A is een koetje1

advertisement
Informatieve boeken in de klas
Begeleidingsbrochure voor leerkrachten
(5-6e leerjaar)
SAMENSTELLING: ANNIE BEULLENS
I.
INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT
1. Over het boek
A IS EEN KOETJE (dat staat op zijn kop). Het verhaal van het schrift en het alfabet,
Rob Berkel en Ferran Bach; illustraties van Doris Berkelmans.- Leuven:
Davidsfonds/Infodok en Biblion, 2003.- 63p.; 27,5 cm.- ISBN 90 76830 59 2 geb.:
14,95 euro.,leeftijd: +10
Dit informatieve boek neemt je mee ver in de tijd, toen de mensen niet konden lezen
en schrijven en weer terug tot in onze computertijd.
Allereerst wordt er een onderscheid gemaakt tussen spraak en schrift. Op de wereld
bestaan naar schatting 5000 verschillende talen die echter niet allemaal opgeschreven
worden.
Spreken is vluchtig en dat doe je tegen iemand die dichtbij is. Dat klopt niet helemaal
want je kan toch telefoneren met iemand aan de andere kant van de wereld.
Om te schrijven beschikken we over een systeem van grafische tekens . Schrijven laat
sporen na.
Al op de eerste bladzijde staat er een opdracht: ‘Maak je eigen schrift. Kun je een
eigen schrift verzinnen. Hoe zou je je naam schrijven in je eigen geheimschrift.’
Het eigenlijke eerste hoofdstuk :‘Letters: een lang verhaal’, gaat over beeldschrift:
pictogrammen en ideogrammen versus klankschrift vastgelegd in tekens.
Vertrekkend van de grotschilderingen over een beeldverhaal van de Sioux- indianen,
de eerste geschriften: spijkerschrift en hiërogliefen volgt het boek de ontwikkeling
van een alfabet. Het illustreert duidelijk hoe het spijkerschrift ontstaat uit
pictogrammen.
De uitvinders van het alfabet zijn de Feniciërs, zij maakten een alfabet van 22 letters.
Het bestond alleen uit medeklinkers en werd van rechts naar links geschreven.
Met de Grieken kwamen de klinkers, zij keerden ook de schrijfrichting om van links
naar rechts. Van de Romeinen hebben we ons Latijnse alfabet dat aanvankelijk slechts
23 letters telde en waaraan de letters u, w en j later toegevoegd zijn.
Hier is ook veel aandacht voor lettertypes, en via een klein zijsprongetje naar de runen
brengt het boek ons bij de stamboom en de route van ons alfabet.
Dan volgt een lang hoofdstuk waarin voor elke letter beschreven wordt, hoe ze is
ontstaan. Hier en daar wordt herhaald wat vooraf al te lezen stond. Er is ook aandacht
voor de leestekens, het apenstaartje @ en het et-teken &. De opdracht op p.32 over de
namen voor @ in andere talen is leuk.
Het voorlaatste hoofdstuk gaat over schrijf- en druktechnieken, over verschillende
lettertypes tot en met de streepjescode.
Andere tekens die ook een alfabet vormen zoals: morse, braille en fonetisch schrift
worden even vermeld
Tenslotte worden de belangrijkste wereldalfabetten: Het Latijnse, het Arabische en
het Chinese, het Cyrillisch schrift, kort beschreven.
Het boek is een boeiende reis door de geschiedenis van de geschreven taal.
De taal is toegankelijk, het boek biedt mogelijkheden tot klassikaal, individueel en
groepswerk.
2.
Werkplan
2.1 Er wordt met het hele boek gewerkt. Omdat het zich perfect leent tot een
gestructureerde aanpak.
-Klassikaal van p.8 tot en met p.27.
-Individueel: elk kind krijgt één letter van het alfabet om mee aan de slag te gaan:
van p.32 tot en met p.45
-Groepswerk: de opdrachten tussen het lezen, het opzoekwerk op het internet en de
creatieve verwerking.
2.2 Nodige tijd?
Je hebt de keuze tussen:
1. een minimumprogramma zonder individueel werk: 2 namiddagen
2. een maximumprogramma: 3 à 4 namiddagen.
2.3 Materiaal
-boekenhoek
-wereldkaart
-computer
-teken-en schrijfgerief
-voor elke leerling een groot blad tekenpapier
2.4 Achtergrondinfo
Boeken
-Ooggetuigen: Schrift, Standaard
-Schapenvellen en ganzenveren. Het verhaal van het middeleeuwse boek/ Katharina
Smeijers, Davidsfonds/Infodok, 1999
-Sprookjes op schrift. Over letters en karakters/ Suzanne Bukiet, Gottmer, 1991
-Magische tekens: als je ze ontcijfert, krijg je een verhaal/ Leopold, 1997
-Het schrift beschreven/ George Jean/ Standaard Ontdekkingen, Unieboek, 1991
-De dingenzoeker/ Bas van Lier en Helen van Vliet, Ploegsma, 1992
-Het Communicatieboek/ Bas van Lier, Ploegsma, 1994
-De wereld van het boek/ Claude Lapointe, (De wereld op zak plus) Zwijsen, 1991
-Aa, Bee, Ceetje/ Joke van Leeuwen in: Een tien met een griffel, van Holkema &
Warendorf, 1992
-Aap en Beer/ Wim Hofman in: ‘De reus in de maan’, van Holkema & Warendorf,
1999
Websites
www.scrytion.nl
www.hetABCopReis.nl
II.
WERKEN MET HET BOEK
DAG 1
1. Oriënteren op het onderwerp:
Vertel het volgend verhaal aan de leerlingen en teken de boodschap van Ajjar op het
bord.
Voordat…
Een kleine jongen hoedde op een dag een kudde ossen, met als enig gezelschap zijn tamme antilope.
Opeens zag hij een paar giraffen die blaadjes van de doornstruiken afgraasden.
Dat gebeurde lang, heel lang geleden, in de tijd dat de woestijnen van vandaag nog doorsneden
werden door tal van rivieren en bevolkt waren met allerlei soorten dieren.
Giraffenvlees was in die tijd een zeer geliefd voedsel en een jager die handig genoeg was om er een te
schieten, was een gevierd man. De mannen kwamen dan bijeen om de giraf naar het kamp te slepen,
terwijl de vrouwen voorbereidingen troffen voor een groot feest met zang en dans dat bijna de hele
nacht doorging!
Ajjar, want zo heette die kleine jongen, zou zich graag hebben willen onderscheiden door een giraf te
doden. Om te beginnen hield hij wel van een feest, maar hij dacht vooral dat hij na zo’n heldendaad
misschien wel van tijd tot tijd met de jagers mee mocht op hun tochten, want dat had zijn vader hem tot
dan toe niet toegestaan…
Maar die dag had hij nu juist voor de eerste keer zijn boog en zijn pijlen vergeten, waarvan hij
gewoonlijk onafscheidelijk was! Hij bevond zich ver van het kamp en hij kon de ossen die aan zijn zorg
waren toevertrouwd niet in de steek laten om zijn boog te gaan halen.
(Stop hier even en laat de kinderen bedenken wat Ajjar zou kunnen doen.)
Toen kreeg Ajjar een opmerkelijk idee… Hij had al vaak aandachtig staan kijken naar een man van
zijn stam die het grootste gedeelte van zijn tijd besteedde aan het tekenen van dieren en jagers op de
wanden van de grotten waarin ze woonden. Ajjar had al vaak geprobeerd hem na te doen en eerlijk
gezegd ging hem dat niet slecht af…
Daarom maakte Ajjar die dag haastig een van de lappen Moeflonleer los die om zijn voeten gewikkeld
waren, en tekende daarop met een stukje verkoold hout: rechtsonder een kudde ossen, linksboven twee
giraffen en daartussenin een persoontje dat aan het boogschieten was. Hij tekende dat persoontje
meerdere keren met veel pijlen, om zijn moeder, voor wie de boodschap bestemd was, goed duidelijk
te maken dat ze hem (per kerende post) zijn boog en veel pijlen moest laten bezorgen.
Daarna maakte hij het stuk moeflonleer vast aan de horens van zijn antilope en hoopte dat zijn moeder
in de plaats van die boodschap er zijn befaamde boog en een handvol pijlen aan zou bevestigen. Hij
praatte zachtjes in het oor van het dier en wachtte geduldig af.
De antilope vertrok met grote sprongen, zoals alle antilopen doen.
Al gauw was ze bij Ajjars moeder, die rustig zat te koken voor haar grot. Verbaasd en bezorgd
herkende ze het moeflonleer van haar zoon. Eerst keek ze naar de tekening zonder die te begrijpen,
toen begon ze plotseling harde kreten te slaken, waarop de hele stam om haar heen dromde.
(Stop weer even en laat de leerlingen bedenken waarom die moeder zo doet).
Zwaaiend met het mouflonleer schreeuwde de arme vrouw radeloos dat Ajjar vast en zeker was
aangevallen door giraffenjagers, dat die zich natuurlijk meester wilden maken van de kudde, dat Ajjar
gewond was geraakt door de pijlen en dat het een heel groot ongeluk was!
Het stamhoofd schreed langzaam naderbij, zoals het een stamhoofd betaamt, tuurde lang naar de
tekening en trok toen dezelfde conclusie als Ajjars moeder.
Daarop grepen alle krachtige mannen hun wapens en holden naar de weidegronden. En zo zag een
doodsbange Ajjar van alle kanten tot de tanden bewapende en uiterst opgewonden mannen van zijn
stam aansnellen.
Toen hij zag hoe vredig de plek was, plantte het stamhoofd zich dreigend voor de jongen en stak hem
zwijgend het stuk moeflonleer toe. Bevend legde Ajjar hem de bedoeling van zijn tekening uit…
Toen het eerste moment van verbijstering voorbij was, braken alle verzamelde jagers uit in klaterend
gelach en pas een poos daarna, toen ze weer tot rust gekomen waren, wierpen ze zich geestdriftig op de
giraffenjacht, terwijl ze de arme, zeer gekwetste Ajjar achterlieten!
Zo was dus de eerste getekende boodschap ontstaan, maar zoals dat later ook heel vaak zou gebeuren,
werd die verkeerd begrepen…
Ajjar dacht er nog vaak aan terug. Hij was geprikkeld, in de eerste plaats omdat hij niet serieus
genomen was en in de tweede plaats omdat hij zich niet duidelijk had weten te maken. Hij bedacht dat
het erg belangrijk zou zijn iets uit te vinden waarmee je gedachten zou kunnen overbrengen zonder
vergissingen en misverstanden…
Omdat veel mensen zich met die allesomvattende gedachte hebben beziggehouden, is het ze op een dag
gelukt het handschrift uit te vinden en sinds die tijd hebben ze voortdurend geprobeerd om het steeds
nauwkeuriger en betrouwbaarder te maken. Je zult zien langs welke wegen ze zover gekomen zijn.
(Uit: Sprookjes op schrift, Suzanne Bukiet, Gottmer, 1991)
Laat de kinderen vrij reageren op het verhaal.
Vraag hen welke middelen zij hebben om een boodschap naar hun moeder te sturen.
Leg de link met het boek: Als Ajjar toen dit boek (A is een koetje) had kunnen lezen
dan zou zijn boodschap vast en zeker begrepen geweest zijn.
2. Klassikaal werk:
2.1. Inleiding
-Voortaak: Geef de kinderen enkele dagen vooraf de opdracht om boeken,
tijdschriften, kranten of teksten allerhande mee te brengen in een andere taal en liefst
ook in een ander alfabet.
Kinderen uit andere culturen bereiden zich voor om hun taal aan de klas voor te
stellen, ze mogen hierbij de hulp inroepen van ouders en/of familie.
Chinese of Japanse kinderen kunnen hun befaamde kalligrafie (laten) demonstreren.
-Schrijf op het bord de letters van enkele woorden een na een en kris kras door elkaar:
bijv. boek, alfabet, schrift… Laat de kinderen er woorden mee puzzelen.
-Lees dan de tweede alinea van p.7 voor.
Het is de bedoeling om het boek van p.8 tot en met p.27 voor te lezen, waarbij
regelmatig gepauzeerd wordt om te praten over wat gelezen werd en om de illustraties
te tonen of om bepaalde plaatsen aan te duiden op de wereldkaart.
2.2. Spreken is zilver, schrijven is goud
Rondvraag:
-Hoeveel verschillende talen worden er in de klas gesproken?
-Hoeveel talen ken jij?
-Wanneer kan je zeggen dat je een taal kent?
-Hoeveel talen spreken we officieel in België?
-Schrijven alle mensen met dezelfde letters?
-Welke andere alfabetten ken je?
-Hoeveel verschillende talen worden er over de hele wereld gesproken, denk je?
Op p.8 staat dat het er vermoedelijk rond de 5000 zijn.
Materiaal van de voortaak voorstellen:
De kinderen tonen uit welke taal ze een tekst meegebracht hebben, ze lezen
desgevallend een stukje voor.
Laat de kinderen luisteren en kijken en laat hen de verschillen met onze taal
benoemen.
Al het materiaal wordt in de boekenhoek tentoongesteld.
2.3 Spraak versus schrift
Bespreek met de kinderen waarin speken en schrijven van elkaar verschillen.
Lees dan de tekst op p.9 en bespreek.
Letters een lang verhaal.
Lees en bespreek de tekst op p.11.
-Schrijf de nieuwe begrippen op het bord: beeldschrift, klankschrift,
pictogrammen,ideogrammen, tekens… en verklaar.
-Maak een werkblad met pictogrammen en laat de kinderen verklaren.
-Bespreek de verschillen tussen en klankschrift en een beeldschrift. Welke zijn de
voor- en de nadelen?
-Toon de prent op p.12 en laat een leerling de tekst lezen.
-Maak een kopie van het beeldverhaal van de Sioux en laat de kinderen per twee een
verklaring zoeken.
-Dezelfde twee kinderen maken samen een rebus. De rebussen worden uitgewisseld
en opgelost.
2.4 Het eerste echte schrift
-Lees en verklaar aan de hand van de prenten uit het boek en op de wereldkaart :
•
het spijkerschrift (p.14-15),
•
de hiërogliefen en wijs op het verschil tussen de twee prenten met ‘demotisch
schrift’ als onderschrift (p.16-17),
•
de Feniciërs en het eerste alfabet (p.18-19).
-Geef ieder kind een briefje, laat hen een boodschap schrijven waaruit alle klinkers
zijn weggelaten. De briefjes worden verzameld, ieder trekt één briefje en ontcijfert de
boodschap.
-Ga na of de kinderen nog weten waar het woord alfabet vandaan komt?
-Lees vervolgens over de verdere ontwikkeling van het alfabet bij de Grieken en de
Romeinen (p.20-23)
-Laat de kinderen een tekst overschrijven op zijn boustrophedons. (p.21)
-Besluit met het bespreken van de stamboom en de route van ons alfabet. (p.26-27)
2.5 Creatieve verwerking en afsluiting van dag 1
-Maak een collage van zoveel mogelijk verschillende alfabetten en talen.
-De kinderen krijgen het gedicht: ‘Chinese taalles’ van Willem Wilmink.
Ze vormen groepen van vier, leze n het gedicht en proberen het te begrijpen. Dan
maken ze er een rapnummer of een andere interpretatie van die ze al dan niet met
begeleiding naar voor brengen in de klas.
Chinese taalles
Taugé taugé the tjong khing,
ik wou dat ik naar China ging,
taugé taugé tsjeu la ling,
hoor eens wat ik zing:
Li tsjeh li tsjeh loempia
loempia fong leng.
Peking nanking goe loe jok,
sla de maat maar met je stok.
Foe jong haj, tjap tjoi, tai pé,
zing maar allemaal mee:
Li tsjeh li tsjeh loempia,
loempia fong leng;
Op de brug daar staat een heer,
hij zag sterren in het meer.
Visjes, visjes, af en aan,
zwommen langs de maan.
Li tsjeh li tsjeh loempia,
loempia fong leng.
DAG 2
Het alfabet van A tot Z.
In deze les zullen de kinderen voornamelijk individueel werken. Je kan deze les over
meerdere dagen spreiden of er een themanamiddag van maken.
1. Lees bij wijze van inleiding p.28 tot 31
Bespreek de verschillende namen van @ op p.32 .
Lees ook over leestekens en accenten p. 46-47
2. Spelen met letters
2.1. Letterverhaal
-Steek de afzonderlijk letters van het Latijnse alfabet in een zak en laat elk kind een
letter nemen. Q, X en Y kan je desgevallend weglaten.
-Elk kind maakt een woordveld met woorden die beginnen met zijn letter. Ze zorgen
ervoor dat de woorden kunnen getekend worden. Voor q, x en y kiezen ze woorden
waar die letter in voorkomt.
-Met die woorden maken ze een letterverhaal. Je kan volgende regels stellen:
•
elke zin begint met hun letter;
•
in elke zin moet minstens één woord met de letter beginnen.
•
elke zin begint met dezelfde letter.
-De kinderen lezen in het boek wat er over hun letter gezegd wordt, ze zullen het later
aan de klasgenoten vertellen.
-Toon de miniaturen in ‘Schapenvellen en ganzenveren’. Lees wat er over de
miniatuurkunst staat op p.48-49 in A is een koetje
De kinderen krijgen een groot tekenblad. Ze tekenen er hun hoofletter op in het groot
en de kleine letter in de rechteronderhoek. Naar analogie met de miniaturen gaan ze
het letterverhaal tekenen in hun letter.
Het verhaal wordt aan de achterkant gekleeft.
-Alfabetshow: De kinderen stellen zichzelf voor van A tot Z. Ze vertellen eerst het
echte verhaal van hun letter. Dan lezen ze hun eigen verhaal voor. Ze letten op de
intonatie, hebben de letters misschien een eigen toontje?
Naar analogie van A is een koetje, dat staat op zijn kop, kunnen de kinderen voor de
overblijvende letters bedenken waar ze op lijken en er een liedje mee maken dat ze
aan het begin van de alfabetshow brengen.
2.2. Gekke letters
Verschillende kunstenaars (Christian Dotremont van de Cobra groep, Wim Hofman,
Joke van Leeuwen) experimenteerden met fantasieletters of met woordschilderijen.
Toon enkele voorbeelden.
-De kinderen maken fantasieletters en vormen er een collage mee.
-Ze kunnen woordschilderijen maken waarin hun verhaal een figuur wordt (trap,
boom, paard…)
-Ze kunnen ook een eigen alfabet bedenken. Of een half letter alfabet.
-Geheimschriften allerhande zijn hier ook op hun plaats. Een leuk voorbeeld is dit:
‘toel achm eniet uith oume nietvo ordeg ekhe tvalt nietm eeiet stesc hrijv enopd enek
vanee nren nendeg iraf.’ (Shel Siverstein)
DAG 3
1. Over schrijftechnieken en alfabetten
1.1 Lees en bespreek met de kinderen de p.50 tot en met 57
-De kinderen maken kennis met het morse en braille en het fonetisch alfabet. Geef
ook aan dacht aan gebarentaal.
Ze schrijven boodschappen naar elkaar in morse en braille.
1.2 Opzoekwerk
De kinderen werken met twee. Ieder duo krijgt één item waarover ze informatie
moeten zoeken op het internet of in de bib. De items zijn:
-hiërogliefen met demotisch en hiëratisch schrift;
-spijkerschrift;
-Feniciërs;
-Arabisch;
-Cyrillisch;
-Chinees;
-braille;
-streepjescode;
-verschillende lettertypes uitvergroten en naam erbij zetten;
-de leestekens en de accenten zoeken ze op het toestenbord
1.3 Beeldtaal
Wij leven in een beeldcultuur, toon de kinderen een foto die een heel verhaal
vertelt. Laat de kinderen het verhaal van de foto lezen.
1.4 Eigen woordenboek
‘De dunne…’ naar analogie met ‘De dikke van Dale’
Net als alles wat leeft, verandert ook een levende taal. Vraag aan de kinderen op
welke manier een taal verandert? (nieuwe spelling, nieuwe woorden, woorden die
verdwijnen, leenwoorden…)
-Laat de kinderen in woordenboeken kijken die van verschillend e data zijn.
De kinderen vergelijken: het aantal bladzijden, het laatste woord van de letter b.
Bespreek welke uitvinding in de laatste 20 jaar heel veel nieuwe woorden heeft
meegebracht.
-Vraag of ze nieuwe woorden kunnen bedenken? Wanneer verdwijnen woorden?
En verdwijnen ze echt? (geschiedenis)
-Hoe komen woorden in het woordenboek? Vertel over medewerkers die nieuwe
woorden optekenen. Ze noteren hoe vaak ze het woord horen. Je zou ze
woordenjagers kunnen noemen. Zij zetten het werk voort dat Meneer van Dale in
1872 begon, namelijk woordenboeken maken.
-Vanaf onze babytijd leren wij alle dagen nieuwe woorden. Dat kunnen er veel
worden als we zelf ‘woordenjagers’ worden.
Hoe gaat dat in zijn werk? Als jullie een woord horen of lezen dat je nog niet kent
en dat je nieuwsgierig maakt, schrijf je het op. Je zoekt naar de betekenis (hoe?)
en dan pas heb je het gevangen.
Je krijgt een schriftje dat we ‘De dunne (je familienaam)’ zullen noemen. Schrijf
de titelbladzijde met de datum waarop je begonnen bent.
Op de tweede bladzijde schrijf je je lievelingswoord(-en) en op de derde je
lievelingsgedicht.
Daarna begint het eigenlijke woordenboek. Voor elk woord of reeks van woorden
schrijf je de datum waarop ze in je woordenboek komen. De woorden worden
opgetekend met hun verklaring.
Eén keer in de week mag ieder één woord kiezen en het cadeau geven aan de klas.
2. Schriften en verhalen wijd en zijd: afsluiting
Al die letters en woorden dienen eigenlijk alleen om onze boodschap duidelijk te
maken, om ons verhaal te vertellen.
Hoe meer woorden je kent hoe verfijnder je je kunt uitdrukken. En… als je de taal van
de ander kent ga hem of haar zoveel beter begrijpen.
-Als je mensen uit andere culturen bereid vindt om hun taal te komen voorstellen kan
je er een leuke interculturele namiddag van maken.
-Met verhalen uit verschillende culturen: de kinderen luisteren eerst alleen naar de
klanken van de vreemde taal. Allochtone klasgenoten kunnen achteraf vertalen.
-Helemaal mooi wordt het als je iemand uit China of Japan vindt die kalligrafie kan
demonstreren.
-Er kunnen letterkoekjes gebakken worden.
-De kinderen kunnen optreden met hun rap-gedicht, hun alfabetshow. Kortom het kan
een feestelijke afsluiter worden.
Download