Deelkwalificatie “Algemene Professionaliteit

advertisement
Overzicht van de onderwijsinhouden
van de opleiding
“Onderwijsassistent”, niveau 4
Deelkwalificatie “Algemene Professionaliteit” Crebocode: 52753
In deze deelkwalificaties wordt aan de volgende onderdelen aandacht besteedt:
1.





De afgestudeerde kan de belangrijkste aspecten beschrijven van zijn werkconcept
Kent de doelstelling van het primair onderwijs
Kent de taken en verantwoordelijkheden van de onderwijsassistent
Stemt in zijn professionele gedrag de waarden en normen af, rekening houdend met de
identiteit van de school
kent de eigen voorkeuren, begaafdheden en interesses voor onderdelen van de
beroepsuitoefening
kan de eigen gevoelens benoemen tijdens de dagelijkse uitoefening van het beroep
2. De afgestudeerde kan zijn werkconcepten ontwikkelen tijdens de beroepsuitoefening
 Legt ervaringen en gegevens systematisch en bondig schriftelijk vast volgens
vastgestelde procedures
 Kan de eigen gevoelens benoemen tijdens zijn werk
 Kan balans houden tussen gevoelens van nabijheid en distantie
 Kan de eigen prof. Ontwikkeling evalueren met collega’s en resultaten schriftelijk
vastleggen
 Kan eigen leerdoelen stellen
 Organiseert activiteiten om leerdoelen te behalen
 Stelt zich op de hoogt van actuele ontwikkelingen in zijn beroep
3. De afgestudeerde kan omschrijven welke functies het onderwijs in de samenleving
vervult
 Kent de historische ontwikkeling die het primair onderwijs heeft doorgemaakt
 Weet welke functie het primair onderwijs vervult in de huidige samenleving
 Kent de bedoeling en verschillen van de in de school aanwezige werkdocumenten
 Kent kenmerken van verschillende stromingen in het vernieuwings- en
ervaringsonderwijs
 Kent de uitgangspunten van recente ontwikkelingen in het primair onderwijs
4. De afgestudeerde kan zijn werkzaamheden afstemmen op de levensbeschouwing van de
school
 Stelt zich op de hoogte van de levensbeschouwelijk grondslag van de school
 Respecteert de levensbeschouwelijk grondslag van de school
 Toetst in overleg met het team het eigen handelen op een aanvaardbare interpretatie
5. De afgestudeerde kan zijn belangen behartigen als werknemer en als lid van een
beroepsgroep
 Kan in een overleg zijn rechten en plichten als werknemer constructief bespreken
 Kent aspecten van de sociale wetgeving waarmee hij als werknemer te maken kan
krijgen
 Kan informatie geven over het beroepsprofiel onderwijsassistent
 Houdt zich op de hoogte van actuele ontwikkelingen in zijn beroep
6. De afgestudeerde kan de aspecten van ontwikkeling van de (post)industriële
samenleving in verband brengen met veranderingen in de arbeidsindeling
 Kent doel, werkwijze, organisatie en middelen van werkgevers- en
werknemersorganisaties
 Weet wat de betekenis van collectieve en individuele arbeidsovereenkomst




Weet hoe de arbeidsbemiddeling en arbeidsvoorziening in ons land georganiseerd is.
Kent de relatie tussen het wel/niet hebben van betaald werk en welvaart en welzijn
Weet het verband tussen arbeid(sverdeling) en sociale ongelijkheid
Kent de consequenties voor het primair onderwijs van actuele veranderingen in de
arbeidsindeling
7. De afgestudeerde kan de hoofdlijnen schetsen van het sociale zekerheidsstelsel
 Kent hoofdpunten uit het actuele sociale zekerheidsstelsel
 Weet welke uitkeringen van toepassing zijn en weet welke stappen ondernomen moeten
worden
8. De afgestudeerde kan de belangrijkste betekenissen van arbeid/werk en vrije tijd noemen
 Heeft een eigen visie op betaald werk en relateert deze aan visies ten aanzien van het
arbeidsethos
 Herkent beroepsdillema’s die betrekking hebben op fundamentele waarden en normen
9. De afgestudeerde kan het begrip “parlementaire democratie” en de principes van de
rechtstaat uitleggen
 Weet globaal hoe parlementaire besluiten tot stand komen
 Weet waarom het belangrijk is dat burgers deelnemen aan de parlementaire democratie
10. De afgestudeerde kan de belangrijkste politieke en levensbeschouwelijk stromingen
beschrijven
 Kent en herkent de begrippen verzuiling en ontzuiling in het onderwijs
11. De afgestudeerde kan in de begeleiding het eigen gedrag afstemmen op de culturele en
persoonlijke achtergronden van het onderwijs
 Kent de begrippen pluriforme en multiculturele samenleving
 Kent het verband tussen de begrippen waarden, normen, cultuur en multiculturele
samenleving.
 Typeert de Nederlandse samenleving als multicultureel en kent de consequenties voor
het primair onderwijs
 Kent relevante culturele ontwikkelingen
 Kent enkele gewoonten en opvattingen van culturele minderheidsgroepen en de
consequenties op het eigen handelen
 Weet wat bedoeld wordt met “tweede” en “derde” generatie
Deelkwalificatie “Pedagogische Begeleiding” Crebocode 52754
In deze deelkwalificaties wordt aan de volgende onderdelen aandacht besteedt:
1. de afgestudeerde kan de psychologische ontwikkeling van kinderen van 0 – 12 jaar
herkennen en hanteren in de omgang met kinderen
 kan in de begeleiding het eigen gedrag afstemmen op de sociaal-emotionele, biologischmotorische, creatieve en cognitieve ontwikkeling van kinderen
 kan in de begeleiding het eigen gedrag afstemmen op de invloed van aanleg en
erfelijkheid op de ontwikkeling van kinderen
 kan een gehechtheidrelatie aangaan met kinderen rekening houdend andere
volwassenen in de school
 kent de invloed van maatschappelijke waarden en normen op het socialisatieproces van
kinderen
 houdt in de begeleiding rekening met de werking van socialisatieprocessen in het gezin,
familie, in de buurt en op school
 houdt in de begeleiding rekening met mogelijke belemmeringen en stoornissen in hun
ontwikkeling.
2. De afgestudeerde kan de ontwikkeling van kinderen doelgericht stimuleren en
begeleiden.
 kan het gedrag van kinderen observeren volgens vastgestelde procedures
 kan verschillende observatiemethodes toepassen en registreren
 kan het gedrag kort en bondig beschrijven en vertalen naar ontwikkelingspsychologisch
factoren
 kent de gevolgen van observatiegegevens voor het eigen pedagogisch handelen
 assisteert bij het plannen van ontwikkelingsgerichte activiteiten
 biedt ontwikkelingsgerichte activiteiten aan en begeleidt deze
3. De afgestudeerde kan in de begeleiding het eigen gedrag afstemmen op de sociaalculturele achtergronden van kinderen
 houdt in de begeleiding rekening met etniciteit, leefcultuur en taal op het gedrag van
kinderen
 houdt in de begeleiding rekening met sociaaal-economische achtergronden en de invloed
op het gedrag van kinderen
 houdt rekening met verschillen in taalgebruik en anderstaligheid thuis en op school
 communiceert met en stimuleert kinderen in hun taalgebruik
 begeleidt met respect en interesse voor de eigenheid van een kind in zijn sociaalculturele en etnische context
4. De afgestudeerde kan pedagogisch methoden en technieken toepassen om de positieve
omgang van sociaal-culturele verschillen in de groep en tussen kinderen onderling
stimuleren.
 Voert gesprekken met kinderen vanuit een inlevende houding
 Treedt op wanneer kinderen elkaar pesten of discrimineren
 Bemiddelt in ruzies en conflicten
 Begeleidt kinderen bij het vinden van respectvolle gedragsalternatieven bij spelen/leren
 Treedt de kinderen respectvol tegemoet (heeft voorbeeldfunctie)
 Biedt liedjes, spelvormen en verhaaltjes aan, om te stimuleren dat kinderen
ongedwongen met sociaal-culturele verschillen omgaan
 Signaleert discriminerend gedrag bij zichzelf en anderen
5. De afgestudeerde kan maatschappelijke achtergronden en consequenties van
belangrijke problemen binnen gezinnen en andere samenlevingsvormen schetsen
 Weet dat de aard en functie van gezin en andere samenlevingsvormen historische en
cultureel bepaald zijn
 Kan functies van het gezin noemen en herkennen en uitleggen welke veranderingen zich
met betrekking tot de functie hebben voordoen
 Kent globaal de wetten en regels met betrekking tot samenlevingsvormen
 Kent mogelijke consequenties van een gezinsprobleem op het eigen gedrag en dat van
anderen
6. De afgestudeerde kan ondersteuning bieden aan in hun ontwikkeling bedreigde kinderen
bij verschijningsvormen en gevolgen van problemen in de thuissituatie.
 Kan ongebruikelijk signalen opvangen en melden aan de groepsleraar
 Kan informatie verzamelen over het werk van hulpverlenende instanties
 Kan info verzamelen over preventieprojecten voor het basisonderwijs
 Stemt vanuit sociaal pedagogische inzichten het gedrag af op kinderen met problemen
 Treedt verwijzend of terughoudend op in contacten met ouders / verzorgers van deze
kinderen
 vraagt regelmatig om advies aan de groepsleraar
7. De afgestudeerde kan zorg verlenen op het terrein van EHBO, ziekte, veiligheid en
hygiëne.
 Kan de basisprincipes van EHBO verlenen
 Herkent zichtbare symptomen van ziekte bij kinderen, reageert hier adequaat op en
meldt dit aan de groepsleraar
 Ondersteunt bij eventueel medicijngebruik van kinderen
 Handelt hygiënisch in de leefomgeving volgens voorschriften
 Ondersteunt en stimuleert kinderen zich gezond en hygiënisch te gedragen
 Ondersteunt bij zelfredzaamheidshandelingen
 Controleert de omgeving op veiligheid
 Houdt toezicht op de aanwezigheid van kinderen, ook bij uitstapjes
 Handelt volgens de meldingsprocedure bij weglopen of vermissing van kinderen
8. De afgestudeerde kan procedures en technieken hanteren om bij te dragen aan een
goed pedagogisch klimaat
 Laat zien medeverantwoordelijk te zijn voor een veilig, relationeel betrouwbaar en
uitdagend schoolklimaat
 Stemt in de begeleiding het eigen gedrag af op de basisbehoeften van de kinderen
 Gebruikt didactische middelen en methoden om bij te dragen aan een goed
pedagogische klimaat
9. De afgestudeerde kan tijdens de begeleiding van kinderen een goed pedagogisch
klimaat scheppen
 Kan een vertrouwensrelatie met kinderen opbouwen en onderhouden
 Kan kinderen bevestigen in hun competenties en het zelfvertrouwen verstreken
 Kan kinderen uitnodigen en uitdagen tijdens speel- en leersituaties
 Biedt hulp, moedigt aan, stelt eisen aan oefende kinderen
 Stimuleert de zelfstandigheid van kinderen
 Richt samen met de groepsleraar het lokaal en de naaste omgeving in, zodat er een
uitnodigende leeromgeving ontstaat
Deelkwalificatie “Begeleiding Onderwijsprocessen”
Crebocode 52755
In deze deelkwalificaties wordt aan de volgende onderdelen aandacht besteedt:
1.







De afgestudeerde kan kinderen begeleiden tijdens spel- en onderwijsleerprocessen
Kan eisen stellen en leiding geven aan kinderen
Kan het groepsoverzicht houden en aandacht geven aan het individuele kind
Kan de aandacht van kinderen krijgen en vasthouden
Kan vragen stellen / gesprekken voeren met kinderen
Kan feedback geven en gedrag corrigeren of belonen
Kan kinderen stimuleren om zelfstandig en creatief taken op te lossen
Kan bewaken en stimuleren dat kinderen de tijd effectief benutten
2. De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan het zelfstandig werken en het
samenwerken van kinderen tijdens spel- en onderwijsleersituaties.
 Kent de doelen van zelfstandig werken en samenwerken in spel- en onderwijsprocessen
 Kent de verschillende didactische werkvormen die het zelfstandig werken en
samenwerken bevorderen
 Kan kinderen ondersteunen bij planmatig werken
 Kan kinderen ondersteunen bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden
 Kan kinderen ondersteunen bij het ontwikkelen van hun zelfstandigheid
 Kan de groepsleraar ondersteunen bij het controleren en registreren van resultaten
 Kan de groepsleraar ondersteunen bij het ontwikkelen van middelen en werkwijzen
3. De afgestudeerde kan verschillende onderwijsorganisatievormen hanteren
 Kan doelgericht gebruik maken van verschillende klassenopstellingen
 Kan de groepsleraar ondersteunen bij de overgang naar andere groeperingsorganisatievormen tijdens het leerproces
4. De afgestudeerde kan het lokaal en de naaste omgeving inrichten en onderhouden in
samenwerking met de groepsleraar.
 kan assisteren bij de inrichting van het lokaal en de directe omgeving
 kan spel-, ontwikkelings- en lesmateriaal klaar zetten, opruimen en onderhouden
 kan voorraden beheren, administreren en tijdig aanvullen
 kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van aangepast of nieuwe spel- en
lesmaterialen
5. De afgestudeerde kan de principes van zorgverbreding hanteren
 Kent enkele veel voorkomende leer- en opvoedingsproblemen en leerstoornissen
 Kent vormen van veel voorkomende handicaps en de kenmerken daarvan bij kinderen
van 4 – 12 jaar
 Kent verschillende leerstijlen van kinderen
 Weet op welke wijze een handelingsplan voor een individueel kind kan worden
uitgevoerd
6. De afgestudeerde kan een omschrijving geven van het methodisch werken in het primair
onderwijs aan de hand van de begrippen: leerplan/leerlijn/handelingsplan
 Kent het belang van methodisch handelen
 Kan een handelingsplan omschrijven (structuur, doel en functie)
 Kent de methoden en technieken voor het opstellen van een handelingsplan
 Kent de wijze waarop een handelingsplan kan worden uitgevoerd
7. De afgestudeerde kan in de begeleiding het eigen gedrag afstemmen op kinderen die
extra zorg en aandacht nodig hebben
 kan kinderen bewust aandacht geven om storend en problematisch gedrag te voorkomen
 kan problematisch gedrag signaleren en melden aan de groepsleraar
 kan op aanwijzing van de groepsleraar kinderen doelgericht begeleiden vanuit een
handelingsplan
 kan aspecten van faalangst en afhankelijk gedrag herkennen bij kinderen en op
aanwijzing van de groepsleraar kinderen ondersteunen dit te overwinnen
 kan storend of bedreigend gedrag herkennen en door interventies ombuigen naar
accepterend gedrag
8. De afgestudeerde kan kinderen inzicht geven in hun eigen gedrag
 kan de volgende begrippen omschrijven: houding, vaardigheden en gevoelens
 kan procedures en technieken gebruiken om kinderen inzicht te geven in de eigen
houding, vaardigheden en gevoelens
 kan rekening houden met de mogelijkheden van kinderen bij het inzicht geven in hun
eigen houding, vaardigheden en gevoelens
 kan samen met een kind volgens een stappenplan een probleem oplossen
 kan beschrijven hoe een kind gestimuleerd kan worden in het geloof in eigen kunnen
Deelkwalificatie “Didactische ondersteuning” 52756
In deze deelkwalificaties wordt aan de volgende onderdelen aandacht besteedt:
1. De afgestudeerde kan doelgericht spel- en onderwijsleermiddelen hanteren bij de
ondersteuning van kinderen
 kan kerndoelen van basisonderwijs herkennen
 kent de wettelijk vereiste vak- en vormingsgebieden van groep 1 t/m 4
 ziet de samenhang tussen vak- en vormingsgebieden en de gebruikte spel- en
onderwijsleermiddelen
 kan spel- en onderwijsleermiddelen toepassen
 kan essentie benoemen van de vakmethoden en leermiddelen
 kan adequaat gebruik maken van beheers-en opbergsystemen
2. De afgestudeerde kan adequaat en effectief gebruik maken van de eigen schoolse
vaardigheden bij de ondersteuning van kinderen
 kan de Nederlandse taal correct spreken en schrijven
 kan verhalen voorlezen en zelf vertellen
 kent de basisregels rekenonderwijs
 kan het handschrift aanpassen aan de gebruikte schrijfmethode
3. De afgestudeerde kan kinderen actief ondersteunen in hun leerproces m.b.v. in de school
aanwezige spel- en onderwijsleermiddelen en vakmethoden
 kan spel- leeropdrachten aan kinderen uitleggen
 kan het gebruik van spel- en leermiddelen toelichten en demonstreren
 kan de kinderen ondersteunen tijdens het werken
 kan de groepsleraar ondersteunen bij het corrigeren van gemaakte taken
 kan in overleg met de groepsleraar feedback geven aan de kinderen op de gemaakte
taken
4. De afgestudeerde kan computers bedienen tijdens onderwijsactiviteiten met kinderen en
voor de registratie van gegevens.
 kan tekstverwerkingsprogramma’s hanteren
 kan kinderen ondersteunen bij het werken op de computer
 kan de in de school aanwezige softwarepakketten en Cd-rom’s hanteren
 kan werken met internet en e-mail
 kan klasse-administratie en planningsdocumenten bijhouden op de computer
5. De afgestudeerde kan instructie geven aan de kinderen in het verlengde van de instructie
door de groepsleraar.
 kan verschillende vromen van instructie hanteren
 kan variatie in instructie hanteren afgestemd op de leerbehoefte van de kinderen
 herkent problemen in de voortgang van ge spel- of leerproces
 kan kinderen motiveren om een opdracht te maken
 kan oefeningen variëren en toelichten
Deelkwalificaties “Functioneren in de school” 52757
In deze deelkwalificaties wordt aan de volgende onderdelen aandacht besteedt:
1. De afgestudeerde kan vanuit haar positie participeren in het beleid en de
beleidsontwikkeling van de school. ( nadruk ligt op “kennis hebben van”)
 heeft kennis van soorten beleid en weet wat met beleidsontwikkeling bedoelt wordt
 weet wat een schoolwerkplan is
 weet wat een zorgplan / handelingsplan is
 weet wat een organogram is en kan zelf een organogram maken
2.




De afgestudeerde kan in teamverband werken.
kan in teamverband werken en dusdanig communiceren
kan normen en waarden en gedragspatronen herkennen en bespreekbaar maken
kan deelnemen aan vergaderingen, teambesprekingen en werkoverleggen
kan creatief en productief denken in teamverband
3. De afgestudeerde kan planmatig werken.
 kan verschillende planningsmethoden voor het werken in de klas hanteren
 kan de eigen werkplanning effectief en efficiënt bijhouden en evalueren
4. De afgestudeerde kan stagiaires onderwijsassistenten begeleiden in het verlengde van
de begeleiding van de groepsleerkracht
 kan stagiaires ondersteunen
5. De afgestudeerde kan contacten onderhouden op een wijze die past bij het beleid en de
identiteit van de school
 erkent de rechten van ouders op advies en informatie
 erkent het recht van ouders op medezeggenschap
 kent het netwerk van school: inspectie, hulpverlenende instanties, andere scholen,
begeleidingsdiensten
6. De afgestudeerde kan op adequate wijze communiceren met ouders en verzorgers
 kan de communicatie afstenmmen op de sociaal culturele achtergrond van ouders en
verzorgers
 kan ouders en verzorgers informeren over het gedrag van kinderen
 kan gecompliceerde vragen herkennen en doorverwijzen naar de groepsleraar
7.



De afgestudeerde kan rapporteren, informatie vastleggen en dossiers bijhouden
kan mondeling en schriftelijk rapporteren in het kader van het leerplan / handelingsplan
kan leerlingdossiers bijhouden volgesn standaarden
kan verslaglegging doen van overlegsituaties
Download