Oldeslo 24 mei 2015, Pinksteren. Exodus 23: 13-17, Handelingen 2:1-13 en Romeinen 3: 21-30 Zusters en Broeders, Hoe zou onze maatschappij eruit zien als de Geest niet uitgestort was op het Pinksterfeest uit Handelingen? Geen grote Christelijke kerken, denk ik. Misschien wat kleine groepjes gelovigen die her en der in de wereld verscholen zijn. Groepen die weinig met elkaar te maken hebben en ieder hun eigen geloof verdedigen. Het is dank zij de Geest met een hoofdletter dat wij hier als Doopsgezinde gemeente bij elkaar zijn. Met de nadruk op Doopsgezind. De eerste Dopers waren er van overtuigd dat de doop door de heilige Geest, met andere woorden het evangelie verstaan, vooraf gaat aan de waterdoop. Dat wil zeggen is dat je voor eerst geraakt moet worden door de Geest en je bewust worden van je leven zoals je dat tot dan toe geleefd hebt. Door het geloof wordt je een nieuwe mens en dan pas kun op grond van je belijdenis gedoopt worden. Zij maakten toen nog deel uit van de Hervormingsbeweging in Zurich. De grote scheiding kwam toen ze zich realiseerden dat juist door hun nieuwe geloofsopvatting niet meer uit de voeten kunnen met de kinderdoop. Daarom gingen ze over tot het her-dopen van volwassenen. De wederdopers streefden naar het stichten van een gemeente zoals die van de eerste christenen. Daarbij de waren de Bergrede en de brieven van Paulus een leiddraad. Vijf jaar geleden was ik in de meivakantie met mijn ouders en kinderen in Rome. Omdat dit voor de kinderen de eerste keer was hebben we ons vooral op de hoogtepunten geconcentreerd: Het Forum Romanum en het Colosseum uit de tijd van de Romeinse keizers. Het Vaticaan en de Engelenburcht als centrum van de macht van de Rooms-katholieke kerk. En tussendoor nog vele kerken, zuilen en obelisken. En niet te vergeten prachtige paleizen en fonteinen in het Joodse getto. Wat de stad zo boeiend maakt is dat er steeds onderdelen van het ene gebouw gebruikt zijn voor het andere. Zo zijn stenen uit de Romeinse tempels gebruikt voor chrístelijke basilieken. En obelisken uit Egypte zijn gebruikt keizers en pausen te eren. Mij is de vergulde kooi het meeste bijgebleven in de pauselijke kerk waarin volgens de katholieke traditie de verschrompelde hoofden van de kerkstichters Petrus en Paulus bewaard zouden worden. Hoe was de situatie Rome ten tijde van Paulus? Enerzíjds was er rond het begin van de jaartelling een grote joodse gemeenschap die God de Schepper vereerde in eigen synagogen in het getto. Daaromhéén bruiste de moderne Romeinse wereld vol afgoden en offer praktijken. Het Romeinse rijk streefde naar het verspreiden van de Pax Romana (vrede)en Justitia (gerechtigheid) voor de volkeren onder leiding van de goddelijke keizer. Anderzijds was er de prille christelijke gemeente. Die bestond uit heidenen die zich tot Christus bekeerd hadden en joden die hoewel christelijk nog steeds naar de synagoge gingen. Die twee groepen mengden slecht. 1 De Romeinse lezers van de brief van Paulus zaten in een bijzondere positie: klem tussen stad en synagoge. Hoe moesten ze zich verhouden tot de cultuur van Rome? En hoe tot de geschiedenis en de toekomst van Israël? In zijn brief hoopt Paulus helderheid te verschaffen. Het evangelie verbindt de mensen met elkaar doordat we voor God gelijkwaardig zijn. Met de opstanding van Jezus Christus is een nieuw tijdperk ingegaan, die van het leiderschap van de Heilige Geest. De boodschap van het evangelie is dat door de tussenkomst van Christus het heil van God niet meer beperkt is tot één volk. Het is juist openbaar geworden voor allen die het willen horen. Dankzij dat ene Pinksterfeest kan iedereen het evangelie in zijn eigen taal verstaan. Oorspronkelijk was Pinksteren het feest van het begin van de oogst, ingesteld door Mozes op verzoek van God. In de Joodse uitleg staan de pinkstervlammen voor het verbond met God, zoals bij de brandende braamstruik, en het ontvangen van de wet. Die wet is voor de Joden de bevestiging van het verbond. Door je te houden aan de wet wordt je een rechtvaardige voor God. Voor veel Joodse christenen in de tijd van Paulus was het daarom vanzelfsprekend dat elke bekeerde heiden zich volgens de wet moet laten besnijden om deel te krijgen aan het Heil. Paulus verzet zich hier fel tegen. Volgens hem is dankzij de Geest een vríje toegang tot God ontstaan. Zijn verzet had hem onder zijn volksgenoten een slechte naam gegeven omdat hij de wet zou willen afschaffen. Paulus zou dolgraag zelf de gemeente in Rome, in het centrum van de toenmalige wereld, door zendingwerk gesticht hebben. Zo was het niet gegaan. Er was in Rome al een gemeente ontstaan terwijl hij nog door Azië reisde. Paulus had ook nog de pech dat hij slechte naam had bij een deel van de Romeinse christenen. In zijn brief wilde hij een weg te effenen voor zijn komst naar Rome, op doorreis naar Spanje. Tegelijkertijd probeerde hij zijn lezers duidelijk te maken wat de essentie van het evangelie van Jezus Christus. De basiskennis bezaten ze al, Paulus zette al schrijvende zijn puntjes op de i! Het was zijn levensmissie om de het geloof in God te realiseren onder de heidenen. Geïnspireerd door de Geest van Pinksteren. Immers wie gelooft maakt deel uit van Gods heilsplan. Het onderscheid tussen Jood, Griek, Romein of Aziaat bestond niet meer. En toch, schreef Paulus, wees er bewust van dat dit geen vrijbrief is voor wetteloosheid. Noch om jezelf op de borst te slaan dat je een betere gelovige bent. Alle groepen moeten leren samenwerken in de gemeente. Paulus wil niet de Romeinse vrede en gerechtigheid voor alle volken promoten maar Gods gerechtigheid. Want die is zonder veroveringen en onderdrukking beschikbaar voor alle volken... zolang zij bereid zijn om te gehoorzamen aan het evangelie. Gods Geest geeft vrijheid zegt Paulus verderop in zijn brief. Deze vrijheid staat ver af van vrijblijvendheid en onverschilligheid. Onze vrijheid, waarin de Geest van God zo‘n belangrijke rol speelt, ligt stevig verankerd in de richtlijnen die we van Godswege gekregen hebben. 2 Want in tegenstelling tot wat boze tongen beweerden schafte Paulus de wet niet af. Gods geboden blijven noodzakelijk om de grenzen van de ethiek aan te geven. Hij leert ons echter een hele andere manier van omgaan met de wet. De gerechtigheid van God wordt in het Oude testament betrokken op de hele mens en zijn welzijn. De Romeinse rechtsopvatting daarentegen is gebaseerd op de gedachte dat de mens ontvangt wat hem toekomt, beloning of straf. Ons rechtssysteem is nog steeds op dit principe gebaseerd. God geeft de mens niet wat hem of haar als beloning of straf toekomt. God geeft de mens zijn bestaansgrond zoals Hij met zijn verbond beloofd heeft. Dit kun je geloven of niet! Deze goddelijke gerechtigheid bewerkt een wezenlijke verandering in de mens. Door uit geloof te leven of door zoals de eerste Dopers zeiden een nieuwe mens te zijn, wordt je rechtvaardig. Dan hou je je aan de wet omdat je eenmaal die keuze gemaakt hebt. Het Pinksterverhaal maakt het ons extra duidelijk: hier wordt verteld hoe verschillende mensen zich allemaal op hun eigen manier door God aangeraakt worden. Hoe verschillend we ook in het leven staan, hoe anders we ons geloof ook vormgeven, God spreekt ons aan. De verschillen die wij vaak ervaren en benadrukken als tegenstellingen, worden door Gods Geest tot een eenheid gemaakt. God biedt ons de ruimte om op onze manier ons leven en ons geloof vorm te geven. Hij laat ons daarin niet aan ons lot over. We raken steeds weer gevangen in angsten, door bange vermoedens, door hoogmoedigheid, door valse bescheidenheid, door alles wat ons beperkt en klein houdt. De Geest van God doorbreekt dat. Wanneer de Geest ons in vuur en vlam zet komen we in beweging en inspireren we anderen met ons aanstekelijke geloof. Wanneer steeds meer mensen gaan opstaan en in alle vrijheid hun leven inrichten dan geven wij het evangelie door. Als een windvlaag, telkens verder, als een vloedgolf met elkaar golft de Geest door heel de wereld, dan weer hier en dan weer daar. Mensen worden bewogen. Mensen zien elkaar weer staan. Mensen raken bevlogen om geestdriftig door te gaan. Amen 3