Bloeddruk volgens Riva Rocci Onder het meten of opnemen van de bloeddruk verstaat men het meten van de druk waarmee het bloed van de linkerkamer (ventrikel) in de grote lichaamsslagader (aorta) komt. De maximale druk van het bloed tegen de vaatwanden van de slagaders tijdens het samentrekken van de linkerkamer van het hart wordt systolische druk (de bovendruk) genoemd. Het moment waarop het bloed de minste druk uitoefent op de vaatwanden (dus het moment waarop de kamer in de rustfase verkeert) wordt de diastolische druk (onderdruk) genoemd. Voor de gebruikelijke uitgangswaarden geldt dat bij volwassenen de systolische druk niet meer dan 150 mm Hg mag bedragen en diastolische druk tussen de 70 en 90 mm Hg moet liggen. Het opnemen van de bloeddruk vormt een belangrijk onderdeel van het observeren van de circulatie, omdat het op die manier mogelijk is de vitale functies van de zorgvrager nauwkeurig te bewaken. De bloeddruk wordt als te hoog beschouwd wanneer na herhaalde metingen de bovengenoemde waarden worden overschreden. Eén enkele meting van de bloeddruk kan dus nooit de ‘echte’ bloeddruk van de zorgvrager weergeven. De bloeddruk kan beïnvloed worden door verschillende factoren als hart,- vaat,- nier, en hormonale aandoeningen maar ook door spanning en angst. Wijzigingen in de diastolische en/of de systolische druk kunnen wijzen op zowel hypertensie (te hoge druk) als hypotensie (te lage druk) De systolische druk is palpatoor te meten; deze methode is echter niet helemaal betrouwbaar. Een te hoge bloeddruk veroorzaakt aandoeningen aan de vaatwand van hersenen, nieren, hart en ogen. Een te lage bloeddruk kan een teken zijn van een acute stoornis van de pompfunctie van het hart, o.a. bij ernstig bloedverlies. Bijzonderheden - - gebruik de juiste manchetmaat zoek de arteria brachialis op aan de binnenzijde van de bovenarm draai de manchet soepel om de bovenarm en zorg dat deze goed aansluit op de huid en dat de manchetballon over de arteria brachialis ligt. De meeste manchetten zijn voor dit doel voorzien van een wit pijltje maar ga niet blindelings af op de merktekens, je kunt het exacte midden ook vinden door de manchetballon dubbel te vouwen. De onderrand van de manchet moet zich ongeveer 2,5 cm boven de elleboogplooi bevinden. Vraag de zorgvrager om tijdens de meting even niet te praten. Blaas door te snel te pompen de manchet op totdat je de radialispols niet langer kunt voelen. Bij deze waarde tel je 30 mm Hg op. Laat de manchet snel leeglopen en wacht 15 tot 30 seconden voordat je de manchet opnieuw opblaast - Stop de sethoscoop met de punten naar vorend wijzend in de oren en druk de klok lichtjes in de arteria brachialis Blaas de manchet snel op tot de eerder bepaalde maximale waarde Laat de ruk dalen met ongeveer 2 tot 3 mg Hg per seconde Luister naar het begin van tenminste twee opeenvolgende slagen (de systolische druk) en noteer de gemeten druk altijd in even getallen Luister naar een duidelijke demping van het verdwijnen van geluiden bij volwassenen (de diastolische druk) Blijf luisteren terwijl je de druk nog ongeveer 20 mm Hg laat dalen om zeker te zijn van de meting en laat de ballon snel en volledig leeglopen Noteer ▪ de bloeddruk ▪ de houding van de zorgvrager (zittend of staand) ▪ de manchetmaat ▪ of de linker- of de rechterarm gebruikt is voor het meten - Als je de bloeddruk opnieuw moet meten, wacht dan 1 a 2 minuten zodat het in de venen opgehoopte bloed kan doorstromen. Doel Het bepalen van de hoogte van de boven- en onderdruk in de bloedvaten Uitvoering Verpleegkundige ndicatie Bij wijzgingen of te verwachte wijzigingen in de bloeddruk Wanneer men een uitgangswaarde wil hebben als vergelijkingsmateriaal voor verder bloeddrukmetingen, bijv. tijdens en van een onderzoek of behandeling Contra-indicatie - bijv. zorgvragers ▪ die erg onrustig zijn ▪ met oedemateuze ledematen ▪ met verlammingen of verwondingen aan ledematen Potentiële complicaties - het verkrijgen van foutieve waarden door het gebruik van: ▪ een niet-geijkte of beschadigde bloeddrukmeter ▪ een te kleine of te grote manchet Benodigd materiaal - een bloeddrukmeter en manchet (goede maat) - stethoscoop - alcohol 70% - deppers - pen en papier Werkwijze Voorbereiding - informeer de zorgvrager - zet de materialen klaar - controleer de meetapparatuur. Er ontstaat een foutieve waarde bij gebruik van een niet-geijkte, beschadigde bloeddrukmeter - zorg dat de zorgvrager goed zit/ligt. Noteer de houding waarin de bloeddruk is gemeten - was de handen - leg onder de arm evt. een klein kussentje; de arm moet ter hoogte van het hart liggen. Een niet goed ondersteunde arm kan een foutieve meeting geven vanwege spiersamentrekkingen - laat of help de zorgvrager in principe met het ontbloten van zijn linkerarm (meet nooit over de kleding). Meet de eerste maal, als dat tenminste mogelijk is, de bloeddruk zowel aan de linker- als rechterarm en noteer het verschil wanneer dat meer dan 10 mm Hg is. - Laat de zorgvrager ongeveer 5 minuten rusten. Gebruik voor verder metingen die arm waar de hoogste druk is gemeten. Uitvoering - plaats de bloeddrukmeter ter hoogte van de arm op een vlak oppervlak - verwijder de aanwezige lucht uit de manchet. Gebruik de goede maat van de manchet (de lengte van de ballon in de manchet bedraagt ten minste 80% van de omtrek van de arm) - breng de manchet correct rond de arm aan (2,5 cm boven de elleboogplooi) en zorg dat de slangen vrijliggen - zorg dat de manchetballon over de arteria brachialis (slagader) ligt - vraag de zorgvrager niet te praten tijdens de meting - draai het ventiel aan de ballon dicht en voel de pols - pomp de manchet op vanaf de waarde dat je geen kloppen in de pols meer voelt, pomp dan nog een 30 mm Hg op - plaats e oordoppen van de stethoscoop in de oren, plaats de membraam op de armslagader in de elleboogplooi - laat de manchet per seconde 2 a 3 mm Hg leeglopen door het ventiel open te draaien - lees de systolische (=bovendruk) druk af op het moment dat de eerste harttoon hoorbaar is - verminder de ruk langzaam en lees de diastolische (=onderdruk) druk af op het moment dat de harttonen duidelijk verzwakken, blijf luisteren terwijl de druk nog ongeveer 20 mm Hg zakt - laat de ballon dan snel en volledig leeglopen - indien nodig kan de meeting na 1 a2 minuten herhaald worden. Bij het missen van een waarde mag niet tussendoor bij gepompt worden, maar moet de hele handeling opnieuw herhaald worden met een tussenpose van 1 a 2 minuten (er kan stuwing ontstaan) - haal de manchet van de arm Nazorg - Deel de zorgvrager de waarden mee en noteer deze op papier - Bespreek de handeling met de zorgvrager - Help de zorgvrager met het in orde brengen van de kleding en het aannemen van de gewenste houding - Reinig de oordopjes en de membraam met alcohol 70% - Laat de lucht uit de manchet lopen en ruim de meetapparatuur op - Was de handen Verslaglegging - vermeld bijzonderheden in het zorgdossier. - Noteer de waarden, tijdstip, houding, of de linker- en of rechterarm gebruikt is voor het meten. De bloeddruk verandert in de loop van de dag - Noteer de gemeten druk altijd in even getallen Bron: Vaardigheden Basisverpleegkunde 2004