21709.1-NIGZ-A4 Brochure - Regionaal Kompas Volksgezondheid

advertisement
BEVORDEREN VAN GEZOND LEVEN
Wat kan uw gemeente
doen aan de preventie
van overgewicht bij
jeugdigen?
Richtlijnen voor een
geïntegreerde lokale aanpak
voorbeeld project
Effectieve
Actieprogramma voeding en beweging
in Rotterdam
Overgewicht en bewegingsarmoede onder de jeugd vormen ook in Rotterdam een belangrijk gezondheidsprobleem. In de
Maasstad heeft de gemeente daarom het 'Actieprogramma voeding en beweging' opgezet. Een van de onderdelen daarvan
is 'Elke dag bewegen' voor het basisonderwijs. Onder het motto 'Bewegen: nét zo belangrijk als rekenen, lezen en schrijven!'
krijgen basisscholieren in enkele proefscholen vijf keer per week gymles in plaats van de gebruikelijke twee keer. Ook is er
een lespakket ontwikkeld waarin de kinderen leren over de balans tussen voeding en beweging.
Met het actieprogramma, waarin drie gemeentelijke diensten (de GGD, Sport en Recreatie en de Dienst Stedelijk Onderwijs)
en de onderwijsbesturen samenwerken, gaf Rotterdam vorig jaar mede invulling aan de eretitel Sporthoofdstad van Europa
2005. Samenwerkingspartners zijn de Stichting Rotterdam Sportsupport en de Stichting Rotterdam Topsport. Het programma
voorziet bijvoorbeeld ook in een gratis sportpas voor leerlingen, speciale kennismakingslessen bij sportclubs en het terugbrengen van sportverenigingen in de wijk. Overgewicht en beweging zijn standaard opgenomen in het onderzoek van de GGD
via de Rotterdamse Jeugdmonitor.
Het Actieprogramma Voeding en Beweging is onderdeel van het integraal jeugdbeleid van de stad. Het bevorderen van een
actieve leefstijl lukt pas goed als ook andere beleidsterreinen dan sport, bewegen en gezondheid erbij worden betrokken.
Denk bijvoorbeeld aan de inrichting van buurt en wijk, en van schoolgebouwen en -pleinen. Niet alleen het gedrag van de
2
jeugd is dus onderwerp van het beleid. Ook de aanpassing van hun leefomgeving is aanknopingspunt om meer beweging
mogelijk te maken. Zo checkt de gemeente stelselmatig of er in dicht bebouwde wijken elke 400 meter een speelveldje is.
Rotterdam onderkent de noodzaak tot intensieve samenwerking tussen verschillende sectoren. En de stad maakt daar ook
echt werk van!
aanpak
Overgewicht: een maatschappelijk probleem
Overgewicht is in Nederland een veelvoorkomend verschijnsel. Ongeveer de helft van de Nederlanders heeft enige mate
van overgewicht. Bij 1 op de 10 personen (in de groep van 20 tot 70 jaar) is zelfs sprake van ernstig overgewicht (obesitas).
Overgewicht komt vaker voor bij mensen met een lage sociaal-economische status (gemeten naar opleidingsniveau) en bij
allochtone bevolkingsgroepen.
Ook de jeugd in ons land is de afgelopen jaren beduidend dikker geworden. Ze zijn op steeds jongere leeftijd te zwaar, en
het percentage kinderen en jongeren met overgewicht of obesitas stijgt in de loop der jaren steeds sneller. Dat is gebleken
uit een recent onderzoek van TNO en VUmc over de jaren 2002-2004. De cijfers zijn vergeleken met die van de vierde Landelijke
Groeistudie uit 1997. In de tussenliggende periode is het aantal jongens dat op 9-jarige leeftijd te dik is met bijna 80 procent
toegenomen van 9,0 naar 16,1 procent. Het aantal 15-jarige meisjes dat te zwaar is, is zelfs verdubbeld van 10,0 naar 20,1 procent.
De cijfers voor obesitas laten een minstens zo grote groei te zien. Zo had in 1997 nog 1,2 procent van de 4-jarige jongens ernstig
overgewicht, in 2002-2004 was dat al 3,8 procent. Bij 13-jarige meisjes is het percentage gestegen van 0,6 naar 2,7.
Er bestaat een duidelijk verband tussen overgewicht (en dan vooral obesitas) en tal van chronische aandoeningen op latere
leeftijd: van diabetes mellitus type 2, hart- en vaatziekten, tot aandoeningen van het bewegingsapparaat en verschillende
vormen van kanker. Kinderen en jongeren met overgewicht zijn nu vaak al de dupe van pesterijen en hebben meer kans op
een lagere zelfwaardering en psychosociale problemen. Overgewicht is daarmee niet alleen een gezondheidsprobleem,
maar vooral ook een groot maatschappelijk probleem, zeker nu de verwachting is dat het aantal mensen met overgewicht
en obesitas in de toekomst nog fors toeneemt.
Hoe dringen we overgewicht terug?
Bij overgewicht is sprake van een verstoorde energiebalans: mensen eten en drinken te veel (energie-inname) en bewegen
te weinig (energieverbruik). Dan is het toch simpel om overgewicht te bestrijden? Wijs jong en oud op hun individuele
verantwoordelijkheid voor hun leefstijl en gedrag! Zo eenvoudig is het echter niet. De omgeving waarin wij leven is namelijk
'obesogeen', ofwel bevorderlijk voor het ontstaan van overgewicht. Veranderde leef-, werk- en voedingsgewoonten zijn
daarin in belangrijke mate bepalend. Zo zijn machines lichamelijke arbeid steeds meer gaan vervangen. Voeding wordt op
steeds meer verkooppunten, in grote hoeveelheden en met steeds meer variatie aangeboden. De koopkracht van de bevolking
is gegroeid en reclamecampagnes voor energierijke voeding (zoals tussendoortjes en frisdrank in maxi-porties) hebben
grote invloed. De Nederlandse jeugd haalt vaak de 'beweegnorm' van minimaal een uur lichaamsbeweging per dag niet,
omdat ze veel tv kijken en computeren.
Een effectieve aanpak van overgewicht mikt dus niet alleen op voorlichting over gezond eten en voldoende beweging.
Het gaat ook om het aanpassen van fysieke en sociale omgevingsfactoren die voldoende bewegen en een gezond voedingspatroon stimuleren. Vertaald naar preventie bij kinderen en jongeren gaat het bij dit alles vooral om het beïnvloeden van
omgevingsfactoren in verschillende zogeheten 'settings': thuis, op school, in de wijk en in de (jeugd)gezondheidszorg.
3
Lokale
Ook de gemeente is aan zet!
Het gemeentebestuur is bij uitstek in staat om lokaal invloed uit te oefenen op zowel individuen als op de 'obesogene'
omgeving. Gemeentelijk gezondheidsbeleid rondom overgewicht biedt meer mogelijkheden dan u al met de uitvoering van
de WCPV door de GGD in handen heeft. Gezondheidsbeleid kan prima worden gekoppeld aan andere gemeentelijke onderwerpen (wonen, werken, verkeer, sociale zekerheid, onderwijs, milieu, zorg en welzijn).
Bij de aanpak van overgewicht is samenwerking tussen de verschillende sectoren en binnen verschillende disciplines niet
alleen kansrijk, maar inhoudelijk ook noodzakelijk. De basis voor een succesvolle preventie van overgewicht ligt in een integrale aanpak waarbij alle relevante beleidsvelden betrokken zijn. Veel gemeenten kiezen voor een 'overgewichtcoördinator'
die verantwoordelijk is voor het ontwikkelen van gerichte activiteiten, maar ook voor de randvoorwaarden en voor samenwerking tussen relevante partners. In het schema hieronder vindt u daarvoor concrete suggesties.
Wat kunt u doen binnen een
geïntegreerde lokale aanpak?
4
Sector
Voorbeelden van lokale maatregelen
Zorg & Welzijn
• Richtlijnen voor signalering, advies en hulp aan kinderen met overgewicht
• 'Minimale interventiestrategie' na signalering binnen de jeugdgezondheidszorg
• Gezondheidsvoorlichting, gedragstherapie, psychologische begeleiding of
programma's gericht op gezonde voeding en bewegen
• Informatievoorziening via de media, gericht benaderen van doelgroepen via
tussenpersonen of opstarten van programma's binnen een wijk
• Aanstellen van een overgewichtcoördinator
Onderwijs
• Regelmatige controle op overgewicht en eventuele verwijzing
• Deskundigheidsbevordering bij leerkrachten
• Lesprogramma's gericht op gezonde leefstijl en extra gymlessen
• Weghalen snoepautomaten of het realiseren van een gezond kantineaanbod
Sport
• Aanstellen 'beweegmanager' voor samenwerking tussen sport, school en gemeente
• (Bijna) gratis sport voor wijkbewoners (via sportpas of kennismakingsaanbod)
Ruimtelijke ordening,
• Sport- en beweegruimte in wijken waar die ruimte is verdwenen
Verkeer & Vervoer
• Goede en veilige indeling van de woonomgeving om bewegen te bevorderen
• Bevorderen van lopen en fietsen naar school
• Geen nieuwe vergunningen voor een snackbar naast school of buurthuis
Werk
• Sportfaciliteiten of programma's voor werknemers gericht op leefstijl
• Verandering van het aanbod in de kantine
aanpak
De 15 normen voor opgroeien met een gezond
gewicht
In aansluiting op de landelijke prioriteit om overgewicht bij de jeugd te voorkomen, wil het NIGZ zich met name inzetten voor preventie
van overgewicht bij kinderen en jongeren. Bij deze groep is immers - zij het op de langere termijn - de grootste gezondheidswinst te
behalen. In dit kader heeft het NIGZ vijftien normen opgesteld als 'leefregels' voor opgroeien met een gezonde gewichtsbeheersing.
De 15 normen in het kader van de preventie van overgewicht bij de jeugd
1. Fit & gezond zwanger worden
8. (Buiten) spelen en bewegen, minimaal 1,5 uur per dag
2. Fit & gezond zwanger zijn
9. Kennis van voeding/bereiding/smaken
3. Borstvoeding (minimaal 6 maanden)
10. Snack met mate
4. Elke dag ontbijten
11. Water drinken
5. Geen frisdrank onder 5 jaar
12. Lopen/fietsen van & naar school
6. Verwennen door samen te spelen
13. Lid zijn van sportvereniging
7. Maximaal twee uur tv/pc per dag en
14. Je eigen lichaam kennen
voor kinderen tot 4 jaar 45 minuten
15. Geen alcohol onder de 16 jaar
De normen sluiten aan bij de verschillende levensfasen van de opgroeiende jeugd tot 19 jaar en zijn gebaseerd op onderzoek naar
de belangrijkste leefstijlfactoren in het ontwikkelen van overgewicht. Ze zijn ingedeeld naar settings zoals gezin, school, buurt en
zorg.
voorbeeld project
‘BOS-rijk Alkmaar’: bestrijding overgewicht
gemeente Alkmaar
Net als alle gemeenten, kent Alkmaar groepen kinderen en jongeren van 10 tot 16 jaar die achterstanden hebben op het gebied
van gezondheid, sport en bewegen. De stad heeft daarom besloten mee te doen met de zogeheten BOS-impuls van het ministerie
van VWS. BOS staat voor de tijdelijke stimuleringsregeling 'buurt, onderwijs en sport'. De regeling is opgezet om gemeenten te
helpen om via sport en bewegen achterstanden bij de jeugd in bepaalde wijken te bestrijden. Alkmaar doet gedurende vier jaar
mee onder de noemer 'BOS-rijk Alkmaar'.
De stad heeft in dit kader drie zogeheten 'arrangementen' in het leven geroepen. Het eerste is bedoeld voor het basisonderwijs,
met als onderdeel bijvoorbeeld de lesmethode 'De klas beweegt'. Deze methode helpt om de natuurlijke aanleg van kinderen om
te bewegen een plek te geven binnen de dagelijkse gang van zaken in de klas. Het programma voor het voortgezet onderwijs, het
tweede 'arrangement', biedt onder meer lessen biologie, lichamelijke opvoeding en gezondheidseducatie. Voor alle scholen zijn
leskisten beschikbaar, en zij kunnen een ouderbijeenkomst organiseren met als thema 'gezonde voeding'.
Het derde onderdeel van 'BOS-rijk Alkmaar' is het project 'Sporthero' voor leerlingen met overgewicht. Ook in dit project speelt
de methode 'De klas beweegt' een rol. Bovendien kunnen scholen meedoen met 'De Gezonde Schoolkantine'. Voor kinderen en
jongeren die te zwaar zijn, is er de mogelijkheid een individueel programma te volgen met lichamelijke activiteiten en voorlichting
over een gezond eetpatroon. Bij dit alles worden ouders en verzorgers nauw betrokken. En dat werkt: uit een effectevaluatie blijkt
dat kinderen en jongeren die hebben deelgenomen daadwerkelijk gewicht hebben verloren.
5
Voorbeelden
Borstvoeding helpt overgewicht bij kinderen voorkomen. Bijvoeding hoeft alleen op advies van arts/consultatiebureau. Voorbeelden:
informatie aan (aanstaande) ouders door verloskundige/kraamzorg en op het consultatiebureau, voorzieningen buitenshuis zoals
kolfruimtes op het werk en aansluiten bij de landelijke campagne 'Borstvoeding verdient de tijd' (Voedingscentrum).
Ontbijten vermindert de behoefte aan (vaak energierijke) tussendoortjes. Op de basisschool of in de wijk zijn hierover (bijvoorbeeld
met lokale winkeliers) ontbijtactiviteiten op te zetten, in combinatie met aandacht voor bewegen en ouderparticipatie. Voorbeelden:
Okido' (GGD Stedendriehoek), 'Op je brood' (Voedingscentrum), Kids for Fit' (GGD Gooi en Vechtstreek) en 'Hartstikke Leuk' (GGD
Zuidhollandse Eilanden).
Suikerhoudende dranken (frisdrank, maar ook veel vruchtensappen) zijn dikmakers. Deze norm is als advies mee
te geven in opvoedingsondersteuning en -advisering en in te passen binnen het beleid van kinderopvang/peuterspeelzalen/
kleuterwerk/basisonderwijs.
Geen snoep of snacks als beloning, maar spel en 'fun'! Dit is te stimuleren door school, buurtwerk en sportverenigingen. Ook aandacht
voor energiearme traktaties is van belang. Voorbeelden: 'Beweegkriebels' (NISB), 'Gezond Leven Spel' (NIGZ)' en 'De klas beweegt'.
Minder buiten spelen en meer achter computer of tv hangen leiden tot meer overgewicht. De norm 'niet meer dan
2 uur' past in de adviezen vanuit opvoedingsondersteuning en -voorlichting en het consultatiebureau. Voor- en naschoolse activiteiten
en buurtgerichte activiteiten met een 'fun'-component kunnen de jeugd een alternatief bieden. Ook veilige en schone spel- en sportmogelijkheden zijn belangrijk.
Norm 3: Borstvoeding (eerste 6 maanden)
Norm 4: Elke dag gezond ontbijten
Norm 5: Geen frisdrank onder de 5 jaar
Norm 6: Verwennen door samen spelen
Norm 7: Niet meer dan 2 uur per dag tv/
computeren
vrouwen/jonge moeders en gerichte leefstijladviezen in de consultatiebureauperiode door arts of verpleegkundige.
Norm 1 en 2: Fit en gezond zwanger worden/ Het bevorderen van een gezonde leefstijl bij aanstaande ouders helpt bij een latere gezonde leefstijl bij kinderen. Het gaat om niet
Fit en gezond zwanger zijn
(mee)roken, geen alcoholgebruik en gezonde gewichtsbeheersing. Voorbeelden: (buurtgerichte) bewegingsactiviteiten voor zwangere
Normen
Het zijn prima voorbeelden hoe gemeenten een geïntegreerde lokale aanpak concreet kunnen invullen.
In onderstaand schema vindt u bij elk van de normen voorbeelden van interventies en maatregelen die de gemeente in de praktijk kan inzetten.
De 15 normen als basis voor samenwerking en interventies
15 normen
6
Vertrouwdheid met voeding, smaakontwikkeling en voedselbereiding stimuleert gezonde eetgewoonten, nu én later. Deze norm
is te integreren in gezondheidseducatie en vakonderwijs op school, alsook in kantinebeleid en buurtactiviteiten (gezond samen koken).
Voorbeelden: 'Kinderkookcafé' (Voedingcentrum met enkele GGD'en), de campagne 'Weet wat je eet' (NISB) en 'Snap je Hap'
(RIVAS-Zorggroep).
Minder snacken en snoepen kunt u bevorderen door ervoor te zorgen dat kantines alternatieven aanbieden, door een gezond
traktatiebeleid op scholen te laten voeren en door het bevorderen van gerichte opvoedingsadviezen. Voorbeelden: schoolkantinebeleid'
(Voedingscentrum), 'SchoolGruiten' (Voedingscentrum/VWS), 'Gezond eten doe je samen' (met de wijk als setting, GGD Hart
voor Brabant) en 'Fruitdate' (in Zeeland en Den Haag). Denk ook aan het gemeentelijke vestigings- en vergunningenbeleid voor
bijvoorbeeld horeca, snackbars, levensmiddelenwinkels en scholen.
Water is een gezonde dorstlesser. Voorlichting daarover is te combineren met het plaatsen van drankfonteintjes in openbare ruimtes,
scholen, wijkcentra en sportlocaties. Voorbeelden: landelijk beleid in België rond verkrijgbaarheid van water op scholen en het
project 'Oplaadpunt' (leidingwaterkoelers op scholen) van de stichting Waterwijs (Zeeland, Brabant, Zuid-Holland).
Deze norm is een goed aanknopingspunt voor geïntegreerd lokaal beleid. U kunt aansluiten bij de landelijke actiedag 'Op voeten en
fietsen naar de school' (3VO) en het project 'ANWB Trapvaardig'. De sport- en beweegscan is een prima instrument voor 'omgevingsanalyse', bijvoorbeeld de 'BOS-kompas' (NISB). En er zijn projecten voor veilige loop-en fietsroutes naar school, de zogeheten
'walking schoolbus-initiatieven'.
Het voldoen aan deze norm is te bevorderen door het subsidiëren en toegankelijk maken van sport(kennismaking) voor jongeren
(met name achterstandsgroepen), met aansprekende beweegactiviteiten. Voorbeelden: 'WhoZnext' voor jongerenparticipatie
(14-18 jaar) en een 'Sportpas' in het kader van breedtesportstimulering.
Kennis en inzicht in de eigen lichamelijke ontwikkeling is een basis voor later gezond gedrag. Het gaat om aandacht voor een gezonde
energiebalans (voeding en beweging) en kennis van de 'beweegnorm'. Voorbeelden: voorlichting en educatie in de klas, aandacht
binnen opvoedingsondersteuning, tijdens periodiek geneeskundige onderzoeken en bij de uitvoering van de signaleringstaak door
de jeugdgezondheidszorg.
Alcohol is voor de opgroeiende jeugd zeer schadelijk en hij is ook een dikmaker. Deze boodschap kan een plek krijgen in opvoedingsadviezen en bij lokale ondersteuning van landelijke alcoholcampagnes. Ook voorlichting en regelgeving op school zijn van belang,
bijvoorbeeld via het project 'De gezonde school en genotmiddelen' (Trimbos-instituut). Andere voorbeelden: beleid op het gebied
van vergunningen, en schenken aan de jeugd. Monitoring van alcoholgebruik door jongeren kan dit beleid mede richting geven.
Norm 9: Kennis van voeding/bereiding/
smaken
Norm 10: Snack met mate
Norm 11: Water drinken
Norm 12: Lopen en fietsen naar school
Norm 13: Lid zijn van een sportvereniging
Norm 14: Je eigen lichaam kennen
Norm 15: Geen alcohol onder de 16 jaar
bronnen: www.nigz.nl/overgewicht en www.nigz.nl/focus
Uit onderzoek is gebleken dat kinderen en jongeren minimaal anderhalf uur per dag moeten bewegen. Meer buiten spelen dus!
Voorbeelden: 'JUMP-in' voor de basisschool (Amsterdam), 'Elke dag bewegen' (Rotterdam), 'Actie-programma Gezond gewicht' met een
'gewichtige vakleerkracht', 'Realfit', wijkprogramma voor 14-18 jaar met voedingseducatie, individuele begeleiding, beweging en
psychologische begeleiding (NISB met enkele GGD'en) en 'Tot bewegen bewogen' met een handleiding bewegingsbevorderend en
veilig bouwen voor gemeenten (GGD Zuid-Holland Noord). Nog een voorbeeld: in dicht bebouwde wijken checken of er elke
400 meter een speelveldje is (Rotterdam).
Norm 8: Minimaal 1,5 uur per dag bewegen,
buiten spelen stimuleren
7
Structurele
I
ntersectorale aanpak:
voor échte gezondheidswinst
De 15 normen als 'leefregels' zijn communicatieve instrumenten. Voorlichting is belangrijk, maar heeft alleen zin en effect
als zij wordt ondersteund en versterkt door voorzieningen en maatregelen. Een intersectorale aanpak is daarvoor het
geëigende instrument. Een goed voorbeeld daarvan is het programma Hartslag Limburg. Dat heeft laten zien dat een
structurele samenwerking tussen GGD, welzijnswerk, gemeenten en wijkbewoners kan leiden tot tientallen activiteiten.
Het programma heeft ook op het gebied van overgewicht daadwerkelijke gezondheidswinst opgeleverd.
Bij welke initiatieven kunt u aansluiten?
Het groeiende overgewichtprobleem vraagt om afgestemde acties en beleidskaders op landelijk en lokaal niveau.
Voor u als gemeente zijn er diverse landelijke initiatieven waarop u het lokale beleid kunt afstemmen:
• Overgewicht is een prominent thema binnen de VWS-nota 'Langer Gezond Leven'. Ook de vervolgnota 'Kiezen voor
gezond leven', die in het najaar van 2006 verschijnt, legt een hoge prioriteit bij de strijd tegen overgewicht.
• Het landelijke convenant Overgewicht, in januari 2005 ondertekend door overheid, bedrijfsleven en belangenbehartigers, kent een concreet actieplan om mensen te stimuleren gezonder te gaan eten en meer te bewegen.
8
• In het kader van het Grotestedenbeleid 2005-2009 is de doelstelling geformuleerd overgewicht bij 0-19 jarigen
aan te pakken.
• Het Kenniscentrum Overgewicht heeft een overbruggingsplan ontwikkeld voor de jeugdgezondheidszorg om overgewicht
bij 0-19 jarigen op uniforme wijze te signaleren, te begeleiden en de betrokken kinderen en jongeren indien nodig door
te verwijzen naar specialistische zorg.
• Onder de noemer 'De Gezonde School' ontwikkelen negen landelijke gezondheidsbevorderende instituten een vraaggestuurde werkwijze om regionale professionals te ondersteunen bij hun begeleiding van scholen. Overgewicht is daarbij
een belangrijk thema. Onderdeel van 'De Gezonde School' is de gezonde scholen-competitie 'Ga voor gezond'.
• VNG, GGD Nederland en NIGZ hebben een convenant gesloten. Dit is een vierjarencontract waarin deze partijen de
inspanningsverplichting aangaan om in 2008 bij tenminste 25 procent van de Nederlandse gemeenten een duidelijk
herkenbare versterking van het gezondheidbeleid te realiseren. In dit kader werkt het NIGZ bijvoorbeeld samen met
de gemeente Den Haag aan een omvattende aanpak van overgewicht.
voorbeeld project
samenwerking
JUMP-in: meer bewegen op
basisscholen in Amsterdam
De meeste Amsterdamse scholen bieden maar wat graag bewegingslessen aan in de strijd tegen bewegingsarmoede en
overgewicht. Ze zien het als hun opvoedkundige taak. Dat bleek al bij de start van JUMP-in, een initiatief van de Dienst
Maatschappelijke Ontwikkeling en de GGD Amsterdam. Al sinds 2002 zorgt JUMP-in ervoor dat Amsterdamse kinderen
tussen 4 en 12 jaar meer bewegen. Ook ouders en verzorgers worden erbij betrokken. Zij krijgen vanuit school structureel
informatie over hoe en waarom zij hun kind in beweging kunnen krijgen. Externe samenwerkingspartners zijn het NIGZ en
de Nederlandse Hartstichting.
Sporten op school is een belangrijk onderdeel van JUMP-in. Dit gebeurt op verschillende manieren, bijvoorbeeld met
schoolsportclubs, sportbuurtclubs en het sporten in de brede school en in de naschoolse opvang. Jeugdsport in Beweging
(afgekort JIB, maar op scholen bekend als JIPPIE) is een project waarin professionele trainers de kinderen onder schooltijd
laten kennismaken met uiteenlopende sporten.
Vooral voor kinderen uit gezinnen met een lage sociaal-economische status blijkt dat lid worden van een vereniging,
direct na kennismakingslessen, een te grote stap is. Ouders zien het belang van sport niet voldoende in, er zijn financiële
belemmeringen of de afstand naar de vereniging is te groot. In deze gevallen biedt het 'doorstroomproject' uitkomst. Dan
organiseert een vereniging uit de buurt gedurende tien tot twaalf weken een 'follow up' op de kennismakingslessen.
Daarbij worden ouders actief betrokken, krijgen zij voorlichting en worden waar mogelijk ingeschakeld bij de activiteiten.
Voor een grote groep kinderen in Amsterdam is lidmaatschap bij een reguliere vereniging niet haalbaar. Daarom heeft het
sportbuurtwerk in een aantal stadsdelen de 'sportbuurtclub' opgezet. Kinderen kunnen daarvan gratis, of heel goedkoop,
lid worden.
Jump- in is een goede mix van interventies met 6 vaste onderdelen: een leerlingvolgsysteem aan de hand van monitoring
van het sport-en beweeggedrag van kinderen; een 'klas beweeg' activiteiten aanbod; 'kies je kaart: ontdek met je lichaam
wat er allemaal kan' als methode met werkboekjes voor in de klas en thuis gericht op bewustwording, attitude, effectiviteit,
sociale steun en planningsvaardigheden van ouder en kind; schoolsportactiviteiten vanuit schoolsportclubs; oudervoorlichting
over het belang van bewegen en sporten voor kinderen en de rol van ouders hierin en 'club extra' waarin kinderen met een
motorische achterstand in kleine groepjes extra aangepaste gymles krijgen.
Vooral leerkrachten van basisscholen, ouders van jonge kinderen, trainers van sportverenigingen en medewerkers van stadsdelen maken JUMP-in inmiddels tot een gezamenlijk succes. De kracht van het project zit 'm juist in die samenwerking en de
structurele uitvoering van het programma, zo weet men in de hoofdstad.
9
NIGZ
Wat kan het NIGZ voor u doen?
Samen met uw GGD en andere partners wil het NIGZ investeren in gezondheid. Dat doen we door samen de belangrijkste
gezondheidsproblemen aan te pakken. Met onze steun kunt u als gemeente de juiste voorwaarden scheppen voor een
gezonder leven voor iedereen. Aan deze gezamenlijke inspanning levert het NIGZ een bijdrage door het bundelen van kennis
op het terrein van gezondheidsbevordering. We selecteren interventies die de meeste kansen op zichtbaar resultaat bieden,
we adviseren gemeenteambtenaren en gezondheidsprofessionals hierover, en helpen bij het maken van de juiste keuzes in
iedere fase van de beleidscyclus.
Heeft u naar aanleiding van deze brochure behoefte aan meer informatie of advies over preventie van overgewicht? Het NIGZ
kan voor u de actuele kennis en inzichten rondom dit thema toegankelijk maken. Wij beschikken over een overzicht van de
veelbelovende interventies en praktijkvoorbeelden die landelijk en internationaal zijn ontwikkeld.
Het NIGZ kan u desgewenst ook 'op maat' adviseren om een lokale aanpak van overgewicht vorm te geven, die past bij
uw gemeente. Daarbij kunnen wij u helpen de belangrijke partijen en relevante doelen, doelgroepen, interventies en
instrumenten op elkaar af te stemmen. Ook kunnen wij u adviseren over het projectmatig en kwalitatief goed opzetten,
implementeren en evalueren van interventies en programma's. Ten slotte kan het NIGZ met u meedenken over intersectorale
samenwerking en over afstemming met verschillende relevante partijen in en rond uw gemeente.
Momenteel werkt het NIGZ samen met andere landelijke gezondheidsinstituten aan een systeem om interventies op het vlak
10
van gezondheidsbevordering te certificeren en als 'beste/meest effectieve voorbeelden' voor het veld inzichtelijk te maken.
Ook interventies op het terrein van preventie van overgewicht worden daarbij gewogen en beschreven.
overgewicht
Meer informatie
Voor meer informatie verwijzen we u ook graag naar de QUI-database op www.quidatabank.nl en naar www.nigz.nl. Kijk voor
concrete instrumenten en bronnen ook op www.nigz.nl/focus. Focus biedt de gezondheidsprofessional een snelle blik én
achtergrondinformatie over uiteenlopende thema's, waaronder de preventie van overgewicht. U vindt er informatie over alle
beschikbare databases, plus overzichten van projecten, tools, websites, literatuur en andere relevante documenten.
11
Deze brochure is onderdeel van de map Bevorderen van gezond leven – richtlijnen voor lokaal gezondheidsbeleid
© NIGZ 2006. Uitgeverij NIGZ, Postbus 500, 3440 AM Woerden, e-mail: [email protected]
Uit deze uitgave mag vrijelijk worden geciteerd, mit met duidelijke bronvermelding
Brochure uit de serie Bevorderen van gezond leven – richtlijnen voor lokaal gezondheidsbeleid.
Postbus 500
3440 AM Woerden
Telefoon (0348) 43 76 00
Fax (0348) 43 76 66
e-mail [email protected]
www.nigz.nl
Download