Studiehandleiding Psychische Stoornissen en

advertisement
Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
College of Child Development and Education
Graduate School of Child Development and Education
Nieuwe Prinsengracht 130
1018 VZ Amsterdam
[email protected]
Studiehandleiding
Psychische Stoornissen en Opvoeding (7014A422AY)
Master Orthopedagogiek
Cursusjaar: 2013-2014
Semester: 1
coördinator/contactdocent:
uitvoerende docenten:
Bonny van Steensel ([email protected])
Susan Bögels
Ed de Bruin
Esther de Bruin
Hanneke Creemers
Else de Haan
Eline Möller
Bonny van Steensel
Amsterdam, september 2013
1
1. Deelname aan het onderwijs en tentamen
Deelname onderwijs/tentamen
Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze
module moet je je binnen de aanmeldingsperiode aanmelden via het Studenteninformatiesysteem
(SIS). De aanmeldingsperiode van het eerste semester loopt van 17 juni t/m 01 juli 2013. De aanmeldingsperiode van het tweede semester loopt van 02 december t/m 16 december 2013.
Mocht je problemen hebben bij het aanmelden voor de vakken via SIS neem dan tijdens de aanmeldingsperiode contact op met de onderwijsadministratie via [email protected]. De onderwijsadministratie zoekt dan samen met jou uit wat het probleem is en lost het samen met jou op. Zie voor meer informatie www.student.uva.nl/pow in de A-Z lijst Vak- en tentamenaanmelding en SIS.
Let op na de aanmeldingsperiode kun je je niet meer zelf via SIS voor vakken aanmelden. De aanmelding is dan gesloten. Na de aanmeldingsperiode kun je uitsluitend via de onderwijsadministratie worden aangemeld voor vakken op een vaste na-aanmeldingsdag* onder de volgende voorwaarden:
1. uiterlijk tot en met de eerste week waarin het vak is gestart
2. uitsluitend dan wanneer er nog plaats beschikbaar is
3. én tegen betaling van 70 euro administratiekosten
* datum van de na-aanmeldingsdag moet nog worden vastgelegd. Deze datum wordt t.z.t. doorgegeven door de onderwijsadministratie via een e-mailbericht aan alle studenten.
Deelname herkansing
De aanmelding geldt voor het onderwijs alsmede voor de eerste afsluitingsgelegenheid. Studenten die
het vak niet bij de eerste afsluitingsgelegenheid hebben behaald worden door de onderwijsbalie voor
de herkansing aangemeld. Meld je op tijd af voor vak(ken) waar je niet aan gaat deelnemen.
2. Inleiding
In deze module gaat het over de diagnostiek en behandeling bij kinderen en jeugdigen met ernstige
ontwikkelings-, en opvoedingsproblemen. We behandelen verschillende soorten hulpverlening, vanuit
de Diagnose-Behandel-Combinaties (DBCs), bij veel voorkomende stoornisgroepen bij kinderen en
jeugdigen: angststoornissen (inclusief dwang), aandachts- en gedragsstoornissen, autisme-spectrum
stoornissen, verslavingsstoornissen, en slaapstoornissen. Daarbij gaan we uitgebreid in op classificatie
van stoornissen volgens de DSM-IV en DSM-5, de beschrijvende diagnostiek, de behandeling van
stoornissen en de rol van ouders. Leidraad is de evidence-based hulpverlening: steeds gaan we na
welke evidentie er is voor de werkzaamheid van een interventie.
3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen
Bachelor Pedagogische Wetenschappen. Deze module sluit in het bijzonder goed aan op de modules
Diagnostiek, Etiologie van Ontwikkelings- en opvoedingsproblemen en Interventie in de orthopedagogiek.
4. Leerdoelen
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in:
1)
Verschijningsvormen van diverse ontwikkelings- en opvoedingsproblemen bij kinderen (eindterm master PW: 1, 2)
2
2)
Diagnostiek gerelateerd aan diverse ontwikkelings- en opvoedingsproblemen bij kinderen
(eindterm master PW: 2)
3)
Behandelvormen voor diverse ontwikkelings- en opvoedingsproblemen bij kinderen (eindterm master PW: 2)
4)
‘Evidence’ voor deze behandelmethoden, en onderzoeksmethoden om dit vast te stellen (eindterm master PW: 1, 3)
Toepassen kennis en inzicht/Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat tot:
1)
Het kunnen classificeren en onderzoeken van een kindprobleem op basis van de DSM-IV
(eindterm master PW: 3, 4 en 7)
2)
Het kunnen toepassen van interventie technieken in klinische contexten (eindterm master PW:
3, 4 en 7)
5. Inhoud
Studenten maken kennis met het gebruik van (semi-)gestructureerde diagnostische interviews om
diagnoses te bepalen, en met andere meetmethoden zoals vragenlijsten. Daarnaast besteden we aandacht aan de DSM-5 en de veranderingen ten opzichte van de DSM-IV. Veel van de methoden die in
de kinder- en jeugdhulpverlening gebruikt worden zijn nog niet op effectiviteit onderzocht, of zijn
niet effectief bevonden. In deze module worden studenten eigen gemaakt met behandelvormen die
effectief zijn gebleken, ofwel met behandelvormen die evidence-based zijn of veelbelovend zijn. Een
aantal behandelvormen bij diverse typen opvoeding- en ontwikkelingsproblemen komen aan bod,
zoals cognitieve gedragstherapie bij verschillende stoornissen, parent management training, maar ook
meer innovatieve behandelvormen zoals mindfulnesstraining en internettherapie. Met behulp van
videopresentaties, casuïstiek en werkopdrachten wordt theoretische kennis geconcretiseerd, geïllustreerd en in de praktijk gebracht.
6. Literatuur
Verplichte tentamenliteratuur:
Bögels, S.M. & van Oppen, P. (2011). Cognitieve therapie: Theorie en praktijk. Bohn Stafleu van
Loghem. (hoofdstukken 2 t/m 4, 10 en 16)
Braet, C. & Bögels, S.M. (2008). Protocollaire Behandelingen voor kinderen met psychische klachten. Amsterdam: Boom. (hoofdstukken 1, 3, 8 t/m 10, 13 t/m 15, en 22)
DSM-5 criteria (en bijbehorende informatie) van de in de colleges behandelde stoornissen. De criteria
kunnen teruggevonden worden via internet (let op: UvA verbinding nodig):
http://dsm.psychiatryonline.org/content.aspx?bookid=556&sectionid=41101778
(NB. een alternatief voor het opzoeken van criteria via internet is het boek aanschaffen, echter de
Nederlandse versie van de DSM-5 komt volgend jaar uit dus mogelijk is dat het wachten waard)
Aanvullende literatuur via blackboard
Aanbevolen literatuur:
De studenten worden verondersteld kennis te hebben van de DSM-IV-TR criteria (eventueel op te
zoeken via internet of aanschaffen van het boek: American Psychiatric Association (2000). Diagnostische Criteria van de DSM-IV-TR. Nieuwegein: Hentenaar boek).
3
7. Onderwijsvormen
Onderwijsvormen: Colleges, zelfstudie, schriftelijke opdrachten (let op: 20% van het tentamencijfer
bestaat uit opdrachten, zie beoordeling), discussies.
Verdeling studiebelasting (6-punts module = 168 uur)
Colleges: 7 x 3 uur = 21 uur
Tentamen: 1 x 3 uur = 3 uur
Opdrachten: 6 x 2 uur = 12 uur
Literatuurstudie: ongeveer 800 pagina’s, gemiddeld 6 pagina’s per uur (OER deel A, artikel 2.4) =
132 uur
In de colleges gaan de docenten ervan uit dat de literatuur bestudeerd is. De studenten kunnen tijdens
of na de colleges vragen stellen aan de docenten. De colleges betreffen een verdieping van de stof,
klinische illustraties en oefeningen aan de hand van videovoorbeelden, en rollenspelen. Studenten
kunnen tijdens de module informatie over de colleges op Blackboard vinden. Een opname van de
colleges wordt niet beschikbaar gesteld.
8. Rooster
Het vak start op 27/09/2013 t/m 8/11/2013 op vrijdagmiddag van 14.00 tot 17.00 uur (REC-P 2.27).
De locatie van het onderwijs en tentamens vind je op http://rooster.uva.nl. Houd de Mededelingen op
de studentenwebsite www.student.uva.nl/pow en/of de blackboardomgeving van Psychische stoornissen en opvoeding in de gaten voor roosterwijzigingen.
Programma onder voorbehoud:
College
Datum
Docent, Titel en Literatuur
Voorafgaand aan het eerste college (als inleiding/voorbereiding):
Literatuur:
- Braet & Bögels (2008), H. 1
Hanneke Creemers
1e College
27/09/2012
Week 39
Middelengebruik en - misbruik door jongeren in Nederland en de rol van ouders
Literatuur:
- Braet & Bögels (2008), H. 22
Aanvullende literatuur zie Blackboard
2e College
04/10/2012
Week 40
Ed de Bruin
Slaapstoornissen
4
Literatuur:
- Braet & Bogels (2008), H. 3
Aanvullende literatuur zie Blackboard
Esther de Bruin
3e College
11/10/2011
Week 41
Gedragsstoornissen: Kinderen met ADHD, ODD, CD en MCDD
Literatuur:
- Braet & Bögels (2008), H.10
Aanvullende literatuur zie Blackboard
Else de Haan
Dwangstoornis
4e College
18/10/2011
Week 42
Literatuur:
- Braet & Bögels (2008), H. 15
- Bögels & Van Oppen (2011), H. 10
Aanvullende literatuur zie Blackboard
Susan Bögels
Kinderen en adolescenten met depressie
e
5 College
25/10/2011
Week 43
Literatuur:
- Braet & Bögels (2008), H. 13
- Bögels & van Oppen (2011), H. 2 + 3 + 4
Aanvullende literatuur zie Blackboard
Bonny van Steensel
6e College
01/11/2011
Week 44
Diagnose en behandeling van kinderen met pervasieve ontwikkelingsstoornissen
Literatuur:
- Braet & Bögels (2008), H. 8 + 9.
Aanvullende literatuur zie Blackboard
Eline Möller
7e College
08/11/2011
Week 45
Diagnose en behandeling van kinderen met angststoornissen
Literatuur:
- Bögels & van Oppen (2011), H. 16
- Braet & Bogels (2008), H. 14
5
Aanvullende literatuur zie Blackboard
Tentamen
Vrijdag 15/11/2012 (week 46), van 14:00 – 17:00 uur (IWO 4.04C – Rood)
Herkansing
Dinsdag 28/01/2013 (week 5), van 9.00 – 12.00 uur (REC-M 3.01)
9. Van de student verwachte activiteiten



Bestuderen van de literatuur
Bijwonen van colleges
Maken van opdrachten
10.
Beoordeling
Het eindcijfer bestaat uit twee onderdelen: 6 opdrachten en een open tentamen.
Opdrachten (20% van het eindcijfer):
Voorafgaand aan elk college (met uitzondering van het eerste college) dient een opdracht te worden
gemaakt en te worden ingeleverd. De deadline voor het inleveren van deze opdracht is elke vrijdag
voor 12.00 uur voorafgaand aan het betreffende college en dient gemaild te worden naar de contactdocent ([email protected]).
LET OP: ‘lay-out’ van de opdracht:
-
maximaal 2 pagina’s (A4)
-
vermeld op de opdracht naam en studentnummer (s.v.p. geen titelblad gebruiken)
-
gebruik tenminste een lettergrootte van 11 punts en een regelafstand van 1 ½
-
referentielijst niet nodig
De opdrachten worden als onvoldoende/voldoende beoordeeld. Indien een opdracht niet op tijd of
volgens de hierboven staande manier wordt ingeleverd dan zal de opdracht als onvoldoende worden
beoordeeld.
Tentamen (80% van het eindcijfer):
De kennis van de stof behandeld in de 7 colleges zal getoetst worden middels een tentamen. Middels
open vragen wordt de kennis van de student getoetst over diagnostiek, begeleiding- en (evidencebased) behandelvormen voor ernstige opvoedingsproblemen en psychopathologie, op basis van de
inhoud van de colleges en de literatuur.
In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) vind je meer algemene informatie over toetsing, bijvoorbeeld over de voorwaarden om aan tentamens te mogen deelnemen, herkansingen en de geldigheidsduur van uitslagen. Zorg ervoor dat je van deze informatie op de hoogte bent! Je vindt de OER in de
digitale studiegids, en op www.student.uva.nl/pow onder Onderwijs- en examenregeling (OER). De
OER bevat ook andere belangrijke informatie, zoals over volgordeverplichtingen, aanwezigheidsver6
plichtingen, keuzepunten en minoren.
11. Feedback
Er wordt na het tentamen een inzage moment gepland. De datum (en tijd) wordt later bekend gemaakt.
12. Belangrijk
Evaluatie van het onderwijs
Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit
van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de
volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student,
omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van
een module.
Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste
college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze
vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van
het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten
van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module,
organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd
en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop
en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek
aanvragen.
Op Blackboard vind je onder Studenten POW de cursusevaluaties van afgelopen jaar. Je kunt hierin
lezen welke cursusaanpassingen plaatsvinden naar aanleiding van de evaluaties door de studenten en
de docent(en).
Fraude
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van
een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of
gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het
op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die
in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat.
Plagiaat
Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen
altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet
en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd.
Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen.
Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen
overneemt. Zie ook de studentenwebsite www.student.uva.nl/pow, in de A-Z lijst onder Fraude, plagiaat en bronvermelding, , en OERen bachelor- en masteropleiding Pedagogische wetenschappen en
Onderwijskunde, deel A, artikel 3.11.
Beroepsmogelijkheden
Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele
klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX.
7
Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure. Je kunt hen bereiken via een e-mailbericht
aan [email protected].
Onderwijs- examenregeling (OER)
Algemene en specifieke informatie die geldig is voor de bachelor- en mastervakken kan gevonden
worden in de Onderwijs- en examenregeling (OER). De OER is gepubliceerd op de studentenwebsite
in de A-Z lijst onder OER en in de UvA Studiegids 2013-2014.
8
Bijlage 1. Dublindescriptoren
kennis en inzicht
toepassen van
kennis en inzicht
oordeelsvorming
communicatie
Bachelor
Heeft aantoonbare kennis en
inzicht van een vakgebied,
waarbij wordt voortgebouwd op
het niveau bereikt in het
voortgezet onderwijs en dit wordt
overtroffen, functioneert
doorgaans op een niveau met
ondersteuning van
gespecialiseerde handboeken,
enige aspecten voorkomen
waarvoor kennis van de laatste
ontwikkelingen in het vakgebied
vereist is.
Is in staat om zijn/haar kennis en
inzicht op een dusdanige wijze
toe te passen, dat dit een
professionele benadering van
zijn/haar werk of beroep laat
zien, en beschikt verder over
competenties voor het opstellen
en verdiepen van argumentaties
en voor het oplossen van
problemen op het vakgebied.
Is in staat om relevante
gegevens te verzamelen en
interpreteren (meestal op het
vakgebied) met het doel een
oordeel te vormen dat mede
gebaseerd is op het afwegen
van relevante sociaalmaatschappelijke,
wetenschappelijke of ethische
aspecten.
Is in staat om informatie, ideeën
en oplossingen over te brengen
op een publiek bestaande uit
specialisten en niet-specialisten.
leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die
noodzakelijk zijn om een
vervolgstudie die een hoog
niveau van autonomie
veronderstelt aan te gaan.
Master
Heeft aantoonbare kennis en
inzicht, gebaseerd op de kennis
en het inzicht op het niveau van
Bachelor en deze te overtreffen
en/of verdiepen, als mede een
basis of kans bieden om een
originele bijdrage te bieden aan
het ontwikkelen en/of toepassen
van ideeën, vaak in
onderzoeksverband.
Is in staat om kennis en inzicht
en probleemoplossende
methodes toe te passen in
nieuwe of onbekende
omstandigheden binnen een
bredere (of multidisciplinaire)
context die gerelateerd is aan het
vakgebied; is in staat om kennis
te integreren en met complexe
materie om te gaan.
Is in staat om oordelen te
formuleren op grond van
onvolledige informatie en daarbij
rekening te houden met sociaalmaatschappelijke
en ethische
verantwoordelijkheden, die zijn
verbonden aan het toepassen
van de eigen kennis en oordelen.
Is in staat om conclusies,
alsmede de kennis, motieven en
overwegingen die hieraan ten
grondslag liggen, duidelijk en
ondubbelzinnig over te brengen
op een publiek van specialisten
en niet-specialisten.
Bezit de leervaardigheden die
hem of haar in staat stellen een
vervolgstudie aan te gaan met
een grotendeels zelfgestuurd of
autonoom karakter.
9
Bijlage 2
Eindtermen van de opleidingen, zoals beschreven in de OER.
OPLEIDING PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN
Eindtermen Bachelor Pedagogische Wetenschappen
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in:
1. wetenschappelijke theorieën en onderzoeken over vraagstukken die betrekking hebben op de opvoeding van kinderen en jonge volwassenen
2. (de actuele en historische ontwikkelingen van) opvoedingspraktijken, en het pedagogische onderzoeks- en beroepenveld
3. methoden om opvoedingssituaties te diagnosticeren
4. methoden voor het plannen van interventies om problematische opvoedingssituaties te verbeteren
5. methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek
6. ethische vraagstukken die een rol spelen in de pedagogische onderzoeks- en beroepspraktijk
7. de disciplines psychologie, onderwijskunde, neurologie en filosofie in relatie tot de pedagogische
wetenschappen
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is in staat om:
8. relevante wetenschappelijke theorie en praktijkinformatie te gebruiken om opvoedingsvraagstukken te formuleren en te analyseren
9. wetenschappelijk literatuuronderzoek uit te voeren over pedagogische vraagstukken
10. onder begeleiding empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoek uit te voeren
11. onder begeleiding (simulaties van) opvoedingssituaties te diagnosticeren
12. onder begeleiding interventies te plannen om (simulaties van) problematische opvoedingssituaties
te verbeteren
Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat om:
13. sociaalwetenschappelijk onderzoek te beoordelen
14. op basis van sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over algemene pedagogische vraagstukken en benaderingen
15. op basis van relevante praktijkinformatie en sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te
vormen over specifieke problemen uit de pedagogische beroepspraktijk
16. eigen standpunten te formuleren en te onderbouwen
17. de onderbouwing van standpunten van anderen te beoordelen
De afgestudeerde heeft:
18. een open en kritische houding tegenover de eigen standpunten en die van anderen
Communicatie
De student is in staat om:
19. schriftelijk te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken,
zowel aan vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek
20. mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken,
zowel aan vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek
21. in groepsverband te werken
Leervaardigheden
De student is in staat om:
23. het eigen leerproces te sturen
24. zelfstandig de interesse in het eigen vakgebied te verdiepen en te verbreden
10
Eindtermen Master Pedagogische Wetenschappen
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in:
1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken van de gekozen specialisatie alsmede
van onderwerpen binnen of buiten die specialisatie die voor gebruik van genoemde theorieën en
bevindingen van belang zijn;
2. de psychodiagnostiek en behandelingsmethoden, dan wel van de pedagogische probleemformulering en handelings- of interventiemethoden.
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is in staat tot:
3. het toepassen van pedagogische kennis binnen een voor de pedagogisch relevant werkterrein en
dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de pedagogiek.
Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat tot:
4. het hanteren van geavanceerde technieken voor pedagogisch onderzoek;
5. het zelfstandig opstellen en uitvoeren van een onderzoeks- of beïnvloedingsplan in verschillende
fasen, zoals het verzamelen van relevante literatuur en het verzamelen, verwerken en interpreteren
van gegevens;
6. het plannen, nemen van beslissingen en dragen van verantwoordelijkheid in de beroepssituatie.
De afgestudeerde heeft:
7. specialistische vaardigheid op het gebied van psychodiagnostiek en behandeling dan wel van pedagogische probleemformulering en handelingstrategie of interventie;
8. specialistische vaardigheid op het gebied van gesprekvoering, observatie en rapportage;
9. inzicht in de consequenties van het eigen handelen voor anderen in de beroepssituatie;
10. besef van de ethische aspecten van de beroepsmatige omgang met anderen, zowel cliënten als
proefpersonen, met inbegrip van de bredere consequenties van eigen onderzoeksresultaten en
praktijkbeoefening;
11. besef van eigen beperkingen, d.w.z. op het juiste moment inroepen van deskundigheid van anderen en het zich op het juiste ogenblik onthouden van handelen.
Communicatie
De afgestudeerde heeft:
12. vaardigheid in het omgaan met anderen, het werken in teamverband.
Leervaardigheden
De afgestudeerde heeft:
13. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
11
OPLEIDING ONDERWIJSKUNDE
Eindtermen Bachelor Onderwijskunde
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in:
1. hoofdproblemen op onderwijskundig gebied en de theorievorming over deze problemen
2. de ontwikkeling, sturing, opbouw en structuur van het Nederlands onderwijssysteem (inclusief de
verzorgingsstructuur)
3. onderwijsbeleid en schoolorganisatie
4. onderwijs- en leerprocessen in formele onderwijssettings
5. de disciplines pedagogiek, filosofie, psychologie en sociologie in relatie tot de onderwijskunde
6. de historische ontwikkelingen van het onderwijs, het denken over onderwijs en de onderwijskunde
7. opzetten en uitvoeren van sociaalwetenschappelijk onderzoek
8. ethische vraagstukken die een rol spelen in de onderwijskundige praktijk
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is in staat om:
9. theorie te gebruiken om vraagstukken op het gebied van onderwijsbeleid, schoolorganisaties, onderwijs- en opleidingsprogramma’s en onderwijsleerprocessen te benoemen, te analyseren en te
interpreteren
10. deze analyse vervolgens te vertalen in adviezen, handelingsaanwijzingen en onderzoeksplannen
met betrekking tot de inrichting, besturing en vormgeving van onderwijs en opleiding
11. eenvoudig onderwijskundig onderzoek uit te voeren
Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat om:
12. een sociaalwetenschappelijk probleem (in het bijzonder op het terrein van de onderwijskunde) te
formuleren en te analyseren
13. onderwijskundig onderzoek kritisch te beoordelen
14. sociaalwetenschappelijke publicaties zowel in theoretisch als in empirisch opzicht kritisch te evalueren
15. de onderwijskunde te positioneren ten opzichte van andere disciplines en wetenschapsfilosofische
tradities
Communicatie
De afgestudeerde is in staat om:
16. schriftelijk en mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) een sociaalwetenschappelijk probleem, zowel aan vakgenoten als aan een breder publiek
17. zelfstandig en in groepsverband te werken
Leervaardigheden
De afgestudeerde heeft:
18. vaardigheden die noodzakelijk zijn om zich als onderwijskundige professioneel te blijven ontwikkelen.
12
Eindtermen Master Onderwijskunde
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in:
1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken binnen de onderwijskunde alsmede van
onderwerpen binnen of buiten de onderwijskunde die voor gebruik van genoemde theorieën en
bevindingen van belang zijn.
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is in staat tot:
2. het toepassen van onderwijskundige kennis binnen een voor de onderwijskunde relevant werkterrein en dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de onderwijskunde.
Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat om:
3. nieuwe kennis met betrekking tot de sturing en inrichting van onderwijs te produceren;
4. zelfstandig empirisch onderwijskundig onderzoek uit te voeren;
5. complexe onderwijskundige vraagstukken vanuit verschillende theoretische perspectieven te analyseren en empirisch te onderbouwen.
Communicatie
De afgestudeerde is in staat om:
6. te rapporteren over (de analyse van) complexe onderwijskundige vraagstukken, aan vakgenoten
en aan een breder publiek.
Leervaardigheden
De afgestudeerde heeft:
7. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
13
Download