KRIS PEETERS MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ECONOMIE, BUITENLANDS BELEID, LANDBOUW EN PLATTELANDSBELEID ANTWOORD op vraag nr. 167 van 27 november 2013 van JURGEN VANLERBERGHE 1. Sinds 2009 werden 33 omschakelplannen opgemaakt. 2009 2010 2011 2012 2013 West Vlaanderen / 2 4 2 / Oost Vlaanderen 2 3 / 2 2 Vlaams Brabant / 1 4 / / Antwerpen Limburg 4 1 / 2 2 / 1 / / 1 2. 19 van de 33 omschakelingsplannen hebben effectief reeds geresulteerd in een omschakeling naar de biologische productie of werden opgemaakt in de eerste 2 jaar sedert de start met de biologische productie. 2009 2010 2011 2012 2013 West Vlaanderen n.v.t. 1/2 3/4 0/2 n.v.t. Oost Vlaanderen 2/2 1/3 n.v.t. 2/2 0/2 Vlaams Brabant n.v.t. 1/1 2/4 n.v.t. n.v.t. Antwerpen Limburg 3/4 0/1 n.v.t. 1/2 1/2 n.v.t. 1/1 n.v.t. n.v.t. 1/1 3. Van 2009 tot 2012 is er een netto-groei geweest van 56 biologische landbouwbedrijven. Het betreft een nettogroei in 2010, 2011 en 2012 van respectievelijk 14, 26 en 16 biologische landbouwbedrijven. Welke factoren er precies een rol spelen bij de beslissing om al dan niet om te schakelen is niet altijd eenduidig te achterhalen en zal niet enkel afhangen van het resultaat dat voorgelegd wordt in het omschakelplan. Of een landbouwer er uiteindelijk voor kiest om te schakelen, kan ook afhangen van de randvoorwaarden die meegegeven worden in het omschakelplan (dat per sector verschillend is) en de situatie van het betrokken landbouwbedrijf waarvan vertrokken wordt. Is er een bestaande stal? Zijn er voldoende gronden, en in hoeverre zijn aanpassingen, investeringen nodig om te kunnen starten met de biologische productie? Anderzijds is er over het algemeen wel een relatie tussen het resultaat van het omschakelplan en het al dan niet omschakelen naar de biologische productie. Uit de omschakelplannen blijkt dat de rundveesector het het moeilijkst heeft om te renderen. Randvoorwaarden voor het slagen als biologisch bedrijf zijn de (garantie van) afzet binnen de biomarkt. En er werd aangegeven dat de markt hiervan weinig gestructureerd is. Een degelijk rendement zou in sommige gevallen pas mogelijk zijn na minstens 3 jaar. Het blijkt dat rundveebedrijven dan dikwijls niet de stap zetten om om te schakelen naar de biologische productie, behalve als ze dit kunnen combineren met een andere dierlijke productie of teelt. De omschakelplannen voor varkens geven aan dat er een mooi resultaat kan gehaald worden. Een onzekere factor is evenwel de investering die moet gedaan worden om een bestaande stal te herinrichten of uit te bouwen en om NER’s aan te schaffen. Er wordt aangegeven dat er een positieve evolutie is van de markt voor biologisch varkensvlees, maar de onzekerheid van de investeringskost belet blijkbaar om om te schakelen naar de biologische productie. Binnen het project Bio zoekt Boer en Bio zoekt Keten werd in 2013 een studie uitgevoerd teneinde een voorstel te hebben van een geschikt stalconcept van een biologische varkensstal voor 50 zeugen en het afmesten van alle bijhorende biggen, alsook het berekenen van de kostprijs voor deze stal. Omschakeling van melkvee realiseert een positief rendement. Uit de analyse blijkt dat deze landbouwers ook effectief omschakelen naar de biologische productie. De voederprijs is hierbij zeker een aandachtspunt. Bij de kippen (legkippen en vleeskippen) gaven de omschakelplannen aan dat het zeker haalbaar is. Het inkomen is uiteraard mee afhankelijk van de eierprijs. Bij vleeskippen komt het element van de investering aan bod, wat voor een drempel zorgt. Binnen de fruitteelt betreffen de omschakelplannen in hoofdzaak kleinfruit. Uit de omschakelplannen blijkt dat er zeker perspectieven zijn voor dit kleinfruit. De meesten startten hier ook met de biologische productie. Bij de groenten zijn de resultaten uiteenlopend. Dit hangt mede af van de specifieke uitkomst van het omschakelingsplan. De financiële inschatting kan niet steeds in voldoende concrete mate gemaakt worden en veel hangt af van de mogelijke afzet eens de omschakeling achter de rug is. 4. Sinds 2009 zijn er 70 gesubsidieerde bedrijfsadviezen uitgevoerd. 2009 2010 2011 2012 2013 West Vlaanderen 3 7 3 1 / Oost Vlaanderen 7 3 2 5 5 Vlaams Brabant 4 3 1 2 1 Antwerpen Limburg 4 5 3 1 3 2 1 / 2 2