RAADPLEGING VAN EUROPESE REGIO'S & STEDEN "Uw mening over Europa 2020" (Vervolg van de in 2009 door het CvdR gehouden raadpleging van Europese regio's en steden over een nieuwe strategie voor duurzame groei) Op 3 maart 2010 heeft de Europese Commissie 'Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei' gepresenteerd als opvolger van de Lissabonstrategie (zie de toelichting in bijlage 2). De Europese Raad wordt nu verzocht om in te stemmen met de algemene opzet van de strategie, alsook met de overkoepelende EU-doelstellingen, en om zijn definitieve goedkeuring aan de strategie te hechten. Sommige kwesties die van belang zijn voor lokale en regionale overheden, komen in de strategie echter nog steeds niet aan bod, bijv.: de behoefte aan gedifferentieerde doelstellingen op territoriaal niveau; de behoefte aan indicatoren die verder gaan dan het BBP; de huidige rol van de lokale en regionale overheden in het uitstippelen en uitvoeren van de nieuwe strategie; de relatie tussen Europa 2020, het cohesiebeleid en de EU-begroting, alsmede de noodzaak om de nieuwe strategie bij alle EU-burgers onder de aandacht te brengen (zie bijlage 1). Het is essentieel dat deze zaken goed worden geregeld voordat de Europese Raad van juni definitief zijn goedkeuring hecht aan Europa-2020. Geef uw mening te kennen aan de Europese en nationale leiders die tijdens de Europese Raad van juni bijeenkomen: uw deelname is belangrijk. Alle details zijn te vinden op: http://portal.cor.europa.eu/europe2020/ Bijdragen in één van de officiële talen van de EU zijn welkom en zullen in de oorspronkelijke taal en in het Engels worden gepubliceerd op deze webpage (zonder uw contactgegevens). Gelieve uw reacties in Word-format (doc), gebruik makend van de open velden in dit bestand, op te sturen naar [email protected] uiterlijk op maandag 12 april 2010 1 NL Naam en voornaam van de afzender1: VVSG (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten) Fabio Contipelli Contactgegevens (adres, telefoonnr., email): [email protected] +32.2.211 55 64 Betty De Wachter [email protected] VVSG (Vereniging van Vlaamse Steden en Orgaan: Gemeenten) en haar beleidsgroep Economie en werkgelegenheid Land: België 1. Doelstellingen EUROPA 2020 De Commissie heeft de 3 prioriteiten van de Europa 2020-strategie (slimme, duurzame en inclusieve groei) in 5 EU-streefcijfers op Europees niveau vertaald: 1. 75 % van de bevolking tussen 20-64 jaar moet werk hebben; 2. 3% van het EU-BBP moet worden geïnvesteerd in O&O; 3. de "20/20/20"-klimaat- en energiedoelstellingen moeten worden gehaald (dit met inbegrip van een grotere reductie van 30% als aan de daartoe vereiste voorwaarden wordt voldaan); 4. het percentage voortijdige schoolverlaters moet minder dan 10% bedragen, terwijl minstens 40% van de jongere generatie een diploma van het hoger onderwijs moet hebben; 5. het aantal mensen voor wie armoede dreigt, moet met 20 miljoen dalen. Om ervoor te zorgen dat iedere lidstaat de Europa 2020-strategie op zijn eigen situatie afstemt, rekening houdend met de nationale omstandigheden en de verschillende uitgangssituaties, stelt de Commissie voor deze doelstellingen vóór de Europese Raad van juni om te zetten in nationale streefcijfers. 1.1 Zijn de drie componenten van de strategie, te weten de economische, sociale en ecologische, met elkaar in evenwicht? Zo niet, gelieve een en ander toe te lichten. Het is belangrijk dat de aandacht voor de sociale component, voornamelijk vertaald in inclusieve groei verankerd wordt in de EU2020 strategie, met expliciete verwijzing naar armoedebestrijding. 1 Privacy Disclaimer Bij de verwerking van uw bijdrage moeten uw persoonlijke gegevens (naam, contactgegevens enz.) in een bestand worden opgenomen. Mocht u meer informatie willen hebben of uw rechten krachtens Verordening (EG) 45/2001 (bv. het recht op toegang tot gegevens of het recht om gegevens te corrigeren) willen uitoefenen, dan kunt u zich wenden tot de data controller (hoofd van de eenheid Netwerken en subsidiariteit) ([email protected]). Ook kunt u zonodig contact opnemen met de data protection officer van het Comité van de Regio's ([email protected]). Verder kunt u te allen tijde beroep aantekenen bij de Europese data protection supervisor (www.edps.europa.eu). Uw persoonlijke gegevens zullen niet online worden bekendgemaakt. 2 1.2 Is het aantal doelstellingen voldoende? Zijn zij duidelijk toegespitst? De doelstellingen zijn voldoende omschreven, en worden verder vertaald in de zeven vlaggenschepen waarbij moet gewaakt worden over onderlinge samenhang en coherentie. Wat ontbreekt is het multilevel governance aspect: lokale overheden zijn bij uitstek partners voor de toepassing op het terrein van deze doelstellingen en kunnen ermee voor zorgen dat er bij de burgers een draagvlak ontstaat. De Europese Commissie moet ermee over waken dat de lidstaten bevraagd worden over de betrokkenheid van lokale en regionale overheden bij EU 2020. 1.3 Welke andere doelstellingen zou uw land als nationale doelstellingen willen voorstellen om recht te doen aan de regionale omstandigheden en de verschillende uitgangssituaties op lokaal en regionaal niveau? Deze doelstellingen worden op hoofdlijnen afgesproken op Europees niveau, maar het is van groot belang dat maatwerk kan geleverd worden op lokaal en regionaal niveau. 3 2. EUROPA-2020 indicatoren De Commissie heeft verklaard dat zij jaarlijks een overzicht zal geven van de resultaten van de strategie "aan de hand van een reeks indicatoren voor de algemene vorderingen in de richting van de doelstelling van een slimme, groene en inclusieve economie die voor sterke werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie zorgt". De indicatoren worden in het voorstel echter niet uitgewerkt. Voor de politieke richtsnoeren van de economische strategieën wordt gekeken naar de gemeten prestaties. Momenteel heerst er al een brede consensus om het BBP te combineren met indicatoren die de economische prestaties, de levensstandaard en de levenskwaliteit beter in kaart brengen. 2.1 Welke indicatoren moeten er gebruikt worden om de voortgang te meten, gelet op de doelstellingen op Europees niveau? 2.2 Welke haken en ogen zitten er aan het gebruik van deze indicatoren? 3. EUROPA-2020: de rol van de lokale en regionale overheden De Commissie stelt dat "alle nationale, regionale en lokale autoriteiten het partnerschap zouden moeten uitvoeren, "in nauwe samenwerking met de parlementen, de sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, en een bijdrage moeten leveren aan het uitwerken van de nationale hervormingsprogramma’s en de uitvoering daarvan." Tegelijkertijd stelt de Commissie voor om de praktische toepassing van dit beginsel (werkzaamheden en initiatieven) – met name ten aanzien van de zeven "kerninitiatieven", die de belangrijkste doelstellingen van Europa-2020 moeten verwezenlijken (zie de info in de bijlage) - te coördineren op EU- en nationaal niveau, terwijl de rol van het regionale en lokale niveau onvermeld blijft. 3.1 Zijn er in uw land institutionele mechanismen die regio's en steden doeltreffend kunnen betrekken bij de uitwerking van de strategie (formulering van nationale doelstellingen en hervormingsprogramma's), en bij de uitvoering daarvan? Hoe kunnen regio's en steden bereiken dat de strategie meer gericht wordt op en aangepast wordt aan lokale en regionale verschillen? Het principe van subsidiariteit en van multilevel governance moet toegepast worden intern in de lidstaten. In de bestaande federale en regionale institutionele overlegfora (voormalige coördinatoren van de Lissabonstrategie, meestal ingebed in de ministeries van economie en werkgelegenheid) moeten vertegenwoordigers van de lokale besturen opgenomen worden of moeten mechanismen worden ontwikkeld 4 waardoor de inspraak en betrokkenheid van de lokale besturen gegarandeerd wordt. 3.2 Hoe ziet u uw rol in de uitvoering van EUROPE-2020 (in het algemeen, en met name voor de uitwerking van kerninitiatieven)? Innovatie V De VVSG erkent dat kennis een stuwende kracht voor groei is. Onderzoek, innovatie en creativiteit zijn van onmiskenbaar belang. Vlaamse steden en gemeenten willen de kenniseconomie versterken. Maar door eenzijdige investeringen in kennis stijgt de vraag naar hooggekwalificeerde arbeid en daalt de vraag naar laaggeschoolde arbeid. De inkomenskloof tussen hoog- en laaggeschoolde arbeid wordt hierdoor eveneens groter. Investeringen in kennis kunnen niet losgekoppeld worden in investeringen in (kleuter, middelbaar en hoger) onderwijs en vorming. D Daarnaast is het van groot belang dat innovatie omgezet wordt in producten. Wetenschappelijk onderzoek is maar voor een beperkt percentage verantwoordelijk voor innovatie. In de praktijk komt innovatie vaak tot stand door het zoeken naar praktische oplossingen voor problemen op het terrein. Lokale besturen zijn voortrekkers op dit vlak omdat zij voor veel beleidsdomeinen (economie, gezondheid, milieu, mobiliteit, …) nieuwe procedures en producten in functie van hun dienstverlening aan de burger moeten uitwerken. Het is eveneens belangrijk dat hogescholen en universiteiten voldoende regionaal verspreid worden om talent lokaal te kunnen houden en inzetten en zo jongeren kansen te bieden op banen in off springs van hogescholen en universiteiten in KMO’s en nieuwe bedrijfjes. De EU 2020-strategie dient aandacht te hebben voor de band tussen stedelijke ontwikkeling en economische groei. Investeren in de ontwikkeling van de steden en gemeenten biedt kansen voor innovatie en creativiteit en draagt bij tot de economische groei. Jeugd in beweging Mobiliteit van jongeren dient gestimuleerd te worden. Lokale besturen kunnen mee de juiste voorwaarden creëren om een aantrekkelijke locatie te zijn voor binnen- en buitenlandse studenten (cultuur- en sportaanbod, initiatieven voor accommodatie, onthaalbeleid, ….). Daarnaast zijn lokale besturen belangrijke werkgevers. In Vlaanderen staan zij in voor 170.000 werknemers. Zij kunnen mogelijkheden bieden voor werkstages en het opdoen van werkervaring in de publieke sector in een heel brede waaier van beleidsdomeinen. Digitale agenda Alle Europese landen verhogen hun budgetten voor onderzoek naar de verschillende componenten van hun e-governmentbeleid. Dit onderzoek moet naast de technologische aspecten veel aandacht besteden aan alle betrokken actoren: burgers, bedrijven, verenigingen en de verschillende overheden zelf. Een e-governmentbeleid en e-government-toepassingen die niet gedragen worden door de beoogde doelgroepen zijn gedoemd om te mislukken. Onderzoek naar e-usability, e5 competentie, e-capaciteit en e-inclusie zijn belangrijke bronnen om een volwaardig egovernmentbeleid te voeren. Het is essentieel dat het beleid en de realisatie op wetenschappelijk wijze worden geëvalueerd. Daarna moeten de resultaten van het onderzoek naar de praktijk vertaald worden. Lokale besturen als eerstelijns actoren dienen begeleid te worden in e-government realisaties. Zo kunnen op projectbasis mensen ter beschikking gesteld worden aan lokale besturen, die in het kader van pilootprojecten bereid zijn zelf in mensen en middelen te investeren. Lokale besturen zijn bij uitstek goed geplaatst om het nodige draagvlak voor e-toepassingen bij de burger te vergroten. Energie-efficiëntie De sterkste hefbomen in het energiebeleid moeten komen van de centrale overheden (Vlaanderen, België, Europa). Maar ook de lokale besturen willen en kunnen meewerken aan een energieomslag. De lokale besturen dienen erkend te worden in hun specifieke bijdrage: de reductie van CO2 uitstoot door energiezuinige openbare gebouwen, stimuleren van burgers om zuinig met energie om te springen, in te zetten op hernieuwbare energie, voorbeeldfunctie van klimaatwijken, kiezen voor duurzame mobiliteit, voor duurzaam aankoopbeleid en gebruik maken van ecologische criteria in openbare aanbestedingen, …. De Convenant van Burgemeesters kan hierbij als voorbeeld dienen. Industrieel beleid en groene groei De EU2020 strategie mikt op een overschakeling naar een groenere economie en naar meer werkgelegenheid in “groene” sectoren. Het concept ‘duurzame ontwikkeling’ moet evenwel globaal worden opgevat, met inbegrip van de daaraan gekoppelde sociale dimensie. De Europese Commissie moet verder werk maken van de aanpak inzake duurzame overheidsopdrachten met aandacht voor de ecologische en sociale criteria. Het is een belangrijk beleidsinstrument om ‘vergroening’ van de economie te stimuleren. Agenda voor nieuwe banen en vaardigheden Voor de Vlaamse steden en gemeenten is een vergroting van de beleidsruimte voor werkgelegenheid van essentieel belang. Ze moeten maatwerk kunnen leveren bij oplossingen voor lokale problemen en tegelijk bijdragen aan de realisatie van de EU 2020-strategie. Het lokaal bestuur is pas in staat om werkgelegenheidsbeleid te koppelen aan andere beleidsdomeinen (zoals lokaal economisch beleid en welzijnsbeleid), als het daarvoor de instrumenten en beleidsruimte krijgt. Lokale besturen zijn belangrijke partners voor de afstemming tussen kennis, onderwijs en vorming. Zij kennen de lokale partners en kunnen coördinerend en sturend optreden in functie van de lokale noden. Zo kunnen ze partnerschappen samenbrengen, overleg organiseren, en een beleid voeren dat ondersteunend en versterkend is aan o.a. het Europese beleid inzake werkgelegenheid en het creëren van nieuwe banen. Ook de sociale economie, die een essentieel onderdeel is van een 6 actief inclusief beleid en waarvan het nut tijdens de jongste crisisperiode nog maar eens is gebleken, moet naar waarde worden geschat. Deze is immers een onmisbare schakel in de tewerkstelling van achtergestelde personen en speelt een bijzonder actieve rol met het oog op een duurzame ontwikkeling. De sociale economie bezorgt immers een job aan de meest kwetsbare personen, die (tijdelijk) meer stabiliteit, begeleiding en coaching nodig hebben en zorgt gelijktijdig voor aanvullende (maatschappelijke) dienstverlening. De VVSG is van mening dat de sociale economie naadloos aansluit bij de doelstellingen van de EU 2020-strategie en vraagt de Europese Unie voldoende ruimte te voorzien om deze in samenspraak met het lokale bestuursniveau verder te ontwikkelen. Europees platform armoedebestrijding De lokale besturen, en in het bijzonder de OCMW’s hebben een zeer belangrijke rol te spelen om een samenleving te bevorderen waarbij iedereen de kans krijgt om mee te doen. Dit vergt maatregelen op alle levensdomeinen. Het gaat om menswaardige minimuminkomens (minstens ten bedrage van de Europese armoedegrens) en automatische rechtentoekenning, meer arbeid voor laaggeschoolden, betaalbare en toegankelijke ouderen- en thuiszorg en kinderopvang, betaalbare en kwaliteitsvolle woningen, daling van de laaggeletterdheid, tegengaan van overmatige schuldenlast, afremmen van gezondheidsongelijkheid, verminderen van de digitale kloof, ruimere deelname aan het sport- en cultuuraanbod… De VVSG onderschrijft het belang van sociale inclusie en armoedebestrijding. Niet alle individuen kunnen zich aanpassen aan het systeem van de flexizekerheid. De VVSG vraagt een degelijk vangnet en de nodige aandacht voor de restgroep die in dit systeem niet kunnen functioneren. Hier is een belangrijke rol weggelegd voor sociale bescherming, toegankelijke maatschappelijke dienstverlening en sociale economie. In een systeem van flexizekerheid is het uiteraard evident dat er, naast de speciale aandacht voor deze restgroep, in een degelijke kwaliteitsvolle begeleiding voorzien wordt voor alle burgers. 7 4. EUROPA-2020, EU-financiering en cohesiebeleid Het Comité van de Regio's benadrukt dat het cohesiebeid bedoeld is om "de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's (…) te verkleinen" (Verdrag betreffende de Europese Unie, art. 174). Wil men dat de in Europa-2020 opgenomen prioriteit van "inclusie" de belangrijkste schakel wordt tussen groei en (economische, sociale en territoriale) cohesie, dan moet zij dus in geloofwaardige doelstellingen vertaald worden. Het voorstel voor Europa-2020 van de Europese Commissie stelt het volgende: "Cohesiebeleid en structuurfondsen zijn op zichzelf al belangrijke beleidsinstrumenten, maar ook doorslaggevend voor de verwezenlijking van de prioriteiten op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei in de lidstaten en regio's." Hieraan wordt het volgende toegevoegd: "Er moet niet alleen worden gesproken over de omvang van de financiering, maar ook over de wijze waarop verschillende financieringsinstrumenten – zoals structuurfondsen, fondsen voor landbouw en plattelandsontwikkeling, het kaderprogramma voor onderzoek, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie – moeten worden benut om de doelstellingen van Europa 2020 te bereiken met maximale resultaten, efficiëntie en EU-meerwaarde." Anderzijds wordt het volgende erkend: "In verband met de territoriale samenhang is het ook van groot belang dat de economische groei alle delen van de Unie ten goede komt, ook de meest afgelegen regio's." 4.1 Hoe, en onder welke voorwaarden, zou het cohesiebeleid de belangrijkste doelstelling uit het Verdrag, nl. het "verkleinen van verschillen", kunnen verwezenlijken en tegelijk kunnen bijdragen aan de prioriteiten van Europa-2020, nl.: slimme, duurzame en inclusieve groei? Veel regio’s in Europa hebben een sterke economische en/of sociale structuur mede dank zij bijvoorbeeld hun gunstige ligging aan (water)wegen, situering binnen de EU, de aanwezigheid van onderwijsinstellingen of de ligging in een toeristische regio. Het gaat dan bijvoorbeeld om regio’s die sterk staan op het vlak van (een bepaalde tak van) industrie of juist op het vlak van de ontwikkeling van nieuwe technologieën. De VVSG is van mening dat het toekomstige cohesiebeleid zich evengoed op deze regio’s moet richten, indien er concrete aanwijzingen zijn dat de gunstige positie die een bepaalde regio heeft, achteruit dreigt te gaan of dat de sterke positie van belang is om de Europese voorsprong ten opzichte van andere werelddelen te behouden. De Cohesiefondsen mogen niet aanzetten tot de middelmaat, maar moeten juist ook de regio’s de gelegenheid bieden de troeven die zij hebben verder te versterken en maximaal uit te buiten. 8 In dit verband kan verwezen worden naar de bijdragen die de huidige doelstelling II bieden om als regio koploper te blijven. De filosofie van deze fondsen zou ook na 2013 voortgezet moeten worden. Vlaanderen is een relatief welvarende regio. Dat neemt niet weg dat de verschillen binnen Vlaanderen en zelfs binnen het grondgebied van één gemeente groot zijn. Zo kennen de steden welvarende wijken, maar evengoed achterstandswijken waar zich een groot aantal ruimtelijke, economische en sociale problemen concentreren, zoals verloedering, leegstand, ‘missing-links’ in infrastructuur, een gebrekkig openbaar vervoer, (bodem)vervuiling, verkrotting en bewoners met een vaak fragiele financiële situatie. De Vlaamse lokale besturen vragen dat Cohesiefondsen kunnen worden aangewend om de herontwikkeling van dergelijke gebieden te ondersteunen. Ondanks de verstedelijking die Vlaanderen kenmerkt, zijn er nog een heleboel gemeenten met rurale kenmerken. Het gaat om gemeenten die af te rekenen hebben met een lage fiscale draagkracht, vaak ook met verdoken armoede, met veel buitengebied (bossen, natuurgebieden) en veel specifieke taken zoals onderhoud van landbouwwegen en een sterke vraag naar recreatieve infrastructuur. Deze gemeenten spelen een essentiële rol voor de leefbaarheid van het platteland. Plattelandsbeleid strekt zich immers uit over vele beleidsdomeinen gaande van ruimtelijke ordening, over welzijn en cultuur tot economie, wonen en toerisme. Het zijn de gemeenten die op het terrein het integrale beleid waarmaken. In de herschikking van de middelen van het toekomstige Europese landbouwfonds (CAP) moeten meer middelen voorzien worden voor plattelandsontwikkeling en moeten de gemeenten betrokken worden als belangrijke partners. Zij kunnen de relevante plattelandsactoren stimuleren om actie te ondernemen, samen te werken en projecten uit te werken zodat de leefbaarheid van het platteland kan verbeterd worden. 4.2 Hoe zou de EU-financiering moeten bijdragen aan territoriale cohesie en aan slimme, duurzame en inclusieve groei, gelet op (A) de totale omvang ervan en (B) op de verdeling ervan over verschillende financieringsinstrumenten, zoals de structuurfondsen, de fondsen voor landbouw en plattelandsontwikkeling, het kaderprogramma voor onderzoek en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP)? Zie vraag 4.1. Aandacht voor stedelijke gebieden, voor plattelandsbeleid zowel in de toekomstige cohesiefondsen, als in de thematische programma’s zoals de kaderprogramma’s, als in de herziening van het landbouwfonds 9 5. EUROPA-2020 voor het voetlicht brengen In 2009 merkten respondenten van de CvdR-raadpleging over de toekomst van de Lissabonstrategie op dat de strategie door de gemiddelde burger niet als relevant werd beschouwd. De Commissie erkent dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de regio's om uit te leggen waarom we ons moeten inzetten voor EUROPA-2020 en waarom Europa en de lidstaten van de "burgers, bedrijven en de hen vertegenwoordigende organisaties" bijdragen verwachten om de nodige hervormingen gestalte te geven. Hiervoor zal zij "gemeenschappelijke communicatiemethoden" voorstellen, met inachtneming van de "nationale omstandigheden en tradities". 5.1 Denkt u dat de communicatie over het voorstel Europa-2020 vlotter kan verlopen dan die over de Lissabonstrategie? Welke delen van de Europese samenleving en regio's komen in aanmerking voor doelgerichte communicatie, gelet op de ervaringen met de Lissabonstrategie? De Lissabonstrategie was nauwelijks tot niet gekend bij de burger. Lokale besturen waren hierbij ook onvoldoende betrokken. Op het vlak van communicatie zijn de lokale besturen als eerstelijnsoverheden erg belangrijk in het ‘vertalen’ van de toekomstige initiatieven in het kader van EU2020 voor de burger. Zij beschikken over hun eigen infokanalen (gemeentelijke infobladen, gemeentelijke websites, in een aantal gevallen over lokale en regionale TV) die hiervoor kunnen worden ingezet. 5.2 Welke elementen dienen de door de Commissie voorgestelde communicatiemethoden te bevatten? Hoe moet recht worden gedaan aan de economische, sociale, territoriale en culturele verschillen in de landen en regio's van de EU? De Europese Commissie kan een stimulerende rol spelen op niveau van de lidstaten door hen uitdrukkelijk te bevragen de lokale overheden in te schakelen bij de communicatie over EU2020. 10 Bijlage I Europa-2020: achtergrondnota van het Europa-2020 Monitoringplatform van het Comité van de Regio's 1. De blauwdruk van de EC, Europa-2020, komt tegemoet aan enkele belangrijke verzoeken van EU-steden en regio's Het voorstel dat de Commissie heeft neergelegd in haar Mededeling "EUROPA 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" 2 komt grotendeels tegemoet aan vijf verzoeken van het CvdR en is een constructieve reactie op het initiatiefadvies dat het CvdR tijdens zijn zitting van 3-4 december 2009 3 heeft goedgekeurd, alsook op enkele van de "Vragen over de toekomst van de Lissabonstrategie", behorend bij de CvdR-raadpleging van Europese steden en regio's over een nieuwe strategie voor duurzame groei, die eerder in 2009 is gehouden4. Na de 5e Territoriale dialoog, die op 18 januari 2010 plaatsvond, zijn deze zaken samengevat in een brief van de voorzitter van het CvdR en het Spaanse voorzitterschap van de Raad die verzonden is aan de voorzitter van de Europese Raad, de heer Herman Van Rompuy, alsook aan de voorzitter van de Commissie, de heer José Manuel Durão Barroso. Eerst en vooral wordt in het voorstel erkend dat de lokale en regionale overheden in de EU beschouwd moeten worden als permanente partners voor het uitstippelen en uitvoeren van de strategie, hetgeen het CvdR al sinds 2006 bepleit. Par 5.2 van het voorstel, "Wie doet wat?" vermeldt het als volgt (onderstreping CvdR) "Alle nationale, regionale en lokale autoriteiten zouden het partnerschap moeten uitvoeren in nauwe samenwerking met de parlementen, de sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, en een bijdrage leveren aan het uitwerken van de nationale hervormingsprogramma’s en de uitvoering daarvan. Door een permanente dialoog tussen de verschillende overheidsniveaus op te zetten, komen de prioriteiten van de EU dichter bij de burger te staan en ontstaat een breder draagvlak om het doel van de Europa 2020-strategie te bereiken." Tevens wordt het volgende erkend: "Ook de uitwisseling van goede praktijken, toetsingsmethoden en netwerken (zoals die door een aantal lidstaten worden toegepast) is een goed middel gebleken om het draagvlak en de dynamiek die voor de hervormingen nodig zijn, te vergroten." Ondanks de beweringen van de Commissie zijn deze netwerken door tal van stakeholders opgericht, zoals regio's en steden of het CvdR, meer dan door de lidstaten zelf. Hun rol verdient meer erkenning en een platform waar hun bijdragen beter in kaart kunnen worden gebracht. 2 COM(2010)2020 (3.3.2010). De toekomst van de Lissabonstrategie na 2010 (CdR 25/2009). 4 www.cor.europa.eu/europe2020. 3 11 Ten tweede, zoals ook verlangd in het CvdR-advies5, vermeldt het voorstel EUROPA-2020 dat het (Europees Economisch en Sociaal Comité en) het Comité van de Regio's "sterker bij Europa 2020 moeten worden betrokken"; Ten derde worden de sociale en milieupijler net zo belangrijk als de economische pijler, waarmee een eind komt aan de stiefmoederlijke behandeling van sociale en ecologische aspecten (volgens de meeste EU-steden en regio's een groot manco van de Lissabonstrategie). Het voorstel van de Commissie wijst er terecht op dat de doelstellingen in verband met de prioriteiten van Europa-2020 (slim, duurzaam en inclusief) "met elkaar samenhangen" en elkaar wederzijds versterken. Het voorstel komt ook tegemoet aan de oproep van het CvdR dat "Europa concurrentiekrachtiger moet worden gemaakt in de groene economie"6; Ten vierde wordt erkend dat de strategie flexibel moet kunnen worden aangepast aan de verschillende uitgangssituaties. Door doelstellingen op EU-niveau te hanteren voor de drie vermelde prioriteiten erkent de Commissie dat "iedere lidstaat anders is en de EU van 27 lidstaten meer verscheidenheid kent dan de EU van tien jaar geleden", en dat "traditionele sectoren en landelijke gebieden" en "een diensteneconomie met veel hoogopgeleide arbeidskrachten" van elkaar verschillen. Daarom stelt de Commissie voor dat elke lidstaat de EU-doelstellingen vertaalt naar "nationale streefcijfers en trajecten" zodat "Investeren in onderzoek en ontwikkeling, innovatie, onderwijs en zuinige technologie (…) de economische, sociale en territoriale cohesie (versterkt)"; Ten vijfde wordt erkend dat Europa-2020 solidariteit moet kweken tussen de rijkste en de armste gebieden van de Unie; de resultaten van de strategie moeten bijdragen aan de territoriale cohesie, een doelstelling uit het Verdrag van Lissabon, te weten: "In verband met de territoriale samenhang is het ook van groot belang dat de economische groei alle delen van de Unie ten goede komt, ook de meest afgelegen regio's." 2. Andere kwesties die van belang zijn voor de lokale en regionale overheden van de EU krijgen echter niet de aandacht die ze verdienen Andere door het CvdR aangestipte kwesties die van belang zijn voor de lokale en regionale overheden van de EU, krijgen in Europa-2020 niet de aandacht die ze verdienen, met name: 5 6 terwijl ingezien wordt dat er behoefte is aan een sterker economisch bestuur, gaat Europa-2020 niet in op de oproep van het CvR dat "Nationale De toekomst van de Lissabonstrategie na 2010 (CdR 25/2009). Ibidem. 12 regeringen (…) meer prikkels (moeten) krijgen om zich te verbinden tot de verwezenlijking van de (…) doelstellingen van de nieuwe strategie"7. In plaats daarvan wordt vertrouwd op de doeltreffendheid van de mechanismen die zijn gebaseerd op de landspecifieke aanbevelingen die de Europese Raad heeft geformuleerd en op de bijbehorende waarschuwing die de Commissie kan geven indien een lidstaat na twee jaar de aanbevelingen nog niet heeft opgevolgd; wat betreft de rol van de lokale en regionale overheden: in tegenstelling tot de hiervoor vermelde positieve opmerkingen, gaat het voorstel voorbij aan de noodzaak om hen permanent en gestructureerd te betrekken bij de opzet en uitvoering van de kerninitiatieven; ondanks de erkenning dat het CvdR (en het EESC) "sterker (bij Europa 2020) moeten worden betrokken", wordt niet aangegeven hoe dit in zijn werk moet gaan bij de opzet, uitvoering en monitoring van de nieuwe strategie; het voorstel vermeldt dat er moet worden gesproken "over de wijze waarop verschillende financieringsinstrumenten – zoals structuurfondsen (…) moeten worden benut om de doelstellingen van Europa 2020 te bereiken (…)". De eenvoudige erkennning dat "cohesiebeleid en structuurfondsen op zichzelf al belangrijke beleidsinstrumenten (zijn)" verdient nadere uitwerking. Het CvdR heeft altijd al gewezen op het gevaar van de momenteel toenemende regio-overschrijdende economische ongelijkheid (terwijl de verschillen tussen landen afnemen) en bijgevolg de ongelijke sociale omstandigheden, die het Europese sociale model schaden. Daarom moet in de context van de discussie over de omvang en de uitgangspunten van de EU-begroting het verband tussen cohesiebeleid en EUROPA 2020 nauwkeuriger tegen het licht worden gehouden, rekening houdend met de betekenis van het cohesiebeleid voor inclusiviteit; het voorstel zwijgt over de oproep van het CvdR om verder te kijken dan "het gebruik van het BBP als voornaamste maatstaf voor economische prestaties"8 en de noodzaak om dit aan te vullen met nieuwe indicatoren, die een betere weergave zijn van de diverse verschijnselen welke van invloed zijn op de kwaliteit van het bestaan en op de (economische, sociale en ecologische) aspecten van duurzaamheid. Er wordt in brede kring beseft (en overal ter wereld wordt hierover volop gesproken) dat het BBP gecombineerd moet worden met indicatoren die de economische prestaties, de kwaliteit van het bestaan en de levensstandaard van burgers beter meten9. Het voorstel kondigt 7 Ibidem. Ibidem. 9 Tal van onderzoeken hierover kunnen worden aangehaald (bijv. "Meten van de vooruitgang van samenlevingen", een initiatief van de OESO, of de studie van de commissie Stiglitz-Sen-Fitoussi naar 8 13 dan ook het volgende aan: "De Europese Commissie geeft jaarlijks een overzicht van de situatie aan de hand van een reeks indicatoren voor de algemene vorderingen in de richting van de doelstelling van een slimme, groene en inclusieve economie die voor sterke werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie zorgt", maar laat in het ongewisse hoe deze indicatoren er uitzien; Europa 2020 vermeldt dat de op EU-niveau voorgestelde doelstellingen " niet volledig (zijn), maar (…) wel aan(geven) hoe de Commissie wil dat de EU er (…) voor staat." De lidstaten worden opgeroepen zelf aanvullende indicatoren en doelstellingen te formuleren, indien zij dat willen. In het voorstel wordt evenwel geen steun uitgesproken voor aanvullende indicatoren op EUniveau, wat belangrijk is als de indicatoren in de gehele EU voor bestuurlijke doeleinden toegepast moeten worden (vergelijkingen en benchmarking; monitoring en evaluatie; uitvoering van regionaal beleid); voor een doeltreffender communicatie met de burger en stakeholders kondigt het voorstel "gemeenschappelijke communicatiemethoden" aan, waarover echter geen details worden meegedeeld. Dit blijft een essentieel onderdeel voor het succes van Europa 2020 in de praktijk. Het CvR heeft in zijn advies 10 gepleit voor "een efficiëntere communicatiestrategie (…) Daardoor moet de nieuwe strategie in grotere kringen bekendheid gaan genieten en dienen de voornaamste boodschappen ervan te worden uitgedragen." De respondenten van de CvdR-raadpleging11 verzochten om een strategie "die meer aansluit bij het dagelijks leven van de gewone burger". het meten van economische prestaties en sociale vooruitgang), alsook het werk van de Commissie zelf (Mededeling "Het BBP en verder" - COM(2009) 433 final). 10 De toekomst van de Lissabonstrategie na 2010 (CdR 25/2009). 11 CvdR-raadpleging van Europese regio's en steden over een nieuwe strategie voor duurzame groei, www.cor.europa.eu/europe2020. 14 Bijlage II Europa 2020: Commissie komt met nieuwe economische strategie voor Europa (perscommuniqué IP/10/225, 3 maart 2010) De Europese Commissie heeft vandaag het startsein gegeven voor de Europa 2020-strategie, die de EU uit de crisis moet helpen en de Europese economie moet voorbereiden op de komende tien jaar. De Commissie zet drie hoofdlijnen uit, die moeten worden omgezet in concrete maatregelen op EU- en nationaal niveau: slimme groei (accent op kennis, innovatie, onderwijs en de digitale maatschappij); duurzame groei (in ons productieproces zuiniger omgaan met hulpbronnen en toch onze concurrentiekracht vergroten), en groei voor iedereen (arbeidsparticipatie verhogen, beter onderwijs bieden en armoede bestrijden). Deze strijd om groei en banen vereist een stevig draagvlak op het hoogste politieke niveau en de inzet van alle betrokken partijen in Europa. In vijf streefcijfers wordt geschetst hoe de EU er in 2020 voor moet staan; hieraan kunnen de vorderingen worden afgemeten. Voorzitter Barroso zei: "Europa-2020 gaat over wat we vandaag en morgen moeten doen om de EUeconomie weer op gang te krijgen. De crisis heeft fundamentele problemen en onhoudbare tendensen blootgelegd die we niet langer kunnen negeren. Europa heeft een groeiachterstand die een bedreiging vormt voor onze toekomst. We moeten vastberaden onze tekortkomingen verhelpen en onze troeven uitspelen. We moeten aan een nieuw economisch model werken op basis van kennis, een koolstofarme economie en een hoge arbeidsparticipatie. Deze strijd vereist de inzet van alle betrokken partijen in Europa." Europa moet in de eerste plaats lering trekken uit de mondiale economische en financiële crisis. Onze economieën zijn nauw met elkaar verweven. Geen enkele lidstaat kan zelfstandig mondiale problemen oplossen. We staan sterker als we samenwerken, en als we de crisis echt achter ons willen laten, zullen we het economisch beleid goed moeten coördineren. Doen we dat niet, dan kan dat leiden tot een "verloren decennium" met relatieve achteruitgang, een permanent verlies aan groei en een structureel hoge werkloosheid. De Europa 2020-strategie biedt een visie op Europa's sociale-markteconomie voor de komende tien jaar en is gebaseerd op drie samenhangende en elkaar versterkende prioriteiten: slimme groei – voor een economie op basis van kennis en innovatie; duurzame groei – voor een koolstofarme, concurrerende economie waarin zuinig wordt omgesprongen met hulpbronnen; en groei voor iedereen – voor een economie met veel werkgelegenheid en sociale en territoriale cohesie. De vorderingen ten aanzien van deze doelstellingen worden getoetst aan vijf centrale EU-streefcijfers, die door de lidstaten moeten worden vertaald in nationale streefcijfers, naar gelang van hun uitgangspositie: 75 % van de bevolking tussen 20-64 jaar moet werk hebben; het aantal mensen voor wie armoede dreigt, moet met 20 miljoen dalen. 3% van het EU-BBP moet worden geïnvesteerd in O&O; de "20/20/20"-klimaat- en energiedoelstellingen moeten worden gehaald; het percentage voortijdige schoolverlaters moet lager zijn dan 10% en minstens 40% van de jongere generatie moet een titel of diploma van het hoger onderwijs hebben; Om de streefcijfers te halen, stelt de Commissie een Europa 2020-agenda voor in de vorm van een aantal kerninitiatieven. Het uitvoeren van deze initiatieven is een gedeelde prioriteit en er zal op alle niveaus actie moeten worden ondernomen: door EU-organisaties, lidstaten, en lokale en regionale overheden. Het gaat om: 15 Innovatie-Unie: het accent in het O&O- en innovatiebeleid verleggen naar de belangrijkste knelpunten en de kloof tussen wetenschap en markt overbruggen zodat uitvindingen kunnen worden omgezet in producten. Het EU-octrooi zou ondernemingen bijvoorbeeld 289 miljoen euro per jaar kunnen besparen; Jongeren in beweging: de kwaliteit en de internationale aantrekkingskracht van het hoger onderwijs in Europa verbeteren door de mobiliteit van studenten en jonge arbeidskrachten te bevorderen. Concreet betekent dit dat vacatures in de lidstaten toegankelijker moeten zijn vanuit geheel Europa en dat diploma's en ervaring erkend moeten worden; een digitale agenda voor Europa: duurzame economische en sociale voordelen bieden dankzij een digitale interne markt op basis van ultrasnel internet. Alle Europese burgers moeten in 2013 toegang hebben tot een snel internet; efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa: de verschuiving naar een zuinige en koolstofarme economie ondersteunen. Europa moet vasthouden aan de 2020doelstellingen op het gebied van energieproductie, -efficiëntie en -verbruik. Dit leidt tot een besparing van 60 miljard euro op olie- en gasimport in 2020; een industriebeleid voor groene groei: zorgen dat de industriële basis van de EU de concurrentie in de wereld van na de crisis aankan, door ondernemerschap te bevorderen en nieuwe vaardigheden te ontwikkelen. Dit levert miljoenen nieuwe banen op; een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: de voorwaarden scheppen voor modernisering van de arbeidsmarkten, om meer werkgelegenheid te creëren en onze sociale modellen te kunnen behouden, nu de babyboomers met pensioen gaan; en Europees platform tegen armoede: sociale en territoriale cohesie bevorderen door armen en anderen die langs de zijlijn blijven staan, te helpen en in staat te stellen een actieve rol te spelen in de samenleving. De ambitie van Europa-2020 vergt sterker leiderschap en meer verantwoording. De Commissie roept de staatshoofden en regeringsleiders op zich achter deze strategie te scharen en er tijdens de voorjaarsvergadering van de Europese Raad hun goedkeuring aan te hechten. Ook voor het Europees Parlement is een grotere rol weggelegd. De bestuursmethoden worden verbeterd om ervoor te zorgen dat woorden worden omgezet in daden. De Commissie zal toezien op de geboekte vorderingen. Ter verbetering van de samenhang vinden de verslaglegging en evaluatie van Europa-2020 en het stabiliteits- en groeipact gelijktijdig plaats (het blijven echter aparte instrumenten). Zo kunnen beide strategieën soortgelijke hervormingsdoelstellingen verwezenlijken, zonder te hoeven worden samengevoegd. -------------------------------- De volledige tekst van het voorstel Europa 2020 en nadere informatie is te vinden op: http://ec.europa.eu/eu2020/index_en.htm. 16