Douane - Stichting vervoeradres

advertisement
WEG EN WAGEN | Juni 2016 | Jaargang 30 | Nummer 79
Douane
Het nieuwe douanewetboek:
Verzuim zonder werkelijke gevolgen
Een situatie vergeleken tussen het oude en het nieuwe douanewetboek.
Als de regels van een douaneregeling, zoals bijvoorbeeld douanevervoer, niet correct worden
nageleefd dan leidt dat tot een onttrekking aan het douanetoezicht, en als gevolg van die
onttrekking ontstaat dan een douaneschuld. Die schuld blijft echter achterwege als het
verzuim geen nadelige gevolgen had voor de werking van de regeling. Dat heet dan een ‘verzuim
zonder werkelijke gevolgen’. Het nieuwe douanewetboek kent een vergelijkbare regeling voor
verzuimen zonder werkelijke gevolgen, maar die ziet er behoorlijk anders uit.
1. Inleiding
Mr. Roelof Andringa, partner
bij Andringa Caljé & De Jager
advocaten
Op 1 mei jl. is het nieuwe Douanewetboek (DWU) in werking
getreden. In het nieuwe douanewetboek zijn veel bestaande
regelingen voortgezet, maar veelal in een enigszins
gewijzigde vorm. Dat roept diverse vragen op. Zo kende het
oude Communautair Douanewetboek (CDW) een speciale
regeling voor verzuimen zonder werkelijke gevolgen. Dat zit
als volgt.
Als de regels van een douaneregeling, zoals bijvoorbeeld
douanevervoer, niet correct worden nageleefd dan leidt
dat tot een onttrekking aan het douanetoezicht, en als
gevolg van die onttrekking ontstaat dan een douaneschuld.
Die schuld blijft echter achterwege als het verzuim geen
nadelige gevolgen had voor de werking van de regeling.
Dat heet dan een ‘verzuim zonder werkelijke gevolgen’.
Het nieuwe douanewetboek kent een vergelijkbare regeling
voor verzuimen zonder werkelijke gevolgen, maar die ziet er
behoorlijk anders uit.
In deze bijdrage zal ik de werking van de nieuwe regeling
toetsen aan de hand van een bekend voorbeeld uit de
jurisprudentie. Werkt de nieuwe regeling anders uit of blijft de
uitkomst in dat voorbeeld uiteindelijk toch hetzelfde?
1
2. Oude regeling onder het CDW
Voordat ik toe kom aan de regeling “verzuim zonder
werkelijke gevolgen” is het van belang om te weten dat
het CDW meerdere artikelen kende op grond waarvan een
douaneschuld kon ontstaan De belangrijkste waren:
1. Artikel 201 CDW voor reguliere invoer;
2. Artikel 202 CDW voor frauduleuze invoer;
3. Artikel 203 CDW voor onttrekkingen aan het
douanetoezicht;
4. Artikel 204 CDW voor niet naleven van
douanevoorschriften.
Alléén in dat laatste artikel 204 was opgenomen dat
douaneschuld achterwege kon blijven als het verzuim geen
werkelijke gevolgen had gehad voor het functioneren van
de douaneregeling. Vervolgens was in artikel 859 van de
Toepassingsverordening een limitatieve lijst opgenomen van
gevallen waarin een verzuim geacht werd geen werkelijke
gevolgen te hebben gehad1. Omdat de regeling alleen gold
voor gevallen waarin de douaneschuld was ontstaan op grond
van artikel 204, was het in voorkomende gevallen belangrijk
om vast te stellen op grond van welk artikel de douaneschuld
was ontstaan. Een voorbeeld:
Een partij (niet-communautaire) goederen ligt
opgeslagen in Rotterdam in een douaneentrepot.
Op enig moment worden de goederen uitgeslagen voor
wederuitvoer naar het Midden-Oosten. De goederen
gaan uit via Antwerpen en voor het stukje vervoer van
Rotterdam naar Antwerpen wordt een T-1 opgemaakt.
De goederen verlaten weliswaar Europa en arriveren
ook op de eindbestemming in het Midden-Oosten, maar
om onbekende redenen wordt de T-1 voor het stukje
douanevervoer van Rotterdam naar Antwerpen niet
gezuiverd. Dat betekent dat het douanevervoer niet op
correcte wijze is afgemeld. De nasporingsprocedure
naar alternatief bewijs voor de wederuitvoer levert
niets op, vanwege de strenge eisen die worden gesteld
aan het alternatief bewijs. Daardoor blijft de T-1
ongezuiverd, zodat de goederen worden geacht te zijn
onttrokken aan het douanetoezicht. Als gevolg van die
onttrekking ontstaat een douaneschuld. Dat betekent
dat invoerrechten zijn verschuldigd, terwijl de goederen
feitelijk via Antwerpen zijn uitgevoerd.
Zie omtrent de reikwijdte van artikel 859 het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Söhl & Sölke van 11 november 1999 (C-48/98)
Weg en Wagen is het gratis e-magazine van de Stichting Vervoeradres. Actuele, juridische informatie met betrekking tot de logistiek.
Abonneren: www.sva.nl/wegenwagen
29
WEG EN WAGEN | Juni 2016 | Jaargang 30 | Nummer 79
Dit was in grote lijnen de zaak die uitmondde in het arrest van
het Hof van Justitie van 29 oktober 2015.2 De belanghebbende
stelde dat het verzuim zonder werkelijke gevolgen was gebleven;
immers de T-1 was dan weliswaar niet gezuiverd maar de
goederen waren wel degelijk uitgevoerd.3 Het belangrijkste
geschilpunt voor het Hof van Justitie was echter of de nietzuivering van het T-1 document tot een douaneschuld leidde op
grond van artikel 203 (onttrekking) of op grond van artikel 204
(niet naleven van de voorschriften). Immers, alléén als de
douaneschuld was ontstaan op grond van artikel 204, wordt
toegekomen aan de vraag of het verzuim wellicht zonder
werkelijke gevolgen was gebleven voor de werking van de
regeling.
Het Hof van Justitie oordeelde dat een ongezuiverde T-1 tot
een douaneschuld schuld leidt op grond van artikel 203
CDW. Jammer, want daarmee werd dus al helemaal niet meer
toegekomen aan de vraag of dat verzuim zonder werkelijke
gevolgen was geweest. Interessant is dan de vraag of hetzelfde
voorbeeld onder de nieuwe regeling tot een andere uitkomst leidt.
3. Nieuwe regeling in het DWU
Het DWU is veel eenvoudiger. Dat kent alleen nog maar de
regelmatige invoer (artikel 77) en onregelmatige invoer
(artikel 79). Het DWU kent zoals gezegd ook weer een regeling
voor de verzuimen zonder werkelijke gevolgen. Die regeling
is terug te vinden in artikel 124, onderdeel h DWU. Anders dan
onder het CDW is de regeling van toepassing op alle gevallen
waarin een douaneschuld is ontstaan door niet-naleving van
douaneverplichtingen of onttrekking aan het douanetoezicht.
Op grond van dat artikel 124, lid 1 onderdeel h gaat de
douaneschuld teniet:
indien (i) het verzuim dat tot het ontstaan van de douane­
schuld heeft geleid, geen werkelijke gevolgen had voor het
juiste functioneren van de betrokken douaneregeling en
(ii) geen poging tot bedrog in hield en (iii) alle formaliteiten
die nodig zijn om de situatie van de goederen te regulariseren,
naderhand worden vervuld.
Volledigheidshalve wil ik hier wijzen op lid 7 van artikel 124
waarin is vermeld dat de douaneschuld alléén tenietgaat voor de
betrokkene die op generlei wijze heeft getracht bedrog te plegen
en die heeft bijgedragen tot de bestrijding van fraude. De wet lijkt
daarmee een actieve houding te vereisen als extra voorwaarde
voor het tenietgaan van de douaneschuld.
Met het nieuwe douanewetboek is ook de lijst van artikel 859
van de Toepassingsverordening vervangen. De nieuwe lijst is
2
3
4
opgenomen in artikel 103 van de Gedelegeerde Verordening4.
In dat artikel staan wederom een aantal gevallen beschreven van
situaties, waarin wordt aangenomen dat het daarin beschreven
verzuim geen werkelijke gevolgen heeft voor het juiste
functioneren van een douaneregeling. Het zijn er vijf. Ik zal hier
niet alle vijf de situaties noemen, en alleen ingaan op de laatste
– meeste interessante – situatie.
Op grond van dat laatste onderdeel is een verzuim zonder
werkelijke gevolgen als de douaneschuld is ontstaan door o.a.
niet correct naleven van een douaneregeling, maar de bevoegde
douaneautoriteiten door de betrokken persoon in kennis worden
gesteld van de nietnaleving van voorschriften voordat, ofwel de
douaneschuld is meegedeeld, ofwel de douane een controle heeft
aangekondigd.
Dat is dus echt een hele andere regeling dan onder het oude
artikel 859 omdat de regeling uitzonderlijk ruim is geformuleerd,
maar daar alleen aanspraak op kan worden gemaakt als de
betrokkene de Douane actief informeert over het verzuim. Deze
regeling sluit naar mijn mening goed aan bij de Overwegingen
van het DWU, zeg maar de uitgangspunten die de Europese
wetgever voor ogen heeft gehad bij het opstellen van de nieuwe
wet. In Overweging nr. 38 staat namelijk dat het belangrijk is
om vast te stellen of een betrokkene te goeder trouw heeft
gehandeld, en als vast staat dat hij te goeder trouw heeft
gehandeld, dat dan de nadelige gevolgen voor hem zo veel
mogelijk moeten worden beperkt. Bedenk overigens dat voor
het teniet gaan van de douaneschuld ook is vereist dat aan de
derde voorwaarde van artikel 124, lid 1 onder h DWU is voldaan,
namelijk dat formaliteiten die nodig zin om de situatie te
regulariseren naderhand alsnog worden vervuld.
4. Uitwerking onder DWU
Dat brengt mij bij de vraag of het voorbeeld, waarin goederen
weliswaar zijn uitgevoerd, maar waarbij het niet lukt om de T-1
met alternatief bewijs te zuiveren, onder het DWU wél kan worden
aangemerkt als een verzuim zonder werkelijke gevolgen. Het
antwoord daarop is helaas ontkennend.
Het niet kunnen zuiveren van een T-document valt niet onder één
van de eerste vier situaties van artikel 103 van de Gedelegeerde
Verordening en is ook niet een geval waarin de betrokkene zelf
als eerste de Douane op de hoogte kan brengen (vijfde situatie).
Daarbij meen ik dat artikel 103 wederom een uitputtende lijst
bevat. Overigens staat het DWU de Commissie wél expliciet toe
om de beschrijving van de gevallen, waarin een verzuim geacht
wordt geen werkelijke gevolgen te hebben gehad, zelf aan te
vullen en uit te breiden. Dat staat in artikel 126 DWU. Daarmee
Arrest van het Hof van Justitie van 29 Oktober 2015 in de zaak B&S Global (nr. 319/14)
Volgens belanghebbende viel deze situatie onder artikel 859, aanhef onder punt 6 van de TVo
Gedelegeerde Verordening 2015/2446
Weg en Wagen is het gratis e-magazine van de Stichting Vervoeradres. Actuele, juridische informatie met betrekking tot de logistiek.
Abonneren: www.sva.nl/wegenwagen
30
WEG EN WAGEN | Juni 2016 | Jaargang 30 | Nummer 79
heeft de Commissie de bevoegdheid gekregen om zelf op een
later moment, ook andere situaties aan te merken als zijnde
zonder werkelijke gevolgen. Voorlopig moeten we het doen met
de vijf gevallen die thans in artikel 103 Gedelegeerde Verordening
staan vermeld, en aldus zal een ongezuiverde T-1, in de situatie
dat de goederen wél degelijk zijn uitgegaan, maar alternatief
bewijs niet voorhanden is, nog steeds tot een navordering van
invoerrechten leiden.
5. Nog een opmerking over alternatief bewijs
De regeling voor het alternatief bewijs voor zuivering van een
T document blijft ongewijzigd. Het nieuwe artikel 312 van
Gedelegeerde Verordening is gelijk aan het oude artikel 366
van de Toepassingsverordening, zodat nog steeds originele,
dan wel door de bevoegde douaneautoriteiten gewaarmerkte
douanedocumenten zijn vereist, maar onder het DWU is het
de bedoeling dat veel meer gebruikt zal worden gemaakt van
de regeling Wederuitvoer (artikel 270 DWU). De vereisten aan
het alternatieve bewijs voor zuivering van een aangifte tot
wederuitvoer zijn veel lichter. In veel gevallen zijn alleen al de
handelsbescheiden voldoende. Zie hiervoor artikel 335 van de
nieuwe Uitvoeringsverordening bij het DWU5. Het ligt daarom voor
de hand dat aangevers veel meer gebruik zullen gaan maken van
de aangifte tot wederuitvoer, al verwacht dat ik dat de meeste
expediteurs vooralsnog vooral T1 documenten blijven opmaken
voor het vervoer naar het kantoor van uitgang.
5
6. Billijkheidsclausule artikel 120 DWU
Tot slot biedt het DWU wellicht nog een andere mogelijkheid
om heffing van invoerrecht in ons voorbeeld te voorkomen.
Het DWU kent namelijk een algemene billijkheidsclausule die is
opgenomen in artikel 120 DWU. Op grond van die bepaling wordt
het verschuldigde invoerrecht terugbetaald of kwijtgescholden
als de douaneschuld is ontstaan in bijzondere omstandigheden
waarin de schuldenaar geen bedrog heeft gepleegd noch
kennelijk nalatig is geweest. Van bijzondere omstandigheden
is echter slechts sprake als blijkt dat de schuldenaar zich in
een uitzonderlijke situatie bevindt, ten opzichte van andere
deelnemers die dezelfde activiteit uitoefenen, en indien de
schuldenaar in afwezigheid van dergelijke omstandigheden
niet het nadeel zou hebben geleden door de inning van het
bedrag aan in- of uitvoerrechten. Ik verwacht dat in de toekomst
regelmatig beroep zal worden gedaan op een bijzondere
omstandigheden, maar dat dergelijke verzoeken slechts zelden
zullen worden gehonoreerd. In dat verband is het aardig om
te weten dat in artikel 121 DWU is bepaald dat de Lidstaten
opgaaf moeten doen aan de Commissie van de gevallen waarin
zij op grond van artikel 120 teruggaaf verlenen op grond van
bijzondere omstandigheden. Misschien dat ik over twee of drie
jaar een Europees WOB-verzoekje indien om te achterhalen welke
Lidstaten, en in welke gevallen, teruggaaf hebben verleend op
grond van bijzondere omstandigheden.
Uitvoeringsverordening 2015/2447
Weg en Wagen is het gratis e-magazine van de Stichting Vervoeradres. Actuele, juridische informatie met betrekking tot de logistiek.
Abonneren: www.sva.nl/wegenwagen
31
Download