Onderzoek naar de ontwikkeling van een leerplaatsprofiel

advertisement
Onderzoek naar de
ontwikkeling van een
leerplaatsprofiel
Academie voor verpleegkunde
Hanzehogeschool Groningen
Mei 2010
Janneke Dilling
Gerben van Kammen
Fiona de Vries
Onderzoek naar de
ontwikkeling van een
leerplaatsprofiel
Thoraxcentrum
Universitair Medisch Centrum Groningen
Hanzehogeschool Groningen
Academie voor Verpleegkunde
Studenten:
Janneke Dilling
324809
Gerben van Kammen
325632
Fiona de Vries
325241
Docentbegeleider:
Geertjan Emmens
Praktijkbegeleider:
Caroline Risseeuw
Opdrachtgevers:
Floortje Janssen, verpleegafdeling B2VA
Joost Nijmeijer, verpleegafdeling B1VA
Simone Schuthof, verpleegafdeling C2VA
Leerplaatsprofiel thoraxcentrum
Voorwoord
Dit afstudeeronderzoek is gedaan door J.M. Dilling, G.R. van Kammen en F.E. de Vries,
studenten aan de Hanzehogeschool te Groningen. De laatste twee jaar volgden wij het duale
traject tot HBO-verpleegkundige binnen het Universitair Medisch Centrum Groningen. Allen
waren wij het afgelopen jaar werkzaam binnen het thoraxcentrum van het Universitair
Medisch Centrum Groningen. In het kader van ons afstudeeronderzoek is intern de opdracht
gegeven om onderzoek te doen naar de ontwikkeling van een leerplaatsprofiel.
Onderzoek doen was voor ons een leerzaam proces, waarbij we inzicht hebben verkregen in
het doen van kwalitatief onderzoek. We hebben met veel plezier samengewerkt, waarbij
humor, ook tijdens de bijeenkomsten met de begeleiders, hoog in het vaandel stond.
We willen graag een aantal mensen bedanken.
Geertjan Emmens en Caroline Risseeuw, bedankt voor de begeleiding tijdens dit
afstudeeronderzoek. We hebben veel gehad aan de feedback die jullie ons hebben gegeven
tijdens de bijeenkomsten.
Joost, Floortje en Simone, bedankt voor het delen van jullie deskundige blik met betrekking
tot leren en het leerplaatsprofiel op de verpleegafdeling.
Tot slot willen wij de leden van het Delphi panel bedanken voor deelname aan het
onderzoek.
Groningen, mei 2010
Janneke Dilling
Gerben van Kammen
Fiona de Vries
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Samenvatting
De afgelopen jaren hebben zich veel veranderingen voorgedaan als het gaat om
leerprocessen en ontwikkelingen van verpleegkundigen in opleiding. Naar aanleiding hiervan
zijn verbeterpunten gesignaleerd binnen het thoraxcentrum van het Universitair Medisch
Centrum Groningen. Het leerplaatsprofiel moet leerlingen en werkbegeleiders inzicht geven
in de wijze waarop het leerproces zo effectief en overzichtelijk mogelijk gemaakt kan worden.
Doel van dit onderzoek is het ontwikkelen van een leerplaatsprofiel voor MBO- en HBOleerlingen binnen het thoraxcentrum van het UMCG.
De onderzoeksvraag die wordt beantwoord is: ‘Hoe zien de leerplaatsprofielen ten behoeve
van MBO- en HBO-leerlingen eruit voor de verpleegafdelingen binnen het thoraxcentrum en
welke leervoorwaarden dienen er aanwezig te zijn?’
In de literatuur is gezocht naar artikelen over leerplaatsprofielen en leervoorwaarden. De
informatie die gevonden werd, was erg summier. Toch werd er een goede omschrijving
gevonden van de invulling van een leerplaatsprofiel, te weten: gegevens over de instelling,
algemene gegevens over de afdeling, complexiteit, leervoorwaarden en de eindkwalificaties.
Vervolgens is dossieranalyse uitgevoerd, zijn interviews gehouden met experts en is de
Delphi methode toegepast.
Uit de dossieranalyse kwamen met name de algemene gegevens van de instelling en de
afdelingen naar voren. Tevens is achterhaald dat er op dit moment geen opleidingsplannen
voor leerlingen aanwezig zijn op de afdelingen.
Uit de interviews met de experts kwam naar voren hoe zij aankeken tegen leren op de
afdeling en het leerplaatsprofiel. Tevens is gesproken over de aanwezige leervoorwaarden.
Ook hebben de experts van de verschillende afdelingen de te verwerven eindkwalificaties
aangegeven op MBO- en HBO-niveau.
Naar aanleiding van de interviews zijn aanvullende vragen gesteld aan het Delphi panel. Aan
de hand van de gegeven antwoorden konden de leervoorwaarden met betrekking tot leerling,
werkbegeleider en afdeling opgesteld worden.
Gedurende het onderzoek bleek dat de algemene gegevens van de afdeling, de complexiteit
van zorg en de te behalen eindkwalificaties verschillen per afdeling. Er is er daarom voor
gekozen om drie leerplaatsprofielen te maken voor de verschillende afdelingen. Omdat in de
verschillende leerplaatsprofielen zowel de MBO- als de HBO-eindkwalificaties zijn
opgenomen per afdeling, zijn deze te gebruiken door zowel MBO- als HBOverpleegkundigen in opleiding.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Inhoudsopgave
Pagina
Inleiding
1
1. Leren in de praktijk
3
1.1 Leerplaatsprofiel
3
1.2 Leerklimaat
6
1.3 Leervoorwaarden
10
2. Methode van onderzoek
11
2.1 Onderzoeksdesign
11
2.2 Data verzamelingmethode
11
2.3 Data-analyse
13
2.4 Validiteit en betrouwbaarheid
14
3. Resultaten
16
3.1 Onderzoekspopulatie
16
3.2 Dossieranalyse
16
3.3 Interview
17
3.3.1 Opleidingsadviseur praktijkopleidingen Nij Smellinghe
17
3.3.2 Regieverpleegkundigen onderwijs
18
3.4 Delphi methode
21
3.5 Complexiteit
21
3.6 Leerplaatsprofiel en Leervoorwaarden
22
4. Conclusie, discussie en aanbevelingen
23
4.1 Conclusie
23
4.2 Aanbevelingen
24
4.3 Discussie
25
Literatuurlijst
27
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Bijlagen
Bijlage I Topiclijst dossieranalyse
Bijlage II Topiclijst semi-gestructureerd interview
Bijlage III Vragenlijst Delphi methode
Bijlage IV Leerplaatsprofiel afdeling B1VA
Bijlage V Leerplaatsprofiel afdeling B2VA
Bijlage VI Leerplaatsprofiel afdeling C2VA
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
.
Inleiding
De afgelopen jaren hebben zich veel veranderingen voorgedaan als het gaat om
leerprocessen en ontwikkelingen van verpleegkundigen in opleiding. Te denken valt aan de
persoonlijke ontwikkelingsplannen (POP), functiedifferentiatie en het competentiegericht
onderwijs. In de hedendaagse beroepspraktijk wordt het competentiegericht onderwijs
toegepast door zowel HBO- als MBO-leerlingen1. Om al deze ontwikkelingen actueel te
houden, wordt er voor zowel de leerling als begeleider binnen praktijkinstellingen aandacht
aan onderwijs besteed. Vooral de laatste jaren wordt hier meer aandacht aan besteed,
omdat onderwijsinstellingen voorheen regelmatig problemen hadden als het ging om
kwalitatief
en
kwantitatief
goede
stageplekken
(Van
Londen
et
al,
1996).
Zeker ten tijde van de economische recessie is het belangrijk dat de kwaliteit van leren wordt
gewaarborgd.
Het thoraxcentrum van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) heeft
verbeterpunten gesignaleerd op het gebied van onderwijs. Er is geen omschrijving van de
leerplaatsen
die
aanwezig
zijn
binnen
het
thoraxcentrum;
de
zogenaamde
leerplaatsprofielen. Daarnaast is niet duidelijk omschreven welke leervoorwaarden er
aanwezig moeten zijn binnen het thoraxcentrum om een gunstig leerklimaat te creëren.
Gevolg is onduidelijkheid voor leerling en werkbegeleider. Hieruit komt dan ook de aanleiding
van dit onderzoek naar voren.
Het Wenckebach Instituut, de seniorverpleegkundige en de regieverpleegkundigen
onderwijs2 van het thoraxcentrum werken samen aan het ontwikkelen van een nieuwe
handleiding die gericht is op het begeleiden van zowel MBO-V als HBO-V leerlingen.
Onderdeel van dit werkbegeleidersdocument zal het leerplaatsprofiel zijn met hierbij de
betreffende leervoorwaarden.
Doel van dit onderzoek is daarom het ontwikkelen van een leerplaatsprofiel voor HBO- en
MBO-leerlingen binnen het thoraxcentrum van het UMCG. Dit onderzoek vindt plaats op drie
verpleegafdelingen van het thoraxcentrum, te weten afdeling B1VA, B2VA en C1VA/C2VA.
1
Leerling kan in dit onderzoek ook gelezen worden als stagiaire of verpleegkundige in opleiding.
Seniorverpleegkundige en regieverpleegkundige onderwijs worden in dit onderzoek ondergebracht
als regieverpleegkundige onderwijs.
2
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1
Om de centrale vraagstelling te beantwoorden is er literatuurstudie en praktijkonderzoek
gedaan. De centrale vraagstelling van dit onderzoek luidt als volgt:
‘Hoe zien de leerplaatsprofielen ten behoeve van MBO-V en HBO-V leerlingen eruit voor de
verpleegafdelingen binnen het thoraxcentrum en welke leervoorwaarden dienen er aanwezig
te zijn?’
In hoofdstuk 1 worden de achtergronden met betrekking tot het leerplaatsprofiel,
leervoorwaarden en leerklimaat besproken. Hier zullen ook definities van deze begrippen
geformuleerd worden. In hoofdstuk 2 zal de methode van onderzoek beschreven worden. In
het derde hoofdstuk worden de resultaten besproken. Tenslotte volgen in hoofdstuk 4 de
conclusie, discussie en aanbevelingen.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
2
1 Leren in de praktijk
In dit hoofdstuk komt de theoretische onderbouwing aan bod. Eerst zal beschreven worden
wat
een
leerplaatsprofiel
is.
Vervolgens
volgt
een
verdere
uitwerking
van
de
leervoorwaarden, het leerklimaat en de MBO- en HBO-leerling.
1.1 Leerplaatsprofiel
Alle opleidingen tot verpleegkundige (MBO-V en HBO-V) zijn bezig met het invoeren van
competentiegericht onderwijs. Deze vorm van onderwijs stelt de leerling in staat de
vastgelegde competenties, die zich richten op professioneel handelen in probleem- en
beroepssituaties, te verwerven.
De keuze voor competentiegericht onderwijs vloeit voort uit de wens de kloof tussen het
‘theoretische’ onderwijs en de beroepsvormingspraktijk te overbruggen (Gobbens et al.,
2007). Met de beroepsvormingspraktijk wordt de leeromgeving binnen de instelling bedoeld.
De leerplaatsen binnen de leeromgeving worden beroepspraktijkvormingsplaatsen (BPVplaatsen) genoemd.
Praktijkleren neemt bij de MBO-V en de HBO-V een belangrijke plaats in. Met de invoering
van het competentiegericht onderwijs, zijn er BPV-plaatsen nodig die geschikt zijn om
beroepscompetenties te ontwikkelen.
Door de opleidingen en de praktijk wordt er naar gestreefd om studenten in opleiding tot
verpleegkundige BPV-plaatsen aan te bieden van geschikt niveau (Gobbens et al., 2007). In
2004 besloot het Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde (LOOV) dat er een landelijk
instrument zou moeten komen om de geschiktheid van een BPV-plaats voor de ontwikkeling
van competenties in kaart te brengen: het zogeheten leerplaatsprofiel (Schell et al., 2008).
In de literatuur is geen definitie van het begrip leerplaatsprofiel te vinden. Daarom is ervoor
gekozen de definitie van het Atrium Medisch Centrum te gebruiken.
“Een document dat onderdeel uitmaakt van het opleidingsbeleid van een instelling en waarin
per werkeenheid afzonderlijk en voor de zorginstelling als geheel wordt aangegeven welke
eindtermen er kunnen worden gerealiseerd en op welke wijze en onder welke
omstandigheden er wordt geleerd” (http://www.atriummc.nl/index.php?id=4532, retrieved 1002-2010)
De eindtermen zijn vaardigheden, kennis en competenties die de leerling aan het einde van
zijn beroepspraktijkvorming moet hebben behaald (http://www.encyclo.nl/begrip/Eindtermen,
retrieved 06-04-2010).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
3
Binnen een leerplaatsprofiel zijn verschillende factoren bepalend. Deze factoren zijn onder te
verdelen in een drietal kenmerken; het leerspectrum, het leervolume en de kwaliteit van de
leerplaatsen.
I. Het leerspectrum heeft betrekking op de variatie in competenties die binnen de
werksituatie geleerd kunnen worden. Naast het aantal verschillende competenties
gaat het ook om de complexiteit. Factoren die bepalend zijn voor het leerspectrum
zijn de variatie in categorieën van zorgvragers, voorkomende zorgvragen en
complexiteit van de geboden zorg. In dit onderzoek zullen de criteria voor MBO-V
leerlingen, namelijk volgens de criteria die beschreven zijn door Van Londen et al
(1996) en voor HBO-V leerlingen de kerncompetenties volgens de vijf rollen, als
uitgangspunt worden genomen.
Op beide niveaus wordt in één oogopslag duidelijk wat de eindkwalificaties op de
afdeling zullen zijn (Pool et al., 2001).
II. Het leervolume heeft betrekking op het aantal leerlingen dat binnen een bepaalde
werksituatie gelijktijdig kan leren. Het leervolume zegt ook iets over de duur van de
periode die de leerling in een bepaalde werksituatie nodig heeft om de te behalen
eindtermen ook werkelijk te realiseren. Factoren die bepalend zijn voor het
leervolume zijn onder andere de omvang van de werkeenheid, de intensiteit van de
zorg en het aantal beschikbare werkbegeleiders.
III. De kwaliteit van de leerplaatsen heeft betrekking op de efficiëntie en op de
effectiviteit van het leerproces. Factoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van de
leerplaatsen zijn onder andere het leerklimaat, de kwaliteit van de begeleiding, de
structurering van leeractiviteiten en de ruimte die er is voor zelfstandig leren
(http://www.atriummc.nl/index.php?id=4532, retrieved 10 februari 2010).
De kenmerken leerspectrum en leervolume zijn veranderlijk. Daarom is het nodig het
leerplaatsprofiel van een werkeenheid van tijd tot tijd bij te stellen. Ook is er sprake van een
wisselwerking tussen de bovengenoemde drie kenmerken. De kwaliteit van de leerplaatsen
is deels afhankelijk van het leerspectrum, terwijl het leervolume weer deels wordt bepaald
door de eisen die men stelt aan de kwaliteit van de leerplaatsen. Het opstellen van een
leerplaatsprofiel is niet een eenmalige activiteit. Het betreft meer een proces waarin de
ontwikkelingen van de werksituatie worden gevolgd en wordt nagegaan welke consequenties
deze hebben voor het leerspectrum, leervolume en de kwaliteit van de leerplaatsen.
(http://www.atriummc.nl/index.php?id=4532, retrieved: 9 maart 2010)
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
4
Een leerplaatsprofiel is:
 een hulpmiddel waarmee zorginstellingen het verschil tussen niveau 4 en 5 kunnen
verhelderen;
 een instrument dat in alle sectoren van de gezondheidszorg toepasbaar is;
 een
hulpmiddel
voor
leerlingen
om
zich
goed
voor
te
bereiden
op
hun
beroepspraktijkvorming;
 een mogelijkheid voor zorginstellingen en opleidingen om het instrument op te nemen in
een kwaliteitszorgsysteem;
 een mogelijkheid om vast te stellen voor welke fase van de opleiding de
praktijkleerplaats meer of minder geschikt is (Schell et al., 2008; Gobbens et al., 2007).
Een leerplaatsprofiel bestaat uit vijf onderdelen (zie tabel 1.1) Naast de algemene gegevens
van de instelling en van de praktijkleerplaats worden gegevens verzameld zodat de
complexiteit van zorg, het leerklimaat en de op de praktijkleerplaats te behalen
eindkwalificaties in kaart kunnen worden gebracht (Gobbens et al., 2007).
1.
Gegevens over de instelling waarvan de praktijkleerplaats deel uitmaakt
2.
Algemene gegevens van de praktijkleerplaats
3.
Complexiteit van de zorg, kwalitatieve aspecten
4.
Leerklimaat van de praktijkleerplaats
 Voorwaarden binnen de organisatie
 De structuur en kwaliteit van de werkbegeleiding
 De inhoud van de werkbegeleiding
5.
Te realiseren eindkwalificaties
Tabel 1.1. Opbouw van het praktijkleerplaatsprofiel (Gobbens, 2007)
In de praktijk zijn belangrijke factoren aan te wijzen die van waarde kunnen zijn om in een
leerplaatsprofiel te verwerken. Het criterium 'complexiteit' geeft de mate aan waarin
beroepsmatige
handelingen
zijn
gebaseerd
op
toepassing
van
routines,
standaardprocedures of nieuwe procedures. Daarmee ontstaat een beeld van de vaardigheid
in probleemoplossing en de creativiteit die van beroepsbeoefenaars in verschillende situaties
wordt vereist (Van Londen et al., 1996). Het begrip leerklimaat wordt in paragraaf 1.2
toegelicht.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
5
De te realiseren eindkwalificaties verschillen voor de MBO-V en de HBO-V.
Als het gaat om planning en uitvoering van zorg, dan zal de MBO-verpleegkundige de
diagnoses op grond waarvan zij de verpleegkundige interventies kiest, stellen aan de hand
van standaarden. De HBO-verpleegkundige zal ook diagnoses stellen aan de hand van
standaarden, maar ook in situaties waarin geen standaarden of handelingsvoorschriften
voorhanden zijn, is zij in staat diagnoses te stellen en interventies te kiezen.
Kijkend naar de complexiteit, dan ligt het zwaartepunt voor de MBO-verpleegkundige op het
plannen en uitvoeren van de zorg volgens standaardprocedures en combinaties van
(standaard-) procedures. Voorts kan zij, in de individuele zorguitvoering, procedures
combineren of bedenken. Voor de HBO-verpleegkundige ligt het zwaartepunt bij het
bedenken van nieuwe procedures, tactisch en strategisch handelen en vaardigheden met
betrekking tot het ontwikkelen en (doen) uitvoeren van beleid.
Als gekeken wordt naar de transfer van handelingen beschikt de MBO-verpleegkundige
vooral
over
beroepsspecifieke
kennis
en
vaardigheden,
daarnaast
over
beroepsonafhankelijke kennis en vaardigheden. De HBO-verpleegkundige beschikt zowel
over beroepsspecifieke als beroepsonafhankelijke kennis en vaardigheden. Door de
analytische, probleemoplossende en communicatieve vaardigheden die zij bezit, is zij in
staat op metaniveau te reflecteren op het eigen handelen en het handelen van anderen in
multidisciplinair verband (Van Londen et al., 1996).
Wat betreft de te realiseren eindkwalificaties op HBO-niveau worden deze beschreven met
behulp van de vijf rollen van de verpleegkundige: zorgverlener, regisseur, ontwerper, coach
en beroepsbeoefenaar. Per rol worden de te behalen competenties aangegeven (Gobbens
et al., 2007). Als het gaat om de te realiseren eindkwalificaties op MBO-niveau, wordt
gebruik gemaakt van de deelkwalificaties zoals deze worden beschreven door Van Londen
et al (1996). Voor het leerplaatsprofiel betekent dit dat overzichtelijk weer wordt gegeven wat
er in de stageperiode geleerd kan worden.
Uit de literatuur komt niet naar voren hoe het verschil tussen het MBO- en HBO-niveau in
een leerplaatsprofiel moet worden weergegeven.
1.2 Leervoorwaarden
Er zijn vele voorwaarden die meespelen om een leerperiode succesvol te maken. Deze
worden later in dit hoofdstuk beschreven.
Leervoorwaarden zijn voorwaarden die gesteld worden aan de leerling, de werkbegeleider
en de afdeling waaraan voldaan moet zijn om het beoogde doel (kennis/vaardigheden
opdoen) te behalen. Leervoorwaarden worden gesteld aan leerling, begeleider en afdeling,
omdat zij de hoofdrol spelen in het praktijkleren. Door het vaststellen en beschrijven van
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
6
leervoorwaarden wordt aangegeven aan welke voorwaarden de leerling, werkbegeleider en
afdeling moeten voldoen om het leerproces op de afdeling te optimaliseren. De afdeling,
leerling en de werkbegeleider zijn verantwoordelijk voor de controle van de leervoorwaarden.
Vanuit de literatuur wordt de rol van de school hierin niet duidelijk. Tot slot moet de
organisatie van de afdeling centraal staan; deze moet mogelijkheden bieden ten behoeve
van de ontwikkeling van leerling. Er moeten naast ruimte en middelen ook leersituaties zijn,
waarin de leerling kan participeren (Cremers en Hilhorst, 2003).
Leervoorwaarden gesteld aan de leerling
Zoals hierboven genoemd, worden leervoorwaarden aan de leerling gesteld. Motivatie van
de leerling moet de basis vormen bij aanvang van het praktijkleren. Gemotiveerdheid leidt tot
het veranderen van het huidige gedrag in het gedrag wat de leerling als doel heeft
(Tiggelaar, 2005).
De leervoorwaarden hebben te maken met de houding die de leerling aanneemt. Hieronder
vallen de grondhouding en de beroepshouding. De grondhouding heeft te maken met de
houding tegenover mensen. De beroepshouding heeft te maken met de professionele
houding die aangeleerd moet worden. Tabel 1.2 laat de aspecten van de grond- en
beroepshouding zien. De leerling moet zichzelf als persoon dus verrijken. De leerling stelt
voor zichzelf, in de vorm van leerdoelen, op waarin ontwikkeling noodzakelijk is. Als de
leerling weerstand ondervindt (bijvoorbeeld faalangst) is de werkbegeleider een belangrijk
persoon in de begeleiding hierin. Voorwaarde is dat de leerling zich thuis voelt in de cultuur
van de afdeling (Jongbloets, 2003).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
7
Grond- en beroepshouding
De leerling:
Inzet, motivatie
en
verantwoordelijk
heid tonen
Omgaan met
afspraken,
samenwerken
en flexibel zijn
stelt zich actief op en toont interesse in het werk door middel van vragen
stellen;
 toont belangstelling voor de patiënten;
 ziet wat er gedaan moet worden en handelt hiernaar;
 kan zowel mondeling als schriftelijk een goede bijdrage aan de stage leveren.

komt afspraken na;
stelt leerdoelen op en werkt hiermee;
voert taken volgens afspraak zelfstandig en zorgvuldig uit;
laat zien inzicht in de werkzaamheden te hebben en kan hierin prioriteiten
stellen;
 kan overleggen met collega’s.




is vriendelijk en beleefd naar patiënt en collega;
gaat zorgvuldig om met informatie en eigendommen van de patiënt en
instelling;
 houdt rekening met de normen en waarden en gevoelens van patiënt en
collega.


Respect tonen
stelt vragen wanneer iets niet duidelijk is en kan om begeleiding vragen;
kan onder woorden brengen wat hij/zij bedoelt en eigen wensen naar voren
brengen;
 zorgt ervoor dat alle begeleiders op de hoogte zijn van alle afspraken en
verplichtingen, kortom houdt de regie in eigen handen.


Communiceren
Tabel 1.2: Grond- en beroepshouding (Cremers en Hilhorst, 2003)
Leervoorwaarden gesteld aan de werkbegeleider
Als het gaat om leerprocessen van de leerling in de praktijk, heeft ook de werkbegeleider
een belangrijk aandeel hierin. De werkbegeleider geeft de directe begeleiding om de leerling
op te leiden tot iemand die goed functioneert binnen het team en de organisatie.
De leervoorwaarden die gesteld worden aan de werkbegeleider zijn tweeledig; positieve
houding en communicatieve vaardigheden. De werkbegeleider moet een positieve houding
hebben tegenover de leerling. Snelle irritatie, omdat deze nog niet alles weet/kan, zorgt voor
onzekerheid bij de leerling. Begeleiders moeten kunnen motiveren en zorgen voor blijvende
motivatie bij de leerling. De begeleider heeft een positieve houding ten opzichte van de visie
van de afdeling en de diensten die geleverd kunnen worden.
Onder communicatief vaardig wordt verstaan dat de werkbegeleider duidelijk en helder kan
vertellen aan de leerling en anderen die met de leerling te maken hebben wat er van hem of
haar verwacht wordt. Tot slot is de werkbegeleider op de hoogte van de criteria die vanuit de
opleiding aan de leerling worden gesteld (Jongbloets, 2003).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
8
Positieve houding




Communicatieve vaardigheden
Tegenover de leerling
Positief beeld van de leerling
Positief tegenover visie en diensten
Motiveren van de leerling


Helder en duidelijk verwachtingen uiten aan de
leerling en betrokkenen
Op de hoogte van de criteria vanuit de opleiding
Tabel 1.3: Leervoorwaarden werkbegeleider
Leervoorwaarden gesteld aan de afdeling
Beroepspraktijkvorming
is
een
belangrijke
voorwaarde
bij
het
opleiden
van
verpleegkundigen. Het beleid wat hierbij hoort, is bij voorkeur een onderdeel van het
algemene organisatiebeleid. “De begeleiding en de coördinatie moeten goed geregeld zijn. In
het opleidingsbeleidsplan is geregeld van welke scholen en studierichtingen er stagiaires en
leerlingen aangenomen worden, de taak van de opleidingscoördinator, de taak van de
praktijkopleider en de taak van de werkbegeleiders. De mogelijkheden voor stagiaires om
iets te kunnen leren met niet alleen ruimte en middelen, maar ook reële leersituaties”
(Jongbloets, 2003, paragraaf 3.1.1).
Een voorwaarde die gesteld wordt, is dat er door de organisatie een introductieprogramma
wordt aangeleverd. Voor de leerlingen moet duidelijk zijn wat ze kunnen leren op de afdeling.
Een omschrijving van de werkzaamheden helpt wederzijdse verwachtingen te verduidelijken.
Daarnaast moet er gedurende de gehele stageperiode aandacht en tijd aanwezig zijn voor
de leerling. De beoordelingscriteria, de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en hoe de
beoordeling plaatsvindt, moeten vast liggen (Cremers en Hilhorst, 2003).
De praktijkopleider stelt de voorwaarden vast die nodig zijn voor het realiseren van leer- en
opleidingsactiviteiten binnen de afdeling. Hierbij worden doelen, acties, tijd en middelen op
elkaar afgestemd, zodat de leersituatie is te realiseren voor de leerling. Om realistische
leervoorwaarden te bereiken legt de leerling deze aan alle partijen voor zoals
werkbegeleider, praktijkdocent en studieloopbaan begeleider. Op grond van overleg worden
de afspraken over de leervoorwaarden vastgelegd. De praktijkopleider is hierbij in staat om
contacten te onderhouden tussen de betreffende partijen.
De praktijkopleider houdt rekening met de individuele karakteristieken van de leerling, omdat
deze bekend zijn met de theorieën over de verschillende leerstijlen. Tegelijkertijd is de
praktijkopleider in staat om inhoudelijke afstemming te creëren tussen de theorie en
praktijksituaties, hiermee wordt bedoeld dat de theorie geïntegreerd wordt in de praktijk en
de praktijkopleider hier toezicht op houdt (Cremers en Hilhorst, 2003).
De rol van de leidinggevende wordt in de literatuur niet benoemd.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
9
1.3 Leerklimaat
De definitie van Gobbens van het begrip leerklimaat luidt als volgt: “de cultuur en
voorzieningen die leren in de praktijk mogelijk maken. Het leerklimaat speelt een belangrijke
rol in het leren op de werkplek. Een goed leerklimaat wordt ook wel een krachtige
leeromgeving genoemd” (Gobbens et al., 2007).
Er kan op verschillende manieren naar het leerklimaat op een afdeling worden gekeken.
Aan de ene kant kan men de aandacht richten op voorwaarden die op een werkplek
aanwezig moeten zijn ten aanzien van leren. Men kan dan bijvoorbeeld denken aan de
beschikbaarheid van hulpmiddelen op de werkplek, de aanwezigheid van collega’s die leren
stimuleren en de aanwezigheid van een leidinggevende die het leren ondersteunt.
Aan de andere kant kan men de aandacht richten op sfeer, ofwel cultuur ten aanzien van
leren. Deze cultuur is minder zichtbaar en bevindt zich in feite in de hoofden van mensen
(Baars, 2004).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
10
2 Methode van onderzoek
In dit hoofdstuk komt de methode van onderzoek aan bod. Eerst zal het onderzoeksdesign
beschreven worden. Vervolgens worden de verschillende dataverzamelingsmethoden
doorlopen. Tot slot worden de betrouwbaarheid en validiteit van dit onderzoek besproken.
2.1 Onderzoeksdesign
Dit onderzoek is een beschrijvend onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van kwalitatieve
onderzoeksmethoden met als doel de onderzoeksproblemen van situaties, gebeurtenissen
en personen te beschrijven en te interpreteren. In een beschrijvend onderzoek wordt door
middel van categorisering gekeken naar de kenmerken van onderzoekseenheden aan de
hand van een vooraf gegeven systematiek (Baarda et al, 1997).
2.2 Data verzamelingmethode
De dataverzamelingsmethoden die binnen dit onderzoek worden gebruikt, zijn:

literatuuronderzoek;

dossieranalyse;

semi-gestructureerd interview;

Delphi methode.
De dataverzamelingsmethoden worden onderstaand nader toegelicht.
Literatuuronderzoek
Het doel van literatuuronderzoek was in eerste instantie een betrouwbare ondergrond
creëren en een duidelijke en bruikbare omschrijving te geven van de begrippen
leerplaatsprofiel en leervoorwaarden. Deze begrippen zijn geoperationaliseerd, zodat ze
goed bruikbaar zijn tijdens het onderzoek.
Literatuuronderzoek heeft plaatsgevonden via internet en in de Centrale Medische
Bibliotheek (CMB). Via internet is gezocht naar artikelen in de databases Medline, PubMed,
Cinahl en Cochrane. De gevonden relevante artikelen zijn gedownload. De artikelen zijn,
alvorens ze gebruikt zijn, beoordeeld. Daarbij is gekeken naar de doelgroep, het doel, de
gebruikte meetinstrumenten, de discussie, aantal proefpersonen en jaar van uitgave van het
artikel. Er is onder andere gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode volgens Dassen en
Keuning (De Jong et al., 2008).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
11
Dossieranalyse
Door middel van een topiclijst is dossieranalyse uitgevoerd (zie bijlage I). Deze topiclijst is
ontwikkeld aan de hand van de beschrijving die Baarda et al. geven (1995). Deze analyse
was er voornamelijk op gericht om inzicht te krijgen in de opleidingsplannen voor leerlingen
die aanwezig zijn op de verschillende afdelingen, om algemene informatie te verkrijgen over
het UMCG en de afdelingen B1VA, B2VA en C1VA/C2VA. De geanalyseerde dossiers zijn
de opleidingsplannen, de inwerkmodules en de reader werkbegeleiding. Ook is de website
van het UMCG geraadpleegd.
De verschillende documenten zijn bestudeerd aan de hand van een topiclijst. De informatie
die relevant was voor het leerplaatsprofiel is meegenomen in het onderzoek.
Semi-gestructureerd interview
Aan de hand van een topic lijst (bijlage II) zijn interviews met experts afgenomen. De experts
zijn de regieverpleegkundige onderwijs van de afdelingen B1VA, B2VA en C1VA/C2VA.
Daarnaast is de opleidingsadviseur praktijkopleidingen van Nij Smellinghe te Drachten
geïnterviewd.
Door de interviews die zijn gehouden met de regieverpleegkundigen onderwijs is
duidelijkheid verkregen over de specifieke inhoud van het leerplaatsprofiel. De interviews
hebben voor extra verdieping gezorgd als het gaat om informatie over het leerplaatsprofiel
en de betreffende leervoorwaarden hierbij. Ook is door de interviews duidelijk geworden hoe
op dit moment vorm wordt gegeven aan de organisatie rondom het leren op de afdeling door
de leerling.
Met de opleidingsadviseur praktijkopleidingen van Nij Smellinghe te Drachten is een
interview afgenomen om te kijken hoe de ervaringen zijn met leerplaatsprofielen, omdat er in
Nij Smellinghe al met leerplaatsprofielen wordt gewerkt.
Delphi methode
Met behulp van de Delphi methode zijn meningen van een panel van experts verzameld. Er
is voor gekozen om zowel werkbegeleiders als leerlingen in het panel te laten plaatsnemen,
zodat beide invalshoeken zijn meegenomen. Om beide niveaus duidelijk in kaart te brengen
is ervoor gekozen om zowel MBO- als HBO-werkbegeleiders en leerlingen deel te laten
nemen aan het panel.
De deelnemers zijn at random gekozen. Het inclusiecriterium was: minimaal één leerling
hebben begeleid. Het exclusiecriterium was: deelnemers die tijdens het onderzoek niet meer
op de afdeling werken.
Na het uitvoeren van de interviews bleek dat er geen eenduidigheid was op de afdeling
betreffende de leervoorwaarden. In de Delphi methode zijn daarom aanvullende vragen
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
12
gesteld over leervoorwaarden die gesteld werden aan leerlingen, werkbegeleider en de
afdeling met als doel om de mening op de werkvloer van zowel werkbegeleiders als
leerlingen helder te krijgen. Tevens zijn er vragen voorgelegd over het verschil tussen het
MBO- en HBO-niveau.
De vragenlijsten zijn naar alle leden van het panel afzonderlijk opgestuurd. De antwoorden
zijn verwerkt en vergeleken. Tijdens de eerste ronde is geen consensus bereikt waardoor
ook een tweede ronde werd gehouden. Uiteindelijk heeft de tweede ronde van de Delphi
methode ervoor gezorgd dat volledige consensus werd bereikt. Beide vragenlijsten zijn terug
te vinden in bijlage III.
2.3 Data-analyse
Om de data te analyseren die verkregen is bij de Delphi methode, de dossieranalyse en de
interviews, is gebruik gemaakt van de acht analysestappen van Baarda et al. (1995). Enkele
stappen zijn samengevoegd, zodat deze analyse uit zes stappen bestond.
1
Informatie selecteren op relevantie: schrappen van niet relevante informatie waarbij de
probleemstelling als uitgangspunt wordt gehandhaafd.
Aan de hand van topiclijsten is de data verzameld. Voor wat betreft de interviews zijn
deze eerst volledig uitgetypt.
Dankzij de gegevens beschreven in hoofdstuk 1, was al een beeld geschetst van een
leerplaatsprofiel. Hierdoor werd het gemakkelijker om relevante data van niet relevante
data te scheiden. Relevante data was data die toegevoegde waarde had voor het
leerplaatsprofiel.
2
De stappen 2 en 3 zijn samengevoegd tot één stap. De relevante tekst opsplitsten in
fragmenten. Deze fragmenten werden voorzien van een naam/een label.
De verzamelde data is opgesplitst in fragmenten die over hetzelfde onderwerp gingen.
De verzamelde informatie van de drie verschillende dataverzamelingsmethoden werden
bij deze stap samengevoegd. Op deze manier konden van alle verzamelde data de
fragmenten
met
hetzelfde
label
bij
elkaar
gezet
worden:
van
de
drie
dataverzamelingsmethoden kon een geheel gemaakt worden.
3
Ordenen en reduceren van de labels: aanwijzen van kernlabels.
Bij de dossieranalyse hebben de kernlabels met name betrekking op de algemene
gegevens van de afdeling en de algemene gegevens van de instelling. Bij de Delphi
methode en de interviews hebben de labels voornamelijk betrekking op de
leervoorwaarden die gesteld worden aan leerling, werkbegeleider en afdeling.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
13
De kernlabels hingen in grote lijnen samen met de topiclijsten, aan de hand waarvan de
dataverzameling heeft plaatsgevonden.
4
De stappen 5 en 6 zijn ook samengenomen. Vaststellen van de geldigheid van de
labeling: bij het toevoegen van nieuwe informatie moet de labeling geldig blijven.
Definiëren van de kernlabels: de labels omschrijven precies wat ze inhouden.
Dubbelzinnigheden moeten uitgesloten worden.
In tabel 1.1 is weergegeven wat de hoofdpunten zijn waaruit een leerplaatsprofiel is
samengesteld. De kernlabels zijn afgeleid van deze hoofdpunten.
Omdat dit hoofdpunten zijn uit dit onderzoek, bleef de labeling geldig. Daarnaast zijn de
namen van deze labels zo gekozen, dat de terminologie gelijk is aan de hoofdpunten.
5
Vaststellen van intersubjectiviteit: vaststellen in hoeverre de gevonden resultaten
afhankelijk zijn van de onderzoeker.
Het selecteren en labelen van de verschillende fragmenten is in dit onderzoek door
minimaal twee onderzoekers gedaan. De onderzoekers kwamen afzonderlijk van elkaar
tot dezelfde labeling.
6
Beantwoorden van de probleemstelling: bij een beschrijvende probleemstelling wordt in
de conclusie aangegeven hoe belangrijk de gevonden antwoorden zijn.
In de conclusie wordt aangegeven hoe het leerplaatsprofiel tot stand is gekomen en
welke bijdrage elke dataverzamelingsmethode daarin heeft geleverd. De Delphi methode
en de interviews hebben een groot aandeel geleverd aan het invullen van de
leervoorwaarden. Algemene gegevens over de instelling en de afdeling en complexiteit
zijn verkregen middels dossieranalyse.
2.4 Betrouwbaarheid en validiteit
In dit onderzoek is rekening gehouden met betrouwbaarheid en validiteit. Met de
betrouwbaarheid wordt bedoeld dat bij verschillende personen op verschillende momenten
hetzelfde resultaat gemeten wordt, toeval moet worden uitgesloten. Deze toevalligheden
kunnen gelegen zijn in de situatie, de onderzoeker of het meetinstrument. Met validiteit wordt
bedoeld dat het instrument meet dat wat beoogd wordt te meten (Baarda et al., 1997).
Eerst zijn de begrippen leerplaatsprofiel en leervoorwaarden duidelijk gedefinieerd. Door de
begrippen zo duidelijk mogelijk weer te geven is toeval zoveel mogelijk uitgesloten.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
14
Bij het literatuuronderzoek is rekening gehouden met betrouwbaarheid en validiteit door te
beoordelen of de artikelen voldoen aan de criteria zoals ze genoemd zijn in paragraaf 2.2.
Bij de dossieranalyse is rekening gehouden met betrouwbaarheid en validiteit door vooraf
een topiclijst te maken waarin de onderwerpen staan waarover de onderzoekers informatie
wilden vinden. Ook is gekeken naar de datum van uitgifte van de documenten. Daarnaast
zijn de documenten door minimaal twee personen geanalyseerd.
Om de interviews betrouwbaar te maken is ervoor gekozen om met twee leerlingen het
interview af te nemen bij de experts. Dit zijn de regieverpleegkundigen onderwijs van de
verpleegafdelingen. Er is voor de regieverpleegkundigen onderwijs gekozen, omdat deze
voldoende op de hoogte zijn van alle ontwikkelingen die spelen op de afdeling. De interviews
zijn met opname apparatuur opgenomen en nadien uitgetypt.
In de literatuur worden geen richtlijnen gegeven over het aantal panelleden van de Delphi
methode om betrouwbaarheid en validiteit te verkrijgen. Rekening houdend met de grootte
van het thoraxcentrum is gekozen voor een panel van vijftien. Dit aantal leden is voldoende
om bruikbare data te verkrijgen. Het aantal leden is echter niet te veel, zodat de kwaliteit van
de Delphi methode gehandhaafd kan worden.
Per afdeling zijn vijf panelleden gekozen, in totaal komt dit neer op vijftien. Deze panelleden
zijn at random gekozen. Op deze manier wordt de betrouwbaarheid en validiteit
gehandhaafd.
Zoals bovenstaand is beschreven, is gebruik gemaakt van verschillende manieren van
dataverzameling, dit wordt ook wel datatriangulatie genoemd. De informatie voortkomend uit
de verschillende dataverzamelingsmethoden geeft een vollediger beeld. Dit verhoogt de
betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek (De Jong et al., 2008).
Nadat de eerste opzet van het leerplaatsprofiel klaar was, is deze voorgelegd aan de
regieverpleegkundigen onderwijs. Door de terugkoppeling en het overleg tussen de experts
is de betrouwbaarheid vergroot.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
15
3 Resultaten
In dit hoofdstuk zullen de resultaten besproken worden. Eerst zullen de uitkomsten van de
verschillende dataverzamelingsmethoden aan bod komen. Vervolgens zal aangegeven
worden hoe deze resultaten zijn gecombineerd tot een leerplaatsprofiel en de
leervoorwaarden.
3.1 Onderzoekspopulatie
Voor de interviews en de Delphi methode is gebruik gemaakt van een onderzoekspopulatie,
welke onderstaand per dataverzamelingsmethode is beschreven.
Interviews
In totaal zijn er vier interviews afgenomen. Het eerste interview is afgenomen met de
opleidingsadviseur praktijkopleidingen, werkzaam in Nij Smellinghe te Drachten. Deze
opleidingsadviseur praktijkopleidingen is deskundige als het gaat om werken met
leerplaatsprofielen.
De andere interviews zijn afgenomen bij de regieverpleegkundigen onderwijs van de
verpleegafdelingen binnen het thoraxcentrum. Zij zijn experts als het gaat om het
organiseren en coördineren van stages voor leerlingen op de afdelingen.
Delphi methode
In tabel 3.1 is weergegeven hoe het Delphi panel is opgebouwd. Het aantal werkbegeleiders
en leerlingen is aangegeven, net als het aantal MBO- en HBO-verpleegkundigen.
Leerling
Werkbegeleider
MBO
4
3
HBO
1
7
Tabel 3.1 Onderzoekspopulatie Delphi methode
3.2 Dossieranalyse
Opleidingsplan afdeling
Door middel van het bestuderen van de opleidingsplannen is achterhaald wat het huidige
beleid is op het gebied van leren. Op de afdelingen is geen specifieke informatie gevonden
die beschrijft hoe leerlingen begeleid moeten worden en welke voorwaarden hieraan
verbonden zijn. Wel zijn de opleidingsdoelen op enkele van de afdelingen gevonden. Uit
deze opleidingsplannen zijn ook de missie en de visie ten aanzien van opleiden gehaald.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
16
Algemene gegevens afdeling
Uit de inwerkmodules is de algemene informatie over de afdeling gehaald. Deze gegevens
laten zien hoe groot de afdeling is, welke patiëntencategorie er op de afdeling ligt en wat de
meest voorkomende ziektebeelden zijn. Aan de reader werkbegeleiding is de visie van
C1VA/C2VA op patiëntenzorg en de visie op begeleiden en leren ontleend.
Algemene gegevens instelling
Tot slot is er op de website van het UMCG algemene informatie gevonden over het UMCG,
het Wenckebachinstituut en het thoraxcentrum.
De gevonden informatie is te vinden in de bijlagen IV, V en VI.
3.3 Interview
Er zijn verschillende interviews gehouden, te weten met de opleidingsadviseur
praktijkopleidingen van Nij Smellinghe te Drachten en met de regieverpleegkundigen
onderwijs van de verschillende afdelingen.
3.3.1 Opleidingsadviseur praktijkopleidingen Nij Smellinghe
Er is een interview met de opleidingsadviseur praktijkopleidingen van Nij Smellinghe
afgenomen met als doel een beeld te krijgen van de implementatie van het leerplaatsprofiel
binnen Nij Smellinghe.
Leerplaatsprofiel in Nij Smellinghe
In 2006 is in Nij Smellinghe gestart met een taakgericht leerplaatsprofiel. Hierin worden de
handelingen en vaardigheden die te leren zijn genoemd per afdeling. Tegenwoordig wordt
competentiegericht onderwijs gegeven op de opleidingen tot verpleegkundige (MBO- en
HBO-V). Om hierop aan te sluiten is door de opleidingsadviseur praktijkopleidingen van Nij
Smellinghe besloten om een competentiegericht leerplaatsprofiel te ontwerpen. Deze is tot
op heden nog niet gerealiseerd.
Deze toekomstige leerplaatsprofielen zijn echt bedoeld voor de leerling zelf om mee te
werken. De werkbegeleiders verlenen medewerking aan de ontwikkeling, maar maken er
geen gebruik van.
Doelgroep leerplaatsprofiel
Een opvallend punt dat tijdens het interview naar voren kwam is dat het competentiegerichte
leerplaatsprofiel in eerste instantie voor de leerling wordt ontworpen en niet voor de
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
17
werkbegeleider. Omdat het leerplaatsprofiel in Nij Smellinghe alleen gebruikt wordt door de
leerlingen is na dit interview besloten om meer leerlingen in het Delphi panel te laten
plaatsnemen.
Kennis leerling
Door de opleidingsadviseur praktijkopleidingen is geconstateerd dat er een kennistekort is bij
zowel MBO- als HBO-leerlingen. Hoe en op welke manier dit naar voren is gekomen is niet
genoemd. Daarom wordt er in Nij Smellinghe een instaptoets afgenomen voorafgaand aan
de stage. Er zijn geen consequenties aan de uitslag verbonden, de leerling kan zelf
inschatten of deze zich verder moet verdiepen in de stof. Het afnemen van een kennistoets
voorafgaand aan de stage en eventuele consequenties hieraan is meegenomen in de Delphi
vragenlijst.
Werkbegeleidingscursus
Wat opvallend was, is het feit dat er geen vaste verpleegkundigen aangesteld zijn die de
leerlingen begeleiden. Wel is verplicht gesteld dat iedere verpleegkundige die begeleidt de
werkbegeleidingscursus heeft gevolgd. Het verplicht stellen van de werkbegeleidingscursus
voordat de verpleegkundige een leerling mag begeleiden is opgenomen in de Delphi
vragenlijst.
Conclusie
Concluderend kan gezegd worden dat het ontwikkelen en implementeren van een
competentiegericht leerplaatsprofiel een langdurig proces is binnen Nij Smellinghe. Het
ontwikkelen van het competentiegerichte leerplaatsprofiel is nog niet zo ver gevorderd, dat
uit dit interview gebruikservaringen naar voren komen. Wel zijn een aantal aandachtspunten
uit dit interview meegenomen in de Delphi vragenrondes.
Het oorspronkelijke doel van het interview is niet behaald, namelijk een beeld verkrijgen van
de implementatie en de gebruikservaringen van het competentiegerichte leerplaatsprofiel
binnen Nij Smellinghe.
3.3.2 Regieverpleegkundigen onderwijs
De onderzoekers hebben interviews aan de hand van een topiclijst (bijlage II) met de
regieverpleegkundigen onderwijs afgenomen om meningen over aspecten rondom leren in
de praktijk te verkrijgen. De belangrijkste topics waren de leervoorwaarden die aan de
werkbegeleider, leerling en afdeling werden gesteld.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
18
Voorwaarden werkbegeleider
Door alle regieverpleegkundigen onderwijs wordt als eerste voorwaarde aan de
werkbegeleider gesteld dat hij enthousiast moet zijn en het leuk moet vinden om een leerling
iets bij te brengen. Binnen het UMCG wordt aan alle werkbegeleiders binnen de verpleging
een werkbegeleiderscursus aangeboden. De werkbegeleiderscursus is niet verplicht in het
thoraxcentrum. De verpleegkundige moet zelf aangeven of hij of zij deze de cursus wil
volgen. Door de regieverpleegkundige onderwijs wordt deze cursus wel aanbevolen.
Redenen die genoemd worden waarom iemand werkbegeleider kan worden, zijn
werkervaring, werkpercentage en karakter. Op iedere afdeling wordt uiteindelijk door de
regieverpleegkundige onderwijs besloten wie er werkbegeleider wordt.
Er is op dit moment geen opleidingsplan op de afdelingen aanwezig. Er wordt gewerkt aan
de ontwikkeling van een werkbegeleidersdocument met daarin de verantwoordelijkheden
voor ieder individu en alle informatie rondom leren in de praktijk in één document.
Werkbegeleidersintervisie
Een expert gaf aan dat thoraxbreed intervisiemomenten georganiseerd kunnen worden voor
de werkbegeleiders met als doel kennis en ervaring uit te wisselen.
Voorwaarden leerling
Op de verschillende afdelingen zijn geen voorwaarden vastgelegd waar de leerling aan moet
voldoen. Er wordt per afdeling wel een aantal voorwaarden genoemd zoals een goedgekeurd
werkplan hebben, zelf de regie hebben over het leerproces en voldoende basiskennis en
basisvaardigheden hebben.
Daarnaast wordt door iedere regieverpleegkundige gezegd dat een MBO opgeleide
verpleegkundige wel een HBO-leerling kan begeleiden en vice versa. Er wordt door de
afdelingen niet gekeken naar het niveau van de leerling verpleegkundige als de
werkbegeleider wordt toegewezen, maar naar inhoudelijke karaktereigenschappen zoals
motivatie.
MBO- en HBO- V
Het niveauverschil tussen MBO en HBO ligt volgens twee experts in de uitwerking van de
opdrachten tijdens de stageperiode. De HBO zoekt hierbij meer de verdieping in theoretische
achtergronden en de MBO is juist meer praktisch ingesteld. Door allen wordt gezegd dat het
verschil moeilijk is aan te geven en ook verschillend is per persoon.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
19
Afdeling
De middelen om te leren op de afdeling die de regieverpleegkundigen allemaal noemen en
die voldoende aanwezig zijn volgens de regieverpleegkundigen, zijn: tijd, computers en
boeken/documenten. Ook een inwerkprogramma is op alle afdelingen aanwezig.
Bovenstaande middelen worden als leervoorwaarden aan de afdelingen gesteld door de
regieverpleegkundigen onderwijs.
Andere voorwaarden die genoemd worden, zijn: een kennismakingsgesprek, een
introductiegesprek, een inwerkschema waarin allerlei activiteiten staan vastgelegd die de
leerling moet uitvoeren en E-learning. Dit is een programma waarmee een leerling of nieuwe
werknemer zijn (basis)kennis over de verschillende ziektebeelden kan opdoen en laten
toetsen. E-learning biedt daarom de mogelijkheid om ontbrekende kennis aan te vullen bij de
leerling of nieuwe werknemer.
Ontstaan idee leerplaatsprofiel
De regieverpleegkundigen onderwijs hebben de praktijkopleiderscursus gedaan. Dit leidde
tot een nauwere samenwerking en tot het idee om een werkbegeleidingsdocument te maken.
Er is contact geweest over leerplaatsprofielen met de opleidingsadviseur praktijkopleidingen
van Nij Smellinghe en de regieverpleegkundigen. Na dit contact is besloten ook een
leerplaatsprofiel op te stellen voor de afdeling B1VA, B2VA en C1VA/C2VA.
Verwachtingen leerplaatsprofiel
De verwachtingen van het leerplaatsprofiel verschillen. Een regieverpleegkundige verwacht
dat het leerplaatsprofiel bijdraagt tot een objectieve beoordeling van de leerling. Doordat er
in het leerplaatsprofiel eindkwalificaties staan aangegeven per niveau kan daardoor sneller
gekeken worden welke theoretische stof een leerling zou moeten beheersen. Daarnaast kan
de
leerling
leerdoelen
opstellen
om
deze
eindkwalificaties
te
behalen.
Een regieverpleegkundige verwacht dat er meer duidelijkheid voor zowel de leerling als de
werkbegeleider is doordat er regels op papier staan. Een andere regieverpleegkundige
verwacht dat het leerplaatsprofiel zorgt voor meer inzicht in de afdeling en aan welke
eindtermen de leerling kan voldoen. De regieverpleegkundige verwacht verschil in de MBOen HBO-eindtermen. Doordat er een profiel van de afdeling is gemaakt, kunnen leerlingen
makkelijker aan een afdeling gekoppeld worden. Bovendien is de leerling op de hoogte van
wat er geleerd kan worden op de afdeling. Ook wordt door een regieverpleegkundige
verwacht dat de leerling beter voorbereid begint op de afdeling en dat de leerling beter past
bij de afdeling.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
20
Leerplaatsprofiel in relatie tot leerklimaat
Volgens
twee
regieverpleegkundigen
wordt
het
leerklimaat
bevorderd
door
het
leerplaatsprofiel. De begeleiding heeft inzicht in de eindtermen van de leerling. Tevens staan
er leervoorwaarden op papier. Eén regieverpleegkundige noemt als reden dat het leerklimaat
wordt bevorderd als zowel de werkbegeleider en de leerling van het leerplaatsprofiel afweten
en dus op één lijn zitten.
3.4 Delphi methode
Naar aanleiding van de interviews die gehouden zijn met de regieverpleegkundigen
onderwijs, waren er nog een aantal vragen over de leervoorwaarden die gesteld kunnen
worden aan leerling, werkbegeleider en afdeling.
Aan het Delphi panel is tweemaal een vragenlijst voorgelegd (zie bijlage III). Na ronde één
was er nog geen consensus bereikt. Over de vragen waarover geen consensus is bereikt,
zijn aanvullende vragen gesteld.
Na ronde twee was er volledige consensus en konden de leervoorwaarden opgesteld
worden. Deze leervoorwaarden hebben betrekking op de kennis en vaardigheden die de
leerling bij aanvang van de stage moet kunnen, het rooster, de informatie die de afdeling aan
de leerling moet verschaffen, het toetsen van verpleegkundige handelingen en de
competenties van de werkbegeleider.
Deze leervoorwaarden zijn terug te vinden in de leerplaatsprofielen in de bijlagen IV, V en VI.
3.5 Complexiteit
Zoals in paragraaf 3.1 is genoemd, hoort in het leerplaatsprofiel de complexiteit van de
afdeling verwerkt te worden.
Begin 2010 zijn de resultaten van het onderzoek Lean Six Sigma (LSS) bekend gemaakt.
Een onderdeel van het LSS onderzoek was complexiteit binnen het thoraxcentrum. LSS doet
onderzoek met als doel de efficiëntie te verbeteren van verschillende processen door
verspilling te reduceren en processen te verbeteren (http://www.sixsigma.nl/six-sigma/wat-islean-six-sigma, retrieved 11 april 2010).
Voor het UMCG houdt dit in: bekorten van de ligduur, borging van patiëntveiligheid,
optimalisatie van het rendement op kostbare apparatuur (http://www.ibisuva.nl/nl/lean-sixsigma-nl.html, retrieved 15 maart 2010).
De resultaten van dit onderzoek zijn opgevraagd en zijn verwerkt in het leerplaatsprofiel.
Hierbij is de complexiteit van zorg gemeten aan de hand van criteria (objectief). Zorgzwaarte
heeft te maken hoe de zwaarte van zorg door verpleegkundigen ervaren wordt (subjectief).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
21
In het leerplaatsprofiel (bijlage IV, V en VI) worden de resultaten per afdeling in grafieken
weergeven.
3.6 Leerplaatsprofiel en leervoorwaarden
Tabel 3.2 is de aangepaste tabel die ook in hoofdstuk 1 werd weergegeven. De
aanpassingen hebben plaatsgevonden naar aanleiding van het literatuuronderzoek. De
terminologie die in de literatuur gebruikt wordt, is toegepast in deze tabel.
1.
Algemene gegevens over de instelling waarvan de praktijkleerplaats deel uitmaakt
2.
Algemene gegevens van de praktijkleerplaats
3.
Complexiteit van de zorg
Leervoorwaarden:

4.

leerling

afdeling
5.
werkbegeleider
Te realiseren eindkwalificaties
Tabel 3.2 Opzet leerplaatsprofiel
Zoals blijkt uit de beschrijving van de resultaten zijn de algemene gegevens over de instelling
en over de praktijkleerplaats ingevuld met behulp van de dossieranalyse. Deze gegevens
zijn gevonden in het inwerkprogramma dat op de afdelingen aanwezig is en op de site van
het UMCG.
De complexiteit van zorg wordt ingevuld met de gegevens die zijn beschreven in paragraaf
3.5. Met behulp van literatuuronderzoek, de Delphi methode en de interviews zijn de
leervoorwaarden ingevuld. Het laatste punt, de te realiseren eindkwalificaties, is ingevuld
door eerst literatuuronderzoek uit te voeren. De eindkwalificaties die gevonden werden op
MBO- en op HBO-niveau zijn vervolgens gescoord door de regieverpleegkundigen
onderwijs. Aangegeven is hoe vaak handelingen behorend bij de eindkwalificatie voorkomen
op de afdeling: dagelijks, één keer per veertien dagen, één keer per maand of niet.
Omdat de punten algemene gegevens van de praktijkleerplaats, de complexiteit van zorg en
de te realiseren eindkwalificaties per afdeling verschillen, zijn er drie verschillende
leerplaatsprofielen ontwikkeld.
Toen de verschillende leerplaatsprofielen waren ingevuld, zijn ze opgestuurd naar de
experts, de regieverpleegkundigen onderwijs. Zij hebben de leerplaatsprofielen beoordeeld
op inhoud en volledigheid.
Deze verschillende leerplaatsprofielen zijn te vinden in bijlage IV, V en VI.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
22
4 Conclusie, discussie en aanbevelingen
Aan de hand van de resultaten uit dit onderzoek zal een conclusie worden getrokken en
zullen aanbevelingen worden gedaan. Tot slot zal de discussie aan bod komen.
4.1 Conclusie
In de conclusie zal er antwoord worden gegeven op de centrale vraagstelling van dit
onderzoek, welke als volgt luidt:
‘Hoe zien de leerplaatsprofielen ten behoeve van MBO en HBO leerling eruit voor de
verpleegafdelingen binnen het thoraxcentrum en welke leervoorwaarden dienen er aanwezig
te zijn?’
In de eerste plaats is er literatuuronderzoek gedaan. De hoeveelheid literatuur over
leerklimaat, leervoorwaarden en leerplaatsprofielen bleek gedurende het onderzoek zeer
beperkt te zijn.
Door middel van literatuuronderzoek kan concluderend gezegd worden dat een
leerplaatsprofiel opgebouwd dient te worden uit een aantal factoren, te weten: gegevens
over de instelling, algemene gegevens over de afdeling, complexiteit, leervoorwaarden die
betrekking hebben op leerling, de werkbegeleider, de afdeling en de eindkwalificaties. Ook
uit de terugkoppeling van de experts bleek dit een goede opbouw te zijn.
Na het bestuderen van de verschillende dossiers zijn de algemene gegevens van de
instelling en het thoraxcentum naar voren gekomen. Hieruit blijkt ook dat de visie op leren
verschilt per verpleegafdeling. Daarnaast hebben de experts de eindkwalificaties voor MBOen HBO-leerlingen ingevuld per afdeling. Ook deze waren verschillend per afdeling. En als
laatste verschilde de complexiteit van zorg op de afdelingen.
Om deze redenen is ervoor gekozen om drie verschillende leerplaatsprofielen te maken voor
de verschillende afdelingen.
Door middel van het afnemen van interviews met experts, de Delphi methode en
dossieranalyse zijn de genoemde vijf punten ingevuld en is er een leerplaatsprofiel
ontworpen.
De ontwikkelde leerplaatsprofielen zijn terug te vinden in de bijlagen IV, V en VI.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
23
4.2 Aanbevelingen
Ontwikkelen begeleidingsplan
Beroepspraktijkvorming is een belangrijke voorwaarde bij het opleiden van toekomstige
verpleegkundigen. Het beleid wat hierbij hoort is bij voorkeur een onderdeel van het
algemene organisatiebeleid. “De begeleiding en de coördinatie moeten goed geregeld zijn. In
het begeleidingsplan is geregeld van welke scholen en studierichtingen er stagiaires en
leerlingen aangenomen worden, de taak van de opleidingscoördinator, de taak van de
praktijkopleider en de taak van de werkbegeleiders. De mogelijkheden voor stagiaires om
iets
te
kunnen
leren
met
niet
alleen
ruimte
en
middelen
maar
ook
reële
leersituaties.”(Jongbloets, 2003, para 3.1.1)
Door gebruik te maken van het begeleidingsplan ontstaat er tevens de mogelijkheid voor het
evalueren en het waarborgen van de kwaliteit van leren.
Visie en leervoorwaarden
In dit onderzoek worden verschillende leervoorwaarden genoemd waaraan de afdelingen
zouden moeten voldoen. Er is echter niet uitgezocht of deze leervoorwaarden aansluiten bij
de visie van de verpleegafdelingen. Een aanbeveling voor vervolgonderzoek is daarom het
onderzoeken of de leervoorwaarden passen bij de visie van de verpleegafdelingen binnen
het thoraxcentrum.
Actueel houden leerplaatsprofiel
Zoals in de theorie is besproken is een leerplaatsprofiel aan veranderingen onderhevig. Het
gemaakte leerplaatsprofiel zal derhalve van tijd tot tijd geactualiseerd moeten worden. Er
wordt aanbevolen op de afdeling iemand hiervoor aan te stellen die deze ontwikkelingen
bewaakt.
Intervisiebijeenkomsten werkbegeleiders
De aanbeveling die gedaan wordt is naar aanleiding van de interviews die gehouden zijn met
de regieverpleegkundigen onderwijs. Eén van de geïnterviewden had positieve ervaringen
met het houden van intervisie met de werkbegeleiders op de afdeling. De andere twee
regieverpleegkundigen keken hier ook niet afwijzend tegenaan.
De onderzoekers bevelen de regieverpleegkundigen onderwijs aan om zich eens te
verdiepen in het aanbeiden van intervisie binnen het thoraxcentrum.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
24
4.3 Discussie
In dit onderzoek is een aantal punten opgemerkt, welke hier besproken wordt.
Zoals bij de conclusie is genoemd, bleek de hoeveelheid literatuur over leerklimaat,
leervoorwaarden en leerplaatsprofielen gedurende het onderzoek zeer beperkt te zijn. De
onderzoekers verwachtten vooraf meer literatuur te vinden. Gedurende het onderzoek is met
behulp van de geringe literatuur en de eigen visie een beeld gevormd van een
leerplaatsprofiel.
Voorafgaand aan de literatuurstudie werd gedacht dat leervoorwaarden en een
leerplaatsprofiel twee afzonderlijke begrippen waren. Gedurende het onderzoek is gebleken
dat leervoorwaarden geïntegreerd zijn in een leerplaatsprofiel.
Tijdens het onderzoek is gebruik gemaakt van het oude kwalificatiedossier van de MBO-V. In
dit onderzoek is gebruik gemaakt van het leerplaatsprofiel wat Calibris heeft gemaakt naar
aanleiding van dit kwalificatiedossier. Echter niet alle deelkwalificaties zijn in het onderzoek
meegenomen omdat deze niet toepasbaar zijn op de betreffende leerafdelingen. Een
voorbeeld hiervan is kraam-, kind- en jeugdzorg.
Zoals eerder genoemd is, is een leerplaatsprofiel onderhevig aan veranderingen. Per
september 2010 zal er gewerkt worden met het nieuwe kwalificatiedossier waarin kerntaken
en werkprocessen centraal staan.
De eindkwalificaties, zoals ze verwerkt zijn in het leerplaatsprofiel zijn per leerplaatsprofiel
door slechts één persoon, regieverpleegkundige onderwijs van de betreffende afdeling
ingevuld. Door deze ook in te laten vullen door meerdere experts, zou de betrouwbaarheid
vergroten.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
25
Literatuurlijst
Baarda dr. D.B., Goede de dr. (1997) M.P.M. Basisboek Methoden en Technieken Houten:
Educatieve Partners Nederland BV
Baarda D.B., de Goede, M.P.M., &Teunissen, J. (1995). Kwalitatief Onderzoek. Houten:
Educatieve Partners Nederland bv, 13-237
Baars-van Moorsel M. Leerklimaat in ziekenhuizen Vakblad voor opleiders in het
gezondheidsonderwijs, nummer 4 juni 2004
Cremers T., Hilhorst, T., (2003). Praktijkopleider Gezondheidszorg – Welzijn PO 401 / PO
402. Arnhem, Angerenstein
Gobbens R., Schell H., Damoiseaux J. Een meetinstrument voor de kwaliteit van de
beroepsvorming. Vakblad voor opleiders in het gezondheidsonderwijs nummer 2, maart 2007
Jong A. de, Vandenbroele H., Arend van der A., Glorieux M., De Maesschalck L., Vande
Moortel J., et al. (2008) Inleiding wetenschappelijk onderzoek voor gezondheidsonderwijs
Jongbloets H., (2003). Leervoorwaarden Creëren. Retrieved 12-02-2010 van
http://www.opleideninschool.nl/doc_producten/Zuid/Mytylschool/B.1.2.2%20Mytlylschool%20
Tilburg%20Leervoorwaarden%20cre%C3%ABren.doc
Londen J. van, e.a. (1996) Gekwalificeerd voor de Toekomst. Kwalificatiestructuur en
eindtermen voor Verpleging en Verzorging Commissie Kwalificatiestructuur. Zoetermeer,
Rijswijk
Pool A., Pool-Tromp C., Veltman-van Vugt F. & Vogel S. (2001) Met het oog op de toekomst
Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn
Reader werkbegeleiding, datum onbekend, S. Schuthof
Schell H., Gobbens R., Damoiseaux J. Het praktijkleren in kaart gebracht. Tijdschrift voor
verpleegkundigen 2008 nr. 6
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
26
Tiggelaar B. (2005). Dromen durven doen, Houten: Spectrum.
Verpleegkundig beleidsplan, 2006-2008, afdeling C1VA/C2VA
Eindtermen. (2010) Retrieved 06-04-2010, http://www.encyclo.nl/begrip/Eindtermen
Kerntaken UMCG. (2010) Retrieved 11-04-2010,
http://www.umcg.nl/Umcg/6017kerntaken/Pages/kerntaken.aspx
Lean Six Sigma. (2010) Retrieved 11 april 2010, http://www.sixsigma.nl/six-sigma/wat-islean-six-sigma
Leerplaatsprofiel. (2003-2009). AtriumMC. Retrieved: 09-03-2010,
www.atriummc.nl/index.php?id=4532
Logo UMCG. (2010) Retrieved 09-04-2010, http://www.umcg.nl/faq/Pages/Kikkerlogo.aspx
Visie op leren. (2010) Retrieved 11-04-2010,
http://www.wenckebachinstituut.nl/documenten/algemeen/Wenckebach%20Instituut/Viesieop
leren.htm
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
27
Bijlage I Topiclijst dossieranalyse
Algemene gegevens afdeling
 missie en visie ten aanzien van het leren
 omschrijving afdeling
 opleidingsplan
Algemene gegevens instelling
 algemene gegevens UMCG
 Wenckebach Instituut
o
Visie op leren
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Bijlage II Topic lijst semi-gestructureerd interview
In dit onderzoek is ervoor gekozen om een semi-gestructureerd interview af te nemen bij de
regieverpleegkundigen onderwijs binnen het thoraxcentrum en Nij Smellighe te Drachten.
De keuze om regieverpleegkundigen te interviewen is omdat zij veel kennis en ervaring
hebben in het begeleiden van studenten. Zij sturen werkbegeleiders aan en hebben daarom
een helikopter view wat betreft het begeleiden van leerling.
Omdat regieverpleegkundigen onderwijs ook de implementatie doen van nieuwe leervormen
is hun inzicht, ervaring en kennis geschikt voor het onderzoek.
In Nij Smellinghe wordt al gewerkt met leerplaatsprofielen. Om deze reden gaan we naar Nij
Smellinghe te Drachten. We willen graag meer weten over de keuze om met het werken met
een leerplaatsprofiel te starten en alle voor -en nadelen die hierbij horen.
Persoon
-
Functie;
-
Hoelang al werkzaam;
-
Opleiding(en);
UMCG (regie verpleegkundigen onderwijs)
- werkbegeleider;
- kwaliteiten/eigenschappen;
- scholing;
- ervaring.
- leervoorwaarden;
- 3e jaars MBO/HBO voorwaarden/verwachtingen van student;
- 4e jaars MBO/HBO.
- verschil MBO/HBO leerling;
- werkvloer;
- theorie.
- leerplaatsprofiel;
- onderwerpen; lijst die wordt opgesteld moet kritisch door hen worden bekeken;
- belang;
- verwachtingen.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Nij Smellinghe opleidingsadviseur praktijkopleidingen
- ervaringen met stagiaires en leerlingen;
- leerplaatsprofiel;
- Geschiedenis;
- Ervaringen;
- Opzet; reden;
- verschil MBO/ HBO in leerplaatsprofiel + beginkwalificaties;
- verschil leerjaar.
- leervoorwaarden;
- 3e jaars MBO/HBO voorwaarden/verwachtingen van student;
- 4e jaars MBO/HBO.
- verschil MBO/HBO;
- werkvloer;
- theorie (waarom gebruik verschillende leerplaatsprofielen?).
- werkbegeleider;
- kwaliteiten;
- scholing;
- ervaring.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Bijlage III Vragenlijst Delphi methode
Beste panelleden,
in het kader van onze opleiding HBO-Verpleegkunde aan de Hanzehogeschool te
Groningen, voeren wij ons afstudeeronderzoek uit binnen het thoraxcentrum van het
Universitair Medisch Centrum Groningen.
Wij doen onderzoek naar het leerplaatsprofiel; dit is een document waarin is weergegeven
wat er geleerd kan worden op de afdeling en wat er van de student, de werkbegeleider en de
afdeling mag worden verwacht (leervoorwaarden).
Wij werken volgens de Delphi methode. Dit houdt in dat we een aantal personen
geselecteerd hebben om in het panel plaats te nemen. Aan het panel wordt in eerste
instantie een vragenlijst voorgelegd. Het doel van deze vragenlijst is om de mening van
werkbegeleiders en studenten te krijgen, omdat zij ervaringsdeskundige zijn wat betreft het
leren of begeleiden van een student op de werkvloer. De vragenlijst zal gaan over het
leerklimaat op de afdeling en leervoorwaarden die aanwezig zouden moeten zijn voor
leerling.
Nadat wij de antwoorden op de vragen hebben geanalyseerd, zal het panel een nieuwe
vragenlijst voorgelegd krijgen met daarin vragen over punten die we nader willen
onderzoeken. Alle verkregen gegevens worden geanonimiseerd verwerkt.
We hopen dat je de tijd wilt nemen om de vragen duidelijk te beantwoorden. Met name de
beargumentatie van het antwoord is voor ons belangrijk. Dit om de resultaten beter uit te
kunnen leggen en hiermee de betrouwbaarheid te vergroten. We willen deze vragenlijst
graag uiterlijk 26 maart retour.
Alvast bedankt voor het invullen van de vragenlijst,
Gerben van Kammen (B2VA),
Fiona de Vries (C2VA) en
Janneke Dilling (B1VA)
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Naam: ……………………………………………………………………………………………………
Afdeling: …………………………………………………………………………………………………
Algemene gegevens panellid
1. Welke opleiding(en) heb je gevolgd (HBO-V en/of MBO-V)?**
…………………………………………………………………
2. Hoe lang ben je al werkzaam als verpleegkundige?**
……… jaren
3. Hoe lang ben je al werkbegeleider?**
……… jaren
4. Doe je de opleiding MBO-V of HBO-V en in welk jaar zit je?***
………………………………………………………………..
Voorwaarden die gesteld worden aan leerling
5. Moet bij aanvang van de stage een oriënterend werkplan, met bijbehorende leerdoelen,
worden gemaakt door leerling?
ja / nee*, omdat …………………………………………………………………………………
…..……………………………………………………………………………………………………
…..……………………………………………………………………………………………………
…..……………………………………………………………………………………………………
6. Acht je het noodzakelijk dat de leerling bij aanvang van de stage bepaalde vaardigheden
zou moeten kunnen uitvoeren?
ja / nee*, welke vaardigheden en waarom wel of niet …………………………………… …
…..……………………………………………………………………………………………………
…..……………………………………………………………………………………………………
…..……………………………………………………………………………………………………
7. Vind je het noodzakelijk dat voorafgaand aan de stageperiode een kennistoets over
anatomie, fysiologie en pathologie wordt afgenomen bij leerling?
ja / nee*, omdat
………………………………………………………………………………………………… ……
……………..…………………………………………………………………………………………
……………..…………………………………………………………………………………………
……………..……………………………………………………………….……………………
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Voorwaarden die gesteld worden aan de afdeling
8. Moeten leerling en de werkbegeleider dezelfde diensten hebben gedurende de gehele
stageperiode? Geef eventueel een suggestie.
ja / nee*, omdat
………………………………………………………………………………………………… ……
………………..………………………………………………………………………………………
………………..………………………………………………………………………………………
………………..……………………………………………………………….……………………
9. Zou leerling alle diensten moeten draaien (dag-, late-, nachtdiensten, feestdagen en
weekenden) gedurende de gehele stageperiode?
ja / nee*, omdat
………………………………………………………………………………………………… ……
………………..………………………………………………………………………………………
………………..………………………………………………………………………………………
………………..……………………………………………………………….……………………
10. Hoeveel contact is er minimaal nodig tussen de eigen werkbegeleiders en leerling per
maand?
………………………………………………………………………………………………… ……
………………..………………………………………………………………………………………
………………..………………………………………………………………………………………
………………..……………………………………………………………….……………………
11. Moet een verpleegkundige handeling altijd eerst volgens protocol getoetst worden,
voordat leerling deze handeling zelfstandig mag uitvoeren?
ja / nee*, omdat
………………………………………………………………………………………………… ……
………………..………………………………………………………………………………………
………………..………………………………………………………………………………………
………………..……………………………………………………………….……………………
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
12. Moet er een bepaalde tijd binnen de dienst beschikbaar worden gesteld voor leerling voor
eigen invulling in het leerproces?
ja / nee*, omdat
………………………………………………………………………………………………… ……
………………..………………………………………………………………………………………
………………..………………………………………………………………………………………
………………..……………………………………………………………….……………………
13. Welke middelen moeten aanwezig zijn op de afdeling (computer, boeken of tijd) als
ondersteuning van het leerproces?
………………………………………………………………………………………………… ……
………………..………………………………………………………………………………………
………………..………………………………………………………………………………………
………………..……………………………………………………………….……………………
14. Moet de afdeling bij aanvang van de stage een leerling informeren over verschillende
ziektebeelden die voorkomen op de afdeling? Indien ja, geef dan ook aan op welke
manier.
ja / nee*, omdat
………………………………………………………………………………………………… ……
………………..………………………………………………………………………………………
………………..………………………………………………………………………………………
………………..……………………………………………………………….……………………
Voorwaarden die gesteld worden aan de werkbegeleider
15. Zou de werkbegeleider de werkbegeleidingscursus moeten hebben gevolgd?
ja / nee*, omdat
………………………………………………………………………………………………… ……
………………..………………………………………………………………………………………
………………..………………………………………………………………………………………
………………..……………………………………………………………….……………………
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
16. Hoeveel (jaar) werkervaring moet een verpleegkundige hebben voordat hij of zij leerling
kan begeleiden?
……jaar, omdat
………………………………………………………………………………………………… ……
………………..………………………………………………………………………………………
………………..………………………………………………………………………………………
………………..……………………………………………………………….……………………
17. Welke competenties zou jij bij een werkbegeleider willen zien?
………………………………………………………………………………………………… ……
………………..………………………………………………………………………………………
………………..………………………………………………………………………………………
………………..……………………………………………………………….……………………
Overige voorwaarden
18. Zijn er andere voorwaarden waarover in deze vragenlijst geen vragen worden gesteld,
maar die
je
wel vindt thuishoren in het leerplaatsprofiel met bijbehorende
leervoorwaarden? Motiveer je antwoord.
…..……………………………………………………………………………………………………
…..……………………………………………………………………………………………………
…..……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………….
* Doorhalen wat niet van toepassing is
** Alleen in te vullen door verpleegkundigen
*** Alleen in te vullen door leerling
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Beste panelleden,
De antwoorden die we hebben binnengekregen naar aanleiding van de eerste ronde van de
Delphi methode hebben we bekeken en vergeleken. Over een aantal punten hebben we
aanvullende vragen (2 pagina’s). Graag ontvangen we deze lijst voor 15 april retour.
In de eerste ronde stelden we een vraag over de vaardigheden die leerling moet kunnen
uitvoeren bij aanvang van de stage. Hierop is uiteenlopend geantwoord.
Vind je dat bij aanvang van de stage leerling ADL (Activiteiten Dagelijkse Leven) moet
kunnen uitvoeren?
ja/nee*
omdat,
………………………………………………………………………………….
.………………………………………………………………………………………………………
………………..…………………………………………………………………………………………
……………..………………………………………………………………………………………
Als jij vindt dat leerling deze vaardigheid moet kunnen, zou je dit dan willen toetsen en op
welke manier?
ja/nee* omdat, …………………………………………………………………………………. .…..…
……………………………………………………………………………………………………..……
……………………………………………………………………………………. …………………..
Stel dat iemand deze vaardigheden niet beheerst, wat is dan de consequentie volgens jou?
.………………………………………………………………………………………………………
.……………..……………………………………………………………………………………………
……..…………………………………………………………………………………………………
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Ook op de vraag ’ Vind je het noodzakelijk dat voorafgaand aan de stageperiode een
kennistoets over anatomie, fysiologie en pathologie wordt afgenomen bij leerling?’ wordt
uiteenlopend geantwoord. We hebben een stelling gemaakt en onze vraag is of jullie het
hiermee eens zijn en waarom wel of niet.
Wanneer een leerling zijn stage begint op de afdeling moet je ervan uit kunnen gaan dat een
leerling bepaalde basiskennis heeft (waar zitten het hart en de longen en hoe werken ze).
Verdieping van deze kennis vindt plaats tijdens de stage, zowel op de afdeling als door
middel van thuisstudie.
Ik ben het hiermee wel/niet* eens, omdat ..................................................................................
.…………………………………………………………………………………...............................
....... ..…..………………………………………………………………………………………… ……
………..…………………………………………………………………………………………………
……....………………………………………………………………………………………………….
Bedankt voor het invullen van de vragenlijst!
Janneke Dilling B1VA
Gerben van Kammen B2VA
Fiona de Vries C2VA
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Bijlage IV Leerplaatsprofiel afdeling B1VA
Thoraxcentrum Universitair Medisch Centrum Groningen
Naam leerling
Adres
Woonplaats
Tel. nr.
Leeftijd
Vooropleiding
Huidige opleiding
Leerjaar
Stageperiode
Theorieperiode
Begeleiding
Werkbegeleiders
Praktijkopleider
Stagedocent
Praktijkdocent
Geplande data
Introductiegesprek
Tussenevaluatie
1ste periode
Tussenevaluatie
2de periode
Tussenevaluatie
3de periode
Eindevaluatie
verpleegeenheid
Eindevaluatie school
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Algemene gegevens
Instelling
Universitair Medisch Centrum Groningen
Hanzeplein 1
Postbus 30.001
9700 RB Groningen
Algemene informatie
“Het UMCG is met zijn 1339 bedden het grootste ziekenhuis van Nederland en de
grootste werkgever van Noord-Nederland. De ruim 10.000 medewerkers werken in de
patiëntenzorg en aan vooraanstaand wetenschappelijk onderzoek, waarbij de focus ligt
op ‘gezond en actief ouder worden’. Daarnaast worden er ongeveer 3400 studenten
opgeleid tot arts, tandarts of bewegingswetenschapper en ruim 450 artsen opgeleid tot
medisch specialist. Sommige patiënten komen in het UMCG voor ‘gewone’
ziekenhuiszorg, maar ruim 60 procent van de patiënten heeft een gecompliceerde of
zeldzame aandoening en komt in het UMCG voor zeer specialistisch(e) diagnostiek,
onderzoek of behandeling. De beste zorg is altijd gebaseerd op de nieuwste inzichten,
en wordt gegeven door de beste dokters en verpleegkundigen. Samen met
ondersteunend personeel werken zij dagelijks aan die ene, gemeenschappelijke
doelstelling:
bouwen
aan
de
toekomst
van
gezondheid.”
(http://www.umcg.nl/Umcg/Pages/hetUMCG.aspx, retrieved 9 april 2010)
Missie en visie UMCG
De missie van het UMCG, ‘Bouwen aan de toekomst van de gezondheidszorg’, krijgt in
de visie een drieledige invulling. Deze visie krijgt nadere uitleg binnen de visie en
missie vanuit de afdeling.
“Het Universitair Medisch Centrum Groningen is te typeren als:
vertrouwd,
eigenzinnig
en
academisch.
Daarom
heeft
het
universitair medisch centrum gekozen voor een kikker als
beeldmerk. Een eigenzinnige keuze die past bij het UMCG. Een
kikker is een alledaags dier dat zich prettig voelt in een schone en
rustige omgeving waar het goed toeven is. Het symboliseert leven,
gezondheid, vertrouwen en kwaliteit. Het academische komt tot uiting in de
schematische weergave van het achterlijf. De stippel- en streeppatronen zijn
geïnspireerd op moderne medische scantechnieken”
(http://www.umcg.nl/faq/Pages/Kikkerlogo.aspx, retrieved 9 april 2010).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
“De focus van het UMCG ligt de komende jaren op gezond en actief ouder worden. Dit wordt
Healthy Ageing genoemd. Het vormt de basis van de volgende drie kerntaken:
Kerntaak 1: zorg
In de eerste plaats is het UMCG een ‘gewoon’ ziekenhuis. Eén van de 120
ziekenhuizen in Nederland waar iedereen voor gewone ziekenzorg terecht kan. Maar
het UMCG biedt ook hoog gespecialiseerde zorg. Daarmee speelt het een belangrijke
rol in de Nederlandse, en zeker de Noord-Nederlandse gezondheidszorg. Alle
patiënten met meer gecompliceerde aandoeningen uit de noordelijke provincies worden
uiteindelijk naar het UMCG doorverwezen. Hierbij gaat het om vormen van
zogenaamde topreferente en topklinische zorg.
Kerntaak 2: onderzoek
Het UMCG doet onderzoek naar nieuwe technieken en behandelingen, nieuwe
medicijnen en nieuwe vormen van zorg waarbij de focus ligt op ‘gezond en actief ouder
worden’. Medewerkers van het UMCG voeren dit onderzoek voortdurend uit.
Kerntaak 3: onderwijs
Het Wenckebach Instituut is onderdeel van het UMCG en richt zich op de ontwikkeling
en opleiding van professionals in de zorg. Met een actieve, doelgerichte en zelfstandige
leerhouding ontplooien en ontwikkelen professionals zich het beste. Leren is een
proces
van
luisteren,
oefenen,
debatteren,
discussiëren
en
reflecteren.
(http://www.umcg.nl/Umcg/6017kerntaken/Pages/kerntaken.aspx,
retrieved 11 april 2010)
Wenckebach Instituut
Naam
Stagebureau UMCG Wenckebach Instituut
Bereikbaar
maandag t/m donderdag van 09.00 – 16.30 uur
Telefoon
050 361 43 02
E-mail
[email protected]
Visie op leren
“Professionals zijn zelf verantwoordelijk voor hun leerproces en koppelen hun
leerdoelen aan de dagelijkse praktijk. Omdat de praktijk zich voortdurend ontwikkelt, is
leren een dynamisch proces waarmee professionals nooit klaar zijn. Professionals
hebben bij hun leerproces feedback nodig en de gelegenheid om te reflecteren op het
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
eigen
handelen.
Daarmee
krijgen
zij
grip
op
de
leerbehoeften.”
(http://www.wenckebachinstituut.nl/documenten/algemeen/Wenckebach%20Instituut/Vi
esieopleren.htm, retrieved 11 april 2010)
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Gegevens afdeling
Introductie
Het Thoraxcentrum van het UMCG bestaat uit meerdere verpleegafdelingen (B1VA,
B2VA, C1VA/C2VA), een Coronary Care Unit, een afdeling Hartkatheterisatie, een
polikliniek en functieafdeling. Alle afdelingen werken intensief samen bij de behandeling
van hart- en longpatiënten. Er is een nauwe samenwerking met de afdeling
Hartrevalidatie van het UMCG Centrum voor Revalidatie, Bureau nazorg en de Thorax
Intensive Care.
Afdeling
Verpleegafdeling Cardiothoracale chirurgie
Locatie
Thoraxcentrum UMCG Afdeling B1VA
Telefoon
Hoofdverpleegkundige
Mariët Nijholt
Regieverpleegkundige onderwijs
Joost Nijmeijer
Telefoon regieverpleegkundige onderwijs
E-mail regieverpleegkundige onderwijs
Duur van de zorg
Langdurige zorg van meer dan 5 dagen.
Doel van de zorg
Ziekenhuis breed voldoen de verpleegafdelingen aan de primaire doelstelling van de
organisatie, namelijk: hulpverlening aan de patiënt. Dit vindt plaats aan de hand van
onderzoek, behandeling, begeleiding, verpleging en verzorging.
Leeftijdscategorie
Verschilt van 18 jaar tot ongeveer 90 jaar
Zorgcategorie
Zorgvragers voor / na chirurgische ingrepen
Zorgvragers voor onderzoek en/of behandeling
Zorgvragers voor diagnostiek
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
De vijf meest voorkomende ziektebeelden op de afdeling

Patiënten pré en post hartklep operatie

CABG

Thoracotomie

Mediastinoscopie

Thoracoscopie
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Uitgangspunten begeleiding
Visie op leren en begeleiden op de afdeling B1VA
Op afdeling B1VA is het opleidingsplan geschreven welke is gebaseerd op de volgende
peilers.
 Pionieren in onderzoek – Vanuit het wetenschappelijk onderzoek wezenlijk bijdragen aan
nieuwe kennis over gezondheid, preventie, ziekte en behandeling.
 Kennis toetsen en delen – Nieuwe kennis toetsen in de praktijk en deze op vele manieren
overdragen.
 Zorgzaam voor mensen – Zorgzaam zijn voor mensen in de volle breedte: van preventie
via basiszorg naar topzorg; fysiek en geestelijk; een leven lang.
Kerndoel kwaliteit
Kerndoelstelling
van
het
ziekenhuis
is
kwalitatief
goede
zorg
verlenen
en
onderzoeksontwikkeling mogelijk te maken om die kwaliteit te stimuleren. Het UMCG is de
mening toegedaan dat vooral de cliënt bepaalt wat kwaliteit is en toets beleid dan ook aan de
verwachtingen van de Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ).
Afdeling B1VA onderschrijft de visie en missie en heeft hier enkele speerpunten in welke zijn:
 Patiënttevredenheid: in meerdere projecten in de afgelopen en komende periode wordt
er stilgestaan bij patiënttevredenheid, waarbij veel energie uitgaat naar het verbeteren
hiervan.
 Veiligheid: zowel veiligheid van de patiënt als van het personeel heeft prioriteit.
 Kwaliteit: zowel kwaliteit van zorg als kwaliteit van scholingsactiviteiten heeft een grote
prioriteit.
De visie van afdeling B1VA is dat de verpleegkundigen, werkzaam op afdeling B1VA, zelf
verantwoordelijk zijn voor hun eigen beroepsontwikkeling en deskundigheidsbevordering.
Afdeling B1VA schept de voorwaarden (tijd, ruimte, geld) en biedt actief scholingsactiviteiten
aan.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Organisatie van begeleiding
Rol regieverpleegkundige onderwijs
Aan iedere verpleegafdeling is een regieverpleegkundige onderwijs verbonden. De
regieverpleegkundige onderwijs heeft een kennismakingsgesprek met werkbegeleiders
en de leerling. Ook vervult hij een ondersteunende rol naar werkbegeleiders bij de
begeleiding van de leerling met als doel de deskundigheid van de werkbegeleiders te
bevorderen. Als de werkbegeleider en/of leerling bij het begeleiden en leren
onduidelijkheden of problemen tegenkomen, kunnen zij de regieverpleegkundige
onderwijs raadplegen.
Verwachtingen gesteld aan de leerling
De leerling stelt zich actief op en toont interesse in het werk door middel van het stellen
van vragen en het tonen van belangstelling richting de patiënt. Daarnaast ziet de
leerling wat er gedaan moet worden en handelt hiernaar.
De persoonlijke leerdoelen worden opgesteld door de leerling en de afspraken
hieromheen worden nagekomen. Door te laten zien inzicht te hebben in de
werkzaamheden en prioriteit hierin aan te geven, laat de leerling zien aan de
werkbegeleider dat hij zelfstandig kan werken en overstijgend kan denken. Op deze
wijze groeit het wederzijdse vertrouwen.
Bij onduidelijkheden wordt verwacht van de leerling dat deze vragen stelt, om uitleg
vraagt en dingen uitzoekt. Het is belangrijk dat het leerproces en de regie te allen tijde
de verantwoordelijkheid zijn van de leerling zelf.
Verwachtingen gesteld aan de werkbegeleider
De onderstaand genoemde vaardigheden hebben betrekking op de houding en
communicatieve vaardigheden die een werkbegeleider moet hebben ten aanzien van
begeleiding.
De werkbegeleider moet een positieve houding hebben tegenover de leerling, snelle
irritatie omdat deze nog niet alles weet/kan zorgt voor onzekerheid bij de leerling.
Begeleiders moeten kunnen motiveren en zorgen voor blijvende motivatie bij de
leerling. Duidelijke doelen moeten worden gesteld waar de leerling naar toe kan
werken. De begeleider heeft een positieve houding ten opzichte van de visie van de
afdeling en de diensten die geleverd kunnen worden. Voor alle punten die thuishoren
bij de rol van coach wordt van de werkbegeleider verwacht dat deze die kan toepassen
in de praktijksituatie.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Ook wat betreft communicatieve vaardigheden moet de werkbegeleider duidelijk en
helder kunnen vertellen aan de leerling wat er van hem verwacht wordt. Tot slot is de
werkbegeleider op de hoogte van de criteria die vanuit de opleiding aan de leerling
worden gesteld.
Middelen ter ondersteuning van het leerproces
Centraal Medische Bibliotheek
Computer met internet
Intranet met digitale protocollen
Specifieke boeken op de afdeling
Inwerkmodule van de afdeling
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Complexiteit
Complexiteit van de zorg
Er wordt veel gesproken over complexiteit van zorg. De definitie hiervan is echter
moeilijk in de praktijk te brengen. Er is een onderzoek van start gegaan om onder
andere de complexiteit op de afdelingen binnen het thoraxcentrum in kaart te brengen.
Hieronder zijn voor de verpleegafdeling B1VA de resultaten in grafieken gezet. In deze
grafieken zijn de complexiteit en zorgzwaarte van de hele afdeling te vinden en van de
intensieve zorgkamer, K 132. Op deze kamer liggen de patiënten die intensievere zorg
nodig hebben.
Complexiteit moet hier gezien worden als de complexiteit van zorg gemeten
aan de hand van criteria (objectief). Zorgzwaarte heeft te maken met hoe de zwaarte
van zorg door verpleegkundigen ervaren wordt (subjectief).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Leervoorwaarden
Voorwaarden die gesteld worden aan de leerling
 Bij aanvang van de stage moet een werkplan met bijbehorende leerdoelen zijn gemaakt
door de leerling.
 De leerling moet bij aanvang van de stage de ADL uit kunnen voeren.
 De leerling moet bij aanvang van de stage basiskennis hebben van het menselijk
lichaam. Basiskennis wordt gezien als algemene kennis rondom de werking van het hart
en de longen.
 Ongeveer één keer per week is er contact tussen de leerling en één van de
werkbegeleiders. Het is echter wel de verantwoordelijkheid van de leerling om dit te
organiseren.
Voorwaarden die gesteld worden aan de afdeling
 De leerling werkt een groot deel van de diensten met de eigen werkbegeleiders.
 De leerling moet gedurende de stageperiode alle diensten gedraaid hebben. Bij aanvang
van de stageperiode worden er voornamelijk dagdiensten door de week gewerkt, later
wat vaker late, nacht- en weekenddiensten.
 Een verpleegkundige handeling moet altijd eerst volgens protocol getoetst worden,
voordat de leerling deze handeling zelfstandig mag uitvoeren.
 De leerling mag tijd besteden aan het leerproces. Hier moet hij of zij echter wel zelf
initiatief in nemen en dit op tijd aangeven.
 Middelen die aanwezig zouden moeten zijn op de afdeling zijn: boeken, een computer,
duidelijke protocollen, tijd om vragen te stellen aan de werkbegeleider, collega’s, regie- of
hoofdverpleegkundige, een ruimte en een aanspreekpunt op de afdeling.
 De afdeling moet bij aanvang van de stage de leerling informeren door middel van het
verstrekken van de inwerkmodule. Deze inwerkmodule bevat algemene gegevens en
geeft informatie over veelvoorkomende ziektebeelden op de afdeling. Het is de
verantwoordelijkheid van de leerling om zich te verdiepen in de ziektebeelden waarover
nog te weinig kennis is.
 Tijdens de stage periode moet duidelijk zijn wie (begeleider en leerling) welke
verantwoordelijkheden heeft.
Voorwaarden die gesteld worden aan de werkbegeleider
 Het is voor werkbegeleiders niet verplicht om de werkbegeleiderscursus te volgen. Het
zou een pré zijn, maar is niet noodzakelijk.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
 Het aantal jaren werkervaring die een verpleegkundige zou moeten hebben voordat hij of
zij werkbegeleider wordt is afhankelijk van een aantal factoren. De verpleegkundige zelf
(motivatie, aanleg voor het begeleiden van leerlingen) en het niveau van de leerling. Over
het algemeen wordt een periode van 1-2 jaar werkervaring genoemd voordat een
verpleegkundige werkbegeleider wordt.
 Competenties van een werkbegeleider die de leerling begeleidt kunnen zijn; goed kunnen
luisteren, feedback geven en ontvangen, eerlijkheid, betrokkenheid, kennis van zaken
hebben en creëren van een goede leeromgeving.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Kwalificaties en deelkwalificaties verpleging niveau 4
Aan de hand van de landelijke MBO-richtlijnen, zijn onderstaande eindtermen weergegeven
voor afdeling B1VA. Deze zijn op 03-03-2010 ingevuld door de regieverpleegkundige
onderwijs.
Deelkwalificatie 204: Interactie in beroepssituaties
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan een functionele samenwerkingsrelatie hebben met een
zorgvrager en met diens naasten.
X
02
De afgestudeerde kan het element van beroepshouding 'respect tonen voor de
‘zorgvrager’ integreren bij de uitvoering van de eigen taken.
X
03
De afgestudeerde kan het element van beroepshouding ‘functioneel handelen’
integreren van de eigen taken.
X
04
De afgestudeerde kan het element van beroepshouding 'zich assertief opstellen als X
hulpverlener en als werknemer' integreren bij de uitvoering van de eigen taken.
05
De afgestudeerde kan het element van beroepshouding 'zich collegiaal opstellen'
integreren bij de uitvoering van de eigen taken.
06
De afgestudeerde kan met een zorgvrager en diens naasten omgaan in situaties
van ernstig lijden, sterven en rouw.
1x per 1x per niet
14 dgn maand
X
X
Deelkwalificatie 206: Ontwikkelingen in de maatschappij 1
Eindtermen
dagelijks
1x per 1x per niet
14 dgn maand
01
De afgestudeerde kan verschillende meningen weergeven over vraagstukken
van het menselijk samenleven.
X
02
De afgestudeerde kan weergeven hoe opvattingen en gedragingen van mensen
zich verhouden tot de basiskenmerken en -uitgangspunten parlementaire
democratie.
X
03
De afgestudeerde kan de stappen ondernemen die nodig zijn om een baan te
krijgen.
X
04
De afgestudeerde kan de eigen belangen behartigen in het geval van
werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid.
X
Deelkwalificatie 302: Basiszorg
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan basiszorg plannen, rekening houdend met de
mogelijkheden van een zorgvrager, diens naasten of van een (leef)groep.
X
02
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de persoonlijke verzorging.
X
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1x per 1x per niet
14 dgn maand
03
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de opname van voeding en
vocht.
X
04
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de uitscheiding.
X
05
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij mobiliteitsproblemen.
X
06
De afgestudeerde kan het bed van de zorgvrager verzorgen.
X
07
De afgestudeerde kan de vitale functies van een zorgvrager bewaken.
X
08
De afgestudeerde kan bij een zorgvrager maatregelen treffen om een
evenwichtig slaap- en waakritme te bevorderen.
X
09
De afgestudeerde kan, in opdracht, zorgdragen voor het medicijngebruik van een X
zorgvrager.
10
De afgestudeerde kan, in opdracht, bij een zorgvrager wonden verzorgen.
11
De afgestudeerde kan adequaat reageren bij ongevallen en in onvoorziene
situaties.
12
De afgestudeerde kan een zorgvrager begeleiden.
X
13
De afgestudeerde kan de communicatie van een zorgvrager met derden
ondersteunen door te fungeren als intermediair.
X
14
De afgestudeerde kan bij het verlenen van basiszorg de voorschriften toepassen. X
15
De afgestudeerde kan de zelfzorg van een zorgvrager met betrekking tot
basiszorg geheel of gedeeltelijk overnemen.
X
X
X
Deelkwalificatie 303: Preventie en GVO 1
Eindtermen
dagelijks
1x per 1x per niet
14 dgn maand
01
De afgestudeerde kan de betekenis van preventie en gezondheidsvoorlichting
omschrijven.
X
02
De afgestudeerde kan primaire preventie toepassen.
X
03
De afgestudeerde kan secundaire preventie toepassen.
X
04
De afgestudeerde kan tertiaire preventie toepassen.
X
Deelkwalificatie 307: Ontwikkelingen in de maatschappij 2
Eindtermen
dagelijks
1x per 1x per niet
14 dgn maand
01
De afgestudeerde kan de stappen ondernemen die nodig zijn om een baan te
krijgen.
X
02
De afgestudeerde kan de betekenis aangeven van veranderingen op het gebied
van de sociale zekerheid voor bepaalde groepen en de eigen beroepsgroep in
het bijzonder.
X
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
03
De afgestudeerde kan rekening houden met het verband tussen opvattingen over
sociale en politieke vraagstukken met achterliggende levensbeschouwelijke en/of
politiek-ideologische oriëntaties.
X
04
De afgestudeerde kan aangeven hoe de ontwikkeling van Nederland tot een
multi-culturele samenleving zich openbaart in de samenleving, de eigen leefsituatie en de beroepspraktijk.
X
05
De afgestudeerde kan omschrijven op welke wijze de internationalisering van de
Nederlandse samenleving zich openbaart in de eigen leefsituatie en de
beroepspraktijk.
X
06
De afgestudeerde kan de gevolgen aangeven van de technologisering van de
samenleving voor het arbeidsbestel in het algemeen en de eigen beroepsgroep
in het bijzonder.
X
07
De afgestudeerde kan de relatie aangeven tussen actuele sociale en politieke
vraagstukken en de kenmerken van de sociaal-economische structuur van de
samenleving.
X
Deelkwalificatie 401: Plannen van verpleegkundige zorg 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan omschrijven in welke situatie verpleegkundige zorg
gegeven wordt.
X
02
De afgestudeerde kan systematisch gegevens verzamelen.
X
03
De afgestudeerde kan een verpleegkundige diagnose stellen aan de hand van
standaarden.
X
04
De afgestudeerde kan een individueel verpleegplan opstellen.
05
De afgestudeerde kan een zorgvrager monitoren.
X
06
De afgestudeerde kan een verpleegplan evalueren.
X
07
De afgestudeerde kan informatie over de gezondheidstoestand, de zorgbehoefte X
en de zorgverlening in samenhang rapporteren.
1x per 1x per niet
14 dgn maand
X
Deelkwalificatie 402: Verpleegtechnische handelingen
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan de eigen rechtspositie omschrijven ten aanzien van de
voorbehouden handelingen (volgens wet- en regelgeving).
02
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de opname van voeding en
vocht.
X
03
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de uitscheiding.
X
04
De afgestudeerde kan medicijnen toedienen.
X
05
De afgestudeerde kan wonden verzorgen.
X
06
De afgestudeerde kan een tracheacanule en een tracheastoma verzorgen.
07
De afgestudeerde kan vloeistoffen parenteraal toedienen.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1x per 1x per niet
14 dgn maand
X
X
X
08
De afgestudeerde kan zorgvragers met blaascatheters en maagsondes
verzorgen.
X
09
De afgestudeerde kan zuurstof toedienen.
X
10
De afgestudeerde kan de lichaamstemperatuur van een zorgvrager regelen door X
middel van koude- of warmtebehandeling.
11
De afgestudeerde kan orgaanspoelingen uitvoeren.
12
De afgestudeerde kan een mond- en keelholte uitzuigen.
13
De afgestudeerde kan punkties verrichten.
X
14
De afgestudeerde kan deelnemen aan onderzoek en behandeling door andere
disciplines.
X
15
De afgestudeerde kan adequaat reageren bij ongevallen en in onvoorziene
situaties.
X
X
X
Deelkwalificatie 403: Coördinatie en continuïteit van zorg 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan de activiteiten rondom het verpleegproces coördineren.
X
02
De afgestudeerde kan zorg dragen voor het ontslag en de overdracht van een
zorgvrager.
X
03
De afgestudeerde kan een eigen werkplanning maken.
X
04
De afgestudeerde kan voorwaarden formuleren die wenselijk zijn voor de te
verlenen zorg.
X
05
De afgestudeerde kan efficiënt en kostenbewust omgaan met beschikbare
materiële en financiële middelen.
X
06
De afgestudeerde kan de kenmerken weergeven van instellingen en organisaties
waar de verpleegkundige mee te maken kan krijgen.
1x per 1x per niet
14 dgn maand
X
Deelkwalificatie 404: Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering - verpleegkundige 1
Eindtermen
dagelijks
1x per 1x per niet
14 dgn maand
01
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan de verbetering van de
kwaliteitszorg op microniveau.
X
02
De afgestudeerde kan voorwaarden scheppen voor de verbetering van de
kwaliteitszorg op microniveau.
X
03
De afgestudeerde kan klachten van zorgvragers en naasten benutten bij de
verbetering van de kwaliteitszorg.
X
04
De afgestudeerde kan voorwaarden formuleren die wenselijk zijn voor een goed
werkklimaat.
X
05
De afgestudeerde kan de eigen deskundigheid bevorderen.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
X
06
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering
van collega's.
X
07
De afgestudeerde kan standpunten innemen over handelwijzen binnen de
gezondheidszorg.
X
08
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep.
X
09
De afgestudeerde kan de kaders toepassen waarbinnen de zorg verleend moet
worden.
X
Deelkwalificatie 406: Verplegen van zorgvragers voor en na chirurgische ingreep, onderzoek
of behandeling 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan de problematiek omschrijven van een zorgvrager voor en
na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
02
De afgestudeerde kan een verpleegplan hanteren voor een zorgvrager voor en
na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
03
De afgestudeerde kan basiszorg verlenen aan een zorgvrager voor en na een
chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
04
De afgestudeerde kan verpleegtechnische handelingen uitvoeren bij een
zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
05
De afgestudeerde kan preventie en GVO toepassen in situaties met een
zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
06
De afgestudeerde kan de zorg coördineren in situaties met een zorgvrager voor
en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
07
De afgestudeerde kan kwaliteitszorg en deskundigheid bevorderen in situaties
met een zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of
behandeling.
X
1x per 1x per niet
14 dgn maand
Deelkwalificatie 412: Klinische zorg
Toelichting: de deelkwalificatie 412: Klinische zorg is een verplichte keuzedeelkwalificatie (differentiatie).
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan een typering geven van klinische zorg.
X
02
De afgestudeerde kan politieke, maatschappelijke en juridische ontwikkelingen
m.b.t. klinische zorg omschrijven.
03
De afgestudeerde kan verpleegkundige klinische zorg verlenen.
X
04
De afgestudeerde kan preventie en GVO toepassen bij zorgvragers, die
klinische zorg behoeven.
X
05
De afgestudeerde kan de zorg coördineren ten behoeve van zorgvragers, die
klinisch zorg behoeven.
X
06
De afgestudeerde kan kwaliteitszorg en deskundigheid bevorderen ten aanzien X
van klinische zorg.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1x per 1x per niet
14 dgn maand
X
Deelkwalificatie 512: Intensievere klinische zorg
Toelichting: de deelkwalificatie Intensievere klinische zorg is een verplichte differentiatie.
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan het doel en de organisatie van de intensievere klinische
zorgverlening typeren.
02
De afgestudeerde kan de verpleegkundige zorg plannen in samenwerking en
overleg met een zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of
behandeling.
X
03
De afgestudeerde kan basiszorg verlenen aan een zorgvrager voor en na
chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
04
De afgestudeerde kan preventie en GVO toepassen ten behoeve van een
zorgvrager voor en na chirurgische ingreep of behandeling.
X
05
De afgestudeerde kan de zorg coördineren ten behoeve van een zorgvrager voor
en na chirurgische ingreep of behandeling.
X
06
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan het verbeteren van de kwaliteit en X
deskundigheid.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1x per 1x per niet
14 dgn maand
X
Kwalificaties en deelkwalificaties verpleging niveau 5
Kenmerkend voor een HBO-verpleegkundige is dat zij tijdens de uitvoering van het beroep
twee belangrijke elementen combineert en integreert; het HBO-niveau en de verpleegkunde.
De zogenaamde ‘Dublin descriptoren’ zijn als het ware de bachelor criteria die nodig zijn
voor een HBO-verpleegkundige. Aan de hand van deze richtlijnen zijn onderstaande
eindtermen weergegeven voor de afdeling B1VA. Deze zijn op 03-03-2010 ingevuld door de
regieverpleegkundige onderwijs.
Welke van de aspecten zijn te realiseren op de praktijkleerplaats?
Mogelijke antwoorden:
 dagelijks
 1x per 14 dagen
 1x per maand
 niet
dagelijks 1x per
14 dgn
1x per niet
maand
Zorgverlener
1. Opstellen van zorgplannen, voorzien van nauwkeurige interventies en
waarvan de student de verpleegkundige resultaten kan verantwoorden.
De student selecteert daarbij de juiste richtlijnen en protocollen, met oog
voor de individuele behoefte van de patiënt.
2. Zodanig informeren van de patiënt dat deze gefundeerde keuzes kan
maken.
3. Toetsen of patiënten en zorgverleners in zodanige mate over informatie
beschikken dat op basis daarvan overeenstemming over de zorg bestaat.
4. Adequaat handelen in (acute) levensbedreigende situaties en/of acute
crisissituaties.
5. Werken met een Patiënten- of Cliëntendossier.
6. Beoordelen van risico’s van individuele patiënten met betrekking tot
sociale, culturele en psychologische factoren.
7. Beoordelen van fysieke, cognitieve en sociale bekwaamheden van de
patiënt in alle ontwikkelingsfasen.
8. Adequaat communiceren met patiënten uit andere culturen en met
patiënten die de Nederlandse taal beperkt beheersen.
9. Toepassen van specifieke communicatiemethoden bij patiënten met een
beperking, bijvoorbeeld op zintuiglijk- of psychologisch gebied.
10. Adequaat communiceren met agressieve patiënten en adequaat op
agressief gedrag anticiperen.
11. Specifieke vaktaal begrijpelijk kunnen maken voor de patiënt en diens
omgeving.
12. Medisch jargon en vaktaal begrijpelijk maken voor de patiënt en diens
omgeving.
13. Wetenschappelijk onderzoek gebruiken bij verpleegkundige interventies.
14. Klinisch redeneren bij verpleegkundige diagnostiek en besluitvorming
over verpleegkundige interventies.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Regisseur
15. Multidisciplinair afstemmen van de zorg met het oog op continuïteit.
16. Bewaken van de kwaliteit van de individuele zorgverlening binnen de
zorgketen.
17. Adequaat communiceren met artsen over het naderend levenseinde van
de patiënt.
18. Vanuit verpleegkundig perspectief wensen formuleren en deze
multidisciplinair bespreken.
19. Aangaan en aanhouden van effectieve werkrelaties binnen een
multidisciplinair team.
X
X
X
X
X
X
X
Ontwerper
20. Ontwikkelen van verpleegkundige kwaliteitscriteria en meetinstrumenten.
21. Leveren van bijdragen aan de totstandkoming van verpleegbeleid.
22. Accuraat analyseren, interpreteren en documenteren van kwalitatieve en
kwantitatieve data.
23. Met alle betrokkenen in de betreffende zorgrelatie helder, nauwkeurig en
relevant geschreven producten leveren over de zorgrelatie, de
zorginhoud en het zorgproces.
24. Participeren in de ontwikkeling en vaststelling van protocollen en
richtlijnen.
X
X
X
X
X
Coach
25. Adequaat communiceren met collega’s.
26. Collega’s stimuleren en motiveren om zich te uiten over waarnemingen
en gevoelens.
27. Collega’s stimuleren tot uitvoeren van afgesproken verpleegbeleid.
28. Inwerken van nieuwe collega’s.
29. Professioneel advies geven aan collega’s.
30. Aan collega’s informatie en instructie geven over methoden en
technieken.
31. Verhelderen van werkproblemen.
X
X
X
X
X
X
X
Beroepsbeoefenaar
32. Voeren van een kritische collegiale dialoog over het eigen professionele X
handelen.
33. Bespreekbaar maken van de beperkingen van de eigen rol en
X
competentie.
34. Leveren van een bijdrage aan het oplossen van ethische dilemma’s.
35. Participeren in de ontwikkeling van nieuwe classificatiesystemen,
standaarden en modellen en deze in de praktijk toepassen.
36. Participeren in praktijkgericht verplegingswetenschappelijk onderzoek.
37. Initiatieven nemen over innovatie en verandering in de verpleegkunde en
gezondheidszorg
38. Uitvoeren van klinische lessen en presentaties.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
X
X
X
X
X
Bijlage V Leerplaatsprofiel afdeling B2VA
Thoraxcentrum Universitair Medisch Centrum Groningen
Naam leerling/ stagiaire
Adres
Woonplaats
Tel. nr.
Leeftijd
Vooropleiding
Huidige opleiding
Leerjaar
Stageperiode
Theorieperiode
Begeleiding:
Werkbegeleiders
Praktijkopleider
Stagedocent
Praktijkdocent
Geplande data:
Introductiegesprek
Tussenevaluatie
1ste periode
Tussenevaluatie
2de periode
Tussenevaluatie
3de periode
Eindevaluatie
verpleegeenheid
Eindevaluatie school
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Algemene gegevens
Instelling
Universitair Medisch Centrum Groningen
Hanzeplein 1
Postbus 30.001
9700 RB Groningen
Algemene informatie
“Het UMCG is met zijn 1339 bedden het grootste ziekenhuis van Nederland en de
grootste werkgever van Noord-Nederland. De ruim 10.000 medewerkers werken in de
patiëntenzorg en aan vooraanstaand wetenschappelijk onderzoek, waarbij de focus ligt
op ‘gezond en actief ouder worden’. Daarnaast worden er ongeveer 3400 studenten
opgeleid tot arts, tandarts of bewegingswetenschapper en ruim 450 artsen opgeleid tot
medisch specialist. Sommige patiënten komen in het UMCG voor ‘gewone’
ziekenhuiszorg, maar ruim 60 procent van de patiënten heeft een gecompliceerde of
zeldzame aandoening en komt in het UMCG voor zeer specialistisch(e) diagnostiek,
onderzoek of behandeling. De beste zorg is altijd gebaseerd op de nieuwste inzichten,
en wordt gegeven door de beste dokters en verpleegkundigen. Samen met
ondersteunend personeel werken zij dagelijks aan die ene, gemeenschappelijke
doelstelling:
bouwen
aan
de
toekomst
van
gezondheid.”
(http://www.umcg.nl/Umcg/Pages/hetUMCG.aspx, retrieved 9 april 2010)
Missie en visie UMCG
De missie van het UMCG, ‘Bouwen aan de toekomst van de gezondheidszorg’, krijgt in
de visie een drieledige invulling. Deze visie krijgt nadere uitleg binnen de visie en
missie vanuit de afdeling.
“Het Universitair Medisch Centrum Groningen is te typeren als:
vertrouwd,
eigenzinnig
en
academisch.
Daarom
heeft
het
universitair medisch centrum gekozen voor een kikker als
beeldmerk. Een eigenzinnige keuze die past bij het UMCG. Een
kikker is een alledaags dier dat zich prettig voelt in een schone en
rustige omgeving waar het goed toeven is. Het symboliseert leven,
gezondheid, vertrouwen en kwaliteit. Het academische komt tot uiting in de
schematische weergave van het achterlijf. De stippel- en streeppatronen zijn
geïnspireerd
op
moderne
medische
scantechnieken”
(http://www.umcg.nl/faq/Pages/Kikkerlogo.aspx, retrieved 9 april 2010).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
“De focus van het UMCG ligt de komende jaren op gezond en actief ouder worden. Dit wordt
Healthy Ageing genoemd. Het vormt de basis van de volgende drie kerntaken:
Kerntaak 1: zorg
In de eerste plaats is het UMCG een ‘gewoon’ ziekenhuis. Eén van de 120
ziekenhuizen in Nederland waar iedereen voor gewone ziekenzorg terecht kan. Maar
het UMCG biedt ook hoog gespecialiseerde zorg. Daarmee speelt het een belangrijke
rol in de Nederlandse, en zeker de Noord-Nederlandse gezondheidszorg. Alle
patiënten met meer gecompliceerde aandoeningen uit de noordelijke provincies worden
uiteindelijk naar het UMCG doorverwezen. Hierbij gaat het om vormen van
zogenaamde topreferente en topklinische zorg.
Kerntaak 2: onderzoek
Het UMCG doet onderzoek naar nieuwe technieken en behandelingen, nieuwe
medicijnen en nieuwe vormen van zorg waarbij de focus ligt op ‘gezond en actief ouder
worden’. Medewerkers van het UMCG voeren dit onderzoek voortdurend uit.
Kerntaak 3: onderwijs
Het Wenckebach Instituut is onderdeel van het UMCG en richt zich op de ontwikkeling
en opleiding van professionals in de zorg. Met een actieve, doelgerichte en zelfstandige
leerhouding ontplooien en ontwikkelen professionals zich het beste. Leren is een
proces
van
luisteren,
oefenen,
debatteren,
discussiëren
en
reflecteren.”
(http://www.umcg.nl/Umcg/6017kerntaken/Pages/kerntaken.aspx,
retrieved 11 april 2010)
Wenckebach Instituut
Naam
Stagebureau UMCG Wenckebach Instituut
Bereikbaar
maandag t/m donderdag van 09.00 – 16.30 uur
Telefoon
050 361 43 02
E-mail
[email protected]
Visie op leren
“Professionals zijn zelf verantwoordelijk voor hun leerproces en koppelen hun
leerdoelen aan de dagelijkse praktijk. Omdat de praktijk zich voortdurend ontwikkelt, is
leren een dynamisch proces waarmee professionals nooit klaar zijn. Professionals
hebben bij hun leerproces feedback nodig en de gelegenheid om te reflecteren op het
eigen
handelen.
Daarmee
krijgen
zij
grip
op
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
de
leerbehoeften.”
(http://www.wenckebachinstituut.nl/documenten/algemeen/Wenckebach%20Instituut/Vi
esieopleren.htm, retrieved 11 april 2010)
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Gegevens afdeling
Introductie
Het Thoraxcentrum van het UMCG bestaat uit meerdere verpleegafdelingen (B1VA,
B2VA, C1VA/C2VA), een Coronary Care Unit, een afdeling Hartkatheterisatie, een
polikliniek en functieafdeling. Alle afdelingen werken intensief samen bij de behandeling
van hart- en longpatiënten. Er is een nauwe samenwerking met de afdeling
Hartrevalidatie van het UMCG Centrum voor Revalidatie, Bureau nazorg en de Thorax
Intensive Care.
Afdeling
Verpleegafdeling Cardiologie en
Cardiothoracale chirurgie
Locatie
Thoraxcentrum UMCG Afdeling B2VA
Telefoon
Hoofdverpleegkundige
Marieke Gosens
Seniorverpleegkundige onderwijs
Floortje Janssen
Verpleegkundige aandachtspunt onderwijs Liana Scholten
Telefoon regieverpleegkundige onderwijs
Duur van de zorg
Langdurige zorg van meer dan 5 dagen.
Doel van de zorg
Ziekenhuis breed voldoen de verpleegafdelingen aan de primaire doelstelling van de
organisatie, namelijk: hulpverlening aan de patiënt. Dit vindt plaats aan de hand van
onderzoek, behandeling, begeleiding, verpleging en verzorging.
Leeftijdscategorie
Verschilt van 18 jaar tot ongeveer 90 jaar
Zorgcategorie
Zorgvragers voor / na chirurgische ingrepen
Zorgvragers voor onderzoek en/of behandeling
Zorgvragers voor diagnostiek
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
De vijf meest voorkomende ziektebeelden op de afdeling

Myocardinfarct

Angina pectoris

Patiënten pré en post hartklep operatie

Behandeling EFO, PTCA, ICD en PM implantatie

Ritmestoornissen
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Uitgangspunten begeleiding
Visie op leren en begeleiden op de afdeling B2VA
Afdeling B2VA heeft nog geen geschreven visie. In het beleidsplan “Gaan voor kwaliteit
en veiligheid” die opgesteld is door de hoofdverpleegkundige van afdeling B2VA staat
beschreven dat de visie nog geformuleerd moet worden. Alle verpleegkundigen hebben
bewust of onbewust een visie over verplegen, over onderwijs en over kwaliteit, maar de
kunst is om van deze visies, één visie te maken. Komende tijd zal over deze visie
worden nagedacht, zodat de visie ook echt een visie van de afdeling wordt.
De visie van het UMCG is terug te vinden op afdeling B2VA, zoals hieronder
beschreven staat.
Pionieren in onderzoek: In de gezondheidszorg, UMCG en ook op afdeling B2VA
vinden veel onderzoeken en studies plaats. Deze nieuwe kennis over gezondheid,
preventie, ziekte en behandeling wordt door middel verschillende scholingsmomenten
aan de verpleegkundigen overgedragen. Hierbij is het geven van bij- en nascholing en
klinische lessen een belangrijke taak voor de senior onderwijs, maar ook voor de
werkgroep onderwijs.
Kennis toetsen en delen: In het Thoraxcentrum wordt gestreefd naar een goede
samenwerking. Bij deze samenwerking tussen de verschillende verpleegafdelingen
wordt zoveel mogelijk kennis gedeeld, om zo gelijkwaardige zorg/ kwaliteit voor de
patiënt te handhaven en te waarborgen. Ook is er nauwe samenwerking met de
onderwijscoördinatoren van de afdelingen B1VA, C1VA/C2VA en B2VA. Op de
verschillende afdelingen zijn specifieke werkgroepen gevormd om de kwaliteit in stand
te houden. In sommige van deze werkgroepen zitten verpleegkundigen van
verschillende afdelingen. Dit zorgt ervoor dat alle afdelingen goed op de hoogte
gehouden worden van de laatste ontwikkelingen.
Zorgzaam voor mensen: Op afdeling B2VA wordt gestreefd naar een goede kwaliteit
van zorg. Toetsing is daarbij een methode om samen als verpleegkundigen op één lijn
te zitten. Ook is er een nauwe samenwerking tussen de cardiologen, chirurgen en de
verpleegkundigen op afdeling B2VA, dit is noodzakelijk om de gezondheid van de
patiënten te bevorderen.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Organisatie van begeleiding
Rol regieverpleegkundige onderwijs
Aan iedere verpleegafdeling is een regieverpleegkundige onderwijs verbonden. De
regieverpleegkundige onderwijs heeft een kennismakingsgesprek met werkbegeleiders
en de leerling. Ook vervult hij een ondersteunende rol naar werkbegeleiders bij de
begeleiding van de leerling met als doel de deskundigheid van de werkbegeleiders te
bevorderen. Als de werkbegeleider en/of leerling bij het begeleiden en leren
onduidelijkheden of problemen tegenkomen, kunnen zij de regieverpleegkundige
onderwijs raadplegen.
Verwachtingen gesteld aan de leerling
De leerling stelt zich actief op en toont interesse in het werk door middel van het stellen
van vragen en het tonen van belangstelling richting de patiënt. Daarnaast ziet de
leerling wat er gedaan moet worden en handelt hiernaar.
De persoonlijke leerdoelen worden opgesteld door de leerling en de afspraken
hieromheen worden nagekomen. Door te laten zien inzicht te hebben in de
werkzaamheden en prioriteit hierin aan te geven, laat hij zien aan de werkbegeleider
dat hij zelfstandig kan werken en overstijgend kan denken. Op deze wijze groeit het
wederzijdse vertrouwen.
Bij onduidelijkheden wordt verwacht van leerling dat deze vragen stelt, om uitleg vraagt
en dingen uitzoekt. Het is belangrijk dat het leerproces en de regie te allen tijde de
verantwoordelijkheid zijn van de leerling zelf.
Verwachtingen gesteld aan de werkbegeleider
De onderstaand genoemde vaardigheden hebben betrekking op houding en
communicatieve vaardigheden die een werkbegeleider moet hebben ten aanzien van
begeleiding.
De werkbegeleider moet een positieve houding hebben tegenover leerling, snelle
irritatie omdat deze nog niet alles weet/kan zorgt voor onzekerheid bij de leerling.
Begeleiders moeten kunnen motiveren en zorgen voor blijvende motivatie bij de
leerling. Duidelijke doelen moeten worden gesteld waar de leerling naar toe kan
werken. De begeleider heeft een positieve houding ten opzichte van de visie van de
afdeling en de diensten die geleverd kunnen worden. Voor alle punten die thuishoren
bij de rol van coach wordt van de werkbegeleider verwacht dat deze die kan toepassen
in de praktijksituatie.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Ook wat betreft communicatieve vaardigheden moet de werkbegeleider duidelijk en
helder kunnen vertellen aan de leerling wat er van hem verwacht wordt. Tot slot is de
werkbegeleider op de hoogte van de criteria die vanuit de opleiding aan lde eerling
worden gesteld.
Middelen ter ondersteuning van het leerproces
Centrale Medische Bibliotheek
Computer met internet
Intranet met digitale protocollen
Specifieke boeken op de afdeling
Inwerkmodule van de afdeling
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Complexiteit
Complexiteit van de zorg
Er wordt veel gesproken over complexiteit van zorg. De definitie hiervan is echter
moeilijk in de praktijk te brengen. Er is een onderzoek van start gegaan om onder
andere de complexiteit op de afdelingen binnen het thoraxcentrum in kaart te brengen.
Hieronder zijn voor de verpleegafdeling B2VA de resultaten in een grafiek gezet.
Complexiteit moet hier gezien worden als de complexiteit van zorg gemeten aan de
hand van criteria (objectief). Zorgzwaarte heeft te maken met hoe de zwaarte van zorg
door verpleegkundigen ervaren wordt (subjectief).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Leervoorwaarden
Voorwaarden die gesteld worden aan de leerling
 Bij aanvang van de stage moet een werkplan met bijbehorende leerdoelen zijn gemaakt
door de leerling.
 De leerling moet bij aanvang van de stage de ADL uit kunnen voeren.
 De leerling moet bij aanvang van de stage basiskennis hebben van het menselijk
lichaam. Basiskennis wordt gezien als algemene kennis rondom de werking van het hart
en de longen.
 Ongeveer één keer per week is er contact tussen de leerling en één van de
werkbegeleiders. Het is echter wel de verantwoordelijkheid van de leerling om dit te
organiseren.
Voorwaarden die gesteld worden aan de afdeling
 De leerling werkt een groot deel van de diensten met de eigen werkbegeleiders.
 De leerling moet gedurende de stageperiode alle diensten gedraaid hebben. Bij aanvang
van de stageperiode worden er voornamelijk dagdiensten door de week gewerkt, later
wat vaker late, nacht- en weekenddiensten.
 Een verpleegkundige handeling moet altijd eerst volgens protocol getoetst worden,
voordat de leerling deze handeling zelfstandig mag uitvoeren.
 De leerling mag tijd besteden aan het leerproces. Hier moet hij of zij echter wel zelf
initiatief in nemen en dit op tijd aangeven.
 Middelen die aanwezig zouden moeten zijn op de afdeling zijn: boeken, een computer,
duidelijke protocollen, tijd om vragen te stellen aan werkbegeleider, collega’s, regie of
hoofdverpleegkundige, een ruimte en een aanspreekpunt op de afdeling.
 De afdeling moet bij aanvang van de stage de leerling informeren door middel van het
verstrekken van de inwerkmodule. Deze inwerkmodule bevat algemene gegevens en
geeft informatie over veelvoorkomende ziektebeelden op de afdeling. Het is de
verantwoordelijkheid van de leerling om zich te verdiepen in de ziektebeelden waarover
nog te weinig kennis is.
 Tijdens de stage periode moet duidelijk zijn wie (begeleider en leerling) welke
verantwoordelijkheden heeft.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Voorwaarden die gesteld worden aan werkbegeleider
 Het is voor werkbegeleiders niet verplicht om de werkbegeleiderscursus te volgen. Het
zou een pré zijn, maar is niet noodzakelijk.
 Het aantal jaren werkervaring die een verpleegkundige zou moeten hebben voordat hij of
zij werkbegeleider wordt is afhankelijk van een aantal factoren. De verpleegkundige zelf
(motivatie, aanleg voor het begeleiden van leerlingen) en het niveau van de leerling. Over
het algemeen wordt een periode van 1-2 jaar werkervaring genoemd voordat de
verpleegkundige werkbegeleider wordt.
 Competenties van een werkbegeleider die de leerling begeleid kunnen zijn; goed kunnen
luisteren, feedback geven en ontvangen, eerlijkheid, betrokkenheid, kennis van zaken
hebben en creëren van een goede leeromgeving.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Kwalificaties en deelkwalificaties verpleging niveau 4
Aan de hand van de landelijke MBO-richtlijnen, zijn onderstaande eindtermen weergegeven
voor de afdeling B2VA. Deze zijn op 03-03-2010 ingevuld door de senior onderwijs.
Deelkwalificatie 204: Interactie in beroepssituaties
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan een functionele samenwerkingsrelatie hebben met een
zorgvrager en met diens naasten.
X
02
De afgestudeerde kan het element van beroepshouding 'respect tonen voor de
‘zorgvrager’ integreren bij de uitvoering van de eigen taken.
X
03
De afgestudeerde kan het element van beroepshouding ‘functioneel handelen’
integreren van de eigen taken.
X
04
De afgestudeerde kan het element van beroepshouding 'zich assertief opstellen als X
hulpverlener en als werknemer' integreren bij de uitvoering van de eigen taken.
05
De afgestudeerde kan het element van beroepshouding 'zich collegiaal opstellen'
integreren bij de uitvoering van de eigen taken.
X
06
De afgestudeerde kan met een zorgvrager en diens naasten omgaan in situaties
van ernstig lijden, sterven en rouw.
X
1x per 1x per niet
14 dgn maand
Deelkwalificatie 206: Ontwikkelingen in de maatschappij 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan verschillende meningen weergeven over vraagstukken
van het menselijk samenleven.
X
02
De afgestudeerde kan weergeven hoe opvattingen en gedragingen van mensen
zich verhouden tot de basiskenmerken en -uitgangspunten parlementaire
democratie.
X
03
De afgestudeerde kan de stappen ondernemen die nodig zijn om een baan te
krijgen.
X
04
De afgestudeerde kan de eigen belangen behartigen in het geval van
werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid.
X (kan
dagelijks
, hoeft
niet)
1x per 1x per niet
14 dgn maand
Deelkwalificatie 302: Basiszorg
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan basiszorg plannen, rekening houdend met de
mogelijkheden van een zorgvrager, diens naasten of van een (leef)groep.
X
02
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de persoonlijke verzorging.
X
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1x per 1x per niet
14 dgn maand
03
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de opname van voeding en
vocht.
X
04
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de uitscheiding.
X
05
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij mobiliteitsproblemen.
X
06
De afgestudeerde kan het bed van de zorgvrager verzorgen.
X
07
De afgestudeerde kan de vitale functies van een zorgvrager bewaken.
X
08
De afgestudeerde kan bij een zorgvrager maatregelen treffen om een
evenwichtig slaap- en waakritme te bevorderen.
X
09
De afgestudeerde kan, in opdracht, zorgdragen voor het medicijngebruik van een X
zorgvrager.
10
De afgestudeerde kan, in opdracht, bij een zorgvrager wonden verzorgen.
X
11
De afgestudeerde kan adequaat reageren bij ongevallen en in onvoorziene
situaties.
X
12
De afgestudeerde kan een zorgvrager begeleiden.
X
13
De afgestudeerde kan de communicatie van een zorgvrager met derden
ondersteunen door te fungeren als intermediair.
X
14
De afgestudeerde kan bij het verlenen van basiszorg de voorschriften toepassen. X
15
De afgestudeerde kan de zelfzorg van een zorgvrager met betrekking tot
basiszorg geheel of gedeeltelijk overnemen.
X
Deelkwalificatie 303: Preventie en GVO 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan de betekenis van preventie en gezondheidsvoorlichting
omschrijven.
X
02
De afgestudeerde kan primaire preventie toepassen.
X
03
De afgestudeerde kan secundaire preventie toepassen.
X
04
De afgestudeerde kan tertiaire preventie toepassen.
X
1x per 1x per niet
14 dgn maand
Deelkwalificatie 307: Ontwikkelingen in de maatschappij 2
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan de stappen ondernemen die nodig zijn om een baan te
krijgen.
02
De afgestudeerde kan de betekenis aangeven van veranderingen op het gebied
van de sociale zekerheid voor bepaalde groepen en de eigen beroepsgroep in
het bijzonder.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1x per 1x per niet
14 dgn maand
03
De afgestudeerde kan rekening houden met het verband tussen opvattingen over
sociale en politieke vraagstukken met achterliggende levensbeschouwelijke en/of
politiek-ideologische oriëntaties.
04
De afgestudeerde kan aangeven hoe de ontwikkeling van Nederland tot een
multi-culturele samenleving zich openbaart in de samenleving, de eigen leefsituatie en de beroepspraktijk.
05
De afgestudeerde kan omschrijven op welke wijze de internationalisering van de
Nederlandse samenleving zich openbaart in de eigen leefsituatie en de
beroepspraktijk.
06
De afgestudeerde kan de gevolgen aangeven van de technologisering van de
samenleving voor het arbeidsbestel in het algemeen en de eigen beroepsgroep
in het bijzonder.
07
De afgestudeerde kan de relatie aangeven tussen actuele sociale en politieke
vraagstukken en de kenmerken van de sociaal-economische structuur van de
samenleving.
Deelkwalificatie 401: Plannen van verpleegkundige zorg 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan omschrijven in welke situatie verpleegkundige zorg
gegeven wordt.
X
02
De afgestudeerde kan systematisch gegevens verzamelen.
X
03
De afgestudeerde kan een verpleegkundige diagnose stellen aan de hand van
standaarden.
X
04
De afgestudeerde kan een individueel verpleegplan opstellen.
05
De afgestudeerde kan een zorgvrager monitoren.
06
De afgestudeerde kan een verpleegplan evalueren.
07
De afgestudeerde kan informatie over de gezondheidstoestand, de zorgbehoefte X
en de zorgverlening in samenhang rapporteren.
1x per 1x per niet
14 dgn maand
X
X
X
Deelkwalificatie 402: Verpleegtechnische handelingen
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan de eigen rechtspositie omschrijven ten aanzien van de
voorbehouden handelingen (volgens wet- en regelgeving).
X
02
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de opname van voeding en
vocht.
X
03
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de uitscheiding.
X
04
De afgestudeerde kan medicijnen toedienen.
X
05
De afgestudeerde kan wonden verzorgen.
X
06
De afgestudeerde kan een tracheacanule en een tracheastoma verzorgen.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1x per 1x per
14 dgn maand
niet
X
07
De afgestudeerde kan vloeistoffen parenteraal toedienen.
X
08
De afgestudeerde kan zorgvragers met blaascatheters en maagsondes
verzorgen.
X
09
De afgestudeerde kan zuurstof toedienen.
X
10
De afgestudeerde kan de lichaamstemperatuur van een zorgvrager regelen door X
middel van koude- of warmtebehandeling.
11
De afgestudeerde kan orgaanspoelingen uitvoeren.
12
De afgestudeerde kan een mond- en keelholte uitzuigen.
13
De afgestudeerde kan punkties verrichten.
14
De afgestudeerde kan deelnemen aan onderzoek en behandeling door andere
disciplines.
X
15
De afgestudeerde kan adequaat reageren bij ongevallen en in onvoorziene
situaties.
X
X
Eindtermen
dagelijks
1x per 1x per niet
14 dgn maand
01
De afgestudeerde kan de activiteiten rondom het verpleegproces coördineren.
X
02
De afgestudeerde kan zorg dragen voor het ontslag en de overdracht van een
zorgvrager.
X
03
De afgestudeerde kan een eigen werkplanning maken.
X
04
De afgestudeerde kan voorwaarden formuleren die wenselijk zijn voor de te
verlenen zorg.
X
05
De afgestudeerde kan efficiënt en kostenbewust omgaan met beschikbare
materiële en financiële middelen.
X
06
De afgestudeerde kan de kenmerken weergeven van instellingen en organisaties X
waar de verpleegkundige mee te maken kan krijgen.
X
X
X
Deelkwalificatie 403: Coördinatie en continuïteit van zorg 1
Deelkwalificatie 404: Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering - verpleegkundige 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan de verbetering van de
kwaliteitszorg op microniveau.
X
02
De afgestudeerde kan voorwaarden scheppen voor de verbetering van de
kwaliteitszorg op microniveau.
X
03
De afgestudeerde kan klachten van zorgvragers en naasten benutten bij de
verbetering van de kwaliteitszorg.
X
04
De afgestudeerde kan voorwaarden formuleren die wenselijk zijn voor een goed
werkklimaat.
X
05
De afgestudeerde kan de eigen deskundigheid bevorderen.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
X
1x per 1x per niet
14 dgn maand
06
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering
van collega's.
X
07
De afgestudeerde kan standpunten innemen over handelwijzen binnen de
gezondheidszorg.
X
08
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep.
X
09
De afgestudeerde kan de kaders toepassen waarbinnen de zorg verleend moet
worden.
X
Deelkwalificatie 406: Verplegen van zorgvragers voor en na chirurgische ingreep, onderzoek
of behandeling 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan de problematiek omschrijven van een zorgvrager voor en
na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
02
De afgestudeerde kan een verpleegplan hanteren voor een zorgvrager voor en
na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
03
De afgestudeerde kan basiszorg verlenen aan een zorgvrager voor en na een
chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
04
De afgestudeerde kan verpleegtechnische handelingen uitvoeren bij een
zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
05
De afgestudeerde kan preventie en GVO toepassen in situaties met een
zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
06
De afgestudeerde kan de zorg coördineren in situaties met een zorgvrager voor
en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
07
De afgestudeerde kan kwaliteitszorg en deskundigheid bevorderen in situaties
met een zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of
behandeling.
X
1x per 1x per niet
14 dgn maand
X
Deelkwalificatie 412: Klinische zorg
Toelichting: De deelkwalificatie 412: Klinische zorg is een verplichte keuzedeelkwalificatie (differentiatie).
Eindtermen
dagelijks 1x per 1x per niet
14 dgn maand
01
De afgestudeerde kan een typering geven van klinische zorg.
02
De afgestudeerde kan politieke, maatschappelijke en juridische ontwikkelingen
m.b.t. klinische zorg omschrijven.
03
De afgestudeerde kan verpleegkundige klinische zorg verlenen.
X
04
De afgestudeerde kan preventie en GVO toepassen bij zorgvragers, die
klinische zorg behoeven.
X
05
De afgestudeerde kan de zorg coördineren ten behoeve van zorgvragers, die
klinisch zorg behoeven.
X
06
De afgestudeerde kan kwaliteitszorg en deskundigheid bevorderen ten aanzien
van klinische zorg.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
X
X
X
Deelkwalificatie 512: Intensievere klinische zorg
Toelichting: de deelkwalificatie 512: Intensievere klinische zorg is een verplichte differentiatie.
Eindtermen
dagelijks 1x per 1x per niet
14 dgn maand
01
De afgestudeerde kan het doel en de organisatie van de intensievere klinische
zorgverlening typeren.
X
02
De afgestudeerde kan de verpleegkundige zorg plannen in samenwerking en
overleg met een zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of
behandeling.
X
03
De afgestudeerde kan basiszorg verlenen aan een zorgvrager voor en na
chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
04
De afgestudeerde kan preventie en GVO toepassen ten behoeve van een
zorgvrager voor en na chirurgische ingreep of behandeling.
X
05
De afgestudeerde kan de zorg coördineren ten behoeve van een zorgvrager voor
en na chirurgische ingreep of behandeling.
X
06
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan het verbeteren van de kwaliteit en
deskundigheid.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
X
Kwalificaties en deelkwalificaties verpleging niveau 5
Kenmerkend voor een HBO verpleegkundige is dat zij tijdens de uitvoering van het beroep
twee belangrijke elementen combineert en integreert; het HBO niveau en de verpleegkunde.
De zogenaamde ‘Dublin descriptoren’ zijn als het ware de bachelor criteria die nodig zijn
voor een HBO verpleegkundige. Aan de hand van deze richtlijnen zijn onderstaande
eindtermen weergegeven voor de afdeling B2VA. Deze zijn op 03-03-2010 ingevuld door de
senior onderwijs.
Welke van de aspecten zijn te realiseren op de praktijkleerplaats?
Mogelijke antwoorden:
 dagelijks
 1x per 14 dagen
 1x per maand
 niet
dagelijks 1x
per
14
dgn
03-03-2010
1x per
maand
Zorgverlener
1. Opstellen van zorgplannen, voorzien van nauwkeurige interventies
en waarvan de student de verpleegkundige resultaten kan
verantwoorden. De student selecteert daarbij de juiste richtlijnen en
protocollen, met oog voor de individuele behoefte van de patiënt.
2. Zodanig informeren van de patiënt dat deze gefundeerde keuzes kan
maken.
3. Toetsen of patiënten en zorgverleners in zodanige mate over
informatie beschikken dat op basis daarvan overeenstemming over
de zorg bestaat.
4. Adequaat handelen in (acute) levensbedreigende situaties en/of
acute crisissituaties.
5. Werken met een Patiënten- of Cliëntendossier.
6. Beoordelen van risico’s van individuele patiënten met betrekking tot
sociale, culturele en psychologische factoren.
7. Beoordelen van fysieke, cognitieve en sociale bekwaamheden van
de patiënt in alle ontwikkelingsfasen.
8. Adequaat communiceren met patiënten uit andere culturen en met
patiënten die de Nederlandse taal beperkt beheersen.
9. Toepassen van specifieke communicatiemethoden bij patiënten met
een beperking, bijvoorbeeld op zintuiglijk- of psychologisch gebied.
10. Adequaat communiceren met agressieve patiënten en adequaat op
agressief gedrag anticiperen.
11. Specifieke vaktaal begrijpelijk kunnen maken voor de patiënt en
diens omgeving.
12. Medisch jargon en vaktaal begrijpelijk maken voor de patiënt en
diens omgeving.
13. Wetenschappelijk onderzoek gebruiken bij verpleegkundige
interventies.
14. Klinisch redeneren bij verpleegkundige diagnostiek en besluitvorming
over verpleegkundige interventies
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
niet
dagelijks 1x
per
14
dgn
1x per
maand
Regisseur
15. Multidisciplinair afstemmen van de zorg met het oog op continuïteit. X
16. Bewaken van de kwaliteit van de individuele zorgverlening binnen de X
zorgketen.
17. Adequaat communiceren met artsen over het naderend levenseinde
van de patiënt.
18. Vanuit verpleegkundig perspectief wensen formuleren en deze
multidisciplinair bespreken.
19. Aangaan en aanhouden van effectieve werkrelaties binnen een
X
multidisciplinair team.
X
X
Ontwerper
20. Ontwikkelen van verpleegkundige kwaliteitscriteria en
meetinstrumenten.
21. Leveren van bijdragen aan de totstandkoming van verpleegbeleid.
22. Accuraat analyseren, interpreteren en documenteren van kwalitatieve
en kwantitatieve data.
23. Met alle betrokkenen in de betreffende zorgrelatie helder, nauwkeurig
X
en relevant geschreven producten leveren over de zorgrelatie, de
zorginhoud en het zorgproces.
24. Participeren in de ontwikkeling en vaststelling van protocollen en
richtlijnen.
X
X
X
X
Coach
25. Adequaat communiceren met collega’s.
26. Collega’s stimuleren en motiveren om zich te uiten over
waarnemingen en gevoelens.
27. Collega’s stimuleren tot uitvoeren van afgesproken verpleegbeleid.
28. Inwerken van nieuwe collega’s.
29. Professioneel advies geven aan collega’s.
30. Aan collega’s informatie en instructie geven over methoden en
technieken.
31. Verhelderen van werkproblemen.
X
X
X
X
X
X
X
Beroepsbeoefenaar
32. Voeren van een kritische collegiale dialoog over het eigen
professionele handelen.
33. Bespreekbaar maken van de beperkingen van de eigen rol en
competentie.
34. Leveren van een bijdrage aan het oplossen van ethische dilemma’s.
35. Participeren in de ontwikkeling van nieuwe classificatiesystemen,
standaarden en modellen en deze in de praktijk toepassen.
36. Participeren in praktijkgericht verplegingswetenschappelijk
onderzoek.
37. Initiatieven nemen over innovatie en verandering in de
verpleegkunde en gezondheidszorg
38. Uitvoeren van klinische lessen en presentaties.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
X
X
X
X
X
X
X
niet
Bijlage VI Leerplaatsprofiel afdeling C2VA
Thoraxcentrum Universitair Medisch Centrum Groningen
Naam leerling/ stagiaire
Adres
Woonplaats
Tel. nr.
Leeftijd
Vooropleiding
Huidige opleiding
Leerjaar
Stageperiode
Theorieperiode
Begeleiding:
Werkbegeleiders
Praktijkopleider
Stagedocent
Praktijkdocent
Geplande data:
Introductiegesprek
Tussenevaluatie
1ste periode
Tussenevaluatie
2de periode
Tussenevaluatie
3de periode
Eindevaluatie
verpleegeenheid
Eindevaluatie school
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Algemene gegevens
Instelling
Universitair Medisch Centrum Groningen
Hanzeplein 1
Postbus 30.001
9700 RB Groningen
Algemene informatie
“Het UMCG is met zijn 1339 bedden het grootste ziekenhuis van Nederland en de
grootste werkgever van Noord-Nederland. De ruim 10.000 medewerkers werken in de
patiëntenzorg en aan vooraanstaand wetenschappelijk onderzoek, waarbij de focus ligt
op ‘gezond en actief ouder worden’. Daarnaast worden er ongeveer 3400 studenten
opgeleid tot arts, tandarts of bewegingswetenschapper en ruim 450 artsen opgeleid tot
medisch specialist. Sommige patiënten komen in het UMCG voor ‘gewone’
ziekenhuiszorg, maar ruim 60 procent van de patiënten heeft een gecompliceerde of
zeldzame aandoening en komt in het UMCG voor zeer specialistisch(e) diagnostiek,
onderzoek of behandeling. De beste zorg is altijd gebaseerd op de nieuwste inzichten,
en wordt gegeven door de beste dokters en verpleegkundigen. Samen met
ondersteunend personeel werken zij dagelijks aan die ene, gemeenschappelijke
doelstelling: bouwen aan de toekomst van gezondheid.”
(http://www.umcg.nl/Umcg/Pages/hetUMCG.aspx, retrieved 9 april 2010)
Missie en visie UMCG
De missie van het UMCG, ‘Bouwen aan de toekomst van de gezondheidszorg’, krijgt in
de visie een drieledige invulling. Deze visie krijgt nadere uitleg binnen de visie en
missie vanuit de afdeling.
“Het Universitair Medisch Centrum Groningen is te typeren als:
vertrouwd,
eigenzinnig
en
academisch.
Daarom
heeft
het
universitair medisch centrum gekozen voor een kikker als
beeldmerk. Een eigenzinnige keuze die past bij het UMCG. Een
kikker is een alledaags dier dat zich prettig voelt in een schone en
rustige omgeving waar het goed toeven is. Het symboliseert leven,
gezondheid, vertrouwen en kwaliteit. Het academische komt tot uiting in de
schematische weergave van het achterlijf. De stippel- en streeppatronen zijn
geïnspireerd op moderne medische scantechnieken”
(http://www.umcg.nl/faq/Pages/Kikkerlogo.aspx, retrieved 9 april 2010).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
“De focus van het UMCG ligt de komende jaren op gezond en actief ouder worden. Dit wordt
Healthy Ageing genoemd. Het vormt de basis van de volgende drie kerntaken:
Kerntaak 1: zorg
In de eerste plaats is het UMCG een ‘gewoon’ ziekenhuis. Eén van de 120
ziekenhuizen in Nederland waar iedereen voor gewone ziekenzorg terecht kan. Maar
het UMCG biedt ook hoog gespecialiseerde zorg. Daarmee speelt het een belangrijke
rol in de Nederlandse, en zeker de Noord-Nederlandse gezondheidszorg. Alle
patiënten met meer gecompliceerde aandoeningen uit de noordelijke provincies worden
uiteindelijk naar het UMCG doorverwezen. Hierbij gaat het om vormen van
zogenaamde topreferente en topklinische zorg.
Kerntaak 2: onderzoek
Het UMCG doet onderzoek naar nieuwe technieken en behandelingen, nieuwe
medicijnen en nieuwe vormen van zorg waarbij de focus ligt op ‘gezond en actief ouder
worden’. Medewerkers van het UMCG voeren dit onderzoek voortdurend uit.
Kerntaak 3: onderwijs
Het Wenckebach Instituut is onderdeel van het UMCG en richt zich op de ontwikkeling
en opleiding van professionals in de zorg. Met een actieve, doelgerichte en zelfstandige
leerhouding ontplooien en ontwikkelen professionals zich het beste. Leren is een
proces
van
luisteren,
oefenen,
debatteren,
discussiëren
(http://www.umcg.nl/Umcg/6017kerntaken/Pages/kerntaken.aspx,
en
reflecteren.”
Retrieved
11-04-
2010)
Wenckebach Instituut
Naam
Stagebureau UMCG Wenckebach Instituut
Bereikbaar
maandag t/m donderdag van 09.00 – 16.30 uur
Telefoon
050 361 43 02
E-mail
[email protected]
Visie op leren
“Professionals zijn zelf verantwoordelijk voor hun leerproces en koppelen hun
leerdoelen aan de dagelijkse praktijk. Omdat de praktijk zich voortdurend ontwikkelt, is
leren een dynamisch proces waarmee professionals nooit klaar zijn. Professionals
hebben bij hun leerproces feedback nodig en de gelegenheid om te reflecteren op het
eigen
handelen.
Daarmee
krijgen
zij
grip
op
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
de
leerbehoeften.”
(http://www.wenckebachinstituut.nl/documenten/algemeen/Wenckebach%20Instituut/Vi
esieopleren.htm, retrieved 11 april 2010)
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Gegevens afdeling
Introductie
Het Thoraxcentrum van het UMCG bestaat uit meerdere verpleegafdelingen (B1VA,
B2VA, C1VA/C2VA), een Coronary Care Unit, een afdeling Hartkatheterisatie, een
polikliniek en functieafdeling. Alle afdelingen werken intensief samen bij de behandeling
van hart- en longpatiënten. Er is een nauwe samenwerking met de afdeling
Hartrevalidatie van het UMCG Centrum voor Revalidatie, Bureau nazorg en de Thorax
Intensive Care.
Afdeling
Verpleegafdeling Cardiologie
Locatie
Thoraxcentrum UMCG Afdeling C1VA/C2VA
Telefoon
Hoofdverpleegkundige
Eline Deierkauf
Regieverpleegkundige onderwijs
Simone Schuthof
E-mail regieverpleegkundige onderwijs
Duur van de zorg
Op C1VA: dagbehandeling
Op C2VA: langdurige zorg van meer dan 5 dagen.
Doel van de zorg
Ziekenhuis breed voldoen de verpleegafdelingen aan de primaire doelstelling van de
organisatie, namelijk: hulpverlening aan de patiënt. Dit vindt plaats aan de hand van
onderzoek, behandeling, begeleiding, verpleging en verzorging.
Leeftijdscategorie
Verschilt van 18 jaar tot ongeveer 90 jaar
Zorgcategorie
Zorgvragers voor onderzoek en/of behandeling
Zorgvragers voor diagnostiek
Patiënten die worden gescreend voor een harttransplantatie
Patiënten na een harttransplantatie
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
De vijf meest voorkomende ziektebeelden op de afdeling

Myocardinfarct

Chronisch Hartfalen
o Decompensatio Cordis

Ritmestoornissen
o
Boezemfibrilleren en –flutter
o
Ventrikelfibrilleren en -tachycardie

Angina pectoris

Behandeling EFO, PTCA, ICD en PM implantatie
De vijf meest voorkomende behandelingen op C2VA

CoronaryArterieGraft (CAG) en/of PercutaneCoronaryIntervention (PCI)

Efo Abatie

Diuretica Intraveneus

Instellen op medicatie

ICD en PM implantatie
De meest voorkomende behandelingen op de afdeling C1VA

CAG/PCI

ElectroCardioVersie (ECV)

PM implantatie
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Uitgangspunten begeleiding
Visie C1VA/C2VA op patiëntenzorg
Uitgangspunt binnen het Thoraxcentrum is dat een patiënt niet langer dan strikt noodzakelijk
in het ziekenhuis verblijft. Hierbij is vraaggestuurde zorg essentieel. Zodra de zorg in de
thuissituatie op verantwoorde wijze overgenomen kan worden, zal de patiënt het ziekenhuis
weer kunnen verlaten. De patiënt wordt beschouwd als cliënt en heeft inspraak in de zorg die
hij ontvangt. Een zorgklimaat wordt gecreëerd waarin de patiënt zich veilig voelt en waarin
ruimte is om zorgen, wensen en klachten te uiten. De patiënt kan rekenen op een
respectvolle bejegening en vertrouwen op deskundige en vakbekwame zorgverlening
(Verpleegkundig beleidsplan 2006-2008 afdeling C1VA/C2VA).
Visie op begeleiden en leren
De inhoud van werkbegeleiding is bij elke lerende persoon die op de afdeling komt
verschillend. Dit heeft te maken met de persoonlijkheid van de lerende persoon en daarbij
horend zijn of haar leerstijl, leeftijd en ervaring. Daarom is het van belang dat de begeleiding
wordt afgestemd op de lerende persoon. Leren betekent veranderen; veranderingen in de
persoon die leert. Leren is ook een menselijke behoefte, behoefte aan afwisseling, uitdaging
en bevrediging, nieuwsgierigheid en persoonlijke ontwikkeling. Bij de lerende persoon op de
afdeling verandert de kennis, inzicht, vaardigheid en houding. Door een persoonsgerichte
begeleiding kunnen deze veranderingen gestuurd en gestimuleerd worden.
Bij de begeleiding van de lerende persoon spelen de ervaringen kennis van de
werkbegeleider een grote rol. Begeleiden is helpen waarmaken van de doelstellingen van de
lerende (Reader werkbegeleiding, datum onbekend, S. Schuthof).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Organisatie van begeleiding
Rol regieverpleegkundige onderwijs
Aan iedere verpleegafdeling is een regieverpleegkundige onderwijs verbonden. De
regieverpleegkundige onderwijs heeft een kennismakingsgesprek met werkbegeleiders
en de leerling. Ook vervult hij een ondersteunende rol naar werkbegeleiders bij de
begeleiding van de leerling met als doel de deskundigheid van de werkbegeleiders te
bevorderen. Als de werkbegeleider en/of leerling bij het begeleiden en leren
onduidelijkheden of problemen tegenkomen, kunnen zij de regieverpleegkundige
onderwijs raadplegen.
Verwachtingen gesteld aan de leerling
De leerling stelt zich actief op en toont interesse in het werk door middel van het stellen
van vragen en het tonen van belangstelling richting de patiënt. Daarnaast ziet de
leerling wat er gedaan moet worden en handelt hiernaar.
De persoonlijke leerdoelen worden opgesteld door de leerling en de afspraken
hieromheen worden nagekomen. Door te laten zien inzicht te hebben in de
werkzaamheden en prioriteit hierin aan te geven, laat de leerling zien aan de
werkbegeleider dat hij zelfstandig kan werken en overstijgend kan denken. Op deze
wijze groeit het wederzijdse vertrouwen.
Bij onduidelijkheden wordt verwacht van de leerling dat deze vragen stelt, om uitleg
vraagt en dingen uitzoekt. Het is belangrijk dat het leerproces en de regie te allen tijde
de verantwoordelijkheid zijn van de leerling zelf.
Verwachtingen gesteld aan de werkbegeleider
De onderstaand genoemde vaardigheden hebben betrekking op de houding en
communicatieve vaardigheden die een werkbegeleider moet hebben ten aanzien van
begeleiding.
De werkbegeleider moet een positieve houding hebben tegenover de leerling, snelle
irritatie omdat deze nog niet alles weet/kan zorgt voor onzekerheid bij de leerling.
Begeleiders moeten kunnen motiveren en zorgen voor blijvende motivatie bij de
leerling. Duidelijke doelen moeten worden gesteld waar de leerling naar toe kan
werken. De begeleider heeft een positieve houding ten opzichte van de visie van de
afdeling en de diensten die geleverd kunnen worden. Voor alle punten die thuishoren
bij de rol van coach wordt van de werkbegeleider geacht dat deze die kan toepassen in
de praktijksituatie.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Ook wat betreft communicatieve vaardigheden moet de werkbegeleider duidelijk en
helder kunnen vertellen aan de leerling wat er van hem verwacht wordt. Tot slot is de
werkbegeleider op de hoogte van de criteria die vanuit de opleiding aan leerling worden
gesteld
Middelen ter ondersteuning van het leerproces
Centraal Medische Bibliotheek
Computer met internet
E-learning
Intranet met digitale protocollen
Inwerkprogramma en de module: “het minimale kennis- en vaardigheidsniveau van de
verpleegkundige”
Specifieke boeken op de afdeling
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Complexiteit
Complexiteit van de zorg
Er wordt veel gesproken over complexiteit van zorg. De definitie hiervan is echter
moeilijk in de praktijk te brengen. Er is een onderzoek van start gegaan om onder
andere de complexiteit op de afdelingen binnen het thoraxcentrum in kaart te brengen.
Hieronder zijn voor de verpleegafdeling C2VA de resultaten in een grafiek gezet.
Complexiteit moet hier gezien worden als de complexiteit van zorg gemeten aan de
hand van criteria (objectief). Zorgzwaarte heeft te maken met hoe de zwaarte van zorg
door verpleegkundigen ervaren wordt (subjectief).
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Leervoorwaarden
Voorwaarden die gesteld worden aan de leerling
 Bij aanvang van de stage moet een werkplan met bijbehorende leerdoelen zijn gemaakt
door de leerling.
 De leerling moet bij aanvang van de stage de ADL uit kunnen voeren.
 De leerling moet bij aanvang van de stage basiskennis hebben van het menselijk
lichaam. Basiskennis wordt gezien als algemene kennis rondom de werking van het hart
en de longen.
 Ongeveer één keer per week is er contact tussen de leerling en één van de
werkbegeleiders. Het is echter wel de verantwoordelijkheid van de leerling om dit te
organiseren.
Voorwaarden die gesteld worden aan de afdeling
 De leerling werkt een groot deel van de diensten met de eigen werkbegeleiders.
 De leerling moet gedurende de stageperiode alle diensten gedraaid hebben. Bij aanvang
van de stageperiode worden er voornamelijk dagdiensten door de week gewerkt, later
wat vaker late, nacht- en weekenddiensten.
 Een verpleegkundige handeling moet altijd eerst volgens protocol getoetst worden,
voordat de leerling deze handeling zelfstandig mag uitvoeren.
 De leerling mag tijd besteden aan het leerproces. Hier moet hij of zij echter wel zelf
initiatief in nemen en dit op tijd aangeven.
 Middelen die aanwezig zouden moeten zijn op de afdeling zijn: boeken, een computer,
duidelijke protocollen, tijd om vragen te stellen aan werkbegeleider, collega’s, regie of
hoofdverpleegkundige, een ruimte en een aanspreekpunt op de afdeling.
 De afdeling moet bij aanvang van de stage de leerling informeren door middel van het
verstrekken van het inwerkprogramma. Dit inwerkprogramma bevat algemene gegevens
en geeft informatie over de organisatie van zorg. Het is de verantwoordelijkheid van de
leerling om zich te verdiepen in de ziektebeelden waarover nog te weinig kennis is.
 Tijdens de stage periode moet duidelijk zijn wie (begeleider en leerling) welke
verantwoordelijkheden heeft.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Voorwaarden die gesteld worden aan werkbegeleider
 Het is voor werkbegeleiders niet verplicht om de werkbegeleiderscursus te volgen. Het
zou een pré zijn, maar is niet noodzakelijk.
 Het aantal jaren werkervaring die een verpleegkundige zou moeten hebben voordat hij of
zij werkbegeleider wordt is afhankelijk van een aantal factoren. De verpleegkundige zelf
(motivatie, aanleg voor het begeleiden van leerlingen) en het niveau van de leerling. Over
het algemeen wordt een periode van 1-2 jaar werkervaring genoemd voordat een
verpleegkundige werkbegeleider wordt.
 Competenties van een werkbegeleider die de leerling begeleid kunnen zijn; goed kunnen
luisteren, feedback geven en ontvangen, eerlijkheid, betrokkenheid, kennis van zaken
hebben en creëren van een goede leeromgeving.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
Kwalificaties en deelkwalificaties verpleging niveau 4
Aan de hand van de landelijke MBO-richtlijnen, zijn onderstaande eindtermen weergegeven
voor de afdeling C2VA. Deze zijn op 03-03-2010 ingevuld door de regieverpleegkundige
onderwijs.
Deelkwalificatie 204: Interactie in beroepssituaties
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan een functionele samenwerkingsrelatie hebben met X
een zorgvrager en met diens naasten.
02
De afgestudeerde kan het element van beroepshouding 'respect tonen
voor de ‘zorgvrager’ integreren bij de uitvoering van de eigen taken.
X
03
De afgestudeerde kan het element van beroepshouding ‘functioneel
handelen’ integreren van de eigen taken.
X
04
De afgestudeerde kan het element van beroepshouding 'zich assertief
opstellen als hulpverlener en als werknemer' integreren bij de uitvoering
van de eigen taken.
X
05
De afgestudeerde kan het element van beroepshouding 'zich collegiaal
opstellen' integreren bij de uitvoering van de eigen taken.
X
06
De afgestudeerde kan met een zorgvrager en diens naasten omgaan in
situaties van ernstig lijden, sterven en rouw.
1x per 1x per
14
maand
dgn
niet
X
Deelkwalificatie 206: Ontwikkelingen in de maatschappij 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan verschillende meningen weergeven over
vraagstukken van het menselijk samenleven.
02
De afgestudeerde kan weergeven hoe opvattingen en gedragingen van
mensen zich verhouden tot de basiskenmerken en -uitgangspunten
parlementaire democratie.
03
De afgestudeerde kan de stappen ondernemen die nodig zijn om een
baan te krijgen.
04
De afgestudeerde kan de eigen belangen behartigen in het geval van
werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1x per 1x per
14
maand
dgn
niet
Deelkwalificatie 302: Basiszorg
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan basiszorg plannen, rekening houdend met de
mogelijkheden van een zorgvrager, diens naasten of van een
(leef)groep.
X
02
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de persoonlijke
verzorging.
X
03
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de opname van
voeding en vocht.
X
04
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de uitscheiding.
X
05
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij mobiliteitsproblemen. X
06
De afgestudeerde kan het bed van de zorgvrager verzorgen.
X
07
De afgestudeerde kan de vitale functies van een zorgvrager bewaken.
X
08
De afgestudeerde kan bij een zorgvrager maatregelen treffen om een
evenwichtig slaap- en waakritme te bevorderen.
09
De afgestudeerde kan, in opdracht, zorgdragen voor het
medicijngebruik van een zorgvrager.
10
De afgestudeerde kan, in opdracht, bij een zorgvrager wonden
verzorgen.
11
De afgestudeerde kan adequaat reageren bij ongevallen en in
onvoorziene situaties.
12
De afgestudeerde kan een zorgvrager begeleiden.
13
De afgestudeerde kan de communicatie van een zorgvrager met
derden ondersteunen door te fungeren als intermediair.
14
De afgestudeerde kan bij het verlenen van basiszorg de voorschriften
toepassen.
15
De afgestudeerde kan de zelfzorg van een zorgvrager met betrekking
tot basiszorg geheel of gedeeltelijk overnemen.
1x per 1x per
14
maand
dgn
niet
X
X
X
X
X
Deelkwalificatie 303: Preventie en GVO 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan de betekenis van preventie en
gezondheidsvoorlichting omschrijven.
X
02
De afgestudeerde kan primaire preventie toepassen.
X
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1x per
14 dgn
1x per
maand
niet
03
De afgestudeerde kan secundaire preventie toepassen.
X
04
De afgestudeerde kan tertiaire preventie toepassen.
X
Deelkwalificatie 401: Plannen van verpleegkundige zorg 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan omschrijven in welke situatie verpleegkundige X
zorg gegeven wordt.
02
De afgestudeerde kan systematisch gegevens verzamelen.
X
03
De afgestudeerde kan een verpleegkundige diagnose stellen aan de
hand van standaarden.
X
04
De afgestudeerde kan een individueel verpleegplan opstellen.
X
05
De afgestudeerde kan een zorgvrager monitoren.
X
06
De afgestudeerde kan een verpleegplan evalueren.
X
07
De afgestudeerde kan informatie over de gezondheidstoestand, de
zorgbehoefte en de zorgverlening in samenhang rapporteren.
X
1x per 1x per
14
maand
dgn
niet
1x per 1x per
14
maand
dgn
niet
Deelkwalificatie 402: Verpleegtechnische handelingen
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan de eigen rechtspositie omschrijven ten aanzien
van de voorbehouden handelingen (volgens wet- en regelgeving).
X
02
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de opname van
voeding en vocht.
X
03
De afgestudeerde kan een zorgvrager helpen bij de uitscheiding.
X
04
De afgestudeerde kan medicijnen toedienen
X
05
De afgestudeerde kan wonden verzorgen.
06
De afgestudeerde kan een tracheacanule en een tracheastoma
verzorgen.
07
De afgestudeerde kan vloeistoffen parenteraal toedienen.
08
De afgestudeerde kan zorgvragers met blaascatheters en maagsondes
verzorgen.
09
De afgestudeerde kan zuurstof toedienen.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
X
X
toe
val
X
X
X
X
X
10
De afgestudeerde kan de lichaamstemperatuur van een zorgvrager
regelen door middel van koude- of warmtebehandeling.
X
11
De afgestudeerde kan orgaanspoelingen uitvoeren.
X
X
12
De afgestudeerde kan een mond- en keelholte uitzuigen.
X
X
13
De afgestudeerde kan punkties verrichten.
14
De afgestudeerde kan deelnemen aan onderzoek en behandeling door
andere disciplines.
15
De afgestudeerde kan adequaat reageren bij ongevallen en in
onvoorziene situaties.
1x per
maand
niet
X
X
X
Deelkwalificatie 403: Coördinatie en continuïteit van zorg 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan de activiteiten rondom het verpleegproces
coördineren.
X
02
De afgestudeerde kan zorg dragen voor het ontslag en de overdracht X
van een zorgvrager.
03
De afgestudeerde kan een eigen werkplanning maken.
X
04
De afgestudeerde kan voorwaarden formuleren die wenselijk zijn
voor de te verlenen zorg.
X
05
De afgestudeerde kan efficiënt en kostenbewust omgaan met
beschikbare materiële en financiële middelen.
X
06
De afgestudeerde kan de kenmerken weergeven van instellingen en
organisaties waar de verpleegkundige mee te maken kan krijgen.
X
1x per
14 dgn
Deelkwalificatie 404: Kwaliteitszorg & deskundigheidsbevordering -verpleegkundige 1
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan de verbetering van
de kwaliteitszorg op microniveau.
X
02
De afgestudeerde kan voorwaarden scheppen voor de verbetering
van de kwaliteitszorg op microniveau.
X
03
De afgestudeerde kan klachten van zorgvragers en naasten
benutten bij de verbetering van de kwaliteitszorg.
X
04
De afgestudeerde kan voorwaarden formuleren die wenselijk zijn
voor een goed werkklimaat.
X
05
De afgestudeerde kan de eigen deskundigheid bevorderen.
X
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1x per 1x per niet
14
maan
dgn
d
06
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan de
deskundigheidsbevordering van collega's.
X
07
De afgestudeerde kan standpunten innemen over handelwijzen
binnen de gezondheidszorg.
X
08
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van
het beroep.
X
09
De afgestudeerde kan de kaders toepassen waarbinnen de zorg
verleend moet worden.
X
Deelkwalificatie 406: Verplegen van zorgvragers voor en na chirurgische ingreep, onderzoek
of behandeling 1
Eindtermen
dagelijks
1x per 1x per niet
14
maan
dgn
d
01
De afgestudeerde kan de problematiek omschrijven van een
zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of
behandeling.
X
02
De afgestudeerde kan een verpleegplan hanteren voor een zorgvrager X
voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
03
De afgestudeerde kan basiszorg verlenen aan een zorgvrager voor en X
na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
X
04
De afgestudeerde kan verpleegtechnische handelingen uitvoeren bij
een zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of
behandeling.
X
X
05
De afgestudeerde kan preventie en GVO toepassen in situaties met
een zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of
behandeling.
X
X
06
De afgestudeerde kan de zorg coördineren in situaties met een
zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of
behandeling.
X
X
07
De afgestudeerde kan kwaliteitszorg en deskundigheid bevorderen in
situaties met een zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep,
onderzoek of behandeling.
X
Deelkwalificatie 412: Klinische zorg
Toelichting: de deelkwalificatie 412: Klinische zorg is een verplichte keuzedeelkwalificatie (differentiatie).
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan een typering geven van klinische zorg.
X
02
De afgestudeerde kan politieke, maatschappelijke en juridische
ontwikkelingen m.b.t. klinische zorg omschrijven.
X
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1x per 1x per
14
maand
dgn
niet
03
De afgestudeerde kan verpleegkundige klinische zorg verlenen.
X
04
De afgestudeerde kan preventie en GVO toepassen bij
zorgvragers, die klinische zorg behoeven.
X
05
De afgestudeerde kan de zorg coördineren ten behoeve van
zorgvragers, die klinisch zorg behoeven.
X
06
De afgestudeerde kan kwaliteitszorg en deskundigheid bevorderen
ten aanzien van klinische zorg.
X
Deelkwalificatie 512: Intensievere klinische zorg
Toelichting: de deelkwalificatie 512: Intensievere klinische zorg is een verplichte differentiatie.
Eindtermen
dagelijks
01
De afgestudeerde kan het doel en de organisatie van de intensievere klinische
zorgverlening typeren.
02
De afgestudeerde kan de verpleegkundige zorg plannen in samenwerking en
overleg met een zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of
behandeling.
03
De afgestudeerde kan basiszorg verlenen aan een zorgvrager voor en na
chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling.
04
De afgestudeerde kan preventie en GVO toepassen ten behoeve van een
zorgvrager voor en na chirurgische ingreep of behandeling.
05
De afgestudeerde kan de zorg coördineren ten behoeve van een zorgvrager voor
en na chirurgische ingreep of behandeling.
06
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan het verbeteren van de kwaliteit en
deskundigheid.
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
1x per 1x per niet
14 dgn maand
Kwalificaties en deelkwalificaties verpleging niveau 5
Kenmerkend voor een HBO-verpleegkundige is dat zij tijdens de uitvoering van het beroep
twee belangrijke elementen combineert en integreert; het HBO-niveau en de verpleegkunde.
De zogenaamde ‘Dublin descriptoren’ zijn als het ware de bachelor criteria die nodig zijn
voor een HBO-verpleegkundige. Aan de hand van deze richtlijnen zijn onderstaande
eindtermen weergegeven voor de afdeling C2VA. Deze zijn op 03-03-2010 ingevuld door de
regieverpleegkundige onderwijs.
Welke van de aspecten zijn te realiseren op de praktijkleerplaats?
Mogelijke antwoorden:
 dagelijks
 1x per 14 dagen
 1x per maand
 niet
dagelijks
1x per
14 dgn
1x per
maand
Zorgverlener
1. Opstellen van zorgplannen, voorzien van nauwkeurige
interventies en waarvan de student de verpleegkundige resultaten
kan verantwoorden. De student selecteert daarbij de juiste
richtlijnen en protocollen, met oog voor de individuele behoefte
van de patiënt.
2. Zodanig informeren van de patiënt dat deze gefundeerde keuzes
kan maken.
3. Toetsen of patiënten en zorgverleners in zodanige mate over
informatie beschikken dat op basis daarvan overeenstemming
over de zorg bestaat.
4. Adequaat handelen in (acute) levensbedreigende situaties en/of
acute crisissituaties.
5. Werken met een Patiënten- of Cliëntendossier.
6. Beoordelen van risico’s van individuele patiënten met betrekking
tot sociale, culturele en psychologische factoren.
7. Beoordelen van fysieke, cognitieve en sociale bekwaamheden
van de patiënt in alle ontwikkelingsfasen.
8. Adequaat communiceren met patiënten uit andere culturen en
met patiënten die de Nederlandse taal beperkt beheersen.
9. Toepassen van specifieke communicatiemethoden bij patiënten
met een beperking, bijvoorbeeld op zintuiglijk- of psychologisch
gebied.
10. Adequaat communiceren met agressieve patiënten en adequaat
op agressief gedrag anticiperen.
11. Specifieke vaktaal begrijpelijk kunnen maken voor de patiënt en
diens omgeving.
12. Medisch jargon en vaktaal begrijpelijk maken voor de patiënt en
diens omgeving.
13. Wetenschappelijk onderzoek gebruiken bij verpleegkundige
interventies.
14. Klinisch redeneren bij verpleegkundige diagnostiek en
besluitvorming over verpleegkundige interventies.
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
niet
dagelijks
1x per
14 dgn
1x per
maand
niet
Regisseur
1. Multidisciplinair afstemmen van de zorg met het oog op
continuïteit.
2. Bewaken van de kwaliteit van de individuele zorgverlening binnen
de zorgketen.
3. Adequaat communiceren met artsen over het naderend
levenseinde van de patiënt.
4. Vanuit verpleegkundig perspectief wensen formuleren en deze
multidisciplinair bespreken.
5. Aangaan en aanhouden van effectieve werkrelaties binnen een
multidisciplinair team.
X
X
X
X
X
X
Ontwerper
1. Ontwikkelen van verpleegkundige kwaliteitscriteria en
meetinstrumenten.
2. Leveren van bijdragen aan de totstandkoming van verpleegbeleid. X
3. Accuraat analyseren, interpreteren en documenteren van
kwalitatieve en kwantitatieve data.
4. Met alle betrokkenen in de betreffende zorgrelatie helder,
X
nauwkeurig en relevant geschreven producten leveren over de
zorgrelatie, de zorginhoud en het zorgproces.
5. Participeren in de ontwikkeling en vaststelling van protocollen en
richtlijnen.
X
X
X
Coach
1. Adequaat communiceren met collega’s.
2. Collega’s stimuleren en motiveren om zich te uiten over
waarnemingen en gevoelens.
3. Collega’s stimuleren tot uitvoeren van afgesproken
verpleegbeleid.
4. Inwerken van nieuwe collega’s.
5. Professioneel advies geven aan collega’s.
6. Aan collega’s informatie en instructie geven over methoden en
technieken.
7. Verhelderen van werkproblemen.
X
X
X
X
X
Beroepsbeoefenaar
1. Voeren van een kritische collegiale dialoog over het eigen
professionele handelen.
2. Bespreekbaar maken van de beperkingen van de eigen rol en
competentie.
3. Leveren van een bijdrage aan het oplossen van ethische
dilemma’s.
4. Participeren in de ontwikkeling van nieuwe classificatiesystemen,
standaarden en modellen en deze in de praktijk toepassen.
5. Participeren in praktijkgericht verplegingswetenschappelijk
onderzoek.
6. Initiatieven nemen over innovatie en verandering in de
verpleegkunde en gezondheidszorg.
7. Uitvoeren van klinische lessen en presentaties.
X
X
Academie voor Verpleegkunde, mei 2010
X
X
X evt.
X
x
Download