EUROPESE COMMISSIE OPENBARE RAADPLEGING OVER DE

advertisement
EUROPESE COMMISSIE
OPENBARE RAADPLEGING OVER DE "EUROPA 2020"-STRATEGIE
A) Achtergrond van de openbare raadpleging
In maart 2010 heeft de EU het startschot gegeven voor de Europa 2020-strategie om
slimme, duurzame en inclusieve groei te bevorderen. Die moet van Europa een
concurrerende kenniseconomie maken, zonder afbreuk te doen aan het sociale marktmodel
van de EU, en tegelijkertijd onze grondstoffenefficiëntie te verbeteren. De strategie is
bedoeld als partnerschap tussen de EU en de lidstaten om groei en werkgelegenheid te
bevorderen.
De Europa 2020-strategie draait rond vijf hoofddoelstellingen op het gebied van
werkgelegenheid, onderzoek en ontwikkeling, klimaat en energie1, onderwijs en de
bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Ook bevat de strategie een reeks
actieprogramma's, zogenaamde vlaggenschipinitiatieven, op zeven gebieden die van
cruciaal belang worden geacht voor meer groei, namelijk innovatie, de digitale economie,
werkgelegenheid, jeugd, industriebeleid, armoede en grondstoffenefficiëntie. De EU
ondersteunt de doelstellingen van de strategie ook centraal met haar beleid voor de interne
markt, de EU-begroting en de buitenlandagenda.
Uitvoering en toezicht in verband met de Europa 2020-strategie vallen onder het Europees
Semester, de jaarlijkse procedure om het economisch en begrotingsbeleid op EU-niveau te
coördineren. In het kader van het Europees Semester bespreken de EU-instellingen
gezamenlijk de brede prioriteiten, doen de lidstaten jaarlijks toezeggingen en stelt de
Commissie landspecifieke aanbevelingen op, die op het hoogste niveau door de leiders in de
Europese Raad onderschreven worden. Deze aanbevelingen moeten de lidstaten
meenemen in hun beleid en begroting. Samen met de EU-begroting vormen de
landspecifieke aanbevelingen dan ook een essentieel instrument voor de uitvoering van de
Europa 2020-strategie.
Nu heeft de Commissie voorgesteld om de eerste vier jaar van de Europa 2020-strategie te
evalueren, en op 20-21 maart 2014 heeft de Europese Raad daarmee ingestemd. Op 5
maart 2014 heeft de Commissie een mededeling gepubliceerd waarin ze de balans opmaakt
van de Europa 2020-strategie (Mededeling en bijlagen ) en al enkele lessen trekt uit de
eerste jaren waarin de strategie is uitgevoerd. Voortbouwend op deze eerste resultaten en in
1
In januari 2014 heeft de Commissie een kader voor het energie- en klimaatbeleid tot 2030
gepresenteerd. Enkele belangrijke punten: de uitstoot aan broeikasgassen moet 40% onder het
niveau van 1990 komen, in de hele EU moet minstens 27% van de gebruikte energie hernieuwbaar
zijn en de energie-efficiëntiedoelstellingen worden nog verder aangescherpt.
1
de context van een geleidelijk herstel van de Europese economieën, is het tijd om na te
denken over de strategie voor de komende jaren.
Met deze vragenlijst willen wij uw mening te weten komen: welke lessen kunnen we trekken
uit de eerste jaren van Europa 2020, en waarmee moeten we in de toekomst rekening
houden voor de groeistrategie van de EU na de crisis?
B) Vragen:
1) De balans opmaken: de Europa 2020-strategie tussen 2010 en 2014
Inhoud en uitvoering

Wat betekent de Europa 2020-strategie voor u? Welke elementen van de strategie zijn
voor u het belangrijkst?
Hoewel het niet expliciet in de strategie genoemd wordt is de mogelijkheid die de
weergave van een brede strategie schept voor beleidscoördinatie veruit het belangrijkst.
Het heeft de ogen geopend en zichtbaar gemaakt dat een territoriale benadering van
groot belang is om te komen tot een slimme, duurzame en inclusieve groei.
Daarnaast is het belangrijk dat er vanuit alle lidstaten commitment is uitgesproken voor
een aantal belangrijke gekwantificeerde doelen. Alle lidstaten hebben immers getekend
voor de strategie.

Vindt u dat de Europa 2020-strategie uiteindelijk enig verschil heeft gemaakt? Leg uit.
De Europa 2020 strategie als overkoepelende strategie die leidend is voor de
(financierings)instrumenten van de EU maakt zeker een verschil. Het dwingt
verschillende DG’s tot samenwerken en meer integraal beleid. Echter, het is duidelijk dat
deze samenwerking nog verdere versterking nodig heeft. Zeker omdat de uitdagingen
van deze tijd een meer territoriale benadering nodig hebben zou DG Regio vaker
betrokken dienen te worden bij het beleid van andere DG’s (Employ, Milieu etc).
In het Europees semester heeft de Europa 2020 strategie weinig verschil gemaakt. Het
valt volledig in het niet naast het door de lidstaten veel belangrijker geachte Groei- en
Stabiliteitspact. De impact van de verschillende gekwantificeerde doelen is klein, omdat
lidstaten het meestal niet als bindend ervaren. Zo heeft de lidstaat Nederland de
innovatiedoelstellingen voor de eigen lidstaat lager gezet dat welke de EU nastreeft.
Bovendien leeft de begrotingscyclus van het Europees semester nauwelijks bij de
burgers of het parlement, waardoor de democratische controle zeer klein is. Maar
misschien nog wel van groter belang is dat het gevoel leeft dat het Europees semester
wordt gevoeld als controle op de lidstaat. Het zou helpen als de EU binnen de Europe
2020 strategie en het daaraan verbonden Europees semester zichzelf meer zou
presenteren als partner die meedenkt over hoe uit de crisis te komen en te zorgen voor
slimme, duurzame en inclusieve groei.
2

Heeft de informatie over wat andere EU-landen in het kader van Europa 2020 doen,
invloed gehad op de aanpak in uw eigen land? Geef voorbeelden.
Door de pro-actieve aan pak van bijvoorbeeld het Comité van de Regio’s, dat voor alle
Flagship initiatives informatiesessies en conferenties heeft georganiseerd, is er veel
informatie uitgewisseld tussen lokale en regionale autoriteiten. Dus op lokaal niveau heeft
het zeker invloed gehad, omdat er belangrijke lessen van elkaar zijn geleerd. Bovendien
zorgen de financiële instrumenten van de EU er ook voor dat er in de komende zeven
jaar veel informatie en beleidsaanpakken op de diverse Europa 2020 doelen worden
uitgewisseld.

Zijn alle belanghebbenden voldoende betrokken bij de Europa 2020-strategie? Bent u
betrokken bij de Europa 2020-strategie? Zou u er meer betrokken bij willen zijn? Zo ja, op
welke manier?
De inzet van decentrale overheden is cruciaal voor het behalen van de doelstellingen. In
veel gevallen zijn zij de uitvoerende instanties, maar vaak zijn ze ook aan zet waar het
gaat om beleidsvorming. Zo zijn in Nederland gemeenten door de decentralisaties van de
(jeugd)zorg en de sociale zekerheid aan zet, maar schrijft de Rijksoverheid het Nationaal
Hervormingsprogramma.
Nauwe partnerschap tussen nationale en decentrale overheid zou dan ook verplicht
moeten worden door de EU. Om dit moment is consultatie voldoende en is het aan de
lidstaat om te bepalen in hoeverre er iets van de reactie van decentrale overheid
overgenomen wordt. In Nederland worden decentrale overheden steeds beter betrokken,
maar van partnerschap is bij lange na geen spraken. Over een aantal jaren zitten de
experts als het gaat om de zorg en sociale zekerheid alleen nog bij gemeenten en zal het
NHP, waar het gaat om armoedebeleid en sociale inclusie, geen enkele waarde hebben
als gemeenten niet in partnerschap betrokken zijn. Ook hebben voorgespiegelde
resultaten waar het gaat om duurzaamheid of innovatiedoelstellingen geen waarde
zonder commitment van provincies en gemeenten.
Instrumenten

Dragen de huidige doelstellingen voor 2020 bij tot het doel van de strategie, namelijk
meer groei en banen? [Doelstellingen: 75% van alle 20- tot 64-jarigen aan het werk; 3%
van het bbp investeren in onderzoek en ontwikkeling; 20% minder broeikasgassen, 20%
meer hernieuwbare energie en 20% meer energie-efficiëntie; maximaal 10% voortijdige
schoolverlaters en minimaal 40% van alle jongeren een diploma hoger onderwijs; 20
miljoen mensen meer tegen armoede en sociale uitsluiting beschermen.]
De doelen zijn een goed handvat om met elkaar het gesprek aan te gaan. Een gesprek
tussen lidstaten onderling, regio’s en lokale autoriteiten onderling en tussen de diverse
overheidslagen volgens het multi-level-governance principe.
3
Het is zeer sterk aan de strategie dat de doelen van de Europe 2020 strategie
gekwantificeerd zijn. Daardoor zijn de doelen helder kunnen resultaten goed worden
vergeleken. Hierdoor ontstaat op lidstaatniveau en op regionaal en lokaal niveau peer
pressure. Helaas is het door de economische en financiële crisis moeilijk te meten welke
resultaten er u precies bereikt zijn.

Vindt u sommige van de bestaande doelstellingen belangrijker dan andere? Leg uit.
Er is een groot verschil in ontwikkeling op verschillende terreinen tussen gemeenten,
regio’s en lidstaten van de EU. Voor de ene regio zal het ene doel belangrijker zijn en
voor de andere regio het andere. Juist door te meten en te vergelijken kunnen regio’s er
achter komen waar de (meeste) winst te behalen valt.

Vindt u het nuttig dat de EU-doelstellingen worden uitgesplitst in doelstellingen per land?
Zo ja, wat is dan de beste manier om nationale doelstellingen vast te stellen? Hoe vond u
de nationale doelstellingen tot nu toe: te ambitieus/voldoende ambitieus/niet ambitieus
genoeg?
Het is vele malen nuttiger alle doelstellingen uit te splitsen per regio. Het streven naar
een bepaald percentage R&D investeringen voor een lidstaat zegt bijvoorbeeld weinig als
de totale uitgave in één regio in dit land gedaan worden. Bovendien zijn in elke lidstaat
bevoegdheden anders georganiseerd (bijv. het verschil tussen een gecentraliseerde
staat en een gedecentraliseerde eenheidsstaat)
Elke functional urban area of regio heeft zijn eigen DNA; een unieke mix van kansen en
uitdagingen. De (grensoverschrijdende) functional urban area’s zouden leidend moeten
zijn bij het bepalen van doelstellingen, daarna zouden de doelstellingen op lidstaatniveau
pas vastgesteld kunnen worden om het geheel op Europees niveau te kunnen
coördineren, faciliteren en monitoren. Omdat de doelstellingen op het moment in principe
op EU niveau zijn vastgesteld zijn sommige doelstellingen voor bepaalde lidstaten (te)
ambitieus en voor andere helemaal niet. De diversiteit is daarvoor simpelweg te groot.
Wanneer de doelstellingen op regionaal niveau worden vastgesteld kunnen de doelen
ambitieuzer en realistischer geformuleerd worden.Een overkoepelende visie en strategie
blijft daarbij wel cruciaal.
Het is belangrijk dat de EU meer gaat sturen op verschillende beleidsniveaus. Op dit
moment zijn de verschillen tussen steden en regio’s niet meer af te lezen uit de gegevens
in Eurostat, omdat deze versleuteld zitten in grotere onderzoekseenheden. Dit geldt
overigens ook voor onderzoeksresultaten op nationaal niveau. Het zou daarom goed zijn
een gezamenlijk, vergelijkbaar instrument te ontwikkelen om ook statistieken op
functional urban area niveau te kunnen vastleggen en monitoren.
2) Aanpassing van de Europa 2020-strategie: de groeistrategie voor Europa na de
crisis
4
Inhoud en uitvoering

Heeft de EU een overkoepelende strategie op middellange termijn nodig om de komende
jaren voor meer groei en banen te zorgen?
De zevenjaren termijnen van het meerjarig financieel kader zijn effectief in het vaststellen
van de richting op midden lange termijn. Binnen de fondsen kan jaarlijks bijgestuurd
worden op relevante ontwikkelingen, maar voor investeerders is er voldoende zekerheid
door het bestaan van de zevenjaren termijnen. Dit is een belangrijk voordeel van de EU
ten opzichte van de instrumenten op lidstaat niveau. In het verleden is nogal eens
gebleken dat beleid op lidstaat niveau snel verandert (in Nederland bijvoorbeeld het
Pieken in de Delta beleid). Investeerders kunnen hier niet van op aan en het gevaar
dreigt dat investeringen, die cruciaal zijn voor economische groei, uitblijven.
Wellicht zouden lange termijn strategieën binnen de EU van bijvoorbeeld 14 jaar of 21
jaar kunnen bijdragen aan nog meer zekerheid voor investeerders. Bovendien zijn deze
resultaten dan ook beter te meten, omdat de fluctuaties van de economie dan minder van
invloed zijn op de meetresultaten. Successen kunnen op deze manier beter gevierd
worden en bijsturen wordt daardoor ook makkelijker, omdat steden, regio’s en lidstaten
zich niet meer kunnen verschuilen achter externe factoren.

Wat zijn de belangrijkste en meest relevante onderwerpen die moeten worden aangepakt
voor meer slimme, duurzame en inclusieve groei?
De grensoverschrijdende arbeidsmarkt is cruciaal om meer slimme, duurzame en
inclusieve groei te bereiken. Grenzen zijn binnen Europa helaas nog steeds een
belemmering, ondanks de interne markt. Grensoverschrijdende samenwerking moet op
alle vlakken gestimuleerd worden: onderwijs, milieu, infrastructuur, cultuur,
bestuursstructuren, veiligheid, rampen en gezondheidszorg, maar het ontbreken van een
volledige grensoverschrijdende arbeidsmarkt is momenteel het meest beprekend voor
het behalen van de Europa 2020 doelen.

Met welke nieuwe uitdagingen moeten we in de toekomst rekening houden?
Er moet geanticipeerd worden op demografische ontwikkelingen. De uitwerking van de
uitdagingen die deze met zich meebrengen verschillen per regio. Daarom moeten lokale
en regionale autoriteiten nauw betrokken worden bij het opstellen van beleidsplannen die
betrekking hebben op demografische ontwikkelingen.

Hoe kan de strategie het best aan andere beleidsterreinen van de EU worden
gekoppeld?
Door een territoriale benadering te kiezen. Om deze manier kun je de uitdagingen beter
integraal benaderen. Binnen een regio zijn alle beleidsterreinen relevant en merk je hoe
ze op elkaar inwerken. Tussen de regio’s binnen lidstaten zijn grote verschillen. Daarom
vraagt elke regio een andere aanpak. Een regio in de ene lidstaat lijkt soms meer op een
5
regio in een andere lidstaat in de EU dan om de nabij gelegen regio. De EU is bij uitstek
in staat deze regio’s van elkaar te laten leren en te helpen bij het realiseren van slimme,
duurzame en inclusieve groei.
Het Cohesiefonds draagt van alle EU fondsen het meest bij aan de EU2020
doelstellingen, omdat deze expliciet aan elkaar gekoppeld zijn. Wanneer je het
cohesiefonds meer zou verbinden met andere (EU)fondsen zullen ook de andere
beleidsterreinen meer toegespitst worden op de EU 2020 strategie.
Dit geldt zeker voor Horizon 2020. Dit programma stimuleert onderzoek en innovatie.
Deze terreinen zijn van levensbelang voor een slimme, duurzame en inclusieve groei.
Binnen het onderdeel ‘Maatschappelijke uitdagingen’ van dit programma zou veel meer
aandacht moeten zijn voor regio’s en steden, zoals in het EIP Smart Cities and
Communities (SCC) initiatief. In steden worden immers vaak de oplossingen gevonden
voor maatschappelijke uitdagingen. Het EIP SCC moet daarom verder uitgebouwd
worden en deze aanpak moet meer centraal komen te staan in Horizon 2020.

Hoe kunnen belanghebbenden meer bij een Europese groeistrategie voor na de crisis
worden betrokken? Hoe kunnen we die strategie in uw land meer bekendheid, een groter
draagvlak en een betere uitvoering geven?
Door het versimpelen van financiële instrumenten en het verminderen van
administratieve lasten. Het zou gemakkelijker gemaakt moeten worden voor steden om
bijvoorbeeld als living lab aan te sluiten bij Horizon 2020 initiatieven.
Meer zichtbaarheid bij het parlement en de burgers door het benadrukken van het belang
van de begrotingscyclus en het ook bij de naam te noemen. Parlementariërs en burgers
moeten zich ervan bewust zijn dat het Europees semester de nieuwe begrotingscyclus is.
Instrumenten

Welke instrumenten lijken u meer geschikt om slimme, duurzame en inclusieve groei te
realiseren?
De lange termijn fondsen van de EU zijn heel belangrijk voor consistent beleid. Misschien
moeten er naast de perioden van 7 jaar doorlopende (overkoepelende) regelingen zijn.
Instrumenten op lidstaatniveau bieden soms niet veel zekerheid en daar kun je dan als
regionalen overheid of ondernemer niet op aan. Het zou immers bij nieuwe verkiezingen
afgeschaft kunnen worden. Zeker wanneer het gaat om innovatie en duurzaamheid, waar
veelal
grote
investeringen
mee
gemoeid
zijn,
hebben
Europese
financieringsinstrumenten grote toegevoegde waarde. Ook de instrumenten voor
grensoverschrijdende samenwerking zijn uitermate belangrijk, omdat het voor nationale
overheden soms moeilijk is om over de grenzen van de eigen lidstaat te kijken, terwijl dit
voor de groei, veiligheid, werkgelegenheid etc. van cruciaal belang is.
6
Bovendien moet er in het Horizon 2020 meer aandacht komen voor de stedelijke
dimensie. Horizon 2020 stimuleert onderzoek en innovatie. Deze terreinen zijn van
levensbelang voor een slimme, duurzame en inclusieve groei. Binnen het onderdeel
‘Maatschappelijke uitdagingen’ van dit programma zou veel meer aandacht moeten zijn
voor regio’s en steden, zoals in het EIP Smart Cities and Communities (SCC) initiatief. In
steden worden immers vaak de oplossingen gevonden voor maatschappelijke
uitdagingen. Het EIP SCC moet daarom verder uitgebouwd worden en deze aanpak
moet meer centraal komen te staan in Horizon 2020.

Wat moet er op EU-niveau gebeuren om te zorgen dat de strategie resultaat oplevert?
Wat moet er op het niveau van de lidstaten gebeuren?
Het moet verplicht worden voor lidstaten om lokale en regionale overheden in
partnerschap te betrekken bij het opstellen van het nationaal hervormingsprogramma. De
EU moet hier streng op toezien, want zonder inzet van lokale overheden zullen de
resultaten van de EU2020 strategie beperkt zijn.
Op EU niveau zouden indicatoren ontwikkeld moeten worden om de resultaten op doelen
die vastgesteld worden op regionaal niveau en die bijdragen aan de strategie beter te
kunnen meten. Op deze manier kun je de EU2020 strategie ‘vertalen’ (break-down) in
doelen op lidstaatniveau en doelen op regionaal niveau en kun je meten wat regio’s
bijdragen en waar winst te behalen is.
Hartelijk dank voor het invullen van deze vragenlijst. Stuur uw bijdrage met eventuele
bijlagen naar [email protected].
7
Download