PAULUS’ GEZAG EN EVANGELIE Les 2 voor 8 juli 2017 Kerntekst: “Want ben ik nu bezig mensen te overtuigen of God? Of probeer ik mensen te behagen? Als ik immers nog mensen behaagde, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn.” Galaten 1:10 A GODDELIJKE INSPIRATIE. 2 Petrus 3:15-16. Volgens Petrus geloofden mensen al rond 60 na Christus dat Paulus’ brieven geïnspireerd waren door God. Zijn brieven werden beschouwd als op hetzelfde niveau te zijn als de Schriften (het Oude Testament). Paulus schreef die brieven in het gangbare Grieks en hij gebruikte de briefstijl van zijn tijd: (1) Aanhef, waarin de afzender en de geadresseerden worden vermeld; (2) dankbaarheid; (3) hoofddeel van de brief; (4) Conclusie. Zijn brieven werden openlijk in de kerk voorgelezen en kopieën werden naar andere kerken gezonden (Kolossenzen 4:16). B APOSTOLISCHE AUTORITEIT. Galaten 1:1-2. Waarom hebben sommige mensen de goddelijke autoriteit van de brieven van Paulus afgewezen? — Paulus was niet een van de 12 apostelen die Jezus koos. — Sommige mensen zeiden dat hij door Ananias was gemachtigd. — Anderen aanvaardden hem als een missionaris die door Antiochië was geautoriseerd. — Zij dachten dat het evangelie van Paulus gehoorzaamheid ondermijnde omdat hij “verlossing, alleen door geloof,” benadrukte. C HET EVANGELIE. Galaten 1:3-5. Paulus gebruikte gewoonlijk twee woorden om de kerken te groeten: — Genade. Jaris, een variant van de Griekse groet "vrede" (jaireín) — Vrede. Een traditionele Joodse groet. Toen legde hij het evangelie uit net voor de beëindiging van zijn groet: de dood van Jezus maakt ons vrij van de zonde. D HET ANDERE EVANGELIE. Galaten 1:6-9. Paulus beschuldigde de Galaten van “zich naar een andere evangelie te keren.” Hij verklaart later (vers 7) dat er geen ander evangelie is. Zij hadden de leer geaccepteerd, dat het geloof in Christus niet genoeg is om gered te zijn, en dat is niet het ware evangelie. Paulus beschuldigt hen ervan deserteurs te zijn. Zij hebben het pure evangelie verlaten om een ander evangelie aan te hangen. De hardste woorden in de brief van Paulus zijn gericht aan degenen die 'zaligheid door werken’ predikten (vers 8-9). E PAULUS EN HET EVANGELIE. Galaten 1:10-24. Het hoofdpunt van de Joodse bekeerlingen tegen Paulus was dat hij de heidenen niet gedwongen had om zich te laten besnijden (Handelingen 15: 5). Zij zeiden dat Paulus de gunst van de heidenen trachtte te winnen. Jezus Christus heeft het evangelie aan hem geopenbaard "toen het God behaagd heeft ... om zijn Zoon in mij te openbaren" (vers 15-16). In verzen 13 tot 24 vertelde Paulus zijn levensverhaal vanaf zijn bekering tot het moment dat hij als missionaris voor de heidenen was aangesteld. Die korte autobiografie bewijst dat hij geen contact heeft gehad met enig persoon die hem het evangelie zou kunnen bijbrengen. Het evangelie werd volledig aan hem geopenbaard tijdens zijn terugtrekking in Arabië. “Uiterlijke religieuze vormen in de plaats te stellen van heiligheid van hart en leven is voor de onbekeerde natuur nog steeds even aangenaam als dit ten tijde van de Judaïstische leraars het geval was. Evenals toen zijn er ook heden ten dage onoprechte geestelijke leiders, aan wier leerstellingen velen gretig gehoor geven. Het is satans opzettelijk streven om zielen aan de hoop op redding door het geloof in Christus en gehoorzaamheid aan Gods wet te onttrekken. In ieder tijdperk past de aartsvijand zijn verleidingen aan de vooroordelen of de neigingen aan van diegenen die hij poogt te misleiden. In apostolische tijden verleidde hij de Joden om de ceremoniële wet te verheerlijken en Christus te verwerpen; in de tegenwoordige tijd beweegt hij vele belijdende christenen ertoe, onder het voorwendsel Christus te eren, de zedenwet te minachten, en te beweren dat haar voorschriften ongestraft kunnen worden overtreden. Het is de plicht van iedere dienaar van God krachtig en vastberaden deze afvalligen van het geloof te weerstaan, en hun dwalingen door het Woord der waarheid onbevreesd aan de kaak te stellen.” E.G. White (Handelingen der Apostelen - hoofdstuk 36 — Afval in Galatië blz. 283/284)