Woordenschat Les 1 Thema 4 Arabische les. belangstellend Geïnteresseerd. concentreren Je aandacht bepalen op één ding. Op één punt bij elkaar komen. In het echt Als je er echt bent. instuderen Je iets eigen maken door oefenen. Het kenmerk Een teken waaraan je iets of iemand kunt herkennen. Het schoolboek Een boek waar je op school les uit krijgt. Het schrift Schoolboek met schrijftekens, letters. zowaar Inderdaad. Woordenschat Les 2 Thema 4 Taal is overal. Het braille Schrift dat je kunt voelen met je vingers. Elke letter heeft zijn eigen puntjes en bolletjes. Het dialect Of streektaal. Is een taal van een streek, of een bepaald gebied. Sommige woorden lijken op de taal van het land maar er worden ook heel andere woorden gebruikt. Het geheimschrift Taal die je alleen kan lezen als je de code kent. Elke letter betekent iets. liplezen Gebruiken mensen die doof zijn. Ze lezen van de lippen wat je zegt door goed te kijken naar de manier waarop de lippen bewegen. De streektaal Of dialect. Is een taal van een streek, of een bepaald gebied. Sommige woorden lijken op de taal van het land maar er worden ook heel andere woorden gebruikt. Uit zijn duim gezogen Verzonnen. verzinnen Iets bedenken. Het wachtwoord Geheimwoord om ergens in te komen bijvoorbeeld in de computer. Woordenschat Les 3 Thema 4 Een wereldreis. De buitenlander Iemand uit een ander land. China Groot land in Azië. De Egyptenaar Iemand uit Egypte. De Engelsman Iemand uit Engeland. De Italiaan Iemand uit Italië. Het Perzisch Uit het land van Perzië. Perzië is nu Iran. De reisleider Iemand die groepen mensen door een land leidt en ze allerlei dingen laat zien. De reisleider weet veel van het land. De vakantieganger Iemand die op vakantie is. De wereldreis Een reis door alle werelddelen. Woordenschat Les 4 Thema 4 Europa. De discussie Praten over allerlei zaken waarbij iedereen zijn mening zegt. De overeenkomst Gelijkheid. Wat je samen hebt besloten. overkomen Over iets heen komen. Hoe kom je over? Hoe ziet een ander je. sprakeloos Niet meer kunnen spreken. Het telefoongesprek Gesprek via de telefoon. De toespraak Woorden die je tegen een publiek zegt in de vorm van een verhaal. toespreken Het spreken tegen publiek. uitbrengen Niets meer kunnen zeggen. Woordenschat Les 5 Thema 4 Vakantiegroeten. De groeten doen Een berichtje laten horen dat het goed met je gaat. overbruggen Een afstand tussen twee plaatsen afleggen. Het plakboek Boek waar allerlei herinneringen in geplakt kunnen worden. De prentbriefkaart Een kaart met een plaatje, tekening of foto om te versturen. terugzien Nog een keer iemand zien. Tot voor kort Nog niet zo lang geleden. vertalen Buitenlandse woorden omzetten in je eigen taal. verzenden Doorsturen van een bericht. Woordenschat Les 6 Thema 4 Ja, ik wil. Het huwelijk Trouwen met iemand. overmoedig Stoer doen. De scheiding Mensen die niet bij elkaar willen blijven gaan apart wonen. De sfeer De stemming. Hoe je je voelt. De sluier Een dunne doek over je hoofd of voor je gezicht. De sultan Een vorst uit een oosters land. vertrouwd Het voelt bekend. De wanhoop Als je denkt dat het niet meer goed komt. Het woestijnzand Het zand van de woestijn.