrongen door andere functies.
10-Leg met behulp van de grafiek bij opdracht 2b (WB blz 41) uit hoe dit komt.
De indeling van Los Angeles in vierkanten komt niet
overal in het figuur hiernaast voor.
11-Geef:
a-twee natuurlijke factoren die dit patroon verstoren.
b-drie vormen van infrastructuur die dit patroon verstoren.
Gebruik atlaskaart 194 (53e druk 178)
Los Angeles is een sterk gesegregeerde stad. Blanken en Afro-Amerikanen wonen
veelal gescheiden van elkaar in aparte wijken.
12-Beschrijf welk economisch mechanisme de segregatie voor een belangrijk deel
verklaard.
Gebruik atlaskaart 194A en 194C (53e druk 178A en 178C)
13-Geef twee ruimtelijke kenmerken van gentrification in Los Angeles ontleend aan
de atlaskaarten.
46
Gebruik bovenstaande figuur..
14-Gaat het bij de bevolkingsgrafieken (op de horizontale as) om absolute of
relatieve gegevens? Geef een argument voor je keuze.
De afgelopen decennia is vooral het aantal Hispanics in L.A. sterk toegenomen door
migratie.
15-Uit welk land komen de meeste Hispanics?
Niet alleen door migratie is het aantal Hispanics in L.A. sterk toegenomen, maar ook
door een andere demografisch factor.
16-Welke demografische factor wordt bedoeld?
Download