Inleiding - Calvary Chapel Haarlemmermeer

advertisement
40105 – Mattheüs 22:41-46 Jezus is dus God
I. Twee weken geleden waren we geëindigd bij het eerste, het
grootste en het voornaamste gebod van God aan de Christen.
A. Markus 12:30-31 – “U zult de Heere, uw God, liefhebben
met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand
en met heel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.
Er is geen ander gebod groter dan deze.”
i. Enerzijds maakt dit éne gebod het ons heel makkelijk
om een Christen te zijn; anderzijds is dit menselijk gezien
onmogelijk om uit te voeren.
a. Nu hebben wij dit twee weken geleden met elkaar
doorgenomen, dus ga ik er nu niets meer over zeggen.
1. Het was trouwens bemoedigend om van een
aantal van jullie te horen dat deze preek en de
aanvullende preek van drie jaar geleden jullie
goed hebben gedaan! Prijst de Heere!
II. Twee weken geleden had ik de laatste zes verzen van Mattheüs 22 wél voorgelezen, maar ik heb er verder niets mee
gedaan. Ik had jullie gevraagd om dit zelf te gaan onderzoeken
om de vraag dat door Jezus gesteld wordt, te beantwoorden.
A. Hebben jullie dat gedaan?
Lees Mattheüs 22:41-46, Markus 12:35-37 en Lukas 20:41-44.
Vers 41-42 – “41Toen de Farizeeën bijeenwaren, vroeg Jezus
hun: 42Wat denkt u over de Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij
zeiden tegen Hem: Davids Zoon.”
I. We zitten in de laatste week vóór de kruisiging van Jezus. Tot
nu toe hebben de Farizeeën, de Schriftgeleerden, de Sadduceeën en de Herodianen vragen aan Jezus gesteld.
A. Dit waren geen oprechte vragen, maar het waren vragen
die bedoeld waren om Jezus op Zijn woorden te kunnen vangen, waardoor zij Hem konden beschuldigen, aanklagen en
uiteindelijk kruisigen. Maar nu stelt Jezus hun een vraag.
II. De vraag die Jezus stelt is niet zomaar een vraag die de
mens opzij kan schuiven. Het is een vraag waar de mens iets
mee moet doen. Het is een vraag waarop ieder mens een antwoord moet geven.
Studie van het boek Mattheüs door Stan Marinussen, Cross Culture Calvary Chapel
zondag 12 april 2015
Pagina 1 van 7
40105 – Mattheüs 22:41-46 Jezus is dus God
A. In Mattheüs 16:13-15 stelde Jezus dezelfde vraag aan Zijn
discipelen: “Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben? En u, wie zegt u dat Ik ben?”
i. Petrus sprak namens alle discipelen en zei: “U bent de
Christus, de Zoon van de levende God.” M.a.w. Jezus U
bent de Messias en omdat U de Zoon van de levende God
bent, bent U aan God gelijk!
ii. Jezus zei vervolgens tegen Petrus: “Je bent een gelukkig man! Want mensen van vlees en bloed hebben je dat
geheim niet onthuld, maar mijn Vader in de hemel.” (gnb)
a. Doordat God de ogen van Petrus en de andere
discipelen geopend had, konden zij Jezus zien voor wie
Hij daadwerkelijk is.
B. Toen ik in augustus 1990 geconfronteerd werd met deze
vraag, moest ik er iets mee. Ik had slechts twee keuzes.
i. Eén was om verstandelijk te geloven dat Jezus iemand
was die 2.000 jaar geleden geleefd heeft, die goede dingen voor de mensen gedaan heeft, die een boodschap van
liefde en vergeving en verzoening bracht.
a. Veel mensen op aarde geloven in deze historische
Jezus; de man die veel goed gedaan heeft. Het jammere hiervan is dat zij deze Jezus gelijk stellen aan andere mensen uit de geschiedenis.
ii. De tweede keus was om, ondanks mijn twijfels, mezelf
open te stellen voor een Jezus, die Zelf beweerde veel
meer te zijn dan alleen een goed mens uit de geschiedenis. Jezus Zelf beweerde de God/mens te zijn, Hij beweerde God Zelf te zijn.
a. Dus, net zoals de discipelen moest ik een keuze
maken over Jezus. Wie is Hij?
1. Nu, Jezus was òf een krankzinnige die waanvoorstelling van Zichzelf had, óf Jezus vertelde de
waarheid over Zichzelf.
2. Ik kan je nu vertellen dat Jezus absoluut
geen krankzinnige is.
b. Op het moment dat ik die keus moest maken begreep ik nog niet voor 100% wat mij te wachten stond.
Studie van het boek Mattheüs door Stan Marinussen, Cross Culture Calvary Chapel
zondag 12 april 2015
Pagina 2 van 7
40105 – Mattheüs 22:41-46 Jezus is dus God
1. Maar in geloof nam ik die stap, ik stelde mijn
hart open voor Jezus en Hij kwam met zo veel liefde en warmte en geduld en genade en vergeving
en verzoening en troost en vrede en vreugde.
C. Uiteindelijk komt ieder mens voor de God van de Bijbel te
staan om bij Hem verantwoording af te leggen. En waar het
uiteindelijk om zal draaien is wie Jezus voor jou is geweest in
dit leven.
i. De eeuwige bestemming van ieder mens hangt hiervan
af.
III. “42Wat denkt u over de Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij zeiden tegen Hem: Davids Zoon.” M.a.w. de Christus is de Zoon
van David.
A. De benaming: “Zoon van David” is een Messiaanse uitdrukking. Het is een term dat heel Israël toeschreef aan de komende Messias.
B. In 2 Samuël 7 stond Koning David op het punt om plannen
te gaan maken om voor God een tempel te gaan bouwen.
C. Maar terwijl Koning David met het idee bezig was, sprak
God tot de profeet Nathan en gaf hem een boodschap voor
Koning David. God zei:
i. “Zou ú voor Mij een huis bouwen, voor Mij om in te
wonen?” (vs. 5) “Ik zal voor u een huis bouwen.” (vs. 27)
“Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen
ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw
lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen.” (vs. 12)
“Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor
eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn.”
(vs. 16)
ii. Koning David begreep heel goed dat God hiermee beloofde dat de toekomstige Messias zijn nakomeling zou
zijn.
iii. Dat de Messias o.a. de titel “Zoon van David” zou
krijgen werd in Israël een begrip.
IV. Dat de Christus, de Messias de “Zoon van David” zou zijn is
dus juist. De Farizeeën gaven een juist antwoord op de vraag
van Jezus. Alleen was het niet een volledig antwoord.
Studie van het boek Mattheüs door Stan Marinussen, Cross Culture Calvary Chapel
zondag 12 april 2015
Pagina 3 van 7
40105 – Mattheüs 22:41-46 Jezus is dus God
A. De uitdrukking “Zoon van David” gaf aan dat de Messias
een nakomeling zou zijn van Koning David. Dit zien wij ook in
de geslachtsregisters in Mattheüs en in Lukas.
i. Mattheüs 1:1 – “Het geslachtsregister van Jezus
Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham.”
a. Dit betekent dus dat Jezus als mens een nakomeling van Koning David is.
B. De Joden, inclusief alle religieuze leiders, verwachtten dat
de Messias dus alleen menselijk zou zijn. Zij verwachtten een
politieke en militaire Messias; iemand die Israël zou bevrijden
van de bezettingsmacht van Rome.
i. En wat Jezus met deze vraag eigenlijk duidelijk wil
maken is dat Hij, de Messias veel meer is dan alleen een
menselijke Messias.
Vers 43-44 – “43Hij zei tegen hen: Hoe kan David Hem dan, in
de Geest, zijn Heere noemen, als hij zegt: 44De Heere heeft gezegd tegen Mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw
vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten?”
I.
Jezus haalt hier Psalm 110 aan, wat trouwens de meest
geciteerde Psalm is in het N.T.
II. Jezus geeft aan dat Koning David Psalm 110 schreef doordat
hij door de H.Geest ertoe gedreven werd.
III. Nu zien wij hier in vers 44 geen verschil in de uitdrukking
“Heere” en “Heere”. “De Heere heeft gezegd tegen Mijn
Heere:”. Maar in het O.T. is er wel degelijk een verschil te zien.
A. Psalm 110:1 – “De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt
zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten.”
i. In jullie Bijbel wordt de eerste “HEERE” in hoofdletters
geschreven.
a. In de grondtekst is dit de naam van God, YHWH.
Omdat de Joden de naam van God niet uit wilde spreken kozen zij ervoor om Hem HEERE te noemen.
ii. In jullie Bijbel wordt de tweede “Heere” met een hoofdletter H geschreven en de rest in kleine letters.
Studie van het boek Mattheüs door Stan Marinussen, Cross Culture Calvary Chapel
zondag 12 april 2015
Pagina 4 van 7
40105 – Mattheüs 22:41-46 Jezus is dus God
a. In de grondtekst is dit het woord “Adonai” en dit is
de titel die de Bijbel aan God heeft gegeven, het betekent Heere, oftewel mijn Heere.
1. Dit houdt in dat de Heere heerschappij heeft
over het leven van Zijn onderdaan. Dit betekent
dat ik mezelf volledig moet onderwerpen aan Zijn
heerschappij.
iii. Deze tweede “Heere”, Adonai duidt op Jezus Christus,
de Messias. Psalm 110 wordt tot op de dag van vandaag
bij het Joods volk gezien als een Messiaanse Psalm.
a. Het voorspelt de komst van de Messias. Het voorspelt de heerschappij van de Messias.
b. Koning David zegt dus in deze Psalm: “YHWH God
de Vader heeft tot Jezus Christus gesproken: ‘Zit aan
Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal
hebben tot een voetbank voor Uw voeten’.”
c.
Vandaar dus de vraag van Jezus in vers 45:
Vers 45 – “45Als David Hem dan zijn Heere noemt, hoe kan Hij
dan zijn Zoon zijn?”
I. Goeie vraag! Niemand, zelfs niet de religieuze denktank kon
Jezus hierop een antwoord geven.
II. Er is slechts één juist antwoord, maar de religieuze leiders
konden er niet op komen omdat zij een foute vooronderstelling hadden van de Messias.
III. Het feit dat Koning David de Messias zijn Heere noemt en
het feit dat God de Vader de Messias aan Zijn rechterhand
heeft geplaatst, geeft aan dat de Messias goddelijk is. Sterker
nog, de Messias IS god! Jezus Christus is God!
IV. Dus, aan de ene kant is Jezus vanuit Zijn menselijke afkomst een nakomeling van Koning David. Aan de andere kant
is Jezus de Zoon van God wat inhoudt dat Hij God is.
Vers 46 – “46En niemand kon Hem een woord antwoorden, en
ook durfde niemand Hem vanaf die dag meer iets te vragen.”
I. Wat een gemiste kans! Jezus probeerde hun hiermee aan het
denken te zetten. Jezus probeerde hun verstandelijk en geestelijk uit te dagen, uit te lokken, maar zij gingen er niet op in.
Studie van het boek Mattheüs door Stan Marinussen, Cross Culture Calvary Chapel
zondag 12 april 2015
Pagina 5 van 7
40105 – Mattheüs 22:41-46 Jezus is dus God
A. Hoe anders zou het geweest zijn voor velen van die religieuze leiders als zij aan Jezus hadden gevraagd wat Hij daarmee bedoelde.
B. Hoe anders zou het geweest zijn voor tientallen duizenden
Joden als zij aan Jezus gevraagd hadden wat Koning David
precies met Psalm 110 bedoelde.
II. Dit is vandaag de dag nog steeds een grote fout dat door
mensen gemaakt wordt.
A. Mensen hebben een foute vooronderstelling van Jezus
Christus en wanneer zij in aanraking komen met de waarheid
over Jezus lopen zij weg zonder dat zij doorvragen.
III. Kijk, als ik niet geloof dat Jezus Christus God is, dan is mijn
geloof als Christen nutteloos.
A. De goddelijkheid van Jezus bewijst de echtheid van de
goddelijke ingeving en het gezag van de Bijbel.
i. Als Jezus Christus niet God was, dan zouden heel veel
van de profetieën uit het O.T. vals zijn.
B. De goddelijkheid van Jezus is ook van belang om de ware
aard van God te kennen.
i. In Genesis 1 wordt God omschreven als Elohim. Dit is
de meervoudsvorm van El, van God. Dit betekent dus dat
God uit meer dan één persoon bestaat.
ii. In Genesis 1:26 zei God: “Laten Wij mensen maken
naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis. . .”
a. Dit is het eerste teken van de drie-eenheid van
God.
iii. In het N.T. leren wij God kennen als God de Vader, God
de Zoon en God de H.Geest.
a. Als Jezus Christus niet God is, dan kunnen wij net
zo goed onze Bijbels weggooien, want de hele Bijbel
leert ons dat Jezus Christus God is.
C. Openbaring 22:16b – “Ik ben de Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster.”
i. Jezus zegt hier van Zichzelf dat Hij degene is die Koning
David geschapen heeft en tegelijkertijd dat Hij het nageslacht van Koning David is.
Studie van het boek Mattheüs door Stan Marinussen, Cross Culture Calvary Chapel
zondag 12 april 2015
Pagina 6 van 7
40105 – Mattheüs 22:41-46 Jezus is dus God
IV. Romeinen 8:28-39 – “28En wij weten dat voor hen die God
liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn. 29Want
hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele
broeders. 30En hen die Hij er van tevoren toe bestemd heeft,
die heeft Hij ook geroepen, en hen die Hij geroepen heeft, die
heeft Hij ook gerechtvaardigd, en hen die Hij gerechtvaardigd
heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt. 31Wat zullen wij dan over
deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons
zijn? 32Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard
maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet
alle dingen schenken? 33Wie zal beschuldigingen inbrengen
tegen de uitverkorenen van God? God is het Die rechtvaardigt.
34
Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja
wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand
van God is, Die ook voor ons pleit. 35Wie zal ons scheiden van
de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard? 37Maar
in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons
heeft liefgehad. 38Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood,
noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten,
noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, 39noch hoogte,
noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden
van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.”
Studie van het boek Mattheüs door Stan Marinussen, Cross Culture Calvary Chapel
zondag 12 april 2015
Pagina 7 van 7
Download