Blok 2 Komen, blijven of weggaan? Opdracht 1 1a bron 12 1b bron 11 Opdracht 2 2a Eigen antwoord. 2b Met een goede uitleg zijn ook andere antwoorden mogelijk. 4 Maryams vader vertrekt naar Nederland, omdat hij bang is voor de regering van zijn land. 3 Tjerk verhuist naar een andere stad, omdat hij een baan kan krijgen op het hoofdkantoor van het bedrijf waar hij voor werkt. 1 Mark en Carolien verhuizen naar een groter huis nu hun tweede kind is geboren. 2 Natasja gaat op kamers in de stad waar ze gaat studeren. 2c Bevolkingsgroei = geboorte + immigratie – sterfte – emigratie 2d Iemand die verhuist is emigrant in het land waar hij vertrekt en immigrant in het land waar hij zich vestigt. Opdracht 3 3a geen persvrijheid/onveilig 3b veiligheid / vrijheid 3c Afstotingsfactoren en aantrekkingsfactoren zijn kenmerken van een land / persoon. Opdracht 4 4a arbeid 4b Migratie omdat een gezinslid al in Nederland woont, of in Nederland gaat wonen voor bijv. werk. 4c Migratie voor studie: na de studie gaan deze migranten terug naar het land van herkomst. Of migratie voor asiel: als de situatie in het land van herkomst beter wordt, willen deze mensen vaak terug naar familie en vrienden. Opdracht 5 5a tijd van televisie en computer 5b Er was weinig welvaart. Europa lag in puin, mensen moesten zuinig leven. 5c Na 1954, toen stegen de lonen. Opdracht 6 6a Migratiesaldo = immigratie - emigratie. 6b De landen waar Nederlanders na de Tweede Wereldoorlog naartoe verhuisden liggen dichtbij / veraf. 6c In andere Europese landen was ook oorlog geweest, de situatie was daar vergelijkbaar. 6d De overheid was er blij mee, omdat ze in Nederland bang was voor overbevolking en werkloosheid. Opdracht 7 7a Rond 1955 7b 80.000-40.000 = 40.000 mensen 7c rond 1975 7d Uit Suriname, dat land werd onafhankelijk. Veel Surinamers zagen een zelfstandig Suriname niet zitten. 7e Eigen antwoord. Opdracht 8 8a Eigen antwoord. 8b 1 boerenbedrijf runnen 2 goedkoop groot huis 3 warmte 4 eigen antwoord 5 eigen antwoord 8c Figuur 2 Opdracht 9 9a Bartlehiem 9b Ten noorden van Leeuwarden 9c Dan lijkt de alternatieve Elfstedentocht in Canada nog meer op de echte in Nederland. 9d Nederlandse emigranten nemen de Nederlandse cultuur mee naar het buitenland. Ze houden hun eigen tradities in ere. Opdracht 10 10a Lekker warm en droog, zo kun je veel naar buiten. 10b hulp en zorg, activiteiten voor sport en ontspanning etc. liften, plankiers op het strand 10c Eigen antwoord. 10d Nee, het zijn niet heel veel ouderen die vertrekken, de groep ouderen in Nederland groeit ook sterk ondanks deze vertrekkende ouderen. Opdracht 11 11a Het naar Nederland halen van een vrouw en kinderen door een man, die hier al een tijdje werkt. 11b Verschillende antwoorden mogelijk. Bij gezinsmigratie kan het ook gaan om gezinsvorming. Iemand verhuist dan om in een ander land te trouwen. 11c Hij zal erg moeten wennen aan de Nederlandse cultuur en zich vooral Turks voelen. 11d Eigen antwoord, bijvoorbeeld: tegen: je moet het recht hebben om te trouwen met wie je wilt en je moet met je familie/partner kunnen wonen in het land waar je al woont. Voor: Allochtonen integreren minder goed in Nederland als ze trouwen met mensen uit hun land van herkomst. 11e Omdat er in Nederland meer werk is dan in Polen, en omdat de lonen in Nederland hoger zijn dan in Polen. Omdat Polen bij de EU hoort, kunnen mensen uit dat land hier gemakkelijk komen werken. Opdracht 12 12a Slovenië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Servië, Montenegro, Macedonië en Kosovo. 12b Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint Maarten, Sint Eustatius, Saba 12c westers cultuurgebied: Indonesië, Duitsland, België, Polen, Nederlandse Antillen, voormalig Joegoslavië, Verenigd Koninkrijk niet-westers cultuurgebied: Turkije, Marokko, Suriname 12d Westerse allochtonen hebben een cultuur die sterk lijkt op die in Nederland. Ze passen zich makkelijker aan de Nederlandse cultuur aan. Opdracht 13 13a niet westers allochtoon: 1.899.245 + westers allochtoon: 1.527.774 = 3.427.019 13b allochtoon / totaal × 100% = 3.427.019 / 16.655.799 × 100% = 20,6%. Of via verhoudingstabel: 1% = 16.655.799 / 100% = 166.558; allochtonen / 1% = 3.427.019 / 166.558 = 20,6%. Opdracht 14 14a In Saoedi-Arabië zijn is een veel groter percentage immigranten dan in Nederland. 14b Omdat daar veel werk is door de olie-industrie. In de omliggende landen is juist weinig werk. 14c Het is dichtbij, Saudi-Arabië en Egypte zijn buurlanden, Egyptenaren spreken Arabisch, de cultuur is vergelijkbaar, Saudi-Arabië is rijk en Egypte is relatief arm. Opdracht 15 15a Een bedrijf zorgt voor aanbod / vraag op de arbeidsmarkt. Als je op zoek bent naar een baan, dan ben je aanbod / vraag op de arbeidsmarkt. 15b Een vacature is een lege arbeidsplaats bij een bedrijf. 15c 1 Een werknemer hoort bij de vraag naar arbeid / het aanbod van arbeid. 2 Bron 16A hoort bij de vraag naar arbeid / het aanbod van arbeid. 3 Bron 16B hoort bij de vraag naar arbeid / het aanbod van arbeid. 4 Een werkgever vraagt naar arbeid / biedt arbeid aan. 5 Een werknemer vraagt naar arbeid / biedt arbeid aan. 15d 1 Als er werkloosheid is, is er veel / weinig vraag naar arbeid en veel / weinig aanbod van arbeid. 2 Als er veel / weinig vraag naar arbeid en veel / weinig aanbod van arbeid is, zullen de lonen stijgen. Opdracht 16 16a Eigen antwoord. 16b Eigen antwoord. 16c Een inkomen in de vorm van producten 16d Eigen antwoord. Denk bijvoorbeeld aan: Je krijgt een product mee dat je niet lekker vindt, je krijgt een product mee dat je niet mooi vindt, je krijgt een product mee dat je niet kunt bewaren/sparen, je kunt niet zelf kiezen wat je ervoor wilt kopen. 16e Eigen antwoord.. Denk bijvoorbeeld aan: Het voordeel van geld is dat je zelf kunt kiezen wat je er voor gaat kopen. Het voordeel van geld is dat je het kunt sparen. Opdracht 17 17a Zij moesten in houten huizen in kampen wonen. 17b De huizen zijn klein: je ziet meerdere gezinnen bij elkaar in een ruimte, er wordt samen gegeten, er hangt was in de eetruimte 17c Aan hun huidskeur 17d Verschillende antwoorden, bijvoorbeeld: voetballers (Elia, Babel, Nigel de Jong, Van der Wiel), tv-personalities (Humberto Tan, Gerda Havertong, Jurgen Raymann) Opdracht 18 18a Asielzoekers zijn mensen die vragen of ze in Nederland mogen wonen, omdat ze denken dat ze niet veilig zijn in hun eigen land. 18b Als je asiel krijgt, ben je een erkend vluchteling. Je mag hier naar school en hier werken. 18c Somalia, Irak, Afghanistan. Opdracht 19 19a Land 3 Afghanistan 1 Irak 4 Iran 2 Somalia 5 Overig Totaal Figuur 4 19b Figuur 5 19c Aantal 1.515 1.212 909 4.545 6.969 15.150 % 10% 8% 6% 30% 46% 100% Figuur 3 Opdracht 20 20a Ontheemden 20b Hun aantal is veel groter dan het aantal vluchtelingen in een ander land. 20c Er zijn allemaal dezelfde tenten neergezet. 20d Het is erg droog in het kamp in Kenia, door de droogte zijn ook Kenianen van huis verdreven. 20e De Somalische vluchtelingen in Nederland zijn veel rijker, zij konden een vliegtuigticket betalen, de vluchtelingen in Kenia zijn lopend of op vrachtwagens de grens overgestoken. Opdracht 21 21a Zie figuur 3 hierboven. 21b De landen waar veel asielzoekers vandaan komen, worden ook omringd door veel landen met vluchtelingenkampen. Opdracht 22 22a gezinshereniging en gezinsvorming 22b 24% 22c Immigranten kunnen eventueel vacatures opvullen in Nederland, maar uit de cirkeldiagram blijkt dat niet veel immigranten komen om te werken, maar juist een groot deel om bij een partner of familie te wonen. Misschien dat deze immigranten op den duur ook aan het werk gaan. Zoniet, dan kunnen deze immigranten Nederland veel geld kosten aan uitkeringen, zorg en onderwijs. Opdracht 23 Ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht ‘Drie generaties Zuid-Molukkers in Nederland’. Opdracht 24 Ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht ‘Ik emigreer naar ...’. Opdracht 25 Figuur 7 Opdracht 26 26a 1 Werk 2 Gezinsvorming en -hereniging 3 Studie 4 Asiel 26b 1 Een bedrijf beginnen 2 Groter of goedkoper wonen 3 Weer/klimaat 26c Afrika en Azië.