KRACHTLIJNEN voor een ONDERNEMERSVRIENDELIJK LOKAAL ECONOMIEBELEID December 2009 1. gemeentelijke dienstverlening voor ondernemers 2. participatie van ondernemers aan het gemeentebeleid 3. gemeentelijke belastingen 4. mobiliteit en hinder bij openbare werken 5. ruimtelijke ordening 6. lokale distributie 7. toerisme 8. veiligheid 9. milieu 10. lokale werkgelegenheid 2 1. Gemeentelijke dienstverlening voor ondernemers Voorwaarden/pijlers gemeentelijk economisch beleid Schepen lokale economie Ambtenaar lokale economie Beleidsplan lokale economie met duidelijke ambities Overleg met ondernemers Krachtlijnen: Uitwerken en uitbouwen van een uniek gemeentelijk aanspreekpunt waar ondernemers met al hun vragen terecht kunnen, zowel via een fysiek als via een digitaal loket (bv. in de vorm van een ondernemersrubriek met alle ondernemersrelevante items op de gemeentelijke website). De ambtenaar lokale economie is de link tussen het bedrijfsleven en de administratie. De ondernemer komt bij hem of haar terecht met vragen, waarna de ambtenaar lokale economie op zoek gaat naar een antwoord. Hierbij dienen op initiatief van de ambtenaar lokale economie regelmatig andere diensten betrokken te worden. Een goede samenwerking en afstemming tussen gemeentelijke diensten is dan ook onontbeerlijk, alsook een netwerk waarbij externe overheidsdiensten en andere instellingen, zoals UNIZO, kunnen aangesproken worden. Interne afstemming kan bereikt worden door een goede en regelmatige communicatie tussen bv. de ambtenaar lokale economie en de dienst die de milieuvergunningen afhandelt. Het is van belang dat beiden van elkaar weten waar ze mee bezig zijn. Ook algemene klantvriendelijkheid nastreven dient als prioritair beschouwd te worden. Opvolgen van dossiers, vragen en afspraken en het respecteren van termijnen en afspraken. Idealiter wordt ook voorzien in een opvolgsysteem waardoor de ondernemer snel kan weten hoe ver het staat met zijn dossier. Ook de ambtenaar lokale economie kan hierop beroep doen, doordat via zulk systeem opvolging bij bv. de dienst die milieuvergunningen behandelt verzekerd wordt. Een goede organisatie is de sleutel. Een correcte en degelijke informatievoorziening, zowel via het fysiek loket als via een digitaal platform (bijvoorbeeld de gemeentelijke website). De dienstverlening dient gespecialiseerd en accuraat te zijn. D.w.z. dat een uitgebreide kennis van o.a. reglementering, wetgeving en organisatiestructuur aanwezig dient te zijn. Er moet correcte en actuele informatie aan de ondernemer doorgespeeld worden voor allerhande specifieke dossiers, gaande van een terrasvergunning tot een stedenbouwkundige vergunning of milieuvergunning. Het verminderen van de administratieve lasten voor ondernemers is een absolute prioriteit. In dat kader is het eveneens belangrijk een duidelijke besluitvorming na te streven, alsook overbodige regels te vermijden. Het creëren van een ondernemersvriendelijk klimaat door het wegnemen van belemmeringen m.b.t. het ondernemen is van groot belang. Goede communicatie tussen gemeentebestuur en ondernemers en het op regelmatige basis betrekken van ondernemers in topics die hen aanbelangen 3 kan leiden tot een constructieve samenwerking en een dynamisch gemeentelijk economisch beleid. Ook de communicatie m.b.t. dossiers of vragen dient op een snelle en efficiënte manier te verlopen, zowel via persoonlijk contact, telefoon en briefverkeer als via e-mail. Ten slotte is inzicht in de eigen lokale economie ook een belangrijk punt. Dat kan door bv. een databank aan te leggen van allerhande informatie over lokale ondernemingen (welke, aantal). Ook beschikt de gemeente best over informatie m.b.t. lokale ondernemingsverenigingen, vestigingsmogelijkheden voor ondernemingen, alsook de bezettingsgraad van bedrijventerreinen. 4 2. Participatie van ondernemers aan het gemeentebeleid Het wegnemen van belemmeringen voor de dynamiek van het ondernemen, én het bevorderen van het ondernemingsklimaat in de gemeente is het voorwerp van gestructureerd contact tussen economische actoren en gemeentebestuur. Dit overleg kan plaatsvinden in de Raad Lokale economie. UNIZO-krachtlijnen: De Raad Lokale Economie moet één van de belangrijkste organen worden om een doeltreffende participatie door ondernemers vorm te geven. Het adviseren van het gemeentebestuur bij de planning en uitvoering van het gemeentelijke economisch beleid is de kernopdracht van deze raad. De organisatie van commerciële activiteiten behoort tot de werking van lokale ondernemersverenigingen en handelaarscomité’s. Voor UNIZO bestaat de raad lokale economie idealiter uit: - het gemeentebestuur, vertegenwoordigd door burgemeester en/of schepen lokale economie, en de ambtenaar lokale economie en/of de secretaris; - vertegenwoordigers van de representatieve ondernemersorganisaties en dus bijvoorkeur geen individuele ondernemers. UNIZO pleit dat de schepen lokale economie en de ambtenaar zich engageren om de vergaderingen van de raad bij te wonen en dat men tot een advies komt dat ook door de schepen wordt gedragen. Hierdoor stijgt immers de kans dat het beleid ingaat op het advies. 5 3. Gemeentelijke belastingen Wat is een ondernemersvriendelijke fiscaliteit? Gemeenten leveren heel wat dienstverlening aan ondernemingen. Bijvoorbeeld de inspanningen voor de inrichting van KMO-zones, de middelen die aan de lokale economie worden gespendeerd, enz. Deze dienstverlening moet in rekening worden gebracht. Daarom pleit UNIZO niet met een gemakkelijke slogan als zou de gemeentelijke fiscaliteit voor ondernemingen de volledige afschaffing van gemeentebelastingen betekenen. Wat is volgens UNIZO dan een ondernemersvriendelijke belasting? Een belasting die voldoet aan volgende principes: - administratief eenvoudig - economisch verantwoord - in verhouding tot de geleverde dienst I. EEN ONDERNEMERSVRIENDELIJKE BELASTING IS ADMINISTRATIEF EENVOUDIG Het aantal lokale belastingen waaraan een KMO onderworpen is, verschilt van gemeente tot gemeente. In éénzelfde gemeente vinden we soms meer dan 20 verschillende KMO-relevante belastingen terug. Belastingaangifte en –inning brengen zowel voor de gemeentebesturen als voor de zelfstandige ondernemer veel administratieve lasten met zich mee. En vaak dekt de opbrengst van een gemeentelijke belasting niet eens de administratieve kost ervan. Afschaffing en bundeling van gemeentebelastingen en een gebundelde aangifte en inning kunnen voor een vereenvoudiging en vermindering van administratieve lasten zorgen. 1. AFSCHAFFING EN BUNDELING VAN KMO-RELEVANTE GEMEENTEBELASTINGEN Afschaffing van bepaalde belastingen betekent zowel voor ondernemers als voor de gemeente een administratieve vereenvoudiging en kostenbesparing. Afschaffing is tevens aangewezen wanneer er te veel belastingreglementen zijn in vergelijking tot de diensten die de gemeente levert. Ook bundeling van allerlei kleine lokale belastingen leidt tot een daling van de administratieve lasten (aangifte, aanslag, controle, inning) zowel bij de bedrijven als bij de gemeente. Maar: de afschaffing en bundeling van belastingen mag in geen geval leiden tot een verhoging van de fiscale druk op ondernemingen. Een voorbeeld van administratieve vereenvoudiging vinden we terug in de stad Mechelen die in 2004 zeven kleinere belastingen afschafte (milieubelasting zelfstandigen, tapperijen, drijfkracht, terrassen, lichtreclame, banken en hotels) en bundelde in één belasting op bedrijfsruimten, belast op basis van de oppervlakte. 6 2. GEBUNDELDE AANGIFTE EN INNING Een ondernemer besteedt heel wat tijd aan het invullen van verschillende belastingaangiftes, en soms ontstaat zelfs verwarring tussen de aangifte voor de lokale belasting en de aangifte voor de provinciale belasting. Bundelen van belastingen is misschien niet altijd mogelijk, maar de gemeente zou wel werk kunnen maken van het bundelen van de verschillende aangiftes tot één aangifte en het vooraf invullen van bepaalde gegevens van de aangifte. Gevolg: een verlaging van de administratieve lasten en een tijdsbesparing voor ondernemers, en een daling van de verwerkingskosten van de diverse aangiftes voor de gemeente. II. EEN ONDERNEMERSVRIENDELIJKE BELASTING IS ECONOMISCH VERANTWOORD Een lokaal fiscaal beleid kan ondernemingen aan trekken, maar kan ook concurrentieverstorend zijn. Als een belasting in de naburige gemeenten niet wordt geheven, is de zelfstandige ondernemer in de heffende gemeente duidelijk slechter af. Bij een KMO-vriendelijke belasting houdt de gemeente rekening met: - de belastinggrondslag - de hoogte van de tarieven - het al dan niet toekennen van vrijstellingen - de draagkracht van de KMO’s - bijzondere plaatselijke omstandigheden. Zo is het economisch onverantwoord dat ondernemers zouden belast worden op het plaatsen van reclameborden wanneer zij getroffen worden door hinder bij openbare werken. Net in die periode dienen ondernemers immers alle middelen te gebruiken om klanten aan te trekken en is het voeren van reclame broodnodig. III. TEGENOVER EEN FISCAAL BELEID STAAT EEN DEGELIJKE DIENSTVERLENING Er wordt een onderscheid gemaakt tussen belastingen en retributies. Bij een retributie moet er een duidelijke link zijn tussen de betaling en een geleverde prestatie door de overheid; bij een belasting niet. Toch zijn heel wat KMO-relevante gemeentebelastingen eveneens gelinkt aan een prestatie. Zelfs de belasting op de kosteloze verspreiding van reclamedrukwerk: deze moest oorspronkelijk de kosten dekken voor de gemeentelijke ophalings- en verwerkingskosten van het papier. Het onderscheid tussen een belasting en een retributie is dan ook vaak erg klein. De vraag is of bij deze belastingen/retributies de vergoeding in verhouding staat tot de geleverde dienst en of er geen gelijkaardige vergoedingen zijn betaald op andere momenten. Bijvoorbeeld: de gemeentebelasting op de afgifte van stukken voor gevaarlijke en hinderlijke inrichtingen, én de vergoedingen die moeten worden betaald voor het verkrijgen van een milieuvergunning van een bepaalde klasse, én de milieubelasting. 7 4. Mobiliteit en hinder bij openbare werken Mobiliteit staat voor: openbare werken: herinrichting van straten en plein (gunstig voor ondernemers, parkeerplaatsen, laad- en loszones, rijrichtingen, hinder tijdens de werken, enzovoort) parkeerbeleid (tarieven, zones, bewegwijzering, hoffelijkheidskaart voor leveranciers, laad- en loszones, enzovoort) mobiliteits- en circulatieplannen (verkeersvrije of –luwe gebieden, eenrichtingsstraten, parkeertarieven, openbaar vervoer, enzovoort) Voorwaarden/pijlers: schepen openbare werken schepen lokale economie mobiliteitsambtenaar (indien in functie) informatiedienst mobiliteitsconvenant (en Gemeentelijke Begeleidingscommissie) verkeerscommissie (in geïnstalleerd) GECORO overleg met ondernemers Krachtlijnen: Uitbouw van een mobiliteitsbeleid dat rekening houdt met de noden van zelfstandigen en ondernemers: bereikbaarheid van het centrum en handelszaken, aangenaam en leefbaar winkelklimaat. Hoe is de balans tussen de toegang voor bestemmingsverkeer en het vermijden van doorgaand verkeer? Uitbouw van een parkeerbeleid met een evenwicht aan voldoende parkeerplaatsen met een tarifering die het parkeren stuurt en een aangenaam winkel- en verblijfsklimaat. Ook aandacht voor werknemersparkeren en de specifieke noden van leveranciers. De controle door privébedrijven mag niet betekenen dat het gemeentebestuur de sturing van het parkeerbeleid en de – tarieven verliest. Goede communicatie en tijdig overleg vooraf bij de planning van wegenwerken en tijdens de uitvoering. Commerciële ondersteuning tijdens de uitvoering van werken. Overleg vooraf zorgt voor een breder draagvlak en tevredenheid na uitvoering van de werken. Werkt de gemeente voor prijsaanvragen op basis van het standaardbestek 250 waarin minderhindermaatregelen staan beschreven, en/of de Code voor infrastructuur- en wegeniswerken langs gemeentewegen van de VVSG? Hoe verloopt de coördinatie en de samenwerking met nutsmaatschappijen? Wordt er tijdens de uitvoering van werken bestemmingssignalisatie toegepast. Bestaat er een mobiliteitsconvenant en wordt er actief mee gewerkt? Is er een vertegenwoordiging van de zelfstandigen/ondernemers in de Gemeentelijke Begeleidingscommissie? Ligt er al een mobiliteitsplan aan de basis en wanneer is het aan evaluatie en bijsturing toe? Is er een globale visie of heerst het kortetermijndenken? Is er een evenwichtige aandacht voor alle vervoersmodi (te voet, fiets, openbaar vervoer, auto, vrachtwagens)? 8 Zijn bedrijventerreinen voldoende ontsloten, zowel voor het vrachtvervoer als door het openbaar vervoer? Is de bewegwijzering efficiënt georganiseerd? Hoe wordt de belevering georganiseerd? Bestaan er venstertijden en andere maatregelen die de toegang tot het handelscentrum regelen? Zijn er voldoende laad- en loszones? 9 5. Ruimtelijke ordening Feiten : Alle 308 gemeenten zijn verplicht tot : Opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan ( GRS) aanstelling van een gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar Opmaak van een Register onbebouwde percelen Opmaak van een vergunningenregister Opmaak van een plannenregister Oprichting van een GECORO Een GRS bevat de toekomstvisie over het grondgebied van de gemeente, met name ook over lokale bedrijventerreinen, het vestigingsbeleid van detailhandel Tot nu toe (dec 09) hebben 248 gemeenten een goedgekeurd structuurplan. Dit betekent dat velen onder hen ook met de opmaak van Ruimtelijke Uitvoeringsplannen zijn gestart. Deze RUPs vormen de basis voor het afleveren van vergunningen. Vaststellingen : Nogal wat gemeenten hebben de opmaak van het GRS teveel als een verplichting gezien, en niet als een kans om het ruimtelijk beleid uit te denken en uit te tekenen. De GECORO heeft een aantal vastgelegde taken en verplichte adviezen. Ook hier hebben aardig wat gemeenten last met deze nieuwe vorm van inspraak en adviesverlening. De advisering wordt dan ook tot het minimum herleid, of wordt helemaal niet betrokken. Andere gemeenten hebben, zeker sinds de tweede legislatuur van het werken met GECORO een goede relatie ontwikkeld met deze adviesraad. Prioriteiten voor ondernemers : Structureel overleg met UNIZO bij opmaak van gemeentelijke plannen, met de mogelijkheid om pro-actief inspraak en samenspraak te organiseren. Gemeentelijke informatie en communicatie naar ondernemers over plannen die voor hen gevolgen kunnen hebben. GECORO niet enkel voor de verplichte adviezen inschakelen, maar ook als actieve partner in het RO-beleid. Aandacht voor en opvolgen van de noden en ruimtebehoefte van de productiebedrijven, dit via aanpak van zonevreemde bedrijven, verkenning van en aanleg van KMO-zones, te vertalen in gemeentelijke RUPs of aan te sluiten of te integreren in provinciale RUPs. Binnen het GRS en opmaak van RUPs aandacht voor detailhandel en de vestigingsmogelijkheden ( zie distributiebeleid) 10 6. Lokale distributie Feiten: De ‘Ikeawet’ heeft sinds 1 maart 2005 grote bevoegdheden overgeheveld naar de gemeenten. Voor alle vestigingen vanaf 400 m² heeft elke gemeente, klein of groot, de eindbeslissing over de vestiging of uitbreiding van een detailhandelszaak. Deze beslissing dient genomen binnen zeer korte termijnen; bij afwezigheid van beslissing volgt automatisch een goedkeuring. De gemeente is tevens bevoegd voor de aflevering van een stedenbouwkundige vergunning, weliswaar binnen de geldende bestemmingen en rekening houden met de stedenbouwkundige voorschriften. De Dienstenrichtlijn vernietigt nu één van de 4 criteria voor aflevering van een socio-economische machtiging, het economisch aspect ( of de weerslag op de bestaande handel). Dit criterium werd zeer recent wel vervangen door (op vraag van UNIZO) : ligging van de vestiging / bescherming van stedelijk milieu / bescherming van de consument / naleven van sociale en arbeidswetgeving Vaststellingen: Veel gemeenten hebben geen zicht op het aantal en de aard van de handelszaken op hun grondgebied. Weinig gemeenten beschikken over een onderbouwde basisvisie voor het nemen van dergelijke belangrijke beslissingen, zeker op de korte termijnen. De toepassing van de ‘nieuwe’ criteria zal voor extra verwarring zorgen bij het nemen van beslissingen. Binnen het GRS vindt men weinig terug over detailhandelsbeleid. Ook al hebben enkele gemeenten een strategisch commerciëel plan; de effectieve uitwerking laat het vaak afweten. Prioriteiten voor ondernemers: Opmaak inventaris van handelszaken als basis voor de opbouw van een strategisch commercieel plan; mét garanties voor een concrete uitvoering ervan via structurele partners en financiering. Vastleggen van planning en acties zowel op korte als op langere termijn. Het voeren van een kernversterkend beleid : aandacht voor concentratie en verweving van detailhandel in de kern aandacht voor verweving detailhandel met andere centrumfuncties streven naar goede mix van branches en volledigheid van het aanbod zoeken naar complementariteit met bestaande of nieuwe grootschalige detailhandel in de kern of periferie Overleg met UNIZO over aanvragen nieuwe of uitbreiding (grootschalige) detailhandelszaken. 11 7. Toerisme Investeren in de kwaliteit van het toeristisch product van de gemeente of streek, is tegelijkertijd investeren in de leefomgeving van de bewoners. Het ontwikkelen van authenticiteit en eigenheid. Met kansen voor lokale zelfstandige ondernemers: de promotie van streekproducten en streekgastronomie is daar het meest typische voorbeeld van. Hoe worden de gemeente en de zelfstandige ondernemers beter van de bezoekersstromen? Wat zijn de economische effecten en meerwaarden? Voorwaarden: Schepen Lokale economie Schepen Toerisme Ambtenaar Toerisme Overleg met ondernemers Het beleidsdomein ‘toerisme’ heeft een aparte status op het gemeentelijk niveau. Er zijn gemeenten die omwille van de afwezigheid van een toeristische traditie of omwille van de (vermeende) afwezigheid van enig potentieel ter zake geen beleidsdomein ‘toerisme’ kennen. Als er een ontluikende of minimale aandacht voor het toeristisch aspect bestaat, kan dit aanleiding geven om dit belang te benadrukken door aanhechting bij een ander beleidsdomein. De combinatie toerisme met cultuur komt vaak voor. Of met feestelijkheden. Of soms neemt de burgemeester dit mee als bijkomende restbevoegdheid. In een aantal gevallen wordt toerisme gecombineerd met lokale economie. Een zeldzame keer is toerisme een volwaardig en zelfstandig beleidsdomein. Krachtlijnen: 1. Zorgen voor een duidelijke bevoegdheidstoewijzing (schepen) en specifieke beleidsnota ‘Toerisme’ en laat het toeristisch beleid geen aanhangseltje zijn van bijvoorbeeld de bevoegdheid ‘Cultuur’. 2. Zorgen voor een voldoende en specifiek budget voor de toeristische productontwikkeling en promotie. 3. Randvoorwaarden behartigen die het toeristische gebeuren flankeren (bereikbaarheid via openbaar vervoer, een aangepast parkeerbeleid, toezicht inzake veiligheid, een goede bewegwijzering…). Het openbaar domein is de ontvangstruimte en het visitekaartje van de gemeente voor de bezoekers. Bijzondere aandacht voor de gemeentegrenzen: inrichting rotondes of plaatsen waar men de gemeente binnenkomt met bewegwijzering, infoborden, ‘welkom’-boodschappen. Investeren in elementen die het toeristische aanbod verrijken: aanleg en onderhoud van openbare parken, het inrichten en openstellen van een gemeentelijk museum, het aankopen, beheren en ontsluiten van het bouwkundig patrimonium, kunst in het openbaar domein, … . 12 Een toeristisch actieve gemeente beschikt over een goed parkeerplan dat rekening houdt met specifieke behoeften: hoe vangt men de druk op bij belangrijke publieke evenementen, waar kunnen touringcars terecht, hoe biedt men automobilisten interessante overstapmogelijkheden naar een andere vervoermodus?, … . 4. Verkoop, promotie, bekendmaking van streekproducten en actief gebruik ervan bij ontvangsten op het gemeentehuis, recepties en dergelijke. 5. Een evenwichtig en goed gespreid programma aan animatie (muziek, theater, braderijen …) dat diverse categorieën bezoekers (kinderen, volwassenen …) aantrekt, met een goede link naar de commerciële functie. 6. De gemeente stuurt aan op win-wineffecten bij de organisatie van evenementen door haar ‘regisseursrol’ waar te nemen en zo te komen tot een optimale samenwerking tussen alle actoren. 7. Initiatieven nemen om evenementen in te richten die bezoekers trekken (culturele evenementen, sportevenementen, festivals …). De gemeente kan hierbij inspelen en gebruik maken van bovenlokale platforms (Mooiste Dorp van Vlaanderen, Beaufort, …). Ondernemers betrekken bij toeristische arrangementen. 8. Onthaal en informatie (toeristisch infokantoor, evenementenkalender uitgeven, infobrochures samenstellen…). 9. De dialoog opzetten met de zelfstandige ondernemers over het toeristisch beleidsplan en de concrete kengetallen met betrekking tot het toeristisch gebeuren (aantallen bezoekers, overnachtingen, bezoekersprofielen, evenementenkalender met effecten op openingstijden en bereikbaarheid …). 13 8. Veiligheid Op het vlak van criminaliteit loopt de zelfstandige ondernemer een verhoogd risico in vergelijking met de burger: een open systeem, heel wat beweging door klanten, leveranciers, medewerkers, heel wat verrichtingen. Het aantal winkeldiefstallen gaat in stijgende lijn, tijdens de kerst- en koopjesperiode stijgt het risico op vals geld, ramkraken, … . Het is nodig dat de ondernemer zijn verantwoordelijkheid neemt, maar gemeente en de lokale politiediensten moeten mee zorgen voor een leefbare omgeving. Krachtlijnen: Elke politiezone stelt de krachtlijnen van het veiligheidsbeleid op in het zonaal veiligheidsplan. Dat steunt op het federaal veiligheidsplan en de daarin vermelde prioriteiten. Een van die prioriteiten is de veiligheid van ondernemers. Ondernemers moeten bij de opmaak van dit veiligheidsplan gehoord en betrokken worden. Gemeentebestuur en politie zouden tijdens minstens één hoorzitting voor ondernemers uitleg moeten geven geven bij het opstellen van het zonaal veiligheidsplan. Stimuleren en ondersteunen van BIN-Z: Samenwerkingsverbanden zoals het BIN-Z versterken het veiligheidsgevoel, helpen criminele feiten te voorkomen en daders sneller te vatten. Van de lokale overheid mag men verwachten dat de onafhankelijkheid van en de toegankelijkheid tot het BIN gewaarborgd wordt en dat alle bestaande en eventueel volgende BIN projecten in de stad en in de politiezone op een gelijke manier beroep kunnen doen op dezelfde kwaliteitsondersteuning. Gemeenten die aan bepaalde voorwaarden voldoen, krijgen van de hogere overheid een veiligheids- en preventiecontract en dus een financiële impuls in ruil voor een geïntegreerd lokaal preventiebeleid. Om de vier jaar bepaalt het lokaal bestuur haar prioriteiten, doelstellingen en te verwachten resultaten aan de hand van een veiligheidsdiagnostiek. Van de lokale overheid mag men verwachten dat zij afspraken maken met de lokale ondernemers om bij de opmaak van de volgende contracten voorstellen af te toetsen vooraleer ze ingediend worden. 14 9. Milieu Het milieu is een gemeenschappelijk goed dat niet alleen ons maar ook de komende generaties toebehoort. En dat het milieu uiterst kwetsbaar is, wordt de laatste decennia steeds duidelijker: het gat in de OZON-laag, de afname van biodiversiteit, de voedselveiligheid, de klimaatsveranderingen, de gegarandeerde bevoorrading met zuiver drinkwater, het uitputten van traditionele energiebronnen om slechts enkele van de mondiale aandachtspunten te noemen. Effecten die het gevolg zijn van het gedrag van iedereen: gezinnen, maar ook bedrijven en landbouw. Kort samengevat: zowel voor individuen als voor bedrijven kan of mag niet alles eender hoe. Milieueffecten moeten zo klein mogelijk gehouden worden en tegelijkertijd mag de milieubekommernis niet elke economische activiteit onmogelijk maken. In dit moeilijke evenwicht heeft de gemeente een vijftal taken, overkoepeld door haar milieubeleidsplanning: • vergunningen afleveren voor bepaalde gereglementeerde activiteiten • toezicht houden op de naleving, met inbegrip van klachtenbehandeling • wenselijk gedrag stimuleren door toekennen van allerlei subsidies • concrete dienstverlening: afvalverwijdering, rioleringsnet • algemene en specifieke sensibilisatie van de bevolking Concrete bevoegdheden van de gemeente: Milieuvergunningen en VLAREM-meldingen (Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning): Afhankelijk van de bedrijfsactiviteiten, de omvang, de milieu-impact en de potentiële hinder voor omwonenden is er een milieuvergunning ‘klasse 1’, milieuvergunning ‘klasse 2’ of een VLAREM-melding (klasse 3) vereist. De aanvraagformulieren zijn te verkrijgen bij de gemeentelijke milieudienst. De gemeenten zijn bevoegd voor de klasse 2 –milieuvergunningsaanvragen (in eerste aanleg) en de VLAREM-meldingen (klasse 3). Natuurvergunningen: In het kader van de wetgeving rond wijzigen van vegetatie en kleine landschapselementen (KLE's). Vergunningen voor het kappen van bomen. Afhankelijk van de plaats waar de boom staat, de grootte en het aantal is een gemeentelijke kapvergunning, een natuurvergunning, een bouwvergunning of een kapmachtiging van Bos & Groen vereist. Aanvraagformulieren bij de gemeentelijke milieudienst. Diverse subsidieaanvragen: Nuttig gebruik van regenwater, individuele afvalwaterzuiveringsinstallaties, groendaken, fotovoltaïsche panelen, zonneboiler, infiltratievoorziening, aanleg van kleine landschapselementen. Informatie en aanvraagformulieren bij de gemeente. Aanvraagformulieren afleveren voor gratis kwaliteitsonderzoek van putwater. 15 Aanvraagformulieren afleveren voor een bodemattest. Toezicht en controle op de milieuwetgeving bij kleinere ondernemingen die minder milieubelastend zijn (in vakjargon: ‘klasse 2’- en ‘klasse 3’ ondernemingen). De controle bij grote, milieubelastende bedrijven en KMO’s met aanzienlijke milieu-impact (klasse 1 – bedrijven) gebeurt door de Afdeling Milieuinspectie van AMINAL. Klachtenbehandeling inzake lawaai- en geurhinder, sluikstorten, bodem- of waterverontreiniging. VLAREM-meldingsformulieren voor overname van een vergunde onderneming. Milieubeleidsplanning via de instrumenten ‘milieujaarprogramma’s’ en ‘milieubeleidsplannen’. Inzameling huishoudelijk afval: Inzake het al dan niet toelaten van afvalstoffen van zelfstandigen en kleine ondernemingen bij huis-aan-huisophalingen en op containerparken bestaat een gemeentelijke autonomie. Binnen vastgelegde marges kan de gemeente dus autonoom beslissen of ze zelfstandigen en KMO’s toelaat of niet en tegen welke randvoorwaarden. Gemeentelijke rioleringen. Grotere gemeenten en steden beschikken over een heuse milieudienst, vaak met een concreet milieuloket. Gemeenten hebben in principe een gemeentelijke milieuambtenaar, soms ook een natuur- en/of duurzaamheidsambtenaar. Sedert 1992 stimuleert het Vlaams gewest de deskundige aanpak van de gemeentelijke milieutaken door het afsluiten van een vrijwillige samenwerkingsovereenkomst, ook wel ‘milieuconvenant’ genoemd. In ruil voor het uitvoeren van een aantal taken ontvangt de gemeente financiële en inhoudelijke ondersteuning. Zij kan - binnen zekere marges - zelf kiezen welke onderdelen van de overeenkomst ondertekend worden en welke ambitieniveaus ze wenst te behalen. Er is tevens een subsidiebesluit voor de aanleg en vernieuwing van gemeentelijke riolen. De gemeente hoeft niet alles zelf te doen: huis-aan-huisinzameling van huishoudelijk afval wordt soms uitbesteed aan private ondernemingen. Containerparken worden veelal uitgebaat in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Afvoer van afvalwater via rioleringen wordt meer en meer intergemeentelijk aangepakt. Wat zijn voor milieubeleid? ondernemers belangrijke prioriteiten inzake gemeentelijk 1. Vlaamse gemeenten moeten hun afvalinzamelsystemen in principe openstellen voor afvalstoffen van kleine bedrijven en zelfstandige ondernemers die wat aard, samenstelling en hoeveelheid betreft vergelijkbaar zijn met huishoudelijk afval. Dat is zo geregeld in het uitvoeringsplan ‘Gescheiden inzameling bedrijfsafval van kleine ondernemingen’, kortweg KMO-afvalplan, dat op 28 januari 2000 werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Spijtig genoeg is het plan te vrijblijvend t.o.v. de 16 gemeenten en intercommunales. Het voorziet geen verplichting om de voorgestelde acties in alle gemeenten ingang te laten vinden. 2. Vaak hebben zelfstandigen en KMO’s nood aan eerstelijnsadvies en bijstand om een vergunningsaanvraagdossier conform alle voorschriften te kunnen indienen. Milieuambtenaren zijn geschikte personen om info te geven, op een klantvriendelijke manier. 3. Afbouw van de ‘milieu’-belastingen: de gemeentelijke fiscale autonomie heeft ook op milieuvlak geleid tot een wildgroei aan belastingen: folderbelastingen, extra dossiertaksen voor vergunningsaanvragen, forfaitaire afvalbelastingen, rioleringsbelastingen, e.d. 17 10. Lokale werkgelegenheid Het lokaal werkgelegenheidsbeleid. Waar tot voor kort het arbeidsmarktbeleid zich vooral bovenlokaal afspeelde, wordt een steeds belangrijkere taak weggelegd voor de gemeenten. Denken we maar aan de werking van de vele PWA’s, de werkwinkels of de dienstenchequebedrijven. Bovendien gaan meer en meer gemeenten en OCMW’s ook eigen werkgelegenheidsinitiatieven, voornamelijk buurt- en nabijheidsdiensten opzetten . In vele gemeenten is zit de bevoegdheid tewerkstellingsbeleid. werk bij de schepen van sociale zaken. En ook het OCMW speelt een actieve rol op. Dit verklaart waarom zoveel gemeenten en OCMW’s een belangrijke motor zijn van lokale sociaal economieinitiatieven. Deze evolutie vraagt dat het lokaal UNIZO-bestuur het lokaal werkgelegenheidsbeleid en de verschillende activiteiten van nabij volgt. Hetzij om samen te werken in het informeren van de ondernemers over mogelijkheden voor ondernemers in de eigen gemeente, hetzij om te voorkomen dat initiatieven worden genomen die deloyale concurrentie zou kunnen vormen voor het regulier ondernemerschap. De activiteiten van de gemeenten concentreren zich rond een viertal punten: Lokale Werkwinkel PWA en dienstencheques Sociale en meerwaarden economie Tewerkstelling via het OCMW 1. Lokale Werkwinkel Vandaag zijn in Vlaanderen een 140-tal werkwinkels actief. De meeste werkwinkels hebben bovendien zogenaamde antennes: kleinere posten in kleinere gemeenten. De werkwinkels bundelen de dienstverlening van stad of gemeente, VDAB, OCMW, ATB (begeleidingsdienst voor personen met een handicap), PWA en verwante organisaties. De Lokale Werkwinkels worden aangestuurd door een partnerschap; OCMW, gemeente, PWA, enz. Op initiatief van VDAB en de gemeente wordt een Forum Lokaal Werkgelegenheidsbeleid opgericht. Het Lokale Werkgelegenheidsforum (LLW) brengt alle partners samen, ook de werkgeversorganisaties, zoals UNIZO. In elke werkwinkel kunnen werkzoekenden via computer terecht voor alle relevante info over jobs, hoe solliciteren, over opleidingen, werkloosheidsreglementering en beschikbare buurtdiensten. De werkzoekenden kunnen er ook zelf hun dossier invoeren, bekijken en wijzigen. En dit onder begeleiding Werkgevers kunnen in de werkwinkel terecht voor assistentie bij het werven van kandidaten voor hun vacatures. Particulieren kunnen er terecht voor individuele nabijheidsdiensten zoals huishoudelijke hulp, kleine herstellingswerken, kinderopvang, boodschappendienst, klein tuinierwerk. Concreet vertaalt zich dat meestal in de PWA’s en dienstenchequeondernemingen. Meer informatie over de werking van de werkwinkel vind je op www.werkwinkel.be 18 → Wat kan UNIZO doen? UNIZO kan ervoor zorgen dat De Lokale Werkwinkel er alles aan doet om werkgevers uit de eigen gemeente of regio te bereiken, hen in te lichten over de manieren om de best passende werknemers te vinden en te houden, hen te informeren over de verschillende steunmaatregelen voor werkgevers, enz. Dit kan bvb. door: Het inrichten van een infosessie “Geschikte medewerkers vinden” in samenwerking met UNIZO en Jobkanaal Het inrichten van een jobbeurs, verwijsbeurs,… gericht op werkgevers en werkzoekenden uit het zorggebied van de LWW i.s.m. Unizo, VDAB,… Het organiseren van een opendeurdag voor werkgevers bij de Lokale Werkwinkel 2. PWA en dienstencheques Een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap is een autonome VZW, erkend door de minister van tewerkstelling en arbeid, die aan werkzoekenden de kans biedt op een volledig wettelijke manier bezoldigde activiteiten uit te oefenen, met behoud van de werkloosheidsuitkering. De meest gekende activiteiten zijn de klusjes aan huis, het kleine tuinonderhoud, poetsen, enz. Het bestuursorgaan van een PWA wordt aangesteld door de gemeenteraad en bestaat uit vertegenwoordigers van de gemeente, werkgevers (UNIZO) en werknemersorganisaties. De Rijksdienst Voor Arbeidsvoorziening (RVA) kent aan het PWA een jaarlijkse vergoeding toe tot dekking van de administratiekosten en stelt voor een of meerdere PWA personeelsleden ter beschikking. Door het invoeren van de dienstencheques voor huishoudelijke hulp heeft het PWAstelsel aan belang als organisator van nabijheidsdiensten ingeboet. Ook zijn de werkzoekenden minder gemotiveerd om in het onaantrekkelijke PWA-statuut in te stappen. Het dienstenchequestelsel is gericht op het creëren van (reguliere) jobs. Een werknemer wordt bij particulieren voor huishoudelijke hulp tewerkgesteld door een door de RVA erkende onderneming. Dit kan het PWA zijn, OCMW’s en gemeentebesture, maar ook privé-ondernemingen. → Wat kan UNIZO doen? De meeste UNIZO-afdelingen hebben vertegenwoordigers in de Raad van Bestuur van het PWA; zij moeten er mee voor zorgen dat er geen oneerlijke concurrentie met de reguliere economie optreedt en bovendien zorgen dat het PWA zijn opdracht ter harte neemt om werkzoekenden klaar te stomen om aan de slag te gaan in de reguliere arbeidmarkt. De PWA’s hebben de opdracht om activeringsmaatregelen te promoten, ook naar werkgevers. UNIZO kan samen met de PWA-beambte een informatie-initiatief nemen naar de werkgevers uit de gemeente. De middelen kunnen van het PWA komen. 19 3. Sociale en meerwaarden economie. De jongste jaren zijn ‘sociale economie’ en ‘meerwaardeneconomie’ geen onbekende meer. Vroeger doelde men op de sociale en beschutte werkplaatsen. De meest voorkomende vormen van diensteneconomie zijn beschutte en sociale werkplaatsen, de lokale diensteneconomie en de invoegbedrijven. Gemeenten, ook via verzelfstandigde diensten, en zeker OCMW’s zijn dikwijls motor van initiatieven in het kader van lokale diensteneconomie. Het gaat om initiatieven, men spreek over buurt- en lokale diensten, die de brug willen slaan tussen lokale behoeften en lokale werkgelegenheid. Zoals boodschappendiensten, sociale restaurants, energiesnoeiers,… Uitgebreide informatie over sociale economie en het UNIZO-standpunt staat in de UNIZO-brochure ‘ Sociale economie, van apartheid naar samenwerking” juli 2009. → Wat kan UNIZO doen? UNIZO kan reguliere en sociale economie dichter bij elkaar brengen. Als er Sociale of Beschutte Werkplaatsen in de buurt zijn kunnen dit goede toeleveranciers zijn voor reguliere bedrijven. Tegelijkertijd moet UNIZO waakzaam zijn dat er geen oneerlijke concurrentie ontstaat met bestaande reguliere bedrijven. Fietspunten zijn daar een voorbeeld van. Een goede opvolging en overleg via de raad lokale economie is aangewezen. Richt een infosessie in voor de Ondernemers uit uw stad of gemeente met sprekers uit de sociale economie; Sociale of Beschutte Werkplaatsen, enz. Zo kunnen de reguliere werkgevers mee genieten van de voordelen en subsidies die het beleid inzake sociale economie biedt. 4. Tewerkstelling via het OCMW OCMW’s kunnen door hen financieel ondersteunde personen begeleiden in hun zoektocht naar een voor hen passend werk of opleiding, al of niet op de reguliere arbeidsmarkt. Het gaat om een persoonlijke benadering startend vanuit de eigen mogelijkheden en beperkingen van de persoon. Dit gebeurt steeds in samenwerking met andere organisaties zoals ATB-diensten (begeleidingsdienst voor personen met een handicap), VDAB, werkwinkel, enz. De intensiteit van deze dienstverlening verschilt van gemeente tot gemeente en van stad tot stad. Hoe groter de gemeente of stad, hoe beter uitgebouwd deze dienstverlening is. → Wat kan UNIZO doen? OCMW’s zorgen ook voor tewerkstelling, ondermeer in het kader van de zogenaamde Activa-banenplannen. Op een voor de werkgever voordelige manier worden OCMW-klanten begeleid naar werk. Een overleg tussen het OCMW en het lokale UNIZO-bestuur kan voor een win-win-situatie zorgen. 20