THESISTOPICS Onderwijskunde 2007-2008 Pedagogische perspectieven in de jeugdcriminologie: Constructief sanctioneren van minderjarigen Kader: Vervolgen van nieuwe onderzoekslijn omtrent pedagogische perspectieven van het omgaan met jeugddelinquentie die vorig academiejaar werd opgestart. Begeleiding: Wordt voorzien vanuit (Prof.dr.J.Christiaens). Onderwijskunde (Prof.dr.N.Engels) en Criminologie Doel: Analyse van de pedagogische fundering van alternatieve sancties, in het bijzonder leerprojecten, voor jongeren die een misdrijf hebben gepleegd: - welke categorieën van alternatieve sancties kunnen we op basis van pedagogische modellen onderscheiden? - hoe staat het met de aansluiting tussen misdrijf, behoeften, problematiek, … en de toegewezen sanctie? - hoe verloopt de uitvoering van die alternatieve sancties (procesanalyse)? - welke effecten worden verwacht? welke effecten kunnen worden onderkend? hoe kan de output worden gemeten? Onderzoekspopulatie: Afhankelijk van het gekozen deelonderzoek: jeugdrechters, begeleiders van alternatief aanbod, … Inhoud: Jongeren de misdrijven hebben gepleegd krijgen vaak een alternatieve sanctie, b.v. gemeenschapsdienst, herstelbemiddeling of een leerproject. In het bijzonder de zogenaamde leerprojecten beogen een echte "heropvoeding" van de minderjarige op een specifiek domein: omgaan met agressie, omgaan met drugs, slachtoffer in beeld, sociale vaardigheidstrainingen, … Binnen de criminologische literatuur is er echter weinig aandacht voor de pedagogische fundering van dergelijke leerprojecten, voor de pedagogische kwaliteit van de uitvoering (processen) en voor de pedagogische effecten die al dan niet kunnen onderkend worden. Aantal: Dit onderwerp laat meerdere deelonderzoeken toe (1 tot 5 studenten) Ref. voor inspiratie i.v.m. het terrein van het alternatief sanctioneren : ELIAERTS, C. (ed.). (2002). Constructief sanctioneren. Brussel: VUBPress Thesistopics Onderwijskunde 2007-2008 2 Pedagogische perspectieven in de jeugdcriminologie: Pedagogisch handelen in voorzieningen voor jeugddelinquenten Kader: Vervolgen van nieuwe onderzoekslijn omtrent pedagogische perspectieven van het omgaan met jeugddelinquentie die vorig academiejaar werd opgestart. Begeleiding: Wordt voorzien vanuit (Prof.dr.J.Christiaens). Onderwijskunde (Prof.dr.N.Engels) en Criminologie Doel: Analyse van de visie(s) en uitvoering van opvoedingsprojecten in voorzieningen die werken met jongeren die door de jeugdbescherming worden geplaatst. Het gaat hier in eerste instantie om een beschrijvende studie waarin d.m.v. casestudies via interview en observaties een analyse wordt gemaakt van de pedagogische visie van de aanbieders, de pedagogische behoeften van de doelgroep, de uitvoering van die visie in de praktijk. Meerdere deelonderzoeken zijn mogelijk. Onderzoekspopulatie: Afhankelijk van de invalshoek: - verantwoordelijken en begeleiders van residentiële en ambulante voorzieningen voor ‘heropvoeding’ van jeugddelinquenten; - delinquente jongeren in één of meerdere voorzieningen. Inhoud: De maatschappelijke reactie op jeugddelinquentie wordt sinds het ontstaan van de jeugd- en kinderbescherming gekenmerkt door de pedagogische doelstelling van "verbeteren" en heropvoeden. Alle voorzieningen die werken met jongeren "van de jeugdbescherming", zowel delinquente jongeren als jongeren in een problematische opvoedingssituatie, trachten een fundamenteel pedagogisch project uit te werken. Er is echter een belangrijke leemte inzake kennis en (empirische) inzichten betreffende dit (specifieke?) pedagogische handelen, de pedagogische problemen van deze specifieke doelgroep, enz. Een bijzonder thema in dit kader betreft het omgaan met tucht en discipline. Het vormt een essentieel onderdeel van de aanpak van jonge delinquente jongeren. Diverse voorzieningen (residentiëel alsook ambulant) kunnen in dit kader als "case" dienen. Aantal: 1 of evt. meerdere studenten die verschillende casussen op een analoge manier aanpakken en vervolgens elk 1 thema across cases verwerken Thesistopics Onderwijskunde 2007-2008 3 Pedagogische perspectieven in de jeugdcriminologie: Het recht op onderwijs voor jeugddelinquenten : een exploratie van de aansluitingsproblematiek Kader: Vervolgen van nieuwe onderzoekslijn omtrent pedagogische perspectieven van het omgaan met jeugddelinquentie die vorig academiejaar werd opgestart. Begeleiding: Wordt voorzien vanuit (Prof.dr.J.Christiaens). Onderwijskunde (Prof.dr.N.Engels) en Criminologie Doel: Onderzoek naar het perspectief van gemeenschapsinstellingen en de begeleidende pedagogen op de zoektocht (en de problemen die zich hierbij stellen) naar onderwijsinstellingen voor jonge delinquenten enerzijds en anderzijds het perspectief van de scholen t.a.v. dit zgn. ‘moeilijk cliënteel. Het onderzoek moet tegelijk opgevat worden als exploratie van de noden waaraan een trajectbegeleiding gericht op reïntegratie in het ‘gewoon’ onderwijs vanuit pedagogisch standpunt moet voldoen. Onderzoekspopulatie: Management + begeleiders/leerkrachten van instellingen en scholen voor secundair onderwijs Inhoud: De jongeren geplaatst in de gemeenschapsinstellingen vormen vanuit pedagogisch perspectief een zeer diverse/heterogene groep. Een lang aanslepend en moeilijk oplosbaar probleem van de plaatsing van jonge delinquenten betreft het verwezenlijken van hun recht op onderwijs (zowel tijdens de plaatsing als daarna). Vele van deze jongeren zijn typische "uitvallers", hebben al zeer vele scholen bezocht en kwamen terecht in het watervalsysteem naar het beroepsonderwijs. Uit alle studies blijkt dat jeugddelinquenten bijzonder slecht scoren wat schools presteren betreft. De gemeenschapsinstellingen worden aldus geconfronteerd met een groep jongeren die een zeer problematisch schoolprofiel heeft. In de instellingen tracht men "enigszins" dit onderwijsen scholingsprobleem aan te pakken. Maar zonder al te veel succes (gezien de zeer heterogene groepen en de weinige investering in personeel en onderwijsinfrastructuur). Een belangrijk aandachtspunt bij de begeleiding van geplaatste jongeren bestaat erin om "terug aansluiting te vinden" bij het "gewone" onderwijs. Dit houdt in dat men op zoek gaat naar een school waar men de jongere wil inschrijven, waar een aansluitende en haalbare studierichting kan gevolgd worden: een problematische zoektocht. Aantal: 1 - 2 Thesistopics Onderwijskunde 2007-2008 4 Effect formatieve toets- zelfevaluatie door leerlingen. Een onderzoek einde basisschool. Kader: Het onderwijs in Vlaanderen kenmerkt zich door zowel zeer goede leerprestaties op internationale toetsen als een opvallend groot aantal zwakke leerprestaties in het beroepsonderwijs. De vorming in de basisschool kan onder de loupe genomen worden als voorbereiding op het secundair onderwijs, waar de leerverschillen tussen de leerlingen sterk vergroten.De vraag stelt zich of betere leerresultaten in de basisschool mogelijk zijn. Begeleiding: Wordt voorzien door Prof.dr. W.Dyck Doel: Bedoeling is na te gaan of leerlingen door gestructureerde en inhoudelijke feedback op frequente formatieve toetsen significant hoger scoren op latere toetsen en examens. Onderzoekspopulatie: Leerlingen in enkele klassen van het laatste jaar regulier basisonderwijs (experimentele en controlegroepen). Inhoud: Theorieën en onderzoeksgegevens over effectief onderwijs worden geïnventariseerd. Aanvangs- en voortgangstoetsen worden afgenomen en alleen in de experimentele groep wordt onmiddellijke feedback voorzien en hierop gecontroleerd, eventueel met tutorinterventies. De gegevens worden vnl. kwantitatief verwerkt. Aantal: 1, eventueel in samenwerking met een student van de Erasmushogeschool (lerarenopleiding) Thesistopics Onderwijskunde 2007-2008 5 ICT en leeromgevingen/ Lerarenopleiding en innovatie/ Organisatie van het onderwijs en inclusie/ Andere thema’s Begeleiding: Wordt voorzien door Prof.dr. A. Libotton Onderzoekslijn 1: ICT en leeromgevingen Ontwikkelings- en implementatievariabelen van elektronische leeromgevingen en ICT ondersteund afstandsonderwijs. Invloed van ICT gebruik op: o Het handelen van leerlingen o Het handelen van onderwijsgevenden o Klas- en curriculum organisatie o Internationalisering o Leer- en (meta)cognitieve processen. Evaluatie van elektronische leeromgevingen in functie van leerlingenkenmerken (cognitieve- en leerstijl, vormen van motivatie, academische output, interactie en communicatie,…). Computer gestuurd toetsen; ontwikkeling en evaluatie. Analyse van relevante leerlingenkenmerken bij ‘web-based’ leren. Ontwerp en evaluatie van online-tutoring bij afstandsonderwijs Onderzoekslijn 2: Lerarenopleiding en innovatie Op zoek naar… “De goede leraar”. Vergelijkend onderzoek van student-leerkrachten en leraren in functie over bvb: - hun bekommernissen - hun professionele ontwikkeling - (na)scholing voor docenten - professionalisering van de lerarenopleiders Nascholing van leerkrachten op alle niveau’s - recente initiatieven en aanpak - evaluatie van sommige programma’s - kwaliteit van nascholingsinitiatieven Modellen van lerarenopleidingen in internationaal perspectief - huidige tendensen - indicatoren en kwaliteitscriteria Empirische toetsing van recente innovatie-projecten als bvb: - het ‘didactisch atelier’ (integratie van vakdiscipline en pedagogische inhouden) - inductie projecten en mentoring van beginnende leraren Thesistopics Onderwijskunde 2007-2008 6 Onderzoekslijn 3: Organisatie van het onderwijs en inclusie. Onderwijskwaliteit en effectiviteit Vergelijkende studie van verschillende kwaliteits- en effectiviteitsmodellen en hun empirische ondersteuning Evaluatie van het zgn “CIPO” model op het terrein Zelfevaluatie door scholen Onderwijsbeleid Analyse van de actuele onderwijspolitiek (in internationaal perspectief) De relatie van onderwijsinstellingen met de Centra voor Leerlingen Begeleiding (CBL). Knelpuntenanalyse en kwaliteitsindicatoren vanuit een didactisch perspectief. Analyse van de sociale en institutionele context van de school: opstellen en valideren van de ‘schoolkaart’. Evaluatie van lopende projecten in verband met meer inclusieve onderwijssettings (zorgprojecten, GON – begeleiding, inclusieve scholen,…) Analyse van de relatie ouders-school in inclusieve settings. Theoretische en empirische studies van recente innovaties in het hoger onderwijs (ook eventueel in Europese context): Onderzoekslijn 4: Andere thema’s Goed geformuleerde proposals van verhandelingen worden in aanmerking genomen. Thesistopics Onderwijskunde 2007-2008 7 Leren als professional en als organisatie: de school als leer-werkplek voor leraren(teams) Kader: Het onderzoek kadert in een (submitted) Europees project (Comenius) en het fungeert als exploratieve studie in het kader van een doctoraatsonderzoek. In haar ‘common principles on teacher education’ (2004) stelde de Europese commissie als doel voorop dat : - lerarenopleiding moet georganiseerd worden in partnerschap tussen lerarenopleidingsinstituten, scholen en andere parters en stakeholders; - een proces van levenslang leren vereist is in het lerarenberoep. Tegelijkertijd zien we dat, in verschillende Europese landen, een proces van decentralisering aan de gang is en dat scholen meer en meer autonome organisaties worden. Als een gevolg daarvan is het voor scholen noodzakelijk dat ze een grote verantwoordelijkheid opnemen voor de professionele ontwikkeling van hun personeel en van hun school als organisatie. Als scholen verondersteld worden een prominente rol op te nemen in zowel inititiële lerarenopleiding als in de aanvangsbegeleiding van beginnende leraren en de permanente professionalisering van hun staf, dan moeten ze in staat zijn om een krachtige leeromgeving te voorzien voor zowel individueel als collectief leren. Er heeft zich een verschuiving voorgedaan in de opvattingen en theorieën over professioneel leren: van training (nascholingen) naar leren in de werkomgeving zelf en als onderdeel van het werk. Dit betekent dat het voorzien van gelegenheid tot professionele ontwikkeling op de werkplek één van de belangrijke managementtaken (op meso-niveau) wordt. De meest effectieve organisaties – in termen van gelijke tred houden met maatschappelijke veranderingen, innovatief zijn en dus een inspirererende professionele omgeving voorzien – zijn deze die in staat zijn om nieuwe ontwikkelingen op de voet te volgen of ze zelfs te voorspellen, om kennis te ontwikkelen binnen hun organisatie en om deze te verspreiden en toe te passen in het dagelijks werk. Deze organisaties zijn kennisproductief. Dit soort leerwerkomgevingen, die zowel de individuele werknemers als de organisatie op zich in staat stellen om kennisproductief te zijn, worden wel eens geduid als het ‘corporate curriculum’. Een corporate curriculum in een organisatie is het geheel van formele en informele leervoorwaarden en -kansen voor degenen die er werken. In het Europees project waarin dit thesisvoorstel kadert, willen we focussen op onderwijsorganisaties: scholen (basis of secundair onderwijs) en/of instellingen voor hoger onderwijs. Nu dat scholen in verschillende Europese landen verondersteld worden een belangrijke rol op te nemen in de initiële opleiding en levenslang leren van leerkrachten, rijst de vraag in welke mate zij een ‘corporate curriculum’ voorzien. En als ze dat niet, of in onvoldoende mate doen, op welke manier we hen kunnen stimuleren om de condities te ontwikkelen waarin kennisproductiviteit mogelijk wordt. Begeleiding: Wordt voorzien vanuit Onderwijskunde (Prof.dr.N.Engels en Dra. G.Hotton). Doel: Er bestaan reeds instrumenten om het corporate curriculum in organisaties te onderzoeken en om teams bewust te maken van de status van hun organisatie als leeromgeving. Deze instrumenten werden ontwikkeld voor andere organisaties, zoals de gezondheids- en de welzijnssector. De bedoeling van dit onderzoek is om - de bruikbaarheid van de bestaande instrumenten exploratief te toetsen voor het onderwijs (onderwijsniveau af te spreken) om te komen tot een Thesistopics Onderwijskunde 2007-2008 8 - pilootversie van instrumenten waarmee leerkrachten hun werkomgeving kunnen screenen op kenmerken als professionele leeromgeving; aan de hand van deze pilootversie in een beperkt aantal leerkrachtenteams het instrumentarium toepassen en nagaan in hoeverre zij de resultaten en feedback erbij bruikbaar achten om van hun werkomgeving een betere leeromgeving te maken. Onderzoekspopulatie: Een beperkt aantal teams (8 à 15 lkn per team) leerkrachten uit een onderwijsniveau naar keuze. Inhoud: Professioneel leren op zich mag dan al waardevol zijn, het is moeilijk te meten indien men geen specifieke leerinhoud kiest. Eén van de uitdagingen waar men in alle Europese landen mee te maken heeft, is het op een positieve manier leren omgaan met de diversiteit van de leerlingenpopulatie. Met diversiteit verwijzen we naar het brede spectrum van verschillen in behoeften, bekwaamheden, leerstijlen, achtergronden, cultuur, religies, gender, enz. De internationale trend inzake inclusief onderwijs onderstreept dat dit een internationale uitdaging is. We willen de algemene vraag waarop de instrumenten waarvan eerder sprake zich richten, nl. in welke mate voorzien scholen de noodzakelijke formele en informele voorwaarden voor professioneel leren, dan ook toespitsen tot de vraag: in welke mate voorzien scholen de noodzakelijke formele en informele voorwaarden om leraren te helpen leren hoe om te gaan met diversiteit in brede zin. Aantal: 2 studenten Thesistopics Onderwijskunde 2007-2008 9 Een onderzoek naar de perceptie van de functie van zorgcoördinator bij leerkrachten en directies basisonderwijs/secundair onderwijs Inhoud: In elke school zijn er leerlingen die extra aandacht vragen, om welke reden dan ook. Deze kinderen stellen uitdrukkelijk de school voor de uitdaging om te differentiëren, dit wil zeggen het aanbod van de school aan te passen aan de noden en mogelijkheden van de kinderen. Dit proces van differentiatie is geen haalbare opdracht voor een individuele groepsleerkracht alleen. Het vergt coördinatie en teamoverleg, collegiale ondersteuning en kansen om dingen bij te leren. Zorgbeleid is een opdracht van het hele team. De uitbouw van dergelijk beleid veronderstelt het uitvoeren van zorgtaken op drie niveaus: (1) de coördinatie van zorginitiatieven op het niveau van de school, (2) het ondersteunen van het handelen van leerkrachten, en (3) het begeleiden van de leerlingen. De verantwoordelijken voor de zorgcoördinatie dienen de samenhang tussen deze taken bewust te stimuleren en zelf waar te maken. Aan de functie van een zorgcoördinator kunnen heel wat zorgtaken gekoppeld worden die hetzij decretaal, hetzij door de school zelf bepaald zijn. De centrale onderzoeksvraag in voorliggend onderzoek is na te gaan hoe leerkrachten en directies deze functie percipiëren. Begeleiding: Wordt voorzien door Dra. Gwendoline Hotton Onderzoekspopulatie: Zorgcoördinatoren, leerkrachten en directies basisonderwijs/secundair onderwijs Aantal: 2 personen Een onderzoek naar het functioneren van zorgcoördinatoren op niveau van het basisonderwijs/secundair onderwijs: Een belevingsonderzoek. Inhoud: Coördinatie van alle zorginitiatieven op het niveau van de school is een belangrijke klemtoon in het zorgbeleid. Wie het zorgbeleid coördineert is zichtbaar aanwezig op de school en maakt deel uit van het schoolteam. Een coördinatiefunctie is in een school een meerwaarde voor het beleid. Het onderwijskundig leiderschap van een basisschool blijft echter de opdracht van de directeur, zij het dat hij/zij voor het zorgbeleid wordt bijgestaan door zijn team. De interne begeleiders die eergenoemde coördinatiefunctie vervullen nemen een specifieke functie en rol op binnen het team. Deze coördinatie vergt heel wat specifieke vaardigheden. Men moet op de hoogte zijn van de noden van de leerlingen en de leerkrachten, men moet een aanspreekpunt zijn, weten waar men naar toe wil werken en op wie men beroep kan doen, overleg organiseren, samenwerken, leerlingen begeleiden etc. De ervaring toont aan dat coördinatoren vaak geïsoleerd blijven staan tegenover het team. Het doorbreken van weerstanden vergt van deze mensen bijkomende vaardigheden betreffende het begeleiden van veranderingsprocessen en relationele bekwaamheden. Er zijn heel wat competenties en zorgtaken gekoppeld aan de functie van een zorgcoördinator. Doel van het onderzoek is zicht te krijgen op de invulling van de functie van zorgcoördinatoren en bij de personen in kwestie na te gaan hoe zij hun job invullen en beleven. Begeleiding: Wordt voorzien door Dra. Gwendoline Hotton Thesistopics Onderwijskunde 2007-2008 10 Onderzoekspopulatie: Zorgcoördinatoren basisonderwijs/secundair onderwijs Aantal: 2 personen Een onderzoek naar de invulling van het zorgbeleid op niveau van het basisonderwijs/secundair onderwijs Inhoud: Zorgbeleid is een opdracht van het hele team. De uitbouw van dergelijk beleid veronderstelt het uitvoeren van zorgtaken op drie niveaus: (1) de coördinatie van zorginitiatieven op het niveau van de school, (2) het ondersteunen van het handelen van leerkrachten, en (3) het begeleiden van de leerlingen. Het zorgbeleid op school krijgt vorm door gerichte acties op deze drie tereinen. Deze acties worden niet noodzakelijk uitgevoerd door één persoon. Zorgbeleid is een taak van het hele team, inclusief de schooldirecteur, waarbij binnen dat team een aantal specifieke zorgtaken worden uitgevoerd. Iemand de functie van een zorgcoördinator toekennen is één keuze. Ook andere opties zoals het werken met een zorgteam, zijn hier mogelijk. Het aantal beschikbare uren, de specifieke noden van de kinderen en de aanwezige deskundigheid in het leerkrachtenteam zullen richtinggevend zijn voor de vormgeving in elke school. Rekening houdend met haar context/inputkenmerken zal elke school zelf moeten uitmaken hoe zij haar zorgbeleid wil organiseren. Doel van het onderzoek is zicht te krijgen op hoe scholen hun zorgbeleid vormgeven en invullen. Begeleiding: Wordt voorzien door Dra. Gwendoline Hotton Onderzoekspopulatie: Zorgcoördinatoren basisonderwijs/secundair onderwijs Zorgteam directies Aantal: 2 personen Thesistopics Onderwijskunde 2007-2008 11