Verbruggen Wilfried Kinesitherapie – manuele therapie Oedeem Zoals bij alle fysiologische processen is ook de wijze waarop oedeem ontstaat zeer complex. Tal van factoren spelen daarbij een rol, waaronder de nierfunctie, de hartwerking, de leverfunctie en als gevolg daarvan het eiwit- en zoutgehalte in het bloed. Oedeem is een ophoping van vocht in de weefsels, ofwel de extracellulaire ruimte. Afhankelijk van de oorzaak treedt oedeem op in het losmazig weefsel van de ledematen, maar ook in de buik (ascites), pleuraholtes (hydrothorax) en zelfs rond de ogen, zoals bij een acute nefritis. Veel organen en fysiologische mechanismen zijn belangrijk voor het in goede banen leiden van de vochthuishouding. Hydrostatische druk De bloeddruk is een belangrijke factor in het ontstaan van oedeem. Het betreft daarbij met name de druk in de arteriolen, venen en haarvaten (capillairen). Als gevolg van hoge bloeddruk, of door een vernauwing van de arteriolen, kan aan de slagaderlijke maar ook aan de aderlijke kant van de bloedsomloop te veel vocht door de vaatwand in de weefsels worden gestuwd en te weinig vocht in de bloedbaan terugkeren. Karakteristiek bij hartfalen is dat alleen de veneuze druk verhoogd is, waardoor er al snel oedeem in de benen (dikke enkels) ontstaat. Hetzelfde doet zich voor bij veneuze trombose, spataderen of bijvoorbeeld een gezwel in het kleine bekken. Als in de borstholte de opname van vocht in de bloedbaan belemmerd wordt, bijvoorbeeld door gezwollen of verwijderde lymfklieren in de oksels, kan er zich oedeem in de handen en armen gaan vormen. In het kort komt het erop neer dat bij oedeem het lichaam te veel vocht vasthoudt of dat de verdeling van het vocht niet in orde is. Vaak is dat te wijten aan het slechte functioneren van bepaalde organen, zoals het hart en de nieren. Colloïd-osmotische druk Niet alleen de hydrostatische druk speelt een rol bij het ontstaan van oedeem. In combinatie met de bloeddruk zijn de bloedeiwitten net zo belangrijk om ervoor te zorgen dat het vocht in de weefselsuiteindelijk weer in de bloedbaan terecht komt. Het principe van osmose in het algemeen en colloïd-osmotische druk in het bijzonder komt erop neer dat als een sterk geconcentreerde oplossing die met behulp van een semipermeabele wand gescheiden is van een minder sterke oplossing, de eerstgenoemde oplossing water gaat aanzuigen uit de laatstgenoemde oplossing. Daarbij moet worden aangetekend dat de osmotische druk door opgeloste zouten en suikers aan beide zijden van de semipermeabele vaatwand (in de haarvaten) vrijwel gelijk is, ofwel isotonisch. Bloedeiwitten kunnen die halfdoorlaatbare wand echter niet of nauwelijks passeren, waardoor de concentratie ervan in de bloedbaan altijd hoger zal zijn dan in de extracellulaire ruimtes (weefsels). Ditconcentratieverschil noemen we colloïd-osmotische druk. In samenwerking met de hydrostatische druk zuigt het bloedplasma via de semipermeabele haarvaten voortdurend vocht uit de weefsels. Ook de zouthuishouding speelt een rol in het vasthouden van vocht. Bij acute of chronische nierbeschadiging is de uitscheiding van zouten en afbraakproducten van eiwitten verstoord. Doordat er minder zout wordt uitgescheiden, wordt er dus ook meer vocht vastgehouden in het lichaam. Bloeddruk en lymfevaten Het lichaam is één groot samenwerkingsverband. Inzake de functionele effectiviteit van de colloïd-osmotische druk is dat niet anders. Aan het begin van het capillaire netwerk, in het arteriële gebied, is de osmotische zuigkracht geringer dan de bloeddruk. Hierdoor treedt vocht in de weefsels. De andere kant van dat netwerk noemen we het veneuze capillaire gedeelte van de bloedsomloop. Hier is de bloeddruk substantieel gedaald, de weefseldruk door het opgenomen vocht nog meer toegenomen en is er dus sprake van een verhoogde aanzuigende werking vanuit de vaten, waarbij overigens een groot deel van het weefselvocht ook door de lymfevaten wordt afgevoerd naar de aders. Dankzij dit systeem kunnen de cellen de voor de energievoorziening (stofwisseling) benodigde voedingsstoffen opnemen, waaronder zouten, glucose en zuurstof, en de afvalstoffen afgeven aan het weefselvocht, dat uiteindelijk weer in het bloed terechtkomt en wordt afgevoerd. Oedeem en een tekort aan bloedeiwitten Gelet op het bovenstaande – het samenspel tussen bloeddruk en colloïd-osmostische druk – is het evident dat er oedeem ontstaat als om welke reden dan ook het bloedeiwitgehalte daalt, zoals in de volgende gevallen: Onvoldoende opname van eiwitten. Er ontstaat dan hongeroedeem (ascites ofwel buikoedeem). Eiwitverlies, als gevolg van bijvoorbeeld diarree, zoals bij cholera en dysenterie. Leverfunctiestoornissen, waarbij de lever door bijvoorbeeld cirrose (alcolholisme) of vergiftiging onvoldoende bloedeiwitten kan aanmaken. Beschadigde bloedvaten en oedeem Door slechte vaatwanden kan er eveneens oedeem optreden. In dat geval is de semipermeabele vaatwand doorlaatbaar geworden voor eiwitten, waardoor de colloïd-osmotische druk in gebreke blijft met oedeem als gevolg. Enkele voorbeelden daarvan zijn wondroos, galbulten en tal van andere ontstekingen, zoals een acute nefritis (nierontsteking). Oorzaken van oedeem Oedeem kan zich op allerlei plaatsen in het lichaam manifesteren, zoals in de benen (dikke enkels), maar ook in de buik. Veel hangt af van de druk in de betreffende weefsels. Bij nierpatiënten is het oedeem vaak ook rond de ogen zichtbaar (zeer losmazig bindweefsel). Latent oedeem is moeilijker vast te stellen. Gewichtstoename en 's nachts vaak moeten plassen, gecombineerd met andere klachten betreffende de oorzaak van latent oedeem, zijn in veel gevallen tekenen aan de wand. Bij manifest oedeem kan er met een vinger een putje in worden gedrukt, zoals in de enkels. Het ontstane kuiltje in de huid zal maar heel langzaam verdwijnen. Er zijn allerlei vormen van oedeem. De belangrijkste zijn: Cardiaal of cardiogeen oedeem Dit oedeem ontstaat als de hartwerking onvoldoende is, zoals bij decompensatio cordis, boezemfibrilleren en boezemflutter, De stuwing in het veneuze gedeelte van de bloedsomloop veroorzaakt dan een vergrote lever, een verhoogde centraal veneuze druk en oedeemvorming in de benen (enkels). Nefrogeen of renaal oedeem Bij acute nierontsteking treedt er een lichte albuminurie op en is er sprake van verminderde urineproductie, waarbij de bloeddruk doorgaans hoog is. Typisch is het oedeem rond de oogleden. Bij het nefrotisch syndroom worden in de glomeruli eiwitten doorgelaten naar de tubuli, met als gevolg veel eiwit in de urine. Het ontstane oedeem is te wijten aan een sterk verminderde colloïd-osmotische druk. Ontstekingsoedeem Zoals bij wondroos, wondinfecties en andere lokale ontstekingen. Oedeem door allergieën (overgevoeligheidsreacties) Galbulten en muggenprikken zijn daarvan een goed voorbeeld. Er treedt dan tijdelijk en zeer plaatselijk vaatverwijding op, waarbij de betroffen bloedvaten bovendien in een slechtere conditie verkeren. Zoals uitgelegd heeft dat eveneens gevolgen voor de colloïd-osmotische druk. Oedeem door veneuze problemen Hier valt elke vorm van oedeem onder dat ontstaat door bijvoorbeeld spataderen, perifere trombose, ontstekingen, kneuzingen, enzovoorts. Door zwellingen komt de afvoer van veneus bloed in het gedrang. In het kort Zoals gezegd is het ontstaan van oedeem een complexe zaak, waarbij tal van factoren een rol spelen. Resumerend kunnen we stellen dat de hoeveelheid vocht die in de weefsels achterblijft, en wat tot oedeem kan leiden, hoofdzakelijk bepaald wordt door vier aspecten: 1. Hydrostatische druk 2. Colloïd-osmotische druk 3. Toestand van de vaatwand en de veneuze bloedstroom 4. Lymfestelsel Oedeem dat ernstig van aard is, kent voornamelijk drie oorzaken: 1. Lage colloïd-osmotische druk door leverstoornissen en een slechte nierfunctie, zoals bij het nefrotisch syndroom (albuminurie). 2. Problemen met de veneuze bloedstroom, zoals bij spataderen, trombose, maar ook lymfe-oedeem in bijvoorbeeld de armen na het weghalen van de okselklieren bij borstkanker. 3. Cardiaal oedeem. Er ontstaat dan stuwing in de veneuze bloedstroom en dus oedeem Wilfried Verbruggen Kinesitherapie – manuele therapie 1/5/12589/56/521 Molenstraat 60 2550 Kontich Tel : 03/384.11.26. GSM : 0495.70.11.26.