Nietigverklaring

advertisement
VERZOEKSCHRIFT TOT VERNIETIGING
VOOR
:
1. De heer SLEECKX Jef ,
wonende te Vinkenstraat 7, 2400 Mol
Eerste verzoekende partij
2. De heer HERTOGEN Natan ,
wonende te Frans Van Ryhovelaan 101, 9000 Gent
bij wie keuze van woonplaats wordt gedaan (correspondentie)
Tweede verzoekende partij
3. De heer VERBEKE Raf ,
wonende te Spitaalpoortstraat 84, 9000 Gent
Derde verzoekende partij
4. De heer DEBRUYNE Pascal ,
wonende te Sint-Kristoffelstraat 24, 9000 Gent
Vierde verzoekende partij
5. De heer LEENS Frans ,
wonende te Stanleystraat 79, 1180 Brussel
Vijfde verzoekende partij
1
TEGEN
:
De Vlaamse regering ,
vertegenwoordigd door haar minister-president ,
wiens kabinet gevestigd is te 1000 Brussel , Martelaarsplein 19
Verwerende partij
Aan de Voorzitters van het Grondwettelijk Hof
Aan de Dames en Heren Rechters in het Grondwettelijk Hof
Hooggeachte Dames en Heren
Verzoekende partijen hebben de eer om uw Hof de nietigverklaring te vorderen van het
Vlaams decreet van 10 oktober 2008 houdende instemming met het Verdrag van Lissabon tot
wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het verdrag tot oprichting van de
Europese Gemeenschap , en de Slotakte , ondertekend in Lissabon op 13 december 2007
( B.S. 5.11.2008 ) .
2
1.VOORWERP VAN HET VERNIETIGINGSBEROEP
Het voorliggend verzoekschrift strekt tot vernietiging van het Vlaams Decreet van 10 oktober
2008 houdende instemming van het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag
betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap ,
en de Slotakte , ondertekend in Lissabon op 13 december 2007 , gepubliceerd in het Belgisch
Staatsblad van 5.11.2008 .
Artikel 1 van het Decreet luidt als volgt :
‘ Dit decreet regelt een gemeenschaps- en een gewestaangelegenheid ‘
Artikel 2 van het Decreet luidt als volgt :
‘ Het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en
het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap , en de Slotakte , ondertekend in
Lissabon op 13 december 2007 , zullen volkomen gevolg hebben ‘ .
Artikel 3 van het Decreet bepaalt verder dat de handelingen , die aangenomen zullen worden
op basis van artikel 15ter , hernummerd tot 31 & 3 , en artikel 48 & 7 , van het Verdrag
betreffende de Europese Unie , volkomen gevolg zullen hebben , terwijl de wijzigingen aan
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan de bijgevoegde protocollen ,
die aangenomen zullen worden op basis van artikel 65 & 3 , hernummerd tot 81 , & 3 , artikel
69B , & 1 , hernummerd tot 83 , & 1 , artikel 69 E , & 4 , hernummerd tot 86 & 4 , artikel 78 ,
hernummerd tot 98 , artikel 87 & 2 , c , hernummerd tot 107 & 2 , c , artikel 104 & 14 ,
hernummerd tot 126 & 14 , artikel 107 & 5 , hernummerd tot 129 & 3 , artikel 137 , & 5 ,
hernummerd tot 153 , & 2 , artikel 175 & 5 , hernummerd tot 192 & 2 , artikel 245 ,
hernummerd tot 281 , artikel 256bis & 5 , hernummerd tot 300 & 5 , artikel 266 , hernumemrd
tot 308 , artikel 270bis , & 2 , hernummerd tot 312 & 2 en artikel 280 H , hernummerd tot
333 , volkomen gevolg hebben .
Dit Decreet schendt de door de Grondwet gewaarborgde grondrechten , verdragsbepalingen
en algemene beginselen die daarmee samenhangen .
Artikel 142 van de Grondwet en artikel 26 Bijz. W. Grondwettelijk Hof bepalen dat het
Grondwettelijk Hof uitspraak doet over de rechtmatigheid van “ een wet , een decreet of een
in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel “ .
Met “ in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regels “ worden de decreten bedoeld die
uitgaan van de gewesten , derhalve de decreten van het Vlaamse Gewest , van het Waalse
Gewest en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest .
Het Grondwettelijk Hof is met andere woorden bevoegd voor ‘ alle normen met wetgevend
karakter ‘ ( Arbitragehof nr 62/2004 , 31 maart 2004 , BS 21.6.2004 , Arbitragehof nr
178/2004 , 3 november 2004 , BS 13.12.2004 ) , ook wat betreft het hoger vermelde en
aangevochten Decreet .
3
2.SITUERING VAN DE BESTREDEN BEPALINGEN
Op 21 en 22 juni 2007 kwamen de Europese regeringsleiders bijeen en werd onder het Duitse
voorzitterschap een compromis over de herziening van het EG- en het EU-Verdrag bereikt.
Dat compromis kreeg zijn beslag in het op 13 december 2007 door regeringsleiders en
staatshoofden getekende Verdrag van Lissabon , genoemd ‘ Verdrag van Lissabon tot
wijziging van het verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de
Europese Gemeenschap , ondertekend te Lissabon op 13 december 2007 ‘ ( zie PbEU 2007 C
306 ) .
Het wijzigt zowel het ‘ Verdrag van de Europese Unie ‘ ( het Verdrag van Maastricht ) als het
‘ Verdrag ter oprichting van de Europese gemeenschap ‘ ( het Verdrag van Rome )
Na het verdrag van Lissabon zal de Unie gebaseerd zijn op twee kernverdragen : het
vernieuwde Verdrag betreffende de Europese Unie ( VEU of Unieverdrag ) en het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie ( VWEU of Werkingsverdrag ) .
Deze twee verdragen hebben dezelfde rechtskracht ( zie artikel 1 vernieuwd VEU ) .
Het vernieuwde VEU bevat , globaal gesproken , het constitutionele recht van de Unie ,
terwijl in het Werkingsverdrag de materiële beleidsterreinen zijn samengebracht , inclusief
het strafrecht , maar exclusief het gemeenschappelijk buitenlands beleid en het
veiligheidsbeleid.
Het Verdrag heeft de opzet de Unie efficiënter , democratischer en transparanter te maken ,
Europa’s rol op het wereldtoneel te versterken en de rechten van burgers , Europese waarden ,
vrijheid , solidariteit en veiligheid in Europa te versterken.
Zo worden institutionele maatregelen genomen , zoals – op termijn – een permanente
voorzitter , een hervorming van de Commissie ( minder commissarissen ) , een echte minister
van buitenlandse zaken ( Hoge Vertegenwoordiger ) en meerderheidsbesluitvorming in de
Raad.
Ook de maatregelen om het democratische karakter van de Unie te versterken zijn
belangwekkend.
Zo wordt het Europees Parlement een volwaardige medewetgever op veel terreinen waar dat
nog niet was en krijgt het oog – via de introductie van de hiërarchie van
regelingsinstrumenten – meer greep op gedelegeerde en uitvoeringsregelgeving.
Wel wordt het parlement op termijn wat kleiner ( 750 leden maximaal ) en gaan er ook
4
strengere regels voor fractievorming gelden.
Ook introduceert het Verdrag van Lissabon een burgerinitiatief en wordt de rol van de
nationale parlementen versterkt bij de besluitvorming.
Die procedure houdt in dat wanneer de helft van de nationale parlementen zich binnen een
periode van acht weken niet akkoord verklaart met een voorstel van de Commissie , deze
laatste een met redenen omkleed advies moet uitbrengen , indien zij het voorstel wil
handhaven.
Als vervolgens één van de medewetgevers ( Raad met 55 % van de leden of het EP met een
meerderheid van de uitgebrachte stemmen ) besluit dat het voorstel niet strookt met het
subsidiariteitsbeginsel , dan wordt het voorstel niet verder in beschouwing genomen.
Verder moet de Unie transparanter worden door meer openbaarheid en toegankelijkheid van
vergaderingen , maar ook door een consistentere en begrijpelijker aanduiding.
Ook de rol van de unierechter ( voortaan Hof van Justitie van de Europese Unie en Algemeen
Hof ) wordt door het Verdrag licht gewijzigd.
Er komt een soort noodprocedure waarmee het Hof zaken van in hechtenis genomen personen
sneller kan behandelen.
Verder wordt de jurisdictie van het Hof uitgebreid.
In het Verdrag van Lissabon is er voor gekozen om geen grondrechtencatalogus in het
Verdrag zelf op te nemen – zoals het Grondwettelijk Verdrag dat wel deed – maar te
verwijzen naar het EU Grondrechtenhandvest , zoals dat enkele jaren voordien in Nice werd
ondertekend.
Nieuw is wel dat dit handvest – dat in licht gewijzigde vorm als protocol bij het Verdrag van
Lissabon is opgenomen – bindend wordt.
Voorzien is verder in de mogelijkheid van toetreding van de EU tot het EVRM.
Alles bij elkaar genomen is het een verregaand constitutioneel Verdrag , dat drastisch ingrijpt
in het staatsbestel van elke EU - Lidstaat en in het leven van de EU – burgers.
5
Voor België situeert zich een bijzonderheid in de ( parlementaire ) wijze van instemming met
het Verdrag .
Op de eerste plaats zijn er landen in de Unie waar een referendum wordt gehouden over de
wijzigingsverdragen , in andere landen niet , hetgeen op zich discriminatoir is .
In zoverre er geen referendum wordt gehouden , is het de vraag welke parlement in België bij
de instemming betrokken moet worden .
Een verdragtekst kan pas ondertekend worden wanneer de ondertekenaar in het bezit is van de
nodige volmachten , verleend door de titularis van het ‘ ius tractati ‘ .
In casu is het Verdrag geen exclusief federale aangelegenheid ( zie in het Verdrag de formele
verklaring nr C 51 van de Belgische Regering daaromtrent )
De ondertekening door de federale eerste minister en de minister van buitenlandse zaken
voldoet derhalve niet aan dit vereiste.
Bovendien stelt zich een probleem door het ontbreken van een rechtskader voor de
instemming van de Belgische federale en regionale parlementen bij de instemming met het
Verdrag.
Het Verdrag moet immers de instemming krijgen zowel van het federale parlement als alle
deelstaatparlementen van de gewesten en gemeenschappen .
Hier ontbreekt evenwel het Intra-samenwerkingsakkoord.
Het Vlaamse Parlement kan dientengevolge , op het ogenblik van de goedkeuring van de
instemming en de afkondiging van het Decreet , niet worden gekwalificeerd als een nationaal
parlement in de zin van het EU-verdrag.
De verzoekende partijen vorderen derhalve de toetsing van de wetgevende normen van het
Vlaamse parlement aan de door de Grondwet gewaarborgde grondrechten alsmede de in het
Unieverdrag en de in het Europees Grondrechtenverdrag gewaarborgde grondrechten .
6
3.BETREFFENDE DE ONTVANKELIJKHEID
1.Betreffende het belang van eerste verzoekende partij
Eerste verzoeker is Belgische ingezetene en kiesgerechtigd in de Vlaams Gemeenschap.
Hij is aldus een directe adressant van de bestreden beslissing.
De bestreden beslissing is niet alleen op hem van toepassing , maar heeft bovendien een
ongunstige weerslag op de rechten van de gehele Vlaamse Gemeenschap.
Het lijdt dan ook geen twijfel dat de eerste verzoekende partij door de bestreden beslissing
rechtstreeks en onrechtstreeks zal worden geraakt.
Het volstaat dat de verzoekende partij , als gevolg van de vernietiging , opnieuw een kans
krijgt dat haar situatie in gunstigere zin wordt geregeld ( Vgl A. ALEN en K. MUYLLE ,
Compendium van het Belgisch staatsrecht , deel II , Mechelen , Kluwer , 2008 , p. 276 , nr
461 ) .
2.Betreffende het belang van tweede verzoekende partij
Tweede verzoeker is eveneens Belgische ingezetene en kiesgerechtigd in de Vlaamse
gemeenschap.
Hij is aldus een directe adressant van de bestreden beslissing.
De bestreden beslissing is niet alleen op hem van toepassing , maar heeft bovendien een
ongunstige weerslag op de rechten van de gehele Vlaamse Gemeenschap.
Het lijdt dan ook geen twijfel dat de tweede verzoekende partij door de bestreden beslissing
rechtstreeks en onrechtstreeks zal worden geraakt.
3.Betreffende het belang van derde verzoekende partij
Derde verzoeker is eveneens Belgische ingezetene en kiesgerechtigd in de Vlaamse
Gemeenschap.
Hij is aldus een directe adressant van de bestreden beslissing.
De bestreden beslissing is niet alleen op hem van toepassing , maar heeft bovendien een
ongunstige weerslag op de rechten van de gehele Vlaamse Gemeenschap.
Het lijdt dan ook geen twijfel dat de derde verzoekende partij door de bestreden beslissing
rechtstreeks en onrechtstreeks zal worden geraakt .
4.Betreffende het belang van vierde verzoekende partij
Vierde verzoeker is eveneens Belgische ingezetene en kiesgerechtigd in de Vlaamse
Gemeenschap.
7
Hij is aldus een directe adressant van de bestreden beslissing.
De bestreden beslissing is niet alleen op hem van toepassing , maar heeft bovendien een
ongunstige weerslag op de rechten van de gehele Vlaamse Gemeenschap.
Het lijdt dan ook geen twijfel dat de vierde verzoekende partij door de bestreden beslissing
rechtstreeks en onrechtstreeks zal worden geraakt .
5.Betreffende het belang van vijfde verzoekende partij
Vijfde verzoeker is eveneens Belgische ingezetene en kiesgerechtigd in het Brussels Gewest.
Door de gevolgen van het Vlaamse instemmingdecreet op de instemming van het ‘Verdrag
betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap’
door het Koninkrijk België is hij aldus een directe adressant van de bestreden beslissing.
De bestreden beslissing is niet alleen op hem van toepassing , maar heeft bovendien een
ongunstige weerslag op de rechten van het ganse Koninkrijk België.
Het lijdt dan ook geen twijfel dat de vijfde verzoekende partij door de bestreden beslissing
rechtstreeks en onrechtstreeks zal worden geraakt .
8
4.BETREFFENDE DE MIDDELEN
4.1. Eerste middel
Schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet
Doordat artikel 2 en 3 van het Vlaams decreet van 10 oktober 2008 houdende instemming
met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en
het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap , en de Slotakte , ondertekend in
Lissabon op 13 december 2007 , bepalen dat het Verdrag van Lissabon en de daarin
aangenomen wijzigingen en aan te nemen handelingen volkomen gevolg zullen hebben
Terwijl overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet , alle Belgen
gelijk zijn voor de wet en het genot van de rechten en vrijheden zonder discriminatie moet
worden verzekerd
En terwijl de instemming met het gewijzigde Verdrag van Lissabon in de Europese Lidstaten
op onderscheiden wijze georganiseerd wordt , namelijk in sommige Lidstaten bij referendum ,
in andere lidstaten door de nationale parlementen
Zodat het bestreden decreet de in het middel aangehaalde door de Grondwet gewaarborgde
fundamentele rechten en vrijheden schendt
Toelichting
Het dichten van de kloof tussen regeringen en hun bevolking is een hoofdthema in de
Europese verdragsontwikkeling sinds Maastricht ( W.T. EIJSBOUTS , Fundering en
geleding.Opmerkingen over Lissabon en de institutionele evolutie van de unie , SEW , 2008 ,
p. 83 ) .
Tengevolge van de bestreden decretale bepalingen worden evenwel twee vergelijkbare
categorieën van personen in de Lidstaten op verschillende wijze behandeld zonder dat
hiervoor een objectieve en redelijke verantwoording bestaat , namelijk enerzijds de
Lidstaten , die het gewijzigde Verdrag door de burgers laten goed- of afkeuren bij
referendum , en de Lidstaten , die het gewijzigde Verdrag goedkeuren door de nationale
parlementen .
In België in het bijzonder wordt de tussenkomst van de burgers bij de goedkeuring van het
gewijzigde Verdrag volledig uitgeschakeld , terwijl het gewijzigde Verdrag precies als opzet
heeft het beleid dichter bij de burger te brengen en opteert voor burgerdemocratie .
9
Terwijl in sommige Lidstaten deze burgerdemocratie daadwerkelijk wordt toegepast en de
burgers het recht hebben zich over het gewijzigde Verdrag van Lissabon , waardoor zij
rechtstreeks gevat zijn , uit te spreken , ontbreekt dit recht in België .
Op die wijze is het gelijkheidsbeginsel geschonden , terwijl er in de Grondwet precies een
verbod op discriminatie geldt .
Als algemeen aanvaarde omschrijving van het grondwettelijk discriminatieverbod geldt dat de
gelijkheid is geschonden wanneer er voor het gemaakte onderscheid geen objectieve en
redelijke verantwoording bestaat ( D. DE PRINS , S. SOTTIAUX en J. VRIELINK ,
Handboek discriminatierecht , Kluwer , 2005 , p. 248 , nr 631 )
Deze schending is in casu aanwezig daar elke redelijke verantwoording voor dit onderscheid
ontbreekt .
Overigens wordt in artikel 3 bis 2 van het Verdrag van Lissabon formeel verklaard dat de
Unie de gelijkheid van de Lidstaten voor de Verdragen eerbiedigt .
Het Europese gemeenschapsrecht onderscheidt zich , als supranationaal recht , hierin van het
gewone internationale recht dat het rechten en plichten in het leven roept zowel voor de
Lidstaten als voor de onderdanen van die Lidstaten.
Het EG – Verdrag verleent dienovereenkomstig de meest verregaande bevoegdheden tot het
nemen van juridisch bindende besluiten ( Vgl J. WOUTERS , N. HACHEZ en Ph. DE MAN ,
Internationaal recht voor de praktizijn : hoe omgaan met handelingen van internationale
instellingen en internationale rechtspraak , in Themis , Internationeel en Europees recht ,
Brugge , die Keure , 2008 , p. 60 , nr 7 ) .
Dit betekent dat de bepalingen van het gemeenschapsrecht directe werking hebben in zowel
de verticale relatie overheid – burger als in de horizontale relatie tussen particulieren
onderling .
De burgers , die rechtstreeks onderworpen worden aan belangrijke rechten en plichten ,
dienen derhalve zelf rechtstreeks hun instemming met het gewijzigde Verdrag te verlenen , en
zulks op een gelijke wijze in alle Lidstaten .
Door dit recht te ontzeggen worden de ingeroepen bepalingen geschonden .
10
4.2.Tweede middel
Schending van artikel 195 van de Grondwet
Doordat artikel 2 en artikel 3 van het Vlaams decreet van 10 oktober 2008 houdende
instemming met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de
Europese Unie en het Verdrag tot inrichting van de Europese gemeenschap , en de Slotakte ,
ondertekend in Lissabon op 13 december 2007 , bepaalt dat het Verdrag van Lissabon en de
aan te nemen handelingen volledige werking zal hebben
Terwijl artikel 197 van de gecoördineerde Grondwet stipuleert dat de federale wetgevende
macht het recht heeft te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van zodanige
grondwettelijke bepaling als zij aanwijst
En terwijl het Verdrag van Lissabon , zelfs al gaat het uiterlijk om een zogenaamd
‘ hervormingsverdrag ‘ in wezen een Europese Conventie of Grondwet is en blijft , welke het
institutioneel kader van elk der Lidstaten rechtstreeks beïnvloedt en derhalve , in België in het
bijzonder , ingrijpt in de bestaande grondwettelijke bepalingen
Zodat het bestreden decreet de aangehaalde bepaling schendt
Toelichting
Een grondwetsherziening vangt , naar Belgisch recht , aan met een verklaring tot herziening
van de Grondwet.
Deze verklaring bestaat uit drie onderscheiden verklaringen van elk der drie takken van de
federale wetgevende macht ( Koning , Kamer en Senaat ) , die samen de Preconstituante
vormen.
Elke tak wijst autonoom de artikelen of onderdelen aan , die voor herziening in aanmerking
komen.
Enkel de bepalingen , die op identieke wijze in de drie verklaringen tot herziening van de
Grondwet voorkomen , zijn voor herziening vatbaar.
De verklaring tot herziening van de Grondwet is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van
2 mei 2007 , pagina’s 23369 – 23375
Geen van de bepalingen , die vanuit het oogpunt van het Verdrag van Lissabon relevant zijn ,
werden voor herziening vatvaar gesteld.
Nochtans voert het Verdrag gewijzigde of nieuwe institutionele rechtsfiguren in , ( zie Titel
III.Bepalingen betreffende de instellingen ) , namelijk naast het Europees Parlement , de
Europese Raad , de Raad , de Europese Commissie , het Hof van Justitie van de Europese
Unie , de Europese Centrake Bank en de Rekenkamer , de Vaste Voorzitter van de Europese
Raad ( die presidentiële allure heeft ) en de Hoge Vertegenwoordiger ( belast met de taken
van de commissie op het gebied van externe betrekkingen en met de coördinatie van de
overige aspecten van het externe optreden van de Unie ) .
11
Bovendien worden in het EU-werkingsverdrag ( VWEU ) nieuwe rechtsinstrumenten met
wetgevend karakter ingevoerd .
Aan art. 288 VWEU zijn vier nieuwe artikelen toegevoegd ( art. 289-292 VWEU ) , die
vooral bedoeld zijn om de wetgevende functie van de Europese Unie te verankeren .
Het Verdrag van Lissabon introduceert het concept ‘ wetgevingshandelingen ‘ , dat
onderscheiden wordt van ‘ niet-wetgevingshandelingen ‘ .
Deze laatste categorie bestaat vervolgens uit gedelegeerde handelingen en
uitvoeringshandelingen .
Hiermee is tevens een bepaalde normenhiërarchie gegeven , omdat wetgevingshandelingen
hoger in rang staan dan de overige twee categorieën rechtshandelingen ( die hun grondslag
ontlenen aan een wetgevende handeling ) .
De eindproducten van al deze typen rechtshandelingen zijn de verordening , de richtlijn en de
nieuwe rechtshandeling ‘ besluit ‘ ; deze laatste rechtshandeling vervangt de huidige
‘ beschikking ‘ .
Deze drie rechtshandelingen zijn niet voor specifieke categorieën gereserveerd.
Dit betekent dat er richtlijnen zullen zijn ( wetgevingshandelingen ) , gedelegeerde richtlijnen
en uitvoeringsrichtlijnen.
Deze nieuwe regelgeving brengt normen met een algemeen en bindend karakter met zich .
Het gaat niet langer om internationale afspraken tussen ( lid -) staten , maar om rechten en
verplichtingen die rechtens en rechtstreeks voor de burgers gelden .
Door het primaat van het Verdrag van Lissabon verschuift de normenhiërarchie van het
nationale naar het supranationale niveau .
Om deze herschikking van normen grondwettelijk te kunnen implementeren is een verklaring
van grondwetswijziging nodig op die punten waar het verdrag ingrijpt in het nationale recht.
Het nieuwe Verdrag incorporeert overigens ook het Handvest van de Grondrechten van de
Europese Unie , waardoor het in wezen een Europese Grondwet is geworden ( P.
12
PONZANO , Le traité de Lisbonne : l’Europese sort de la crise institutionnelle , Revue du
Droit de l’Union Européenne , 3/2007 , p. 573 , nr 2.1 ; F. CHALTIEL , Droit constitutionnel
européen , Revue Français de Droit Constitutionnel , 2008 , p. 341 , nr 1 ) .
De introductie van nieuwe rechtsfiguren , nieuwe rechtshandelingen en nieuwe grondrechten
is echter onvolkomen , daar in de Belgische rechtsorde zelf op deze punten de Grondwet niet
voor herziening vatbaar werd gesteld.
Daar komt bij dat in sommige omstandigheden het sowieso tijdelijk onmogelijk is om
grondwetsbepalingen te herzien.
In België was op het ogenblik , dit wil zeggen op 13 december 2007 toen de Regeringsleiders
en Staatshoofden van de Europese Unie in Lissabon het nieuwe hervormingsverdrag van de
EU ondertekenden , de Belgische Regering ontslagnemend .
Een Regering kan in dergelijke omstandigheden geen grondwetswijziging doorvoeren , laat
staan een Verdrag met verregaande grondwettelijke gevolgen ondertekenen .
Bovendien functioneerde er na de verkiezingen van juni 2007 slechts een interim – regering
( H. VUYE , België : een Staat in hervorming of in ontbinding ? De Belgische
Staatshervormingen in Kort bestek , A.A. , 2008 , p. 719 , nr 11 ) .
Een interim-regering kan geen hervormingsverdrag ondertekenen.
Daarenboven bepaalt artikel 16 & 2 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot
hervorming der instellingen dat ‘ van bij het begin der onderhandelingen over elke herziening
van de Verdragen tot oprichting van de Europese gemeenschappen en van de verdragen en
akten waarbij deze verdragen wordt gewijzigd of aangevuld de Raden , elk wat hem betreft ,
daarover geïnformeerd worden.Zij krijgen kennis van het verdragsontwerp voor de
ondertekening ervan ‘ .
Deze formele verplichting is nooit nagekomen.
De ingeroepen bepaling is zodoende manifest geschonden .
13
4.3.Derde middel
Schending van artikel 77 , 6° van de Grondwet en artikel 1 van de Bijzondere Wet tot
hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980
Doordat artikel 1 van het Vlaams decreet van 10 oktober 2008 houdende instemming met het
Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het
Verdrag tot op richting van de Europese gemeenschap , en de Slotakte , ondertekend in
Lissabon op 13 december 2007 , bepaalt dat het decreet een gemeenschaps- en een
gewestaangelegenheid regelt .
Terwijl artikel 77 , 6° van de gecoördineerde Grondwet bepaalt dat de Kamer van
Volksvertegenwoordigers en de Senaat gelijktijdig bevoegd zijn voor de wetten houdende
instemming met verdragen
En terwijl de Gemeenschappen en Gewesten de voorbehouden aangelegenheden slechts
betreden indien zij hiertoe gemachtigd zijn ( Arbitragehof 3/89 , 2 februari 1989 , overweging
2.B.2)
Zodat de bestreden bepaling de in het middel aangehaalde bepalingen schendt
Toelichting
In de Verklaringen van Lidstaten ( C bij het Verdrag ) wordt onder nummer 51 een verklaring
van het Koninkrijk België inzake de nationale parlementen als volgt verwoord :
“ Het Koninkrijk België verduidelijkt dat , overeenkomstig het grondwettelijk recht , zowel de
Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat van het federaal Parlement als de
parlementaire vergaderingen van de Gemeenschappen en Gewesten , in functie van de
bevoegdheden die de Unie uitoefent , optreden als componenten van het nationaal
parlementair stelsel of als kamers van het nationaal Parlement ‘ .
Deze verklaring is evenwel een hypothetische verklaring , een petitio principii .
Immers , indien in beginsel een ‘ pluri parlementaire ‘ goedkeuring van het Verdrag nodig is ,
dan bestond op het ogenblik van de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon in rechte géén
rechtstreekse juridische band tussen Vlaanderen en Europa.
Die band is slechts mogelijk nadat er een interparlementair samenwerkingsakkoord tussen alle
parlementen is gesloten .
Het is de Vlaamse decreetgever zelf die dit vraagstuk openlijk heeft aangekaart .
14
In het Ontwerp van Decreet houdende instemming met het Verdrag van Lissabon tot
wijziging van het Verdrag betreffende Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de
Europese gemeenschap , en de Slotakte , ondertekend op Lissabon op 13 december 2007
( Parl. St. Vlaams Parlement , Stuk 1653 ( 2007-2008 ) , nr 3 van 4 juli 2008 werd deze
aangelegenheid als volgt verwoord :
“ Bij de ondertekening van het verdrag van Lissabon heeft België verklaard dat de
parlementen van de gemeenschappen en gewesten bovenstaande bevoegdheden ook moeten
kunnen uitoefenen.
In de context van het verdrag van Lissabon worden de deelparlementen daarom beschouwd
als kamers van het nationaal parlement van België.
Aangezien de Europese Unie alleen de Kamer en de Senaat erkent als nationaal parlement van
België moet de gezamenlijke uitoefening van bovenstaande bevoegdheden intern geregeld
worden in een samenwerkingsakkoord tussen het federale parlement en de gemeenschaps- en
gewestparlementen.
Het Vlaams parlement kan de Europese subsidiariteittoets en zijn parlementair vetorecht
slechts uitoefenen als hiervoor een intern samenwerkingsakkoord is gesloten “.
Verder is in deze parlementaire stukken het volgende nader aangestipt :
“ Het Uitgebreid Bureau besliste op 13 mei 2008 het standpunt te bevestigen dat het behoud
van een volwaardig interparlementair akkoord aangewezen is en de voorzitter van het Vlaams
Parlement derhalve geen machtiging te verlenen om het principeakkoord te ondertekenen.Om
die redenen maakte de voorzitter van het Vlaams parlement op 19 mei 2008 , tijdens de
Conferentie van de Voorzitters van de zeven wetgevende assemblees , voorbehoud bij de
ondertekening van het principeakkoord.
Bij brief van 18 juni 2008 deelde de heer Herman Van Rompuy , voorzitter van de Kamer van
volksvertegenwoordigers , aan de voorzitter van het Vlaams parlement mee dat in de kamer
en in de Senaat wetsvoorstellen zullen worden ingediend die respectievelijk tot doel hebben
om (a) een expliciete juridische grondslag voor het sluiten van parlementaire
samenwerkingsakkoorden in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 in te voegen , en (b) de
bevoegdheid van de Raad van state om bevoegdheidsbetwistingen te beoordelen uit te breiden
tot subsidiariteitadviezen.
De twee voorstellen hebben een bicameraal karakter en moeten in beide federale kamers
worden goedgekeurd.
Het betreft het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus
1980 tot hervorming der instellingen en van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met
betrekking tot de Brusselse instellingen , ingediend door de heer Van Rompuy ( Parl St.
Kamer 2007-2008 , nr 1263/001) en het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 31
december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap , ingediend
door de heer Van Rompuy ( Parl. St. Kamer , 2007-2008 , nr 1262/001 ) .
In verband met de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen worden
de volgende wijzigingen voorgesteld.
15
Aan artikel 92bis , & 1 BWHI wordt toegevoegd dat de samenwerkingsakkoorden , die
betrekking hebben op parlementaire aangelegenheden , gesloten worden door de betrokken
assemblées.
De onderhandelingen worden gevoerd door de respectieve parlementsvoorzitters.
Aan artikel 92bis , & 4bis BWHI wordt toegevoegd dat de ( parlementen van de ) federale
overheid , de gemeenschappen en gewesten een samenwerkingsakkoord moeten sluiten over
(1) het doorzenden van Europese wetgevingsvoorstellen en andere Eu-documenten door de
federale kamers aan de gemeenschaps- en gewestparlementen , (2) het uitbrengen van
solidariteitsadviezen , (3) het instellen van subsidiariteitberoepen bij het hof van justitie , en
(4) het aantekenen van een parlementair veto tegen de toepassing van de vereenvoudigde
verdragswijziging.
De procedure voor het instellen van subsidiariteitberoepen namens een federale wetgevende
kamer of een gemeenschaps- of gewestparlement moet geregeld worden in bovenvermeld
samenwerkingsakkoord.
Het beroep wordt in ieder geval door de koning aan het Hof van Justitie gezonden ( nieuw
artikel 92quater BWHI ) .
Aan de bijzondere wet van 12 januari 1980 en de wet van 31 december 1983 worden enkele
technische aanpassingen doorgevoerd die de integrale toepassing van bovenvermelde
wijzigingen op het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Parlement van de Duitstalige
gemeenschap beogen.
Op 19 juni 2008 zijn de voorstellen in overweging genomen door de Kamer van
Volksvertegenwoordigers en verzonden naar de Commissie voor de Hervorming van de
Grondwet en de Hervorming van de instellingen.
Op 23 juni 2008 is om spoedadvies van de Raad van State gevraagd binnen een termijn van
vijf werkdagen.
Het tweede voorstel is het wetsvoorstel tot wijziging van de wetten op de Raad van State ,
gecoördineerd op 12 januari 1973 , ingediend door de heer Armand De Decker c.s. ( Parl. St.
Senaat , 2007-2008 , nr 4-830/1 ) .
Het Verdrag van Lissabon kent een aantal nieuwe bevoegdheden toe aan de nationale
parlementen van de lidstaten van de Europese Unie.
De uitoefening van die nieuwe taken kan leiden tot bevoegdheidsbetwistingen tussen de
wetgevende Kamers en de gemeenschaps- en gewestparlementen.
Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid dat dergelijke bevoegdheidsvragen tot advies
aan de afdeling wetgeving van de Raad van State worden voorgelegd.
Op 26 juni is het voorstel in overweging genomen door de Senaat en verzonden naar de
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve aangelegenheden.
op dezelfde dag is het spoedadvies van de Raad van State gevraagd binnen een termijn van
vijf werkdagen.
16
De heer Jan Loones verwijst naar de vorige behandeling van het EU-verdrag toen de vorige
voorzitter , de heer De Baetselier , toelichting gaf bij het samenwerkingsakkoord.
Het Vlaams Parlement wilde toen geen risico nemen dat er geen samenwerkingsakkoord tot
stand zou komen.
Het kunnen toepassen van de subsidiariteit is ook nu van essentieel belang bij het goedkeuren
van het Verdrag van Lissabon.
Het is goed dat ook de huidige parlementsvoorzitter eraan houdt dat het
samenwerkingsakkoord tot stand komt.
Het is de plicht van het parlement om daar absolute zekerheid over te hebben.
Toen zeiden de heer Van den Brande en mevrouw Smet al dat er geen sprake van kon zijn dat
het verdrag in de plenaire vergadering goedgekeurd werd zolang er geen zekerheid was over
het samenwerkingsakkoord.
Het lid pleit voor een soortgelijke procedure , dus dat het ontwerp wel in de commissie kan
worden behandeld maar dat de stemming in de plenaire vergadering uitgesteld wordt tot er
zekerheid is over het samenwerkingsakkoord.
Het kan een gentlemen’s agreement , een protocol genoemd worden .
Het is essentiëler dat er een overeenkomst komt tussen de parlementen dan dat zowel de
bijzondere wet als de wet op de raad van State al definitief zijn goedgekeurd.
Als beide kunnen , is het nog beter.Maar eerst moet er ene politieke wil zijn onder de
parlementen om samen te werken en om een overeenkomst te sluiten .
De Vlaamse regering heeft ook beslist om op die manier te handelen .
Volgens de heer Ludwig Caluwé staat het parlement al verder dan drie jaar geleden.het toen
gesloten samenwerkingsakkoord is maar een afspraak ; het heeft maar juridische waarde als
het onderbouwd wordt door de bijzondere wet en door de gewone wet.
Het samenwerkingsakkoord bepaalde trouwens dat er hoe dan ook een aantal wettelijke
regelingen getroffen moesten worden.
In theorie is een samenwerkingsakkoord verdedigbaar , maar het is niet mogelijk naar het Hof
van Justitie te stappen zonder een wettelijke regeling.Een advies vragen aan de raad van state
over de bevoegdheid vereist immers een wijziging op de wetgeving van de Raad van State.
Als er geldige samenwerkingsakkoorden kunnen gesloten worden , is het hoe dan ook nodig
om te komen tot een wettelijke regeling.
Het lid betreurt dat de federale regering op het ogenblik dat ze het Verdrag van Lissabon
ingediend heeft in de Senaat , geen ontwerp van bijzondere wet ingediend heeft om de
bevoegdheidsproblematiek te regelen en een ontwerp van gewone wet om het probleem van
de Raad van State te regelen.Dat zou logisch zijn gelet op het advies van de Raad van State bij
het Verdrag van Lissabon.
De heer Luc Van den Brande denkt dat er geen discussie over bestaat dat een afspraak tussen
de parlementen nodig is.Er is immers geen hiërarchie van normen.
Ook andere federale staten wachten af hoe België de subsidiariteitregeling zal invullen .
hoofdstuk 1 van het verdrag beschouwt voor het eerst het regionale feit als een van de
dragende elementen in de Europese besluitvorming “ .
Uit al deze elementen volgt dat enerzijds het Verdrag van Lissabon een rol toebedeelt aan de
deelstaatparlementen in de nieuwe procedures , zoals het bezwaarrecht en de
subsidiariteittoets.
17
Anderzijds moeten deze nieuwe bevoegdheden , die nog niet grondwettelijk verankerd zijn ,
in goede banen worden geleid.
Dit kan slechts , zoals werd benadrukt zowel door de Raad van State als door diverse
parlementaire fracties van het Vlaams parlement , door het afsluiten van een
samenwerkingsakkoord voorafgaand aan de instemming met het Verdrag van Lissabon door
het Vlaams Parlement .
Artikel 92 bis & 4ter van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen bepaalt inderdaad dat de federale overheid , de Gemeenschappen en de Gewesten
in ieder geval een samenwerkingsakkoord sluiten over de nadere regelen van het sluiten van
de verdragen die niet uitsluitend betrekking hebben op de aangelegenheden waardoor de
Gemeenschappen of de Gewesten bevoegd zijn en over de nadere regelen voor de
rechtsgedingvoering voor een internationaal of supranationaal rechtscollege
Dit samenwerkingsakkoord was evenwel op het ogenblik van de aanneming van het Decreet
onbestaande .
Overigens heeft de Raad van State om die redenen geadviseerd om de Bijzondere Wet van 8
augustus 1980 op diverse punten aan te passen .
De ingeroepen bepaling is zodoende manifest geschonden .
18
4.4.Vierde middel
Schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet , alsmede de artikelen 20 en 21
van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie
Doordat artikel 2 en artikel 3 van het Vlaams Decreet houdende instemming met het Verdrag
van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot
oprichting van de Europese gemeenschap , en de Slotakte , ondertekend in Lissabon op 13
december 2007 , bepaalt dat het Verdrag van Lissabon en de aan te nemen wijzigingen
volkomen gevolg zullen hebben
Terwijl overeenkomstig artikel 20 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese
Unie ‘ eenieder gelijk is voor de wet ‘ , en conform artikel 21.1 van hetzelfde Handvest elke
discriminatie verboden is
En terwijl het Verdrag van Lissabon voorhoudt de Unie slagvaardiger , efficiënter ,
transparanter en vooral democratischer te maken , de verdragswijzigingen in wezen
uitsluitend door de regeringen werden gesloten , terwijl ‘ thuis’ de nationale parlementen geen
ander recht hebben dan de boven hun hoofden gesloten wijzigingen te ratificeren
En terwijl bovendien enkele lidstaten opting - out mogelijkheden hebben bedongen –
inzonderheid Polen en het Verenigd Koninkrijk ( Vgl J.-P. JACQUE , le traité de
Lisbonne.Une vue cavalière , RTD eur. , juli september 2008 , p. 449 , nr 3 ) – hetgeen
inhoudt dat zij ook na afloop van een overgangstermijn van 5 jaar kunnen verklaren de
ruimere bevoegdheden van de Commissie en het Hof niet te aanvaarden
Zodat de bestreden bepaling de in het middel aangehaalde bepalingen schendt
Toelichting
Tot de rechten en vrijheden , die door de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet
worden gewaarborgd , behoren de rechten en vrijheden die voortvloeien uit internationale
verdragsbepalingen die België binden .
Wanneer dergelijke verdragsbepalingen , in samenhang met de artikelen 10 en 11 van de
Grondwet voor het Hof worden aangevoerd , dan moet het Hof onderzoeken of aan de in die
bepalingen gewaarborgde rechten niet op discriminerende wijze afbreuk wordt gedaan ( J.
THEUNIS , De toetsing van de grondrechten door het Grondwettelijk Hof.Overzicht van
rechtspraak 2007 , Tijdschrift voor bestuurswetenschappen & publiekrecht , 2008 , p. 346 , nr
1).
In casu zijn er Lidstaten , aan wie het recht werd toegekend van de toepassing van het
Verdrag af te zien .
Door dit recht niet toe te kennen aan Belgische burgers , wordt het gelijkheidsbeginsel
geschonden
19
OM DEZE REDENEN
BEHAGE HET AAN HET GRONDWETTELIJK HOF
Het verzoek tot nietigverklaring ontvankelijk en gegrond te verklaren , en bijgevolg de
bestreden bepalingen van het Vlaams decreet van 10 oktober 2008 houdende instemming met
het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het
verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap , en de Slotakte , ondertekend in
Lissabon op 13 december 2007 , te vernietigen .
Gent 8 december 2008
De verzoekende partijen:
Jef SLEECKX
Natan HERTOGEN
Pascal DEBRUYNE
Frans LEENS
Raf VERBEKE
Bijlagen:











Bijlage 1: Belgisch Staatsblad publicatie 2008-11-05, 2 p.
Bijlage 2: Dossierfiche Belgische Senaat, S. 4-568, 3 p.
Bijlage 3: Kamer van Volksvertegenwoordigers, DOC 52 0955/002, 21 p.
Bijlage 4: Kamer van Volksvertegenwoordigers, DOC 52 1263/001, 10 p.
Bijlage 5: Belgische Senaat, S. 4-830/1, 8 p.
Bijlage 6: Belgische Senaat, S. 4-830/2, 5 p.
Bijlage 7: Kamer van Volksvertegenwoordigers, DOC 52 1263/002,12 p.
Bijlage 8: Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (2000/C 364/01), 22
p.
Bijlage 9: Vlaams Parlement: Handelingen, C 48-BUI5, 12 p.
Bijlage 10: Kamer van Volksvertegenwoordigers, Parlementair document 52K1263, 1
p. & 2 p.
Bijlage 11: Vlaams Parlement: Hoorzitting Commissie buitenlands beleid […], stuk
1653 (2007-2008) – nr. 2, 26 p.
20
Download