HC 3A, 28-4-2016 – Aansprakelijkheid van de rechtspersoon; overheidsaansprakelijkeheid; absolute of relatieve onrechtmatigheid (relativiteit) en toerekening van de onrechtmatige daad aan de dader Aansprakelijkheid rechtspersoon Vorige week is de aansprakelijkheid van de rechtspersoon ingevlochten bij de overheidsaansprakelijkheid. Dit is eigenlijk veel breder, dus het moet toch als apart onderdeel besproken worden. De toerekenbaarheid is heel interessant; geestelijke en lichamelijke gebreken zijn geen beletsel om een onrechtmatigheid toch aan iemand toe te rekenen. Het Kleuterschool Babbel-arrest is geen verplicht arrest, maar wel ontzettend belangrijk. Dit gebouw is ingestort. Het was gelukkig op zondag, dus de kinderen waren niet aanwezig in het gebouw. De wethouder zei dat de aannemer had zitten slapen. De aannemer ging hierdoor failliet, terwijl de uitspraken niet juist waren. De aannemer sprak de wethouder aan. Vroeger kende wij de orgaantheorie. De vraag hierbij is wie dader is in het recht. Wij denken hierin steeds meer abstract. Het daderschapsbegrip is dus mee geëvolueerd. Ook een rechtspersoon kan handelen. Je kunt de rechtspersoon zelf niet opsluiten, maar de leider wel. De buschauffeur kan onder Arriva een kind doodrijden. De buschauffeur is dan de werknemer, de werkgever is Arriva. De erfgenamen kunnen de werknemer aanspreken op grond van art. 6:162 BW. Ook kunnen ze de werkgever aanspreken op grond van art. 6:170 BW. Vroeger kon een rechtspersoon bestaan, alleen als orgaan kon de rechtspersoon handelen. De werknemers waren dan niet de organen, de rechtspersoon kon alleen met art. 6:170 BW worden aangesproken. Dit is met het Babbel-arrest doorbroken. Het heeft nu te gelden als een daad van de gemeente. De gemeente is aansprakelijk op grond van art. 6:162 BW als de gedraging in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als een gedraging van de gemeente. Dit is interessant bij bestuurdersaansprakelijkheid, wat toch heeft te gelden als een gedraging van de gemeente, dan leidt dit tot art. 6:162 BW. Als je echt ver over de schreef gaat, dan kun je de gemeente niet aanspreken. Je kunt dus de wethouder aanspreken, maar als een leidinggevende werknemer van een bedrijf iets geks roept wat niet heeft te gelden als een daad van het bedrijf, dan weet je dat je hem via art. 6:170 BW aanspreken indien het bijvoorbeeld wel op de werkvloer gebeurt. Het functioneel verband is dan heel groot. Het daderschapsbegrip geldt niet alleen voor rechtspersonen, maar ook voor de eenmanszaak. Het Babbel-criterium geldt niet alleen voor de overheid, maar voor alle rechtspersonen. Hoe zit het nu bij daden van gewone werknemers? Als het leidinggevenden zijn en het zijn daden die te gelden zijn als daden van de rechtspersoon, dan heb je art. 6:162 BW. Indien het gaat om normale werknemers en het zijn geen daden die te gelden hebben als daden van de rechtspersoon, dan heb je hooguit art. 6:170 BW. Aansprakelijkheid van rechtspersonen kan dus berusten op art. 6:162 BW en 6:170 BW. Overheidsaansprakelijkheid Vorige week is al kort overheidsaansprakelijkheid besproken. Je hebt twee wegen, namelijk de overheidsaansprakelijkheid naar Nederlands recht (162 en 170 BW) en op grond van het gemeenschapsrecht. Op bepaalde fronten heeft de bestuursrechter een exclusieve bevoegdheid gekregen, namelijk op het gebied van ambtenarenrecht, belastingrecht en het sociale zekerheidsrecht. Toch bestaat hier privaatrechtelijk nog problematiek over. Bij een onrechtmatige overheidsdaad moet de overheid onrechtmatig handelen. Sommige mensen worden hierdoor onevenredig getroffen. Denk bijvoorbeeld aan een stop van de import van vlees uit Engeland, omdat er een ziekte is. Een bedrijf dat uitsluitend dit vlees importeert gaat dan failliet. De overheid handelt dan in beginsel niet onrechtmatig. Het bedrijf moet wel schade vergoeden op grond van het égalité-beginsel. Indien de overheid dit niet doet, dan is er sprake van een onrechtmatige overheidsdaad. De nieuwe wet nadeelcompensatie zal een verschuiving teweeg brengen van de civiele rechter naar de bestuursrechter. Een ander arrest dat van belang is, is Dillenkofer. Bepaalde EU-wetgeving wordt omgezet in nationaal recht. Hier heb je een bepaalde tijd voor. Iemand gaat op vakantie naar Spanje, maar het is een kippenhok dus hij moet weer terug. Duitsland heeft een richtlijn niet geïmplementeerd. De Duitse staat is dan aansprakelijk op grond van het Europese recht. Het Europese Hof zegt dat de burger rechtstreeks schadevergoeding kan eisen indien de staat een richtlijn niet heeft omgezet, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Er moet sprake zijn van een gekwalificeerde schending van het gemeenschapsrecht door een lidstaat, de richtlijn moet rechten toekennen aan particulieren en er moet een rechtstreeks causaal verband zijn tussen de schade en de schending. Stel je voor dat een nationale ambtenaar iets doet wat gedragsmatig onrechtmatig is. Kun je dan in het kader van gemeenschapsrecht de nationale staat aanspreken? Dit is aan de hand in het arrest Finland/Lehtinen. Hier was er sprake van een hefbrug, deze was niet veilig; je kon niet van beide kanten die brug oprijden, want dit kon hij qua gewicht niet aan. Er ging een rapport naar zijn leidinggevende in Italië. Dit gebeurde niet, dus hij ging naar het nieuws om te zeggen wat allemaal verkeerd ging. Dit is een foutieve gedraging van de ambtenaar. Wie bepaalt nu of de staat aansprakelijk is op grond van een schending van het gemeenschapsrecht? Het Hof van Justitie zegt dat zij bepalen. Het doorslaggevend element om het aan de staat kunnen toerekenen is dat de ambtenaar in de sector bevoegd is, dat hij het op schrift verspreid, dat hij interviews geeft en dat de overheid niet ingrijpt en zegt dat het om zijn mening gaat en niet om dat van de overheid. De Finse staat kan dus worden aangesproken. De Finse staat verweert zich door te zeggen dat de ambtenaar ook vrijheid van meningsuiting heeft. Hoe verhoudt deze vrijheid zich nu tot de aansprakelijkheid binnen het bedrijf. Vrijheid van meningsuiting wordt in deze zaak op een zijspoor gezet. Dit is een arrest dat vaak in tentamens terugkomt. Relativiteit Als een wetsbepaling niet wordt nagekomen, dan wil dat niet zeggen dat iedereen een aanspraak heeft. Het doel van de relativiteit is het beheersen van de aansprakelijkheid. Niet iedere normschending leidt tot aansprakelijkheid. Je moet het beschermingsbereik van de norm onderzoeken. Het persoonlijke aspect kan worden gekoppeld aan de vraag wie er wordt beschermd. Het inhoudelijke aspect kan gekoppeld worden aan de vraag tegen welke schade en tegen welke wijze van het intreden van de schade je beschermd wordt. Art. 6:163 BW is primair geschreven voor het vaststellen van de reikwijdte van wettelijke normen, maar het is ook van belang bij ongeschreven normen (correctie Langemeyer). Een voorbeeld voor de geschreven normen is het Protocolarrest. Iemand wordt geholpen aan zijn knie. Hij moet hierbij een tromboseinjectie krijgen, maar dit wordt vergeten. Het UMCG wordt aangesproken. Het UMCG zegt dat het protocol intern bestaat en dat patiënten hier niets mee te maken hebben. De Hoge Raad zegt dat een patiënt hier wel een beroep op kan doen. Het lastige punt was echter dat hij aan zijn ene knie geopereerd was, maar aan zijn andere knie trombose kreeg. De Hoge Raad kwam hier daarom met de omkeringsregel. Als vaststaat dat de norm is geschonden (wanprestatie, onrechtmatige daad) en het voorschrift specifiek geschreven is om het gevaar te keren en het gevaar verwezenlijkt zich toch, dan draai je de bewijslast om. Ongeschreven zorgvuldigheidsnormen Ongeschreven zorgvuldigheidsnormen strekken uitsluitend tot bescherming van belangen van anderen waarop de dader bedacht moest zijn, dit volgt uit Staat/Shell. Voor het bepalen van het beschermingsbereik is het shockschade-arrest van belang, ook wel het Taxibusje arrest. De Hoge Raad heeft hier bepaald dat het ook onrechtmatig handelen is tegen de moeder. Zij is dan geen derde meer, maar kan ook de dader aanspreken. Soms kun je onrechtmatig handelen jegens de rechtspersoon. Aandeelhouders hebben een afgeleid belang. Wettelijke norm Een heel belangrijk arrest is Duwbak Linda. Deze boot wordt gekeurd, de overheid is hier bij betrokken. De boot wordt goedgekeurd, maar is zo lek als een mandje. Er wordt bagger in het schip gepompt, het schip zinkt naar de bodem. De staat wordt aangesproken omdat zij in strijd handelt met haar inspectie normen. De Hoge Raad zegt dat niet-naleving van deze verplichting niet een onrechtmatige daad oplevert jegens een derde die schade lijdt. Hier was menig persoon het niet mee eens. De Hoge Raad zegt dat de voorschriften een algemene verantwoordelijkheid van de staat zijn. Bij het schietincident Alphen aan de Rijn is een wapenvergunning gegeven aan een jongen die deze nooit had mogen krijgen. Degene die de wapenvergunning verleend heeft, is ernstig tekort geschoten. Dit wordt door de rechter erkend. Men zegt vervolgens echter dat het een algemene regel is, dus een algemene verantwoordelijkheid en dat de burger hier geen rechten aan kan ontlenen. Op bladzijde 42 in de klapper staat een arrest over de vluchtelingenstatus. De bestuursrechter repareert in dit arrest de fouten die gemaakt zijn. Zij heeft dan minder inkomen kunnen genereren dat ze zou kunnen met haar diploma’s. Zij vordert daarom schadevergoeding en smartengeld van de staat. De vraag hierbij is wat de strekking is van het vluchtelingenverdrag. Gaat het hierbij om vermogensbescherming of om veiligheid? De rechtbank wijst de schade af en zegt dat het verdrag niet bedoelt is om vermogensschade te honoreren. Het Hof denkt daar anders over. Het strekt er mede toe het aan de vluchteling mogelijk te maken om een nieuw bestaan op te bouwen; het recht om arbeid te verrichten is dus mede een belang die voor de toelating van de vluchteling wordt beschermd. De vermogensrechtelijke schade wordt toegewezen. De Hoge Raad wijst alles vervolgens af. Volgens de Hoge Raad ontstaat het recht pas op het moment dat de vluchteling daadwerkelijk de vluchtelingenstatus verkregen heeft. Kwalitatieve aansprakelijkheid Kwalitatieve aansprakelijkheid is afdeling 6.3.1, relativiteit speelt echter ook in afdeling 6.3.2. Relativiteit hebben we altijd verbonden met het leerstuk van de onrechtmatige daad, dit is echter niet helemaal juist. Een arrest dat van belang is, is het Hangmat arrest. Een man en een vrouw hebben samen een pand, ze zijn alles aan het opruimen. De vrouw had een hangmat opgehangen. Een deur klapt al jarenlang tegen de zuil aan. Op een dag gaat zij in de hangmat liggen, als zij haar kind er ook in wil tillen komt de zuil op haar af. Ze loopt hierbij een hoge dwarslaesie op. Op grond van art. 6:174 en 6:180 BW zijn ze beide hoofdelijk aansprakelijk. De vrouw kan dus de man aanspreken. In het nieuw BW zijn medebezitters hoofdelijk aansprakelijk. De Hoge Raad heeft inmiddels ook een nieuw Hangmat arrest gewezen. Hier gaat het over bedrijfsmatig gebruik. Toerekenbaarheid aan de dader Van bepaalde mensen zeggen we dat we ze helemaal niets toerekenen. Je kunt hierbij denken aan kinderen (art. 6:164 BW) en mensen met een geestelijke stoornis (art. 6:165 BW). Hoe het bij de andere landen zit, dat is voor zelfstudie. Ook de PETL regels zijn hier van belang.