NRC Weekend Zaterdag 27 oktober & Zondag 28 oktober 2012 NRC Weekend Zaterdag 27 oktober & Zondag 28 oktober 2012 8 Wetenschap 9 Maar liefst 80 procent van de mensen loopt gedurende de week een slaaptekort op. Dat komt door de terreur van de wekker, zegt onderzoeker Till Roenneberg. “We moeten af van het taboe op uitslapen.” B I O LO G I E Sander Voormolen V Het is weliswaar niet te verwachten dat mensen zich helemaal aanpassen aan het vroege ochtendlicht in de zomer, maar het is opvallend dat de grafiek rechts onderaan de pagina juist knikt op het moment van te tijdsverschuiving: vanaf dat weekend in maart worden mensen niet nóg eerder wakker. Wanneer de sociale klok op de laatste zondag van oktober weer wordt teruggezet naar de ‘normale’ tijd, loopt het moment van ontwaken op vrije dagen meteen weer parallel aan zonsopkomst. Zomertijd is een overbodige, extra onnatuurlijke factor die ons biologische ritme verstoort, zegt Roenneberg. “Dat zomertijd energie bespaart is helemaal niet bewezen. Er is bovendien vooraf geen enkel onderzoek gedaan naar wat de invoering van zomertijd voor invloed zou hebben op mensen. Maar ik heb nu sterke aanwijzingen dat zo’n uurtje tijdsverschil wezenlijk bijdraagt aan het slaaptekort dat mensen oplopen. Vooral in het voorjaar kost het mensen weken voordat zij zich aan de nieuwe opgelegde tijd hebben aangepast.” raag Till Roenneberg niet wat hij vindt van het uur tijdsverschil tussen zomer en winter, want dan moet je geheid een heftige scheldkanonnade aanhoren over politici die het ooit in hun hoofd haalden zomertijd in te voeren omdat het economisch voordeel zou brengen. Of vraag het hem juist wel, want dan word je getrakteerd op een interessant wetenschappelijk college over waarom het voor mensen zo belangrijk is om naar hun eigen interne biologische klok te luisteren. Till Roenneberg, hoogleraar medische psychologie aan de Ludwig-MaximiliansUniversität in München, was eerder deze maand gastspreker op Lof der Geneeskunst, de jaarlijkse publiekslezing van het Erasmus MC in Rotterdam. Daar sprak ook zijn gastheer, de chronobioloog Bert van der Horst (zie kader). Mensen luisteren niet naar hun biologische klok, betoogden Roenneberg en Van der Horst eensgezind, en dat gaat ten koste van hun gezondheid. De klok een uurtje verzetten, wat maakt dat nou uit? Heel veel, briest Roenneberg. Het punt is, zegt hij, dat mensen met hun slaap- en waakritme (op vrije dagen) van nature meebewegen met de zonsopkomst. In de winter gaat dat keurig, maar zodra de zomertijd wordt ingevoerd, bewegen mensen niet meer mee. Slaapgegevens Roenneberg baseert zich op een omvangrijke databank, waarin hij inmiddels via online enquêtes de slaapgegevens van honderdduizenden mensen heeft verzameld. Deze zogeheten Munich Chrono- Weg met de wekker type Questionnaire levert een schat aan nieuwe kennis op. Door de grote aantallen kan er goede statistiek op worden losgelaten en komen de onderliggende patronen aan de oppervlakte. Zo blijkt bijvoorbeeld dat mensen in het oosten van Duitsland eerder wakker worden dan in het westen, waar de zon ruwweg drie kwartier later opkomt. Of dat inwoners van grote steden structureel later opstaan dan mensen in kleine plaatsen. Het zijn van die feitjes die iedereen wil weten. Roenneberg verzamelde ze in een populair-wetenschappelijk boek over zijn onderzoek, dat deze maand verscheen in Nederlandse vertaling, Het innerlijke uurwerk: alles over onze bioritmes. Uit het onderzoek van Roenneberg blijkt ook dat de spreekwoordelijke ochtendmensen en avondmensen daadwerkelijk bestaan. Verschillende chronotypes, noemt hij het, waarbij vroege vogels vroeg naar bed gaan en vroeg opstaan en nachtbrakers laat naar bed gaan en langer uitslapen. “Maar het is natuurlijk niet zo zwart-wit dat er maar twee chronotypes bestaan”, zegt Roenneberg. “Dat zijn de extremen, maar daartussen ligt een heel continuum, net zoals je de verschillen in lichaamslengte van mensen niet kunt indelen als dwergen en reuzen.” De verschillen staan duidelijk in de grafiek linksonder. “De spreiding volgt een normale verdeling, waarbij bij 60 procent van de bevolking het midden van de slaap ligt tussen half vier en half zes ’s nachts.” Iemands biologische ritme wordt ten eerste bepaald door genetische aanleg. Daar bovenop geeft de licht-donkercylcus van dag en nacht een prikkel waarop de biologische klok zich instelt. Maar heel onverwacht blijkt uit Roennebergs onderzoek naar slaapgedrag dat ook iemands leeftijd en geslacht van invloed is op het chronotype. Roenneberg: “Er blijkt een natuurlijke verschuiving in het chronotype op te treden naarmate mensen ouder worden. Kleine kinderen worden, zoals de meeste jonge ouders zullen herkennen, heel vroeg wakker. Maar het ontwaken gebeurt steeds later tot het een piek bereikt in de puberteit. Pubers blijven dus niet lang in bed liggen omdat zij opstandig willen zijn, maar dat is hun natuurlijke ritme! Als volwassene worden we geleidelijk aan weer van een steeds vroeger chronotype. In die hele ontwikkeling zijn vrouwen over het algemeen vroeger dan mannen.” Sociale jetlag Chronotypes worden geboren. Er iets aan veranderen door training lukt volgens Roenneberg niet. In plaats daarvan negeren we onze natuurlijke ritmes op grote schaal, zegt hij, met als gevolg dat 80 procent van de mensen een slaaptekort oploopt tijdens de werkweek. “Dat komt door de terreur van de wekker, die bepaalt wanneer wij opstaan, in plaats van onze interne biologische klok. Ik noem dit een sociale jetlag. Vooral de late chronotypes krijgen minder slaap tijdens werkdagen omdat ze telkens tegennatuurlijk vroeg moeten opstaan. Het is net alsof ze in verschillende tijdszones leven tijdens werkdagen en in het weekend, zo groot is het verschil in het tijdstip van wakker worden. Het slaaptekort dat zij gedurende de werkweek oplopen, moeten zij in het weekend weer inhalen.” De sociale jetlag die van maandag tot vrijdag erger wordt, heeft ernstige maatschappelijke gevolgen, zegt Roenneberg. Slecht uitgeruste mensen veroorzaken meer ongelukken en zijn over het algemeen onvriendelijker tegen hun medemensen. Bovendien is het slecht voor hun gezondheid. Mensen gaan meer roken en Gedreven klokwetenschappers Till Roenneberg (1953) studeerde zoölogie, genetica en biochemie. In 1983 promoveerde hij op het visuele systeem van zoogdieren. Als postdoc bij Harvard University onderzocht hij het circadiane systeem van eencellige algen. Sinds 1998 leidt hij het centrum voor chronobiologie aan de medische faculteit van de LMU in München. Bert van der Horst (1956) studeerde biologie en promoveerde in 1993 als celbioloog aan de Erasmus Universiteit. Als postdoc ontwikkelde hij muismodellen van genetische defecten die leiden tot een verstoorde DNA-reparatie. Toen hij daarbij in 1999 bij toeval op twee klokgenen stuitte, liet de chronobiologie hem niet meer los. In 2007 werd hij hoogleraar chronobiologie en gezondheid. meer alcohol en koffie drinken. Het is hun strategie om met de sociale jetlag om te gaan. Slaaptekort kan bijdragen aan overgewicht, diabetes en kanker.” Een causaal verband is er nog niet gevonden. Maar het is wel belangrijk want de biologische klok beïnvloedt de stofwisseling, cognitie, maar ook ziekten als kanker en obesitas. Dat maakt het des te vreemder dat dit onderzoek naar iets wat zo fundamenteel is pas nu op gang komt. Waarom doen we het niet anders? Vroeg opstaan om op tijd op je werk te zijn is in de moderne 24-uurseconomie eigenlijk niet meer nodig, betoogt Roenneberg, die zelf geen wekker meer gebruikt. “We komen uit een agrarische cultuur, waarin veel werk vroeg in de morgen gedaan moest worden. Die oude moraal bestaat nog steeds: iemand die vroeg aan het werk gaat, is goed bezig. Mensen die laat opstaan worden gezien als lui. Maar tegenwoordig gaat dat niet meer op; iemand die laat begint kan uiteindelijk op een dag wel meer verzetten dan iemand die vroeg uit de veren is. De indruk bestaat dat late chronotypes langer slapen, maar dat is een misverstand: er zijn evenveel lang- en kortslapers onder vroege en late chronotypes. Het wordt hoog tijd dat we het taboe op uitslapen doorbreken.” Slaapbehoefte Aan de andere kant kan er met de nieuwe kennis ook meer begrip komen voor mensen die vroeg naar bed gaan, en daardoor ’s avonds liever niet mee gaan uit eten of naar de film. Die krijgen nu vaak het verwijt weinig sociaal te zijn, maar het is hun biologische behoefte. Hoeveel slaap iemand nodig heeft, is eveneens een persoonlijke eigenschap. Er zijn mensen die met minder dan vijf uur slaap toe kunnen, anderen hebben meer dan tien uur nodig om goed uit te rusten. “Accepteer dat je niet gemiddeld bent”, zegt Roenneberg. “Mijn boodschap is: neem de lichaamstijd serieus. Als je die negeert, word je ziek. Hoe dom konden we zijn? Geen stamhoofd in de oertijd zou het in zijn hoofd gehaald hebben een vroeg chronotype ’s nachts op wacht te zetten. Onze maatschappij kan nog zo geavanceerd zijn, we staan niet boven de evolutie.” Mensen zouden er zelfs rekening mee moeten houden bij hun beroepskeuze, en Roenneberg heeft de indruk dat zij dat soms onbewust al doen. “Onder onderwijzers kom je bijvoorbeeld erg weinig late types tegen, om acht uur staan ze al voor de klas.” En als bedrijven er rekening mee houden, zal hetzelfde personeel meer productie leveren en zal ook de arbeidsvreugde toenemen. “Vroege en late chronotypes onder chirurgen en fabrieksarbeiders kunnen elkaar afwisselen. Als de een niet optimaal is op een bepaald moment van de dag, dan is er altijd iemand anders die dat wel is. In de 24-uurseconomie is het een voordeel dat niet iedereen hetzelfde is.” Roenneberg wil als wetenschapper die de slaap onderzoekt eigenlijk liever niet onthullen van welk chronotype hij zelf is. “Dan zullen mensen mij meteen vooringenomenheid verwijten”, vreest hij. Maar even later laat hij toch doorschemeren dat hij van het late type is, als hij vertelt dat het chronotype ook iemands gemoedstoestand kan bepalen gedurende de dag. “Ik kan ’s ochtends de krant lezen zonder veel emotie. Maar als ik hetzelfde nieuws ’s avonds lees, maak ik me vaak kwaad over de domme acties van politici of onrecht in de wereld. We zijn totaal verschillende mensen op verschillende momenten van de dag. Als we daar meer rekening mee zouden houden, zouden er minder ongelukken gebeuren, daarvan ben ik overtuigd.” Iedereen kan meedoen aan het slaaponderzoek van Till Roenneberg via de online enquête van de Chronotype Study op thewep.org. Lof der Geneeskunst terugkijken kan op http://nrch.nl/k52 Vooral een laat chronotype loopt tijdens de werkweek een slaaptekort op. Op vrije dagen slaapt hij daarom veel langer uit Werkdagen ma Weekend zo ma zo ma zo ma zo ma zo ma Gemiddeld slapen we rond de acht uur per etmaal, maar er zijn zelfs mensen die met vijf uur kunnen volstaan 25 zo 18:00u 02:00 06:00 10:00 14:00 18:00 15 10 4 uren 5 6 7 8 9 10 11 12 December Vroege en late chronotypes verschillen in het tijdstip waarop het midden van hun slaap valt 16 14 Juni 12 Zomertijd 0 Wintertijd In de wintertijd loopt het tijdstip van opstaan in de pas met de zonsopgang, maar zodra de zomertijd ingaat, verdwijnt dat verband 5 % bevolking 22:00 10 8 6 4 December 5:00u 6:00 7:00 Europese standaardtijd 2 0 W.tijd % bevolking 20 0:00u 1:00 2:00 3:00 4:00 5:00 6:00 7:00 8:00 9:00 10:00 11:00 12:00 8:00 9:00 10:00 Zon op in Midden-Europa NRC 271012 / RB / Bron: Roenneberg; Het Innerlijke Uurwerk / Foto: Corbis Een klok voor de dokter De timing bepaalt de effectiviteit en bijwerkingen van medicijnen, verwacht Bert van der Horst. M uizen die overdag een injectie met cyclofosfamide krijgen, overleven, maar muizen die ’s nachts dezelfde dosis van dezelfde stof krijgen, gaan dood. Ziedaar het dramatische effect dat de interne biologische klok kan hebben op hoe het lichaam reageert op medicijnen en gifstoffen. Cyclofosfamide wordt onder meer gebruikt als chemotherapie tegen kanker. Bert van der Horst, hoogleraar chronobiologie en gezondheid, vindt het eigenlijk niet meer dan logisch dat de timing zo cruciaal is voor de reactie van cellen en het lichaam. “Na de ontdekking van de centrale biologische klok die zetelt in de hersenen en die reageert op daglicht, is de laatste tien jaar gebleken dat alle cellen in het lichaam een intern biologisch uurwerk hebben.” Dat uurwerk bestaat uit zogeheten klokgenen, die elkaar ritmisch aan- en uitzetten. Ze beïnvloeden de activiteit van de cel. Naar schatting 10 procent van alle genen in het DNA volgt het ritme van de klokgenen. Biologisch is het zeer relevant dat cellen “tijdsgevoel” hebben, zegt Van der Horst. Daardoor is ons lichaam voorbereid op wat komen gaat, en wordt de activiteit van de verschillende organen op elkaar afgestemd. Het ritme van de cellen en organen weerspiegelt zich in het 24-uursritme van onder meer de lichaamstemperatuur, spijsvertering en bloeddruk. Van der Horst ontwikkelde een test waarmee hij kan bepalen “hoe laat het is in de cel”, oftewel in welke fase van de biologische dag de cel zich bevindt. Daarmee kan hij zien dat cellen die net uit het lichaam komen, allemaal in hetzelfde ritme zitten. Begrijpelijk, want ze worden in het lichaam allemaal ‘gelijkgezet’ door de centrale biologische klok in de hersenen. Maar naarmate cellen langer in kweek zijn, gaan hun ritmes wijd uiteen lopen. Dat is niet triviaal, zegt Van der Horst. “Het betekent namelijk dat deze cellen onderling behoorlijk uit de pas lopen in hun genactiviteit, een verschil van soms wel honderden genen. Het betekent ook dat standaardtests waarmee toxicologen bepalen hoe gekweekte cellen op chemische stoffen reageren, een gemiddelde van de reacties laten zien. Omdat alle klokken nu door elkaar lopen, valt niet meer op dat de ene cel mogelijk veel gevoeliger is dan de andere, afhankelijk van de fase waarin hij zit.” En dan is er nog iets anders, zegt Van der Horst. “Veel dierproeven die zijn bedoeld om de giftigheid van chemische stoffen vast te stellen, zijn tijdens kantooruren gedaan, omdat het de onderzoekers makkelijk uitkwam. Maar een muis is een nachtdier, en zit dus in precies het omgekeerde ritme. Dit soort proeven moet dus eigenlijk gedaan worden op het moment dat de muis actief is: ’s nachts. Hoe verschillend de uitkomst kan zijn, zagen we al met cyclofosfamide.” De Rotterdamse hoogleraar verwacht veel van zogeheten chronotherapie. Als artsen het tijdstip van toedienen van een medicijn afstemmen op de biologische klok van een patiënt, zouden geneesmiddelen effectiever kunnen worden, met minder bijwerkingen, denkt hij. “Er is door artsen heel lang sceptisch tegenaan gekeken. Bioritme, dat was iets van het alternatieve circuit. Maar nu duidelijk is dat de biologische klok grote invloed heeft op alle cellen in het lichaam, kun je je er wel wat bij voorstellen. “Er is bijvoorbeeld ontdekt dat cellen in het lichaam niet delen op willekeurige momenten, maar rond een vast tijdstip. Maar dat geldt niet voor woekerende tumorcellen, die zijn hun ritme kwijt en delen voortdurend. Als je nu chemotherapie geeft op het moment dat normale lichaamscellen niet delen, hebben patiënten misschien minder last van bijwerkingen.” Samen met internist-oncoloog Ron Mathijssen neemt Van der Horst nu de proef op de som met kankerpatiënten die behandeld worden met tamoxifen. Tot nu toe kunnen patiënten zelf bepalen wanneer zij het medicijn slikken, maar Mathijssen onderzoekt nu of het uitmaakt of tamoxifen om acht uur ’s ochtends of om acht uur ’s avonds wordt ingenomen.