A sketchbook… Uitdagend onderwijs Ontwerpen Monique van der Steen Studentnummer: 0519330 Docenten: Bartel Standaar-Dorhout Freddy Veltman- van Vugt Herontwerp kunstvakken 2 Mei 2012 Inhoudsopgave Inleiding ....................................................................................................................................................................................... 3 Onderwijsvisie........................................................................................................................................................................... 4 Curriculum Analyse................................................................................................................................................................. 4 Kunstonderwijs......................................................................................................................................................................... 5 Analyse kv2................................................................................................................................................................................. 5 Probleemstelling ...................................................................................................................................................................... 6 Instructional Design modellen ........................................................................................................................................... 6 Essentie van de modellen ..................................................................................................................................................... 7 Mediamodel ................................................................................................................................................................................ 7 Standaardmodellen ................................................................................................................................................................. 7 Systeemmodellen ..................................................................................................................................................................... 8 Gevolgen voor het curriculum ............................................................................................................................................ 9 Herontwerp voor de theorie van kunstvakken2...................................................................................................... 11 Volgen van de resultaten ................................................................................................................................................... 12 Sociale Media .......................................................................................................................................................................... 12 Reflectie..................................................................................................................................................................................... 12 Bibliografie .................................................................................................................................... 13 Bijlagen ...................................................................................................................................................................................... 15 Opbouw van de module ...................................................................................................................................................... 18 2 Erwin Olaf, Hope ,2005 Inleiding De focus in deze paper ligt op de theoretische instructielessen die onderdeel zijn van het vak Kunstvakken 2 (kv2). Dit vak wordt sinds het schooljaar 2010-2011 op het Montaigne Lyceum (ML) aangeboden. Het is de voorbereiding op het beeldend eindexamenvak Kunst Algemeen voor leerlingen van VMBO-T en VMBO-GL. Op het ML staat kv2 nog in de kinderschoenen. Al langer worden er examens kunst afgenomen in het HAVO en VWO. Omdat kv2 voor ons een nieuw vak is zijn de klassen nog klein en is er slechts één docent die het vak geeft. Die ene docent, dat ben ik. Om een juiste keuze te maken voor een ontwerpmodel zal ik eerst de visie van de school vaststellen. Vervolgens volgt een curriculumanalyse waarbij naar voren zal komen in hoeverre de visie overeenkomt met de wijze waarop het onderwijs vormgegeven is. Het curriculaire spinnenweb (van den Akker, 2003) leg ik over het gehele onderwijs en de theorielessen van kunstvakken2. De curriculumanalyse zal aantonen wat voor soort instructiemodel nodig is om het intended curriculum ook het implemented curriculum te laten zijn. De volgende stap is het analyseren van enkele instructie modellen en vanuit daar het instructiemodel te kiezen dat het best aansluit bij het in praktijk brengen van de vastgestelde visie. Hierna volgt de kern van de probleemstelling. Tijdens de voorbereiding op het schrijven van dit stuk heb ik een aantal infographics gemaakt. Deze zijn verkleind in de bijlagen opgenomen, ze zijn echter interactief, dus te bekijken op het internet. Monique van der Steen 3 Onderwijsvisie Hier is de vraag, wat is de visie van het Montaigne Lyceum? De school streeft na dat de leerling de school verlaat met een diploma-plus dit houdt in dat naast het opdoen van kennis, het verwerken van inzichten en de vaardigheden om iets met die inzichten te doen centraal staat. Men gaat er in dat deze doelstelling van uit dat dit alleen te realiseren is met op maat gemaakt, contextrijk onderwijs. Dit houdt in dat het invullen van invulbladen en formats en het enkel en alleen werken met een methode niet volstaat. Deze nobele doelen en de tien van Montaigne sluiten goed aan bij het sociaal constructivisme waarin de context belangrijk is. Hierin staat het kunnen toepassen van kennis centraal. Kennis kan hier namelijk niet losstaan van de toepassing, anders heeft ze geen waarde. Leren is een continu en levenslang proces. Het werken in de sociale context is belangrijk, samenwerken aan opdrachten werkt ondersteunend en het laat de leerling kennismaken met de ideeën van de andere leerlingen met betrekking tot het onderwerp. Bij het doen van verdere analyses en het schrijven een herontwerp voor de kunstvakken sluit ik sociaal constructivisme (van der Steen, Work in progress, 2012). Curriculum Analyse Om de curriculumanalyse uit te voeren ben ik op zoek gegaan naar het curriculum van het ML. Er is echter geen curriculum dat geheel op schrift staat en zich gebundeld op een plaats bevindt. De secties bespreken met elkaar de doorlopende leerlijn, zetten deze op schrift en verantwoorden dit bij de schoolleiding. De teams werken samen aan het vormgeven van thema’s, deze thema’s behoren ook tot het curriculum. Dit bij elkaar genomen is in principe het curriculum. De wens van de schoolleiding is wel dat deze documenten op den duur gebundeld worden. Omdat dit nu niet voor handen is heb ik ervoor gekozen om de school in zijn totaliteit te vergelijken met de eerder vastgestelde sociaal constructivistische visie. Er zijn een aantal punten waarin de school zijn sociaal constructivistische visie niet naleeft. Docenten zijn op het ML verplicht zelf een deel van het lesmateriaal te ontwikkelen, er zijn echter geen duidelijke voorwaarden gesteld waar deze materialen aan moeten voldoen. Op deze manier zal het lesmateriaal nooit eenduidig de visie uitstralen. Leerlingen krijgen niet de kans om hun eigen leerdoelen te bepalen, het onderwijs is hetzelfde voor iedereen en men wordt allemaal op dezelfde wijze beoordeeld. Momenteel wordt er veel met methodes gewerkt, hierdoor is het werken aan authentieke problemen tot een minimum teruggebracht. De vergelijking tussen de visie en de dagelijkse gang van zaken is overzichtelijk verwerkt in een tabel (bijlage, tabel 1, p.15). Een van de redenen waarom de nadruk de afgelopen jaren is komen te liggen op het aanleren van kennis, was de beoordeling ‘zwak’ van de onderwijsinspectie. Het verschil tussen een schoolexamen en een centraal schriftelijk examen mag niet groter zijn dan 0.5 punt, dit was bij ons vaak groter omdat we niet alleen kennis maar ook vaardigheden beoordeelden. Om deze beoordeling kwijt te raken zijn we ons meer gaan richten op kennisoverdracht en is onderwijs volgens de visie naar de achtergrond geschoven. Om duidelijk te krijgen in hoeverre de theoretische lessen van kv2 aansluiten bij de sociaal constructivistische visie heb ik de huidige opzet van de instructielessen aan de hand van het curriculaire spinnenweb (van den Akker, 2003) beoordeelt (bijlage afb.1, p. 15). Van de negen onderdelen waaruit de analyse bestaat er twee zijn waar enige overeenkomsten te vinden zijn. Dit zijn de docentrollen en de plek waar de leerling leert. Voor mij is dit echter onvoldoende, om de visie zo goed mogelijk recht te doen zullen ook de andere punten bij de sociaal constructivistische visie aan moeten sluiten. Dit wil niet zeggen dat er geen mooie dingen gebeuren op bijvoorbeeld het vlak ‘met wie de leerling leert’, een enkele keer roep ik de hulp van een expert in die toelicht wat hij doet en waarom hij dat doet. De mate waarin dit echter voorkomt beoordeel ik als onvoldoende om dit te benoemen als sociaal constructivistisch. Tijdens het onderwerp vormgeving maken de leerlingen een kunsttijdschrift, hiervan leer ik als docent heel veel omdat zij kunstenaars gebruiken waar ik soms nog nooit van gehoord heb. Ook hier geldt dat dit te weinig het geval is om ik mijn lessen als voldoende constructivistisch te beoordelen. 4 Kunstonderwijs In het schooljaar 2010-2011 is het vak kv2 toegevoegd aan het curriculum. De leerlingen gebruiken voor dit vak geen boek. De instructielessen zijn vormgegeven aan de hand van het boek ‘Zienderogen Kunst’, zelf hebben de leerlingen geen boek. Door deze methode als voorbeeld te nemen ben ik er zeker van dat alle mogelijke examenonderdelen behandeld worden. Na het eerste jaar heb ik vooral veel wijzigingen aangebracht in het praktijkgedeelte van het vak. De theorie lessen bevatten vijf thema’s: beeldende kunst; vormgeving; mode; architectuur en fotografie. Nu ik dit schooljaar met mijn leerlingen de voorbereiding op het eindexamen heb doorlopen ben ik van mening dat het in klas 3 heel anders aangepakt kan worden. Er is meer ruimte dan ik in eerste instantie dacht. De afgelopen maanden ben ik geïnspireerd door de studie bezig geweest met het aanpassen van mijn lessen. Kleine stapjes heb ik hierin al genomen. Deze laatste lessen heb ik geanalyseerd met behulp van de vijf leerdimensies van Marzano (Coppoolse & Vroegindeweij, 2010). Ik heb gekozen voor het model van Marzano omdat er stap voor stap gekeken wordt naar het creëren van kennis welke uiteindelijk toegepast wordt in betekenisvolle situaties. Bekijken we een lessenreeks vanuit de constructivistische visie dan moet instructie gebaseerd zijn op concrete ervaringen. Leerlingen bespreken hun verschillende opvattingen op het probleem met elkaar en met hun coach. De leerling wordt uitgedaagd om probleemoplossend te denken. Toetsing vindt doorlopend plaatsvind. De leerling zal fouten maken in het proces op weg naar de oplossing, dit is een goede manier van toetsen want hij zal zelf degene moeten zijn die de fouten eruit haalt zodat hij verder kan. De leerling zet voor een deel zijn eigen leerdoelen uit, als docent dien je er vervolgens voor te zorgen dat je de toetsing aanpast aan deze doelen. Analyse kv2 Aan de hand van de vijf leerdimensies van Marzano heb ik de lessen kv2 nader bekeken. Bekijken we de korte samenvatting hiernaast dan zien we dat er zich in dimensie 1 weinig problemen voordoen. In dimensie 2 ga regelmatig op zoek naar wat de leerling al weet over een onderwerp. Ik doe dit in de eerste les door leerlingen in groepjes bijvoorbeeld een poster over het onderwerp te laten maken zonder dat ze hier het internet bij gebruiken om kennis te vergaren. Dit geeft mij veel inzicht in het startpunt voor het behandelen van de theorie. Ook hier doen zich nog geen problemen voor. Deze beginnen in de derde dimensie, het uitbreiden en verfijnen van kennis. Door de grote hoeveelheid deelonderwerpen die ik aan bod wilde laten komen blijven het te vaak losse onderdelen die samen wel tot een geheel horen maar zo niet verwerkt worden. Voornaamste reden hiervoor is het gebrek aan tijd. Er worden in een schooljaar vijf thema’s aangeboden, een thema wordt behandeld in de periode tussen twee vakanties. In deze tijd worden ook schriftelijke overhoringen en toetsen afgenomen én valt er regelmatig een lesweek uit omdat er dan een projectweek is. Voor verdieping blijft er dan gewoon te weinig tijd over. Een logisch gevolg van wederom het gebrek aan tijd is dat het betekenisvol gebruik maken van kennis in dimensie 4 ook niet gebeurt. Wanneer ik de totale omvang van het vak kv2 bekijk dan komen zaken als plannen, feedback geven, evalueren, kritisch en creatief deken zeker aan bod, maar dit vindt dan vooral plaats tijdens de praktijkuren. In de instructielessen besteed ik hier veel te weinig aandacht aan. De volledige analyse is opgenomen in de bijlage (bijlage 1, p. 16) Analyse KV2, Leren in vijf dimensies, Marzano, 2012 5 Probleemstelling Vanuit de constructivistische visie moet de instructie gebaseerd zijn op concrete ervaringen. Leerlingen bespreken hun verschillende opvattingen op het probleem met elkaar en met hun coach. De leerling wordt hierin uitgedaagd om probleemoplossend te denken. In het toewerken naar een eindproduct maakt de leerling fouten, die als toets moment dienen. De leerling moet zelf degene zijn die de fouten eruit haalt om verder te kunnen komen. Op het moment dat hij de stof beheerst zal het eindproduct of de evaluatie van het eindproduct dit reflecteren. De leerling zet voor een deel zijn eigen leerdoelen uit en als docent moet je ervoor zorgen dat je de toetsing aanpast aan deze specifieke doelen. Momenteel voldoen de theoretische lessen kv2 onvoldoende aan kenmerken van het sociaal constructivistisch. Daarnaast hebben leerlingen in de analyse naar zin in leren (van der Steen, zin in leren, 2012) aangegeven dat zij graag actief met de geleerde stof aan de slag willen. Het grootste knelpunt is de tijd die ik heb per thema. In de instructie behandel ik datgene waar de leerlingen in de praktijklessen mee bezig zijn. Enerzijds is dat goed, de instructie sluit aan bij de praktijk waarbinnen de leerlingen een beeldend werk moeten maken. Anderzijds zit hier de beperking dat ik tijdens de instructie lessen niet diep op de stof in kan gaan en blijven deze docent gestuurd en is er weinig ruimte voor de leerling. Om leerlingen tijdens de instructiemomenten op een constructivistische manier te laten leren zal ik de leerlingen moeten laten zien wat ze gaan leren en hij moet de kans krijgen het geleerde toe te passen in betekenisvolle situaties (Merrill D. M., 2008). Werken vanuit een (sociaal) constructivistische visie sluit goed aan bij het leren voor de kennissamenleving. Twee essentiële kenmerken van het leren in een kennissamenleving zijn de behoefte aan meer dan het schoolse leren alleen en de aandacht voor algemene competenties en vaardigheden. Het leren van competenties en vaardigheden is binnen de school te bereiken door te werken aan concrete situaties die uit de praktijk afkomstig zijn. Via het (samen)werken aan deze problemen krijgen de losse kennisdelen betekenis in het geheel (Onderwijsraad, 2003) Om de leerprestaties in het voortgezet onderwijs te verbeteren is het noodzakelijk dat het onderwijs op alle niveaus uitdagender moet worden door het stellen van hoge doelen. Het verwachten van hoge resultaten van de leerling zal tot grotere motivatie en inzet van de leerlingen zal leiden (Onderwijsraad, 2011). De uitdaging is om de lessen zo vorm te geven dat zij aansluiten bij de visie, de wens van de leerling en de aanbevelingen van de onderwijsraad naar aanleiding van het Actieplan Beter Presteren van de minister van onderwijs (ministerie van onderwijs, 2011) Er zijn enkele punten die belangrijk zijn bij de herontwikkeling van de theorie voor kv2: Het onderwijs dient voor elke leerling uitdagend en interessant te zijn. De effecten die volgens Hattie (Hattie, 2011) een positief leereffect hebben. De dimensies 3, 4 en 5 van Marzano dienen in het herontwerp wel terug te komen. De leerlingkenmerken zoals deze te vinden zijn in Hiteq (Hiteq, 2008) (voor een overzicht zie bijlage) moeten voor zover van toepassing gerespecteerd worden in het herontwerp. De wijze waarop de leerlingen gaan samenwerken succesvol te laten zijn moet het herontwerp zo gestructureerd zijn dat het samenwerken essentieel is om tot een goed resultaat te komen, (Valcke M. , 2010). Er is ruimte om de theorie zodanig vorm te gaan geven dat de leerling ook tijdens deze uren betekenisvol aan het werk is. Om te kunnen bereiken dat de instructielessen sociaal constructivistisch van aard worden zal dát instructie model gekozen moeten worden waarmee dit mogelijk is. Instructional Design modellen De vijf verschillende gekozen instructional design modellen, Dick, Carey & Carey (DCC), 4MAT van mcCarthy, 4C-ID model van Merrienboer, SOI van Mayer, en het instructiemodel van Fink heb ik bij elkaar gebracht in twee verschillende infographics (bijlage, afbeelding 2, 3, p. 17). In afbeelding 2 staan de te nemen stappen die je in het ontwerpproces centraal en afbeelding 3 laat de verschillen en overeenkomsten zien. Met uitzondering van het SOI model bevatten de modellen de vijf kenmerken van een ADDIE model, Analyses; Develop; Design; Implement; Evaluation. Bij de start van het ontwerpen van een les voer je een analyse uit naar wat het doel van de instructie is, wat je de lerende wilt laten leren, hoe je de instructie aan gaat bieden en voor wat voor soort lerende je de instructie bedenkt. Een goede analyse kan je veel tijd en middelen besparen. 6 In de design fase ontwikkelt de ontwerper de wijze waarop hij de lerende gaat testen, kiest hij voor een cursusformat en ontwikkelt hij een instructiestrategie. De develop fase is erop gericht een voorbeeld en materiaal te ontwikkelen en doorloop je het ontwikkelde programma. Bouw in de laatste stap ook een feedback moment in om het ontwerp eventueel aan te passen. In de implementation fase besteed de ontwerper aandacht aan het trainen van de instructieverantwoordelijke, bereid hij de lerenden voor door hen het rooster en benodigde materialen te overhandigen en arrangeert hij de leerplek. Essentie van de modellen Mediamodel SOI Het SOI model van Mayer is bruikbaar tijdens een traditionele les kv2. Door de presentatie op te bouwen aan de hand van de kenmerken van het SOI model ontstaat er met de combinatie woord, beeld en audio een overtuigend programma. De leerpiramide van Bales laat welk effect de verschillende manieren van leren op ons hebben. Mayer maakt gebruik van horen, zien en lezen en legt hier verbindingen tussen. Deze bevinden zich bovenin de piramide en leveren minder op dan de ervaring die leerlingen hebben als ze in een authentieke situatie met een probleem aan de slag gaan waarvan ze de uitkomst en de weg ernaartoe vervolgens delen met anderen. Het leereffect is uiteindelijk belangrijk, hoeveel heeft de leerling onderweg geleerd. Als het overgrote deel vervolgens weer vergeten wordt en enkel getriggerd kan worden door het zien van een overeenkomstige afbeelding dan is deze uitkomst te mager voor wat ik met de leerlingen wil bereiken. Het SOI model is wel uitstekend te gebruiken om alle informatie die je door middel van multimedia aan de leerlingen wil laten weten zo goed mogelijk aan te kunnen bieden. Dit model ondersteunt onvoldoende de sociaal cognitivistische visie die gewenst is in de onderwijspraktijk van het ML. Binnen de sociaal constructivistische visie op leren gaat men er ook van uit dat er samengewerkt wordt en dat het uitvoeren van zaken die betrekking hebben op de theorie in de praktijk gebracht worden. Standaardmodellen 4MAT Het 4MAT model van Bernice McCarthy valt onder de standaardmodellen of ook wel de ADDIE modellen. In een ADDIE model komen de fasen Analyse, Design, Develop, Implement & Evaluation aan bod. Anders dan bij de media- productie en kookboekmodellen wordt hier wel eerst een behoeften analyse uitgevoerd. De 4MAT methode maakt het mogelijk om aandacht aan alle lagen van de leerpiramide van Bales te besteden. Het volgen van de vier fasen, betekenis, begrip opbouwen, operationaliseren & vernieuwen, van het format model zorgt voor een gedegen opbouw van een les. In elke les wordt aan alle elementen aandacht besteed, daarnaast wordt elk onderdeel aangeboden op een manier die geschikt is voor het verschil in informatie verwerken in de twee hersenhelften. David Merrill benadrukt de relevantie van haar aanpak. Hij benoemt vier fasen van effectieve instructie, activeren, voordoen, toepassen en integreren. Een goed model voor het opbouwen van een les waarin de verschillende leerstijlen en het divers gebruiken van de hersenhelften in verwerkt zijn. De leerling doorloopt zo de vier fasen die het mogelijk maken informatie betekenisvol op te slaan. Hoe de informatie betekenisvol aangeboden kan worden dat komt in dit model niet naar voren. Daarnaast bevat het voor het ontwikkelen van een module die een langere periode beslaat niet voldoende handvaten. Fink Ook het model van Fink is een standaardmodel en start met een analyse van de leerling, docent, leeromgeving etc. Vanuit hier worden de elementen volgens een vast patroon opgezet. Het definiëren van de leerdoelen, instructie en leerwijze en als laatste feedback & assessment. Aan de volgorde mag wat betreft 7 Fink niet getornd worden. Net als bij het 4MAT model ontstaat vanuit het werken met deze methode een prettige les. Fink benadrukt het onderdelen ‘leren door doen’ en actief leren, er wordt vooraf aandacht besteed aan feedback, hij geeft het de naam FIDeLity Feedback, wat staat voor Frequent, Immediate, Discriminate en Loving. Een mooi model met veel aandacht voor de leerling, maar ook hier ligt de nadruk teveel op een enkele les. Systeemmodellen DCC Het model van Dick, Carey & Carey valt in de categorie systeemmodellen dit is het meest omvattende van alle modellen, het bestaat uit een overweldigende hoeveelheid stappen die allemaal met zorg te dienen genomen. In negen stappen kom je als ontwerper tot een instructie. De basis hiervoor is de probleemsituatie of het gestelde leerdoel. Elke stap is het logische vervolg op de vorige en er is voortdurend sprake van het evalueren van de stappen. Door het proces constant te reflecteren en aan te passen waar nodig ontstaat er een sterke instructie. Het DCC model wordt voornamelijk gebruikt om instructie vorm te geven die gebaseerd is op de cognitivistische visie. Het DCC model heeft als vertrekpunt de docent en op welke manier hij de leerlingen instructie kan geven, er ligt weinig verantwoordelijkheid bij de lerende. Kennis wordt overgedragen door constructie en niet door het vormen van nieuwe kennis door de leerling door actief met de stof en de daarbij behorende vaardigheden bezig te zijn. De gedegenheid van het model spreekt me aan. Elke stap nauwkeurig nagaan, reflecteren, eventueel aanpassen en door naar de volgende stap. Op deze manier krijg je het schrijven van een goede instructie goed in de vingers. Na wat oefening zal dit model een fijne basis kunnen zijn. De lessen kv2 zijn onderdeel van het MAVO programma. Veel van de leerlingen zullen doorstromen naar het MBO. Daarom bekijk ik nog één model. 4C-ID Het 4C-ID model sluit aan bij de overgang van de MAVO naar het MBO. Instructie ontwikkeld vanuit dit model gaat uit van vaardigheden en kennis die terug te vinden zijn in de beroepspraktijk. Het model begeleidt de ontwerper in het opstellen van taken die van eenvoudig naar complex gaan, zelfs de eenvoudige taak omvat de ‘hele’ taak. Er zijn verschillende manieren waarop dit model ingezet kunnen worden. Zo kan er steeds ingezoomd worden op een deel van de ‘hele’ taak, waarbij de hele taak zichtbaar is. Of men kan de hele taak aanbieden en de leerling steeds meer onderdelen van de taak zelf uit laten voeren (scaffolding). Het 4C-ID model bestaat uit vier componenten: Taakklasse (omschrijving van een situatie waarin de complexe vaardigheid toegepast wordt) Leertaken (realistische leersituaties ontleend aan de beroepspraktijk) Ondersteunende informatie (voor het uitvoeren van niet routinematige vaardigheden) ‘Just In Time’ informatie (JIT) (voor het uitvoeren van routinematige vaardigheden) Schematisch overzicht van de analyse (bijlage tabel 2, p. 18). Keuze ontwikkelmodel In 2009 hebben de onderwijsarchitecten van het Montaigne Lyceum in samenwerking met Colours en Michel van Ast een database, voor het op school gemaakte onderwijs, ontwikkelt. Een van de uitgangspunten was dat er een handreiking gedaan moest worden naar de docent die zelf zijn onderwijs schrijft. Hoe summier deze handreiking is besef ik nu eens te meer. Het moest overzichtelijk en niet te ingewikkeld zijn. Nu realiseer ik me dat een zekere mate van complexiteit juist voor een gedegen ontwerp zorgt. Het is misschien niet de manier waarop mensen willen werken omdat het tijdrovend is maar het materiaal zal zeker beter van kwaliteit zijn waardoor er minder vaak aanpassingen nodig zijn en het materiaal langer mee kan gaan. Het is gezien vanuit de visie van de school belangrijk dat het te kiezen model de sociaal constructivistische visie ondersteunt. Het 4C-ID model (Hoogveld, Janssen-Noordman, & van Merrienboer)is geschikt voor het MBO en HBO, maar er zijn ook mogelijkheden om deze methode in te zetten voor het ontwikkelen van modules in het VO. Het 4C-ID model (Janssen-Noordman & van Merrienboer) sluit dus goed aan bij de visie van het ML en het stelt mij in staat om de leerlingen aan de hand mee te nemen door een ontwerpprobleem en hen steeds meer vrijheid in het creëren van oplossingen te geven. 8 Zij kunnen hun eigen leerproces vormgeven en hierin keuzes maken. De oplossingen waar zij mee komen kunnen onderling verschillen waardoor hun eigen unieke inzichten zichtbaar worden. Door deze met elkaar te delen ontstaat een bredere basis voor kennisconstructie. Uit het Hiteq ‘rapport kenmerkend vmbo’ (2008) komt naar voren dat VMBO leerlingen veel instructie en begeleiding nodig hebben. Modules vormgegeven aan de hand van het 4C-ID model komen hen hierin tegemoet. Veel ondersteuning aan het begin van de taak en naarmate de leerling het onderwerp beter beheerst wordt hij verder losgelaten. Het biedt tegelijkertijd de mogelijkheid om op te leiden voor de kennismaatschappij. De verschillende componenten stimuleren er gewerkt wordt met betekenisvolle opdrachten waarin diverse inhouden centraal staan. Het maakt het voor de ontwikkelaar mogelijk een duidelijke keuze te maken voor hetgeen dat geleerd gaat worden en hoe het leren georganiseerd zal worden. Denk bij de organisatie aan de inzet van hulpbronnen, leermiddelen, leervormen en begeleiding. De concrete begeleidingsactiviteiten worden vooraf in kaart gebracht. Al deze componenten zijn erop gericht de leeractiviteiten van de lerende te stimuleren en realiseren. 70% Van de leerlingen in het vmbo voelen zich niet uitgedaagd (LAKS, 2011). Voor mij de schone taak om ‘uitdagend onderwijs’ te ontwikkelen, waarin de leerling zich wel uitgedaagd voelt. De uitdaging in het onderwijs zit hem vooral in de koppeling tussen de praktijk en de mogelijkheid die de leerling krijg om zijn eigen kennis naast die van een professional te leggen. Je creëert uitdagend onderwijs door originele gevarieerde verwerkingsopdrachten, gericht op de te behalen doelen aan te bieden. Het werken aan een complexe vaardigheid opgedeeld in taakklassen en leertaken stelt de leerling in de gelegenheid een onderwerp uit te diepen en bereid hem voor op het uitvoeren van een gehele complexe taak. Het vormgeven van deze taakklassen is ook mogelijk voor de VO leerling. De leerling krijgt de kans zelf keuzes te maken en zijn eigen route te volgen. Hij zal moeten plannen, kritisch en creatief moeten denken om tot een oplossing te komen. Toetsing zal gebeuren op basis van het proces en het eindproduct van de verschillende leerlingen/groepen. Of de leerling de vaardigheden en de onderliggende theorie beheerst zal zichtbaar worden in het eindproduct. In het Spiral Curriculum van Bruner (Valcke M. , 2010) staat het herhalen van een thema centraal. Een thema wordt vanuit verschillende perspectieven en diverse vakken belicht. Bekijken we nogmaals de analyse van kv2 dan zien we dat het regelmatig terugkeren van een thema ontbreekt. De losse onderdelen vormen uiteindelijk een geheel maar zien eruit als een kunstwerk van Hockney. Alle losse onderdelen horen bij elkaar, samengevoegd in het hoofd van een leerling kan het echter net zo’n vervreemdend beeld opleveren als het beeld van Place Furstenberg van David Hockney. In het nieuwe ontwerp wil ik ervoor zorgen dat niet zozeer de thema’s continue terugkomen maar dat het kijken naar beeld- en voorstellingsaspecten steeds vanuit een nieuw perspectief ontdekt worden. Onderwijs geschreven aan de hand van het 4C-ID model zorgt ervoor dat de leerling elke keer geconfronteerd wordt met de hele taak waarvan hij steeds meer stappen zelf moet uitvoeren hierdoor zal er een completer en correcter beeld van het onderwerp ontstaan. De keuze voor het 4C-ID model sluit tevens aan bij de beslissing van de schoolleiding om in de onderbouw te gaan werken met projectonderwijs, zoals vormgegeven door Jos de Kleijn (de Kleijn & van den Brandt, 2010) en het aansluiten bij het Technasium waarin technische opdrachten uit de praktijk centraal staan (Stichting Technasium, 2012). Het kiezen voor drie modules waarin leerlingen aan de slag gaan met echte problemen sluit hier op aan. Voor de leerlingen die in het schooljaar 2014-2015 kiezen voor kunstvakken2 zal het werken met de 4C-ID modules een vanzelfsprekend vervolg zijn op het projectonderwijs of indien zij afstromen vanuit het Technasium. Gevolgen voor het curriculum De keuze voor het 4C-ID model zorg ervoor dat het hele curriculum voor kunstvakken2 aangepakt moet worden. De vijf theorie thema’s worden terug gebracht naar drie modules. Aan de basis van elke module ligt een van de sectoren waarin door de leerlingen eindexamen in gedaan kan worden. Het betreft hier de sectoren ‘Zorg & Welzijn’, ‘Economie’ en ‘Techniek’. 9 Huidige situatie Periodisering : tijd waar wat 1x 45 minuten/week instructielokaal Theorie en kunstbeschouwing 3x45 minuten/week atelier Praktisch werken aan een opdracht Wisselen van thema na elke vakantie. De theoretische modules krijgen een praktische uitwerking en zullen niet meer plaats kunnen vinden in het instructielokaal. Het kunnen gebruiken van een atelier is essentieel. Om de theorie toe te kunnen lichten aan de hand van kunstwerken in de praktijkmodules moet ik voor die lessen over het mobiele smartboard en beamer kunnen beschikken. De aanvraag voor de nieuwe verdeling van uren en lokalen is in overleg met de rector en teamleider al uitgezet bij de roostermaker. Aangezien ik de enige ben die het vak kunstvakken2 doceert en wel feedback wens ten opzichte van de veranderingen binnen het vak, bespreek ik dit met de kunstdocenten HAVO/VWO. We werken met de eindexamenleerlingen in een band, wat inhoud dat we met de eindexamenleerlingen altijd tegelijkertijd in de drie aan elkaar geschakelde ateliers werken. De verandering in mijn curriculum heeft dus een effect op de manier waarop we momenteel gebruik maken van de ateliers. Leerlingen van de diverse groepen maken tijdens deze lessen gebruik van het atelier wat zij nodig hebben. Afgelopen jaar werkte ik veelal met opdrachten die in een bepaald atelier uitvoerbaar waren, nu krijgen de leerlingen meer vrijheid wat inhoudt dat zij meer dan afgelopen schooljaar gebruik gaan maken van de verschillende ateliers omdat de wijze waarop zij de opdracht willen uitwerken van elkaar kan verschillen. Dit is voor mijn collega’s gelukkig geen probleem en zij zien de nieuwe manier van kunst beschouwen voor het vmbo als een meerwaarde voor de leerling. Nieuwe situatie Periode 1 tijd 7 weken: 2x 90 minuten/week waar atelier wat Praktijk Onderwerp Zelfportret Periode 2 6 weken: 2x 90 minuten atelier Module: Kunst in de openbare ruimte Periode 3 7 weken: 2x 90 minuten/week atelier Praktijk Onderwerp beestachtig Periode 4 6 weken: 2x 90 minuten/week atelier Module: De Galerie Periode 5 7 weken: 2x 90 minuten/week atelier Praktijk Onderwerp kunst en vliegwerk Periode 6 6 weken: 2x 90 minuten/week atelier Module: De speelhal Dit is een logische volgorde voor de uit te voeren modules. Het biedt afwisseling tussen individueel werken aan de eigen creatieve en kunstzinnige vaardigheden en gezamenlijk werken aan de hand van de beroepspraktijk waar de eigen creatieve vaardigheden gebruikt kunnen worden. De leerling komt aan het begin van het schooljaar binnen en moet gaan ontdekken wat het vak kunstvakken 2 is, het is heel anders dan het vak kunst & techniek wat ze in de ouderbouw volgen. In de eerste opdracht blijk ik dicht bij de leerling. Deze gaat op zoek naar de verschillende manieren waarop hij een zelfportret kan maken. Diverse materialen en technieken worden hierbij ingezet. Vervolgens de module ‘kunst in de openbare ruimte’, in tegenstelling tot individueel gaan ze nu samen aan de slag om een product voor de openbare ruimte te ontwerpen. Het thema beestachtig stelt ze vervolgens in de gelegenheid om individueel creatief aan de slag te gaan, waarna ze weer gezamenlijk gaan werken aan de vaardigheden die belangrijk zijn voor een galerie houder, in deze module komt het kijken naar kunst centraal te staan, de begripsvaardigheden zijn hier belangrijk. In Kunst & Vliegwerk wordt van de leerling verwacht dat hij zijn werk een technisch tintje geeft om vervolgens in ‘De speelhal’ geïnspireerd op Cains’Arcade (Mullick, 2012) een apparaat te maken van dozen en restmateriaal en uiteindelijk voor De speelhal van Tim Hunkin (Hunkin) een gezamenlijk een kunstzinnig apparaat te bouwen. Op deze wijze is het een afwisselend programma waarin de vele facetten van de kunstvakken aan bod komen. Elke module is gericht op een eindexamen sector, kv2 sluit zo beter aan bij de context waarin de leerlingen leren. Het sluit aan bij het mogelijk toekomstige werkveld van de leerlingen en doet dus tevens dienst als beroepsoriëntatie. Uit de onderzoeken van Hattie (Hattie, 2011) komt veel waardevolle informatie over die 10 handelingen en welk effect deze hebben op de leereffecten. Wanneer ik onderstaande invloeden in mijn modules weet in te brengen, zal het onderwijs een positief effect op de leerling hebben. invloed Effect-size Peer tutoring 0.55 Uitdagende doelen 0.56 Inspirerende voorbeelden 0.57 Regelmatig oefenen 0.71 Feedback op docent functioneren 1.13 Herontwerp voor de theorie van kunstvakken2 “Verbeelding is belangrijker dan kennis, want kennis is beperkt tot alles wat we weten en begrijpen, terwijl onze verbeelding de hele wereld omarmt, en alles wat er ooit zal zijn om te weten en te begrijpen.” (Einstein). Een belangrijke voorwaarde voor uitdagend onderwijs is het stellen van hoge doelen, om aan deze doelen te willen voldoen is het voor leerlingen belangrijk dat ze er baat bij hebben om ze te behalen (Onderwijsraad, 2011). Daarom zijn niet alleen de eindtermen voor de beeldende vakken van het vmbo van belang, (College voor examens, 2011) , maar ook de aansluiting bij creatieve opleidingen in het MBO. Voor toelating tot het grafisch lyceum is het bijvoorbeeld belangrijk data de leerling gevoel voor vorm en kleur heeft en over de vaardigheden beschikt om zijn ideeën via papier of een ander medium aan anderen over te kunnen brengen (Grafisch Lyceum, 2011). Voor alle opleidingen in de creatieve sector is het belangrijk dat de student een idee kan vertalen naar een product, daarnaast is het bekijken en kunnen beoordelen van beeldend werk van anderen belangrijk. Deze vaardigheden zullen een leerling in het vervolgonderwijs van pas komen, het trainen van deze vaardigheden kan een stimulans zijn om gemotiveerd aan de modules te werken. Gedurende het derde leerjaar gaan er drie modules aangeboden worden waarin de theorie de basis is voor een betekenisvolle opdracht. De module ‘Kunst in de openbare ruimte’ wordt als eerste volgens het 4C-ID format uitgewerkt. De modules 2 en 3 zullen in een later stadium, wanneer de feedback op module 1 is verwerkt, worden ontworpen. Module 1: Kunst in de openbare ruimte (bijlage, p. 18) Module 2: De galeriehouder (voorlopige werktitel) Module 3: De speelhal (voorlopige werktitel) Verbeelding is een belangrijk ingrediënt bij het doen van ontdekkingen en uitvindingen. Tim Brown CEO bij IDEO, geeft aan dat mensen een veilige omgeving nodig hebben waarin ze uitgedaagd worden om te spelen om zo die creatieve vondsten te doen die ertoe doen (Brown, 2008). De fysieke omgeving moet uitnodigen om te spelen. Speelsheid is belangrijk omdat het ons helpt creatieve oplossingen te vinden, om ons werk beter te doen én we voelen ons er beter bij wanneer we ze doen. Kinderen zien in doodgewone materialen uitdagingen, leerlingen van het vmbo raken dit al een enigszins kwijt, alles moet zo ‘echt’ mogelijk zijn. Naast dat het ontwerp van ondersteunende informatie en Just In Time informatie moet worden voorzien, zal er dus ook materiaal aanwezig moeten zijn wat de leerling uitdaagt te spelen om zo tot ideeën en oplossingen te komen. Oriëntatie Sociale Media (binnen het ontwerp) Een project waarin de leerlingen online een tijdschrift maakten gaf mij de gelegenheid om leerlingen ook na de les of schooltijden te begeleiden. Ik kon hun voortgang volgen en de wijze waarop ze samen aan het werk waren volgen. De ‘shoutbox’ maakte het voor iedere genodigde mogelijk om vragen te stellen en te beantwoorden in je eigen tijd. Voor mij een verrijking om te zien dat leerlingen juist ’s avonds of in de ochtend actief waren. Voor de leerling heel fijn dat zijn vraag veel sneller beantwoord werd dan anders waardoor er actief aan het project gewerkt werd. Ook Twitter zet ik regelmatig in tijdens de lessen, buiten foto’s maken en deze naar mij Tweeten zodat er tegen het einde van de les een hele muur met foto’s hangt die een aantal begrippen duidelijk maken. Extra informatie en leuke webpagina’s zijn op deze manier ook handig te delen. Tijdens de modules zal ik Twitter zeker gebruiken om die dingen met leerlingen te delen die betrekking hebben op het project waar ze op dat moment mee bezig zijn. Eerder dit schooljaar hebben de leerlingen van 11 4MAVO een blog bijgehouden over het eindexamenthema. Sommigen deden dit heel trouw, anderen niet of minder omdat er geen consequentie aan verbonden was. Er zitten voordelen aan het bijhouden van een blog, zo kun je als docent snel en altijd feedback geven. In de eerste module gaat ik testen of het bijhouden van een blog per ontwerpgroep werkt. Zij zijn per groep verantwoordelijk voor het bijhouden van hun eigen vorderingen alsook de groepsvorderingen op het blog. De voortgang tonen zij door hun bevindingen geïllustreerd met afbeeldingen van hun (tussen)producten te delen. Het blog dient ook als samenwerkingsruimte waar zij elkaar kunnen steunen en waar de voortgang bijgehouden en sturing gegeven kan worden aan het leerproces van de leerlingen. Volgen van de resultaten In het advies van de Onderwijsraad aan de minister van Onderwijs (Onderwijsraad, 2011) wordt gewezen op het belang van opbrengst gericht werken. Bij opbrengst gericht werken staat het doorlopen van alle stappen van de evaluatieve cyclus (Blok, Otter, Roeleveld, & Krüger, 2009) centraal. Deze maken het mogelijk om zo systematisch en doelgericht mogelijk te werken aan zo goed mogelijke leerlingprestaties. Opbrengst gericht werken bestaat uit een aantal onderdelen, het toetsen van leerlingen, zicht hebben op het onderwijsproces in de klas, diverse vormen van onderling leren en het uitwisselen van kennis onder docenten. Het goed bijhouden van deze gegevens geeft zicht op het individuele niveau van de leerling, het stelt de docent in staat om een leerling te voorzien van extra studiemateriaal om op niveau te komen maar biedt ook de kans de leerling een stapje verder te helpen door extra stof aan te bieden. Op dit moment worden alleen de cijfers van al het gemaakte werk, schriftelijk en beeldend, bijgehouden in Magister. Opbrengst gericht werken gaat verder dan enkel het bijhouden van cijfers. Om gericht opbrengst gericht te werken is de evaluatiecyclus (Blok, Otter, Roeleveld, & Krüger, 2009) een handige tool. De evaluatieve cyclus bestaat uit vijf stappen: 1. Vastleggen van doelen en standaarden. 2. Verzamelen van informatie. 3. Registreren van vorderingen. 4. Interpreteren van de vorderingen. 5. Nemen van beslissingen. Evaluatieve cyclus KV2 (bijlage, p. 23) Sociale Media Tijdens het bestuderen van de verschillende elementen die onderdeel zijn van de keuze om een deel van het curriculum wel of niet aan te gaan passen heb ik mijn blog (van der Steen, GroenGroeit, 2012) frequent gebruikt om mijn ideeën met anderen te delen. Dit leverde soms stof tot nadenken op voor een ander, omdat ik een vraag had, en vaker voor mijzelf door de feedback die ik van mijn collega studenten mocht ontvangen. Het werken aan het blog heb ik als zeer plezierig ervaren en hier zal ik dan ook zeker mee door zal gaan. Door de koppeling van het blog aan facebook, linkedIn en Twitter kreeg ik soms reacties uit onverwachte hoek. Sander Dankelman van de Lucas Academie benaderde mij toen ik op zoek was naar de documentaire ‘The Finland Phenomenon’. Ik heb de dvd van hem ontvangen en er staat een afspraak gepland om samen te spreken of ik een bijdrage kan leveren aan een boeiende bijeenkomst waarin kennis gedeeld wordt over effectief onderwijs. Via mijn volgers op Twitter kreeg ik goede reacties op mijn blogs. Om informatie die voor mij belangrijk is te verzamelen heb ik Scoop.it gebruikt, niet alleen voor uitdagend onderwijs maar ook voor mijn eindexamenleerlingen die het thema ‘Groen’ in de vingers moesten krijgen heb ik daar veel handige stukken verzameld. Voor het verzamelen van informatie voor mijn eerste module ‘Kunst in de openbare ruimte’ gebruik ik Delicious. Een visueel prettigere lay-out dan Scoop.it en makkelijker in het gebruik. Reflectie Het was moeilijk feedback te geven op het moment dat ik zelf nog niet zo goed met de materie bekend was. Gaandeweg het proces kreeg ik hier meer vat op. Naar het einde toe heb ik vooral Frank Schuurman en Manon Verschoor van Feedback te zien. Ook gedurende het traject heb ik feedback geschreven, soms kort en naarmate mijn kennisbasis toenam ook uitvoeriger voor bijvoorbeeld de tweede productnominatie voor Ingrid Ter Horst en Frank Schuurman. De feedback is terug te vinden in een overzicht (bijlage, tabel 3, p. 23). Zelf heb ik veel baat gehad bij de feedback van Manon Verschoor, Frank Schuurman, Clair Ohlenschlager, Jurgen Raak, Ingrid ter Horst, Joelle de Groot en Monica Heikoop. 12 Bibliografie Blok, H., Otter, M., Roeleveld, J., & Krüger, M. (2009). Opbrengst gericht werken; over de waarde van meetgestuurd onderwijs. SCO-Kohnstamm Instituut, Faculteit der Maatschappijen Gedragswetenschappen. 2002: SCO-Kohnstamm Instituut. Brown, T. (2008, mei). TED ideas worth spreading. Opgeroepen op mei 20, 2012, van Tim Brown on creativity and play: http://www.ted.com/talks/lang/en/tim_brown_on_creativity_and_play.html Bureau Niche. (2012, maart). Cool Nature plek Park de Bleijke. Opgeroepen op mei 14, 2012, van Park de Bleijke: http://www.dbhengelo.nl/data/files/120404%20toelichting%20schetsontwerp%20Bronc khorst%20Klein.pdf Caines Arcade. (2012). Opgeroepen op mei 21, 2012, van YouTube: http://www.youtube.com/watch?v=K8anzLSUrS4 College voor examens. (2011). Examenblad vmbo beeldende vakken. Opgeroepen op mei 27, 2012, van Examenblad: http://www.examenblad.nl/9336000/1/jvvhinitagymgn_m7mvi0sgg8bampk_n11vga6k85 4m5p9/vikz00a4cop/f=bestand.pdf Coppoolse, R., & Vroegindeweij, D. 75Modellen van het onderwijs. Houten, Groningen, Nederland: Noordhoff Uitgevers bv. de Kleijn, J., & van den Brandt, C. (2010). Zo leer je nog eens wat. Houten, Nederland: Bohn van Stafleu van Loghum. digischool. (sd). Vijf dimensies van leren. Opgeroepen op mei 06, 2012, van Histoforum: http://www.digischool.nl/gs/community/histoforum/webquests/leren.html Goldsmith, M. (2002). Try Feedforeward Instead of Feedback. Opgeroepen op mei 19, 2012, van Marshall Goldsmith: http://www.marshallgoldsmithlibrary.com/cim/articles_display.php?aid=110 Grafisch Lyceum. (2011). toelatingseisen. Opgeroepen op mei 27, 2012, van Grafisch Lyceum: http://www.glr.nl/studeren/aanmelden/toelatingseisen/9 Hattie, J. (2011, december). Visible Learning. Opgeroepen op mei 19, 2012, van YouTube: http://www.youtube.com/watch?v=3pD1DFTNQf4&feature=relmfu Hiteq. (2008, juli). kenmerkend vmbo. Opgeroepen op mei 18, 2012, van Hiteq: http://www.nvsnvl.nl/en/Nieuws/Nieuwsarchief/~/media/Documenten/congres411/kenmerkend%20v mbo%20samenvatting.ashx Hoogveld, B., Janssen-Noordman, A., & van Merrienboer, J. Innovatief onderwijs in de praktijk, toepassingen van het 4C-ID model. Groningen, Nederland: Noordhoff Uitgevers. Hunkin, T. (sd). Tim Hunkin. Opgeroepen op mei 20, 2012, van Home: http://www.timhunkin.com/ Janssen-Noordman, A. M., & van Merrienboer, J. J. Innovatief Onderwijs Ontwerpen. Groningen, Nederland: Noordhoff Uitgevers. LAKS. (2011, januari). LAKS. Opgeroepen op mei 20, 2012, van Vraag het de VMBO'er: http://www.laks.nl/files/bestuur/Rapport_Vraag_het_de_vmbo-er.pdf McCarthy, B., & McCarthy, D. (2006). Teaching Around the 4MAT Cycle. California, Verenigde Staten: Thousand Oaks. Merrill, D. M. (2002). First Principles of Instruction. Opgeroepen op mei 6, 2012, van https://www.indiana.edu/~tedfrick/aect2002/firstprinciplesbymerrill.pdf Merrill, D. M. (2008, Augustus 11). Merrill on Instructional Desig. Opgeroepen op Mei 6, 2012, van YouTube: http://www.youtube.com/watch?v=i_TKaO2-jXA 13 ministerie van onderwijs. (2011, mei). Actieplan vo Beter presteren. Opgeroepen op mei 25, 2012, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2011/05/23/actieplan-vo-beter-presteren.html Mullick, N. (2012). Caines Arcade. Opgeroepen op april 6, 2012, van Vimeo: http://vimeo.com/40000072 Onderwijsraad. (2011). Betere leerprestaties in het voortgezet onderwijs. Opgeroepen op mei 26, 2012, van Onderwijsraad: http://www.onderwijsraad.nl/publicaties/2011/naarhogere-leerprestaties-in-het-voortgezet-onderwijs/item3464 Onderwijsraad. (2003, januari). leren in een kennissamenleving. Den Haag: Onderwijsraad. SLO . (2004). Competentiegericht leren in kunst en cultuur. Opgeroepen op mei 24, 2012, van http://www.slo.nl/downloads/archief/CKV_comp_leren_def.pdf/ Universiteit Leuven. (sd). History of: het SOI-model van Mayer. Opgeroepen op mei 7, 2012, van Comparing versions: https://www2.kuleuven.be/tiki/tikipagehistory.php?page=het+SOI-model+van+Mayer&diff=2 Valcke, M. (2010). Onderwijskunde als ontwerpwetenschap. Gent: Academia Press. Valcke, M. (2010). Onderwijskunde als ontwerpwetenschap: een inleiding voor ontwikkelaars van instructie en voor toekomstige leerkrachten. Gent, Belgie: Academia Press. van den Akker. (2003). Het curriculair spinnenweb. Opgeroepen op mei 7, 2012, van SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling: http://www.slo.nl/voortgezet/onderbouw/leergebieden/kenc/kwaliteitscan/spin/ van der Steen, M. (2012). Opgehaald van GroenGroeit: www.groengroeit.wordpress.com van der Steen, M. (2012, april 8). Work in progress. Opgeroepen op mei 6, 2012, van groengroeit: http://groengroeit.wordpress.com/2012/04/08/295/ van der Steen, M. (2012, januari). zin in leren. Opgeroepen op mei 27, 2012, van Groen Groeit: http://groengroeit.files.wordpress.com/2012/05/la1-analyse-zin-in-lereneindversie-2.pdf 14 Bijlagen Tabel 1: analyse ML curriculair spinnenweb Curriculair spinnenweb Leerdoelen, waar leren zij voor? Sociaal constructivistische visie Zelfsturend en zelfverantwoordelijk te zijn. Problemen op kunnen lossen. Leerinhoud, wat leren zij De dagelijkse werkelijkheid is de ideale bron van leerstof. Het oplossen van authentieke problemen. Coach, tutor en fascilitator. Uitwerken van authentieke contexten of authentieke problemen voorbereiden. De docent leert nieuwe kennis. Authentieke opdrachten of problemen. Docentrollen, hoe is de rol van de docent Leerbronnen en leermiddelen, waarmee leren de leerlingen Leerlinggroepering, met wie leren zij? Leeromgeving, waar leren zij? Kennis wordt geconstrueerd door de interactie met zijn omgeving en de werkelijkheid, anderen kunnen dat kennisverwervingsproces beïnvloeden. Leren van een meester (meester-gezel principe) In en buiten de school. Tijd, wanneer leren zij? Tijdens en na schooltijd. Beoordeling, hoe wordt er getoetst? Leerlingen bepalen binnen de opdracht zelf hun leerdoelen, deze worden getoetst. De ervaring van de leerling bepaalt wat hij leert. Afbeelding 1: curriculum analyse kv2 15 Kunstvakken 2 Om in kunstwerken de voorstellings- en beeldaspecten te kunnen herkennen. Hij kan zijn eigen werk vergelijken met ander werk. Leerinhoud is vrij, momenteel leren zij over beeldende kunst, fotografie, mode, vormgeving en architectuur. Lesgevende, coach bij 1 project, het maken van een tijdschrift. Overzicht van alle theorie en begrippen per onderwerp. Internet, museumbezoek. Leerlingen die het vak kv2 gekozen hebben. Leerlingen zijn afkomstig uit verschillende sectoren (Zorg en Welzijn, Techniek en Economie). Instructielokaal, musea, galeries, bouwlocatie. Tijdens de 45 minuten die de instructie les duurt + huiswerk. Schriftelijk in de vorm van schriftelijke overhoringen en proefwerken. Verder worden er collages, verslagen en tijdschriften beoordeeld. Bijlage 1, analyse kv2 aan de hand van de vijf dimensies van Marzano Dimensie 1: Positieve houding en opvatting over het eigen leren. In de eerste periode tot aan de herfstvakantie staat de leerling helemaal centraal. De theorie en het maken van ‘beeldende kunst’ draait om het zelfportret. De leerling kijkt naar zichzelf en maakt een zelfportret dat bij hem past. Tijdens de instructie lessen bekijken we zelfportretten van kunstenaars en gaan we langzaam in op de mogelijke betekenissen van diverse uitingen in de beeldende kunst. Er komt aan bod waarom er kunst is, dat het niet erg is als je iets niet begrijpt en dat mensen verschillende beelden mooi kunnen vinden. Mijn band is over het algemeen een goed met de leerlingen wat maakt dat mijn lessen rustig verlopen en er geen onveilige situaties ontstaan. Daarnaast hebben de lessen een duidelijke indeling, de aanwezigheid nagaan, vervolgens open ik met de leerdoelen van de week ervoor door te nemen en de nieuwe leerdoelen uit te zetten. Vervolgens doorlopen we het programma voor dat uur en sluiten we af met het nagaan of de leerdoelen voor die les behaald zijn. Ook de periodes daarna begin ik met iets wat heel herkenbaar voor hen is, voor het onderdeel mode haal ik foto’s van hen van het internet waarmee ik de les start, iedereen ziet er anders uit, geeft een andere boodschap af en gelijk is er de herkenning met het dagelijks leven. Dimensie 2: Verwerven en integreren van nieuwe kennis. Leren is alleen betekenisvol als de nieuwe kennis aansluit bij bestaande kennis. Een belangrijk onderdeel binnen kv2 is het kijken naar kunst en hier onderscheid kunnen maken tussen voorstellingsaspecten en beeldende aspecten. Het eerste is puur kijken en beschrijven wat er in een kunstwerk te zien is. Dit is een kwestie van oefenen, kijken naar veel verschillend werk, in de beginfase van elk thema gebruik ik beeldend werk dat ze wel eens gezien kunnen hebben. Leerlingen werken alleen of in groepjes bij het beschrijven van wat ze zien. Daarna komt er voor hen nieuw werk aan waarmee ze met de vaardigheid van het beschrijven aan de slag gaan. Leerlingen delen hun ideeën ook in de groep. KV2, Leren in vijf dimensie, Marzano, 2012 De beeldende aspecten zijn lastiger, deze termen zullen ze moeten leren, leren herkennen en leren toepassen. Veel begrippen zijn ze in de eerste twee jaar binnen het vak Kunst & Techniek al tegengekomen maar daarin zijn ze nooit benoemd als beeldaspecten. Het is belangrijk aan te geven welke begrippen bij de beeldaspecten horen en hen vervolgens laten nadenken over wat er dan nog meer bij zou kunnen horen. Het bekijken wat de leerling al weet over een onderwerp doe ik de ene keer meer uitgebreid dan de andere. Het levert mij als docent wel een hoop inzichten op waar ik in de materie in moet stappen. Dimensie 3: Uitbreiden en verfijnen van kennis. In een schooljaar behandel ik vijf verschillende thema’s die binnen de kunst vallen, beeldende kunst, architectuur, fotografie, mode en vormgeving. Dit komt praktisch gezien neer op zes lesuren van 45 minuten per thema. Elk thema bestaat ook weer uit verschillende delen die allemaal besproken worden. Deze onderdelen hangen vaak niet goed samen waardoor het verschillende delen van het geheel blijven. Daarnaast wordt er in die tijd ook getoetst, so’s en proefwerk. Veel tijd om dimensie drie goed toe te passen blijft er niet over. Kennis blijft dan ook ruw en er is weinig verdieping. Dimensie 4: Betekenisvol gebruik maken van kennis. In mijn instructielessen besteed ik vrijwel alleen aandacht aan de stof, verder doen we weinig met het gericht gebruiken van de kennis in betekenisvolle situaties. Een enkele keer een onderzoek doen naar een kunstenaar is te weinig. Dimensie 5: Productieve leer- en denkgewoontes. Bekijk ik het gehele vak kv2 dan komen zaken als plannen, feedback, evaluatie, kritisch en creatief denken zeker aan bod vooral in de praktijkuren. Binnen de instructielessen laat ik dit echter veel te weinig terugkomen. Een mooi onderdeel, het gezamenlijk maken van een tijdschrift voor en door jongeren over kunst is niet voldoende. 16 Afbeelding 2: stappen ID modellen Afbeelding 3: vergelijking ID modellen 17 Tabel 2: sterkte zwakte vergelijking ID modellen Model SOI 4MAT Sterke punten Legt verbindingen tussen tekst, afbeelding en audio Zwakke punten Besteed geen aandacht aan een analyse. Enkel te gebruiken bij het ontwikkelen van multimedia. Enkel te gebruiken bij het ontwikkelen van een les. Doet recht aan de verschillende leerstijlen Fink Erkent de verschillen tussen de linkeren rechterhersenhelft Stimuleert actief leren DCC FIDeLity Feedback Uitgebreide analysefase. Enkel te gebruiken bij het ontwikkelen van een les. Het doorlopen van de 9 stappen kost veel ontwikkeltijd. Reflecteert voortdurend op de vorige stap. 4C-ID Gericht op de beroepspraktijk, aansluiting met het MBO Vereist veel oefening om onder de knie te krijgen. Maakt gebruik van scaffolding Ingewikkeld om uit te voeren in een VO of PO setting. Sluit aan bij de constructivistische visie Bijlage 2: globale uitwerking van de module ‘Kunst in de Openbare Ruimte’ Opbouw van de module Analyseren van de complexe vaardigheden Het uitgangspunt voor de eerste module is de ontwerper. Er is een scala aan vaardigheden waarover de ontwerper moet beschikken. Deze breng ik terug naar een aantal basisvaardigheden: Maken van een moodboard. Kunnen schetsen. Conceptualiseren. Ruimtelijk kunnen denken. Een programma van eisen kunnen verwerken. Kennis hebben van diverse materialen. In de vaardigheden hiërarchie (bijlage, afb.4, p. 20) zijn de vaardigheden geordend en vervolgens uitgesplitst in deelvaardigheden. Er zijn meer vaardigheden belangrijk voor een ontwerper. Binnen de gekozen taak zijn dit de vaardigheden die het meest van pas komen. Ze zijn te definiëren als basisvaardigheden waar een ontwerper over moet kunnen beschikken. Google Sketch Up is geen professioneel programma, de keuze is wel op dit programma gevallen omdat het de basisvaardigheden traint van de leerling. Het is kosteloos te installeren op elke computer, de leerling kan dus ook thuis zijn vaardigheden trainen. Taakklassen Module 1 beschikt over drie taakklassen Taakklasse 1 ontwerper van zitelementen (bijlage, afb. 5, p. 21). Taakklasse 2 ontwerper van speeltoestellen (bijlage, afb. 6, p. 21). Taakklasse 3 ontwerper van een in te richten buitenruimte (bijlage, afb. 7, p. 22). 18 De leerling heeft voor de hele taak 24 lesuren. De eerste taakklasse moet in de eerste week afgerond worden. Voor de laatste taakklasse heeft de leerling de meeste tijd nodig. Het tempo ligt bij het werken in deze module vrij hoog. John Hattie stelt dat de leerling een uitdaging nodig heeft om te willen presteren (Hattie, 2011), opdrachten waar te veel tijd voor staat zorgen ervoor dat de leerling focus en uitdaging verliest. Er wordt van de leerling verwacht dat hij ook naast de uren in de les werkt aan het trainen van de vaardigheden. Ervaring heeft geleert dat het werken met google Sketch Up uitnodigt om ook op andere momenten aan de opdracht te werken. Eerder dit jaar waren er een aantal leerlingen met het programma aan het werk. Zij werkten allemaal na de lessen door, het programma een professioneel resultaat op waar ze trots op kunnen zijn. Het is gebruiksvriendelijk en spelenderwijs worden de vele mogelijkheden ontdekt. Leertaken De eerste taakklasse bestaat uit drie leertalen. De eerste leertaak is het eenvoudigst en ondersteunt met relatief veel begeleiding. Begeleiding in de vorm van stukken die ze aangeleverd krijgen waar de hele taak in zichtbaar wordt en begeleiding van de docent. De leertaken die erop volgen worden ingewikkelder en de mate van de begeleiding neemt af. Leertaak 1: De leerlingen werken in een groep van maximaal 4 leerlingen. De leerlingen verzamelen een aantal verschillende zitelementen die aansluiten bij de wens voor het de Cool Nature plek in park De Bleijke in Bronckhorst (Bureau Niche, 2012). De collage bestaat uit zoveel vellen A3 papier als de groep groot is, de leerlingen verdelen het maken van een collage op beeldaspect: bijvoorbeeld, 1 A3 gevuld met zitelementen met een organische vorm, in de tweede staat het materiaal centraal, in collage nummer 3 heeft de leerling vooral gekeken naar de diverse kleuren van zitelementen. Deze keuze is bewust zodat de opdracht niet op een persoon afgeschoven kan worden maar ieder een aandeel levert en er een mate van afhankelijkheid bereikt wordt (de Kleijn & van den Brandt, 2010) De leerling maakt schetsen van de zitelementen zoals deze door de ontwerper gemaakt zouden kunnen zijn. Vervolgens bekijkt hij samen met de andere groepsleden de verschillende materialen en benoemd of dit onderhoudsvrij materiaal voor buiten is. Leertaak 2: De leerling maakt aan de hand van een aantal voorbeelden, schetsen die aansluiten bij het PVE (Programma Van Eisen) voor het groepszitelement voor de Cool Nature plek. Het element dat het best bij de wensen aansluit wordt uitgewerkt in een 3D tekening in Google Sketch Up. Leertaak 3: De leerling schrijft zelf een PVE voor zitelementen voor buiten, met als doelgroep ouders met jonge kinderen, maakt hiervoor een serie schetsen en werkt een schets uit in Google Sketch Up. Ondersteunende informatie Ondersteunende informatie is die informatie die een docent veelal omschrijft als de theorie van het vak. Nu de theorie niet meer los gegeven wordt van de praktijk is het heel belangrijk dat de leerling kennismaakt met onder andere het begrip ‘ergonomie’. Een goed vormgegeven zitmeubel moet rekening houden met de ergonomie van de mens. Verwaarloos je de kennis over het menselijk lichaam zal het zitmeubel niet comfortabel zijn. En niet comfortabel houdt in dat het niet gebruikt gaat worden. Ergonomie is niet alleen belangrijk bij het ontwerpen van een zitmeubel maar bij alle producten die de mens in het dagelijks leven gebruikt. Indien er bij het ontwerpen van gebruiksvoorwerpen geen of onvoldoende rekening gehouden wordt met de ergonomie kan het lichamelijk klachten opleveren of wordt het niet verkocht omdat het onhandig is. Kennis van het proces van productontwikkeling behoort ook tot de ondersteunende informatie. Leerlingen dienen kennis te hebben van het feit dat een product vrijwel nooit enkel tot stand komt door één persoon. Deze kennis is belangrijk bij het vervolgen van de verdere leertaken en bij het werken aan verdere modules door het jaar heen. JIT-informatie Bij het werken aan de eerste module is het leren 3Dimensionaal leren schetsen een vorm van JIT-informatie. Dit aspect komt keer op keer terug en het is dat deze volledig geautomatiseerd is. Deze vaardigheid zal over een lange termijn ingesleten moeten worden om uiteindelijk perfect te kunnen worden uitgevoerd zonder gebruik te maken van hulplijnen omdat oog en hand goed getraind zijn. 3Dimensionaal kunnen schetsen bestaat uit een aantal regels die je elke keer weer toe kunt passen om tot een goed resultaat te komen. Een ander onderdeel dat Just In Time aangeboden zal worden is het werken met Google Sketch Up, ook hiervan wordt van de leerling verwacht dat hij dit uiteindelijk voor allerlei doeleinden in kan zetten. Deeltaakoefeningen Eenvoudige schetsen vormen de start, denk aan het tekenen van een kubus, in volgende oefeningen worden de vormen ingewikkelder. 19 In de eerste taakklasse worden een tweetal deeltaakoefeningen aangeboden. Het gaat hier om 3D leren schetsen en het werken met Google Sketch Up. Deze twee deeltaakoefeningen zijn in te zetten wanneer blijkt dat de voorkennis van de leerling onvoldoende is om de onderdelen in de leertaken uit te voeren. Zij doorlopen in deze deeltaakoefeningen de eerste eenvoudige stappen gestructureerd waarna deze in volgende opdrachten moeilijker worden. Wanneer de leerling met een diploma van school gaat en een creatieve MBO opleiding binnenstapt is het heel belangrijk dat hij zonder veel moeite snel een 3D schets van een product kan maken zonder dat hem nog uitgelegd moet worden aan welke basisregels hij zich dient te houden met het maken van een driedimensionale schets. Alles inpassen in een module Nadat het gehele proces doorlopen is zal er ook een beoordeling aan het geheel of de delen worden gegeven. Het beoordelen van een kunstvak is altijd lastig, wanneer gaat het nog over het werk en wanneer heeft het te maken met smaak of met de inzet van de leerling tijdens het werken aan de opdracht. Om te voorkomen dat we te veel uitgaan van onszelf beoordeel ik het werk in klas 3 en 4 altijd samen met een collega. De SLO heeft in 2004 een artikel geschreven over competentie gericht leren. Hierin wordt ook gekeken naar de wijze waarop je dit kunt beoordelen voor een kunstvak (SLO , 2004). In dit rapport sluiten ze goed aan bij de manier van werken zoals ontstaat door het 4C-ID model. Naast het gezamenlijk werken aan een product ligt ook de beoordeling niet alleen bij de docent maar ook bij de leerling zelf en de medeleerlingen. De beoordeling is vooral gericht op de voortgang van de leerling. Heeft hij de onderliggende theorie begrepen dan zal dit reflecteren in het eindwerk. De beoordeling is dan ook een moment waarop reflectie plaatsvindt, de leerling kijkt terug en kan aangeven of er zaken zijn die hij nu anders zou doen, nu hij kennis over de gehele materie heeft. Wanneer je niet alleen kijkt naar het product is ook het proces belangrijk, en daarin zitten competenties die moeilijk te meten zijn. Denk hierbij aan samenwerken, zelfstandig werken en plannen of een persoonlijke kwaliteit als doorzettingsvermogen. Om je als docent hier een beeld van te vormen zal je veel objectief moeten observeren Feedback zal de leerling helpen om zowel in het proces als in de uitvoering van een product verder te groeien. De leerling zelf en medeleerlingen spelen ook een rol in de beoordeling. Aan het eind van het proces reflecteert de leerling op zijn handelen. Zijn er dingen die hij nu weet waarmee het eindproduct er nu anders uit zou zien? Of is het plannen van de tijd een probleem en moet daar een volgende keer meer op gelet worden. Reflecteren is ook vooruitkijken. Reflectiemomenten zullen op verschillende momenten ingebouwd moeten worden, vooraf, tijdens en aan het eind van de module. Medeleerlingen wordt gevraagd om het eindwerk te beoordelen, dit is tijdens het Centraal Praktisch Examen een belangrijk onderdeel. Afbeelding 4, vaardigheden hiërarchie 20 Afbeelding 5, taakklasse 1 Afbeelding 6, taakklasse 2 21 Afbeelding 7, taakklasse 3 22 Bijlage 2, evaluatieve cyclus kv2 1. Vastleggen van doelen en standaarden Het vastleggen van de doelen en standaarden komt terug in de opzet van een module gemaakt aan de hand van het 4C-ID model. Vooraf wordt gesteld wat het niveau van de vaardigheden, en de kennis die nodig is om de handeling correct uit te voeren, dient te zijn na het doorlopen van een leertaak. 2. Verzamelen van informatie Bij het verzamelen van informatie wordt het niveau van de leerling teruggebracht tot een toets score, een schoolcijfer of een kwalitatief oordeel. De leerling zal tijdens de modules getoetst worden op het proces en product. De gemaakte keuzes dient hij te kunnen verantwoorden. Hij herkent fouten en weet deze bij te sturen. Het proces ga ik bijhouden door het maken van foto’s die de vorderingen visueel in kaart brengen. De leerling maakt na afloop van de module een schriftelijke toets die aangeeft wat het kennisniveau van de leerling is met betrekking tot de kennis die zij tijdens het proces nodig hebben gehad bij het werken aan het product. Voor de leerling is het belangrijk dat hij zich maximaal inspant, dit om te voorkomen dat zijn vorderingen onderschat worden. 3. Registreren van vorderingen Een nader onderzoek zal moeten uitwijzen of het cijferregistratiesysteem Magister dat wij gebruiken het visueel bijhouden van vorderingen van leerlingen ondersteund. Door van dit systeem gebruik te maken heeft ook de coach, de teamleider en de schoolleiding inzicht in de vorderingen van de leerling. Ook de eventuele overdracht aan een nieuwe docent geeft meer informatie over de leerlingen waardoor deze geen kostbare tijd verliest aan het op waarde leren te schatten van de kwaliteiten van de leerling. 4. Interpreteren van vorderingen Om de scores goed te kunnen interpreteren moet gebruik gemaakt worden van een standaard. Deze is onder te verdelen in twee soorten. De leerstofgerichte standaard, hierin kijkt men naar de kennis van de leerling over de leerstof. De normgerichte standaard bekijkt de vorderingen gerelateerd aan het niveau van leeftijdsgenoten. Voor de leerling moet duidelijk zijn dat het werkelijk laten zien van vorderingen belangrijk is, wanneer alleen je best doen geen vorderingen laat zien wordt het moeilijk om een voldoende te scoren. Het eisen van kwaliteit vergt inzet van de leerling. 5. Nemen van beslissingen Op basis van alle gegevens worden de uiteindelijke beslissingen genomen. De docent kan de keuze maken om extra stof aan te bieden aan een leerling op het gewenste niveau te komen of te verdiepen of om het gehele programma aan te passen. Leerlingen maken hun eigen beslissingen aan de hand van hun vorderingen, zij besluiten hun inzet te veranderen, vragen uit zichzelf om een aangepast programma, een herhaling of een versnelling. Tabel 3, verwerking feedback Soort feedback compliment leesbewijs begripsvorming aanvulling verbetering Gelukkig heb ik regelmatig een compliment uit kunnen delen waar het werk van mijn medestudenten betrof. De mensen die actief waren op hun blog plaatsten vaak mooie stukken. In de beginfase blijf het geven van feedback vaak hangen in leesbewijs, door onvoldoende kennis van de materie, denk hierbij aan het verschil in aanpak van bijvoorbeeld Jurgen van Raak, was het in het begin het eenvoudigst om feedback te geven waaruit bleek dat ik het stuk had gelezen en de inhoud waardeerde, vaak voegde ik hier een stuk aan toe waardoor ik kon laten zien dat ik het stuk echt gelezen had. Zeker wanneer het mede studenten betrof die met hetzelfde model aan het stoeien was bleek ik in staat om extra informatie toe te voegen. Door het toevoegen van bronnen aan het stuk van een medestudent heb ik regelmatig laten zien dat ik een aanvulling kon geven op datgene waar hij/zij mee bezig was. In een van de laatste stukken die ik heb doorgenomen kon ik informatie aanreiken die correct was, zodat het juist verwerkt kon worden. Anders was dat onderdeel niet correct geweest. 23 verrijking Hier neem ik het stuk van Frank Schuurman als voorbeeld, door vanuit de schoolpraktijk te denken heb ik Frank handvatten kunnen geven om zijn de introductielessen omtrent zijn Stick Trots aan te scherpen. 24