Sociaal recht Sociaal recht Mr.drs. J.W.P.M. van Rooij Recente ontwikkelingen op het gebied van het sociale zekerheidsrecht Vermindering van het aantal arbeidsongeschikten Omdat het beroep op de arbeidsongeschikheidsregelingen Ziektewet (ZW), Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), ondanks eerdere maatregelen tot beperking van het volume,1 voortdurend bleef stijgen,2 is in het re1 Zoals de afschaffing van de verdisconteringsbepalingen in de AAW en de WAO bij de stelselherziening in 1987 en de invoering van de Wet arbeid gehandicapte werknemers 1800 KATERN 41 (WAGW) in 1986. Zo steeg het ziekteverzuim tussen 1986 en 1990 van 8,4 tot 9,1. Het aantal uitkeringsjaren AAW/WAO steeg van Sociaal recht geerakkoord van 1989 afgesproken dat de groei van het aantal arbeidsongeschikten zo spoedig mogelijk tot staan moet worden gebracht. Over de daartoe te nemen maatregelen heeft zich een werkgroep van vertegenwoordigers van de Stichting van de Arbeid en van de overheid gebogen en heeft ook overleg plaatsgevonden tussen het kabinet en de sociale partners. Naar aanleiding daarvan is een voorontwerp voor een Wet terugdringing arbeidsongeschiktheidsvolume (TAV) opgesteld met betrekking tot de maatregelen, waarvoor wijziging van ZW, AAW en WAO nodig is,3 zijn er voorstellen gedaan tot wijziging van de WAG^ en maatregelen genomen tot verbetering van de ontslagbescherming bij arbeidsongeschiktheid.5 Over het voorontwerp TAV en de voorgenomen wijziging van de WAGW is advies gevraagd aan de Sociale Verzekeringsraad (SVR) en het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). In september 1991 is een voorstel voor de Wet terugdringing arbeidsongeschiktheidsvolume (TAV) bij de Tweede Kamer ingediend.6 Het ontwerp TAV bevat een groot aantal maatregelen om het beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen terug te dringen en de reïntegratie van arbeidsongeschikten te bevorderen door middel van intensivering van preventie, versterking van financiële prikkels voor werkgevers en werknemers, en bevordering van terugkeer van gedeeltelijk arbeidsongeschikten in het arbeidsproces. Enkele voorstellen zijn: differentiatie van de premie ZW afhankelijk van het ziekteverzuim in een bedrijf; invoering van een bonus/malus-systeem voor werkgevers die arbeidsongeschikten aannemen of laten afvloeien; loonkostensubsidie en subsidie voor training en begeleiding voor werkgevers die een gedeeltelijk arbeidsongeschikte in dienst nemen; verhoging van de ZW-uitkering voor herintredende arbeidsongeschikten gedurende de eerste drie jaar tot maximaal 100% van het dagloon, zodat de werkgever geen aanvulling op de uitkering hoeft te geven; opnemen van een sanctie in de AAW en de WAO, analoog aan die in artikel 30 3 4 5 6 758.000 in 1989 tot 789.000 in 1990. De uitkeringslasten zijn in de jaren tachtig gestegen, maar gerelateerd aan het nationaal inkomen, is er vanaf 1983 een dalende tendens (PS 1991/68). PS 1991/67. PS 1991/204. Zie de PS special 1991 nr. 4 over de uitvoeringsmaatrege len in het kader van de nieuwe Arbeidsvoorzieningswet, pp. 248-251. Zie SR 1991, pp. 124-125, 126-127, PS 1991/557. ZW, waardoor werkgevers die onvoldoende medewerking verlenen aan een door de bedrijfsvereniging opgesteld terugkeerplan, aan de bedrijfsvereniging het loon moeten betalen dat de werknemer zou hebben verdiend; wijziging van de bevoegdheidsverdeling tussen overheid en sociale partners in de ZW. In de WAGW zal een verplichting tot registratie van het aantal in dienst zijnde gedeeltelijk arbeidsongeschikten worden opgenomen en zal bij invoering van een quotumverplichting rekening gehouden worden met het preventieve beleid dat een werkgever voert. Daarnaast zijn afspraken gemaakt waarvoor geen wetswijziging nodig is, gericht op intensivering van begeleiding en reïntegratie van zieke en arbeidsongeschikte werknemers.7 Daarvoor zijn samenwerkingsafspraken gemaakt tussen de bedrijfsverenigingen en de Gemeenschappelijke Medische Dienst.8 Het gaat daarbij om een intensievere begeleiding van zieke werknemers in de eerste zes weken van het verzuim met zo mogelijk teruggeleiding naar het werk, om de afspraak dat na zes weken verzuim contact wordt gelegd tussen bedrijfsvereniging, bedrijfsgezondheidsdienst, werkgever en werknemer over de vraag of en wanneer het werk kan worden hervat, om de afspraak dat voor zieke werknemers een terugkeerplan moet worden ontwikkeld en dat mensen die herhaaldelijk kort ziek zijn bijzondere aandacht krijgen, en ten slotte om de afspraak dat voor arbeidsongeschikten de mogelijkheid tot her-, om- of bijscholing aandacht moet krijgen.9 Daarnaast zijn aanvullende maatregelen voorzien — waarover deze zomer erg veel commotie is geweest — omdat het beroep op de WAO sneller toeneemt dan werd voorzien. Deze plannen zijn opgenomen in de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor 1992 die op Prinsjesdag 1991 is gepresenteerd. 10 Een belangrijk onderdeel ervan vormt een nieuwe uitkeringsstructuur van de WAO. Het recht op een uitkering van 70% van het dagloon wordt beperkt; de duur wordt afhan- 7 8 9 PS 1990/782. PS 1991/98 en 1991/103. Zie voor een overzicht van de te treffen maatregelen het artikel van R.J.P. Jansen en J.C.M.J. de Vroom, Terugdrin ging van het grote beroep op de arbeidsongeschiktheidsre gelingen, PS 1991/130. 10 Zie PS 1991, nr. 23 van 25 september 1991, geheel gewijd aan de begroting 1992, en Stcrt. 1991, 166, waarin uitge breid op de plannen wordt ingegaan met een aantal voor beelden van de uitwerking van de plannen. KATERN 41 1801 Sociaal recht kelijk van leeftijd. Daarna bestaat recht op een uitkering afhankelijk van de leeftijd waarop men arbeidsongeschikt werd en van het vroeger verdiende loon. Voor vijftigjarigen en ouderen blijft de huidige uitkeringssystematiek gelden. Jongere WAO-gerechtigden gaan geleidelijk over naar de nieuwe regeling. Het begrip 'passende arbeid' wordt aangepast. De boete die de werkgever moet betalen voor een werknemer die in de WAO komt, wordt verhoogd tot maximaal 12 maanden salaris. Werkgevers moeten de lasten verbonden aan de eerste zes weken ziekteverzuim van een werknemer zelf betalen; voor bedrijven met minder dan 15 werknemers is die periode drie weken. Het loon hoeft slechts voor 70% te worden doorbetaald; afwijking is mogelijk in cao of iao. Werkgevers kunnen niet meer worden verplicht de kosten voor bovenwettelijke uitkeringen te verzekeren bij de bedrijfsvereniging; vrijwillig verzekeren blijft mogelijk. Voorts wordt per ziekmelding een dag van het vakantietegoed afgeboekt, zij het dat de werknemer minimaal vier weken vakantie per jaar moet overhouden. De uiteindelijk te bereiken besparing wordt gesteld op ƒ 8 mld. Literatuur — C.J. van den Berg e.a., Flexibele arbeidsrela ties, PS themanummer, 1991 nr. 18. Het jaar lijkse themanummer van PS is gewijd aan flexibele arbeidsrelaties. Na een overzicht van de verschillende vormen van flexibele ar beidsrelaties, komen achtereenvolgens aan bod: arbeidsrecht, sociale zekerheidsrecht, belasting- en premieheffing en internationaal recht. — J. Riphagen, Rechtspraak over de 'nieuwe' WW, SR 1991, pp. 240-250. Een overzicht van het eerste jaar rechtspraak over de nieu we WW van de CRvB. — L. Bijleveld (red.), Van vrouwen en haar ou dedagsvoorziening: over de pensioenproble men van vrouwen en de noodzakelijke oplos singen, Breed Platform Vrouwen voor Ekonomische Zelfstandigheid, Utrecht 1991, 149 p., ISBN 90 70989 05 0, ƒ 17,50. In dit boek is de pensioenpositie van vrouwen in Neder land in kaart gebracht. Zowel de wettelijke als de bovenwettelijke ouderdoms- en nabe staandenpensioenen worden beschreven. — K.R. Dijkstra, Jeugdwerkgarantiewet, PS 1991, pp. 593-597. De hoofdlijnen van deze 1802 KATERN 41 wet van 29 mei 1991, Stb. 1991, 250, en de sociale zekerheidsaspecten ervan, met name het sanctiebeleid, worden besproken. — J.P.M. Zeijen, Sociale dimensie Europa 1992: minister de Vries' visie op het Neder landse EG-voorzitterschap, SR 1991, pp. 173-175. De auteur vraagt zich af wat we op sociaalrechtelijk gebied kunnen verwachten van het Nederlandse voorzitterschap van de EG gedurende het tweede halfjaar van 1991. — F.J.L. Pennings, Sociale vernieuwing in het perspectief van ontwikkelingen in het buiten land, PS 1991, pp. 1635-1646. Een vergelij king van de wijze waarop in Duitsland, Enge land, Frankrijk en Nederland de bevordering van de reïntegratie van werklozen op de ar beidsmarkt gestalte krijgt. — Nemesis heeft een special gewijd aan het VNVrouwenverdrag (1991, nr. 2). Het verdrag bevat enkele bepalingen die betrekking heb ben op sociale zekerheid (artikel 11 lid 1: recht op sociale zekerheid, artikel 12: recht op gezondheidszorg, artikel 13: recht op ge zinsuitkeringen). — G.J. Vonk, De coördinatie van bestaansminimumuitkeringen in de Europese Gemeen schap, Serie Europese Monografieën, nr. 36, Deventer 1991, 516 p., ISBN 90 268 2173 5. Onderzoek van de rechtspositie van migran ten in bestaansminimumregelingen vanuit Europeesrechtelijk perspectief met nadruk op de wijze waarop in het comunautaire recht de coördinatie van bestaansminimumuitkeringen gestalte heeft gekregen en nog kan krijgen. — Gelijk in de praktijk, Rapport van de interde partementale juridische werkgroep gelijk heidsbeginsel (IWEG), Ministerie van Justi tie, Stafafdeling Algemeen Wetgevingsbeleid, 's-Gravenhage 1990, 293 p.; het rapport is te bestellen bij het distributiecentrum DOP, Ant woordnummer 11004, 2509 VE Den Haag o.v.v. ISBN 90 346 2453 6 en kost ƒ 25,-. Rapport waarin materiaal is bijeengebracht en geanalyseerd over de inhoud van het ge lijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod, zoals dat is neergelegd in verscheidene inter nationale verdragen, het communautaire recht en de grondwet. Verder wordt ingegaan op de problemen die zich (kunnen) voordoen bij de verwezenlijking van het gelijkheidsbe ginsel in de Nederlandse rechtsorde en is een summiere rechtsvergelijkende schets opgeno men. De rapportage beperkt zich niet tot de sociale zekerheid, al is zij wel tegen de ach- Huurrecht tergrond van de daar gerezen problemen opgesteld. KATERN 41 1803