De wijk nemen: kansen voor kwaliteit van bestaan in de samenleving De wijk is ’in’. Na een periode van grootschaligheid zien we kleinschaligheid en de wijk als leefgebied weer opkomen. Voor een deel is dat te verklaren uit zogeheten postalgie: een verlangen naar een betere toekomst op basis van werkzame principes uit het verleden. Daarnaast is er een geloof dat kleinschaligheid en de wijk als leefgebied meer kwaliteit van bestaan opleveren voor kwetsbare mensen en mensen met een beperking in het bijzonder. Ook de bewindslieden van VWS zien het belang van de wijk, ook buiten de gehandicaptenzorg. In de beleidsbrief ‘Zorg en ondersteuning in de buurt’ (oktober 2011) presenteren zij een visie, die als uitgangspunten kiest: ‘dichtbij en onder eigen verantwoordelijkheid waar mogelijk, specialisatie waar dat moet, concentratie waar het echt niet anders kan’. Burgers zijn zelf aan zet als het gaat om hun gezondheid, zo stellen zij. Zij kunnen hier eventueel hulp bij inschakelen van laagtoegankelijke welzijns- en gezondheidsvoorzieningen in de wijk. Deze oriëntatie is hier voor de curatieve sector omschreven, maar geldt ook voor de verpleging, verzorging en thuiszorg en – eigenlijk al langere tijd - voor de gehandicaptenzorg. Maar lukt het om goed vorm te geven aan die wijkoriëntatie en vooral om daarmee de kwaliteit van bestaan van mensen met beperkingen te versterken? Nee, eigenlijk niet zo goed. Inclusie is een veelvuldig becommentarieerde zwakke plek van de Nederlandse langdurende zorg in het algemeen en zeker ook van de gehandicaptenzorg. We hebben – in vergelijking met andere landen - een lage maatschappelijke integratie van mensen met een beperking. Problemen hebben we in de Nederlandse samenleving ‘goed geregeld’ en afgezonderd van de maatschappij. Dat heeft te maken met onderliggende mensbeelden en paradigma’s (naar Van Gennep, 1997; Kröber, 2009): Medisch model Ontwikkelingsmodel Kwaliteit van bestaan Mens met een beperking Mens met potenties (AWBZ) Mens met rechten en plichten (Wmo) Patiënt Leerling/pupil Burger Verzorgen/ Behandelen Ontwikkelen/trainen Ondersteund wonen/werken Instituut Speciale voorziening in Gewone voorziening de samenleving Segregatie Normalisatie Inclusie Expert Leraar/opvoeder Partner Wanneer we naar kwaliteit van bestaan kijken, zie we in het huidige beleid een aantal bedreigingen voor mensen met beperkingen op een aantal voor hen belangrijke levensdomeinen: • Zorg: de afbouw van de persoonsgebonden budgetten voor mensen zonder verblijfsindicatie; • Werk: de veranderingen in de sociale werkvoorziening, Wajong en de Wet Werk en bijstand tot de Wet Werken naar vermogen; • Wonen: ouderinitiatieven die onder druk komen door het beleid ten aanzien van persoonsgebonden budgetten; • Onderwijs: de ontwikkelingen in het speciaal onderwijs, het samenvoegen van de ‘rugzakjes’ met ambulante begeleiding; • Participatie: initiatieven als zorgboerderijen, buurtsupers, lunchrooms, kunstateliers die onder druk staan; • Rechten: het VN verdrag voor de rechten van mensen met een beperking dat in Nederland nog steeds niet geratificeerd is; • De functie Begeleiding die naar de Wmo gaat en daarmee bij de gemeenten komt te liggen; • De IQ maatregel waarvan onzeker is of en hoe die wordt doorgevoerd. Het gevaar bestaat dat de maatregelen bij mensen met een beperking leiden tot onvoldoende houvast in het leven wegens wegvallende structuren, dat ze er geïsoleerd en gemarginaliseerd door raken, dat hun inkomen drastisch daalt, er onvoldoende aandacht voor hen is, dat (zelf)verwaarlozing ontstaat, zij toenemend een beroep doen op instituten en alleen leven bij de gratie van voorrechten, maar niet van rechten. Deze risico’s zijn de afgelopen tijd uitvoerig aan de orde geweest in tal van publicaties, speeches en vooral protestacties. Dat is ook terecht. Als we niets doen zal het aardig in het honderd lopen. De bekende oplossingen vanuit het systeem zullen niet werken. We moeten dus naar innovatieve oplossingen kijken en leren met de nieuwe werkelijkheid om te gaan. De vraagstukken die zich voordoen zijn dermate groot, dat we ze kleinschalig moeten oplossen. Dat kan door de wijk meer als uitgangspunt te nemen. We weten inmiddels hoe inclusie van mensen met een beperking succesvol in zo’n wijk kan verlopen (Overmars-Marx, 2011). We zien nu al kleinschalige initiatieven ontstaan: traditionele zorgaanbieders die flexibiliseren op een manier dat ze meer tegemoet komen aan de wensen van – nu nog – mensen met een PGB; gemeenten die het initiatief nemen om gebiedsgerichte zorg vorm te geven, samen met onder meer de zorgverzekeraars, zorgkantoren, aanbieders, Wmo raden, gebruikersorganisaties, vrijwilligers en andere burgers; partijen die zich inzetten om eigen regie meer mogelijk te maken (bijvoorbeeld Per Saldo die een coöperatie van budgethouders wil oprichten; ouderinitiatieven die oplossingen zoeken, coöperaties van burgers op lokaal niveau), non-monetaire vergoedingen voor wederzijdse dienstverlening (bijvoorbeeld Care credits). Wanneer we ons via dergelijke initiatieven meer op de buurt als ordeningsdomein voor zorg en participatie gaan richten, ontstaan nieuwe kansen voor betere integratie. Sociale contacten zijn in een buurt beter te overzien. Het is op kleine schaal makkelijker om voor een ander van betekenis te zijn: in een buurt kunt je het hondje van iemand die slecht ter been is uitlaten of een boodschap doen. Dat is van belang voor degene die geholpen wordt, maar ook voor degene die helpt. Maar de buurtoriëntatie kan ook in een zakelijk jasje worden gestoken. Betaalde diensten kunnen ook door mensen met een beperking worden geboden, als ZZP-er of ingehuurd door buurtondernemers of een gemeente. Zo kan een gemeente stukjes onderhoud van wijkvoorzieningen, voetbalvelden, speeltuinen voor een deel door mensen met beperkingen laten doen. Dat scheelt de gemeente aan kosten, het levert besparingen op op de ‘busjes’ en het geeft mensen met een beperking een gezicht in de wijk. Aansluiting bij de wijkeconomie biedt kansen. De gemeentelijke overheid kan die kansen versterken via haar beleid op het gebied van sociale zekerheid, economische ontwikkeling, onderwijs, participatie, zorg, wonen, vrijwilligers en welzijn in algemene zin. Een wijk heeft ook eigen belangen: groenvoorziening, diensten in en om huis, koeriersdiensten, sportverenigingen en ga zo maar door. Ook kan een wijk belang hebben bij lunchrooms, zorgboerderijen, boodschappendiensten om maar wat te noemen. Kortom, de wijk nemen biedt kansen. Velen zijn echter sceptisch over de nieuwe rollen van de gemeenten. Ze hebben inderdaad hun handen vol aan de nieuwe taken en het is de vraag of ze hun regisserende en coördinerende rol de komende tijd zullen waarmaken. Toch is er geen reden waarom het niet goed zou kunnen gaan. In de Scandinavië en het Verenigd Koninkrijk zijn veel positieve ervaringen met de gemeenten in deze rollen, ook als ze veel kleiner zijn dan de Nederlandse gemeenten. Meer versnippering dan we thans in ons stelsel hebben kun je je haast niet voorstellen. De wijk kan de eenheid worden waar de systeemwereld van de beleidmakers en de leefwereld van mensen met beperkingen bijeen komen. Dat is nodig willen we in samenhang de complexe vraagstukken van mensen kunnen oppakken. Zoals gezegd: de vraagstukken zijn zo groot, dat we ze kleinschalig moeten oplossen. Prof. dr. Henk Nies