van pesten tot trauma

advertisement
VAN PESTEN TOT TRAUMA
GEEN TRAUMA DOOR PESTEN
Babette Bijloo-Kaal
BGL opleiding tot Kinder- en Jeugd Therapeut 3, cursusnummer 7826
3 juni 2014
JE KUNT ALTIJD TERUGKEREN
Weinig spreken, dat is natuurlijk.
Een felle storm duurt niet de hele morgen.
Een plotse wolkbreuk duurt niet de hele dag.
Wie veroorzaken dit? Hemel en aarde.
Als zelfs hemel en aarde de dingen niet lang laten duren,
waarom zou een mens dit dan willen.
Als je de Tao volgt, word je één met de Tao.
Als je je innerlijke kracht volgt, word je één met de innerlijke kracht.
Als je begint te dwalen, word je een zwerver.
Als je één bent met de Tao, geniet je van de Tao.
Als je één bent met je innerlijke kracht,
geniet je van je innerlijke kracht.
Als je zwerft, geniet je van het zwerven.
Wie zelf niet vertrouwt, zal niet vertrouwd worden.
Tao
1
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE ...................................................................... 1
VOORWOORD ........................................................................... 4
INLEIDING ............................................................................... 5
1
Hoofdstuk 1 ........................................................................ 7
ONTWIKKELINGS- EN OPVOEDINGSTAKEN VANUIT DE
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE ...................................................... 7
2
1.1
Ontwikkelingspsychologie van kinderen en pubers ................. 7
1.2
Ontwikkelingstaken van kinderen van 0 tot ongeveer 12 jaar .... 8
1.3
Ontwikkelingstaken van pubers en adolescenten .................. 10
1.4
Opvoedingstaken ........................................................ 13
1.5
Opvoedingsstijlen ....................................................... 15
Hoofdstuk 2 ....................................................................... 18
GROEPSPROCESSEN EN GROEPSDYNAMIEK VANUIT DE SYSTEEMTHEORIE ... 18
2.1
De systeemtheorie ...................................................... 18
1
3
2.2
De systeemtheorie als basis voor groepsprocessen ................ 22
2.3
De gevolgen van groepsdynamiek .................................... 24
Hoofdstuk 3 ....................................................................... 26
RISICO-, BELEMMERENDE- EN BESCHERMENDE FACTOREN ...................... 26
3.1
De invloed van risico- of belemmerende – en beschermende
factoren ........................................................................... 26
4
3.2
Kindfactoren ............................................................. 27
3.3
Gezinsfactoren .......................................................... 27
3.4
Omgevingsfactoren ..................................................... 28
Hoofdstuk 4 ....................................................................... 29
ONDERZOEK............................................................................ 29
4.1
Onderzoek effectieve kinder- en jeugdinterventie methoden over
het onderwerp ‘pesten’ ......................................................... 29
5
4.2
Inhoud KANVAS leerling enquête pesten ............................ 29
4.3
Uitkomst enquête ....................................................... 30
4.4
Conclusie enquête ...................................................... 30
Hoofdstuk 5 ....................................................................... 31
2
THERAPEUTISCHE INTERVENTIES ................................................... 31
6
5.1
Therapeutische interventies op schoolniveau ...................... 31
5.2
Psycho educatie ......................................................... 31
5.3
Individuele therapeutische interventies ............................. 32
5.4
Mijn kinder- en Jeugdtherapeutische interventies ................ 34
Hoofdstuk 6 ....................................................................... 35
CONCLUSIE ............................................................................. 35
BRONVERMELDING .................................................................... 37
BIJLAGE ................................................................................ 38
Effectieve kinder- en jeugdinterventies over het onderwerp ‘PESTEN’ . 38
3
VOORWOORD
Als sluitstuk van de opleiding tot Kinder- en Jeugdtherapeut, heb ik met veel
plezier aan deze scriptie gewerkt. Vanuit mijn huidige functie als leerkracht en
interne begeleider maak ik me op andere wijze druk over pesten en pesters dan
als aankomend hulpverlener. In tegenstelling tot mijn visie op de ontwikkeling
van kinderen en jeugdigen en wat ze nodig hebben om op te groeien tot
gelukkige, evenwichtige mensen, is mijn missie veranderd van overdracht van
kennis binnen de schoolmuren, naar helpen inzicht te krijgen rondom de
ontwikkeling van het autonome ik. Ik dank alle verschillende docenten van de
BGL opleiding voor de vele inspirerende lessen, waarbij theorie gekoppeld werd
aan de praktijk, de intervisoren voor de verrijkende feedback, mijn intervisie- en
studiemaatjes als sparringpartners in mijn persoonlijke en professionele
ontwikkeling en de verschillende leertherapeuten, die mij geholpen hebben
inzicht te krijgen in mijn zijn. Vertrouwend op mijn innerlijke kracht, blij met
mijn autonome ik, in balans met mijn hart en mijn hoofd, ben ik klaar voor mijn
toekomst als Kinder- en Jeugdtherapeut.
4
INLEIDING
De directe aanleiding om voor het onderwerp ‘VAN TRAUMA TOT PESTEN – GEEN
TRAUMA DOOR PESTEN’ te kiezen is dat ik pesten in mijn dagelijkse werk als
leerkracht en intern begeleider van een basisschool te vaak tegenkom en hier als
aankomend Kinder- en Jeugdtherapeut in een vroegtijdig stadium mee aan de
slag wil gaan. Dit om trauma’s te voorkomen. Pesten is van alle tijd, komt
ongeacht intelligentie in alle lagen van de bevolking voor en kan ondanks vele
wetenschappelijke studies, antipestmethoden en pestprotocollen nog steeds niet
voorkomen worden. Voor de kinderen en jeugd van nu is daar ondertussen het
digitale pesten bij gekomen, waardoor ook de privé sfeer voor velen geen veilige
haven meer is. Uit de ervaringen van mensen die als kind of jeugdige gepest zijn
of zelf de pesters waren, blijkt dat zij tot ver in hun volwassenheid de gevolgen
hiervan meedragen. Wat deze mensen bindt is het gemis van her- en erkenning
van de volwassenen aan wiens zorg zij ten tijde van het gebeurde toevertrouwd
waren. Zij waren verantwoordelijk voor hun veiligheid; hebben ze geluisterd,
hun hand uitgestoken, de juiste dingen gedaan? Hadden ze de gevolgen kunnen
voorkomen? Achter elk individu hangt een heel systeem, een natuurlijk systeem
vanuit het gezin en een zelfgekozen systeem vanuit de omgeving. Daarnaast
bepalen kindfactoren in combinatie met gezins- en omgevingsfactoren de keuzes
die elk mens in het leven maakt. Ziet het slachtoffer kans om te vertellen wat er
speelt en zo niet hoe komt dat dan? Wat is de invloed van beschermende of juist
risico- en belemmerende factoren, waardoor de ene mens kwetsbaarder is dan
de andere? Wat beweegt de pester om tot pesten te komen, is het vooral
behoefte aan aandacht?
Met deze scriptie wil ik mijn rol als toekomstig Kinder- en Jeugdtherapeut
onderzoeken. Wat kan ik in een zo vroeg stadium voor gepesten en pesters
betekenen, zodat zij een volwaardig en positief zelfbeeld kunnen ontwikkelen,
met inachtneming van al hun in aanleg aanwezige kwaliteiten op basis van
innerlijke kracht. Wat hebben ze nodig ter versterking van hun eigen autonome
ik, zodat zij geen trauma ontwikkelen dat hen tot in hun volwassenheid
achtervolgt en hun dagelijkse zijn belemmert.
Daarvoor ben ik op zoek gegaan naar informatie over:




de natuurlijke ontwikkelings- en opvoedingstaken van kinderen en
adolescenten en hun ouders / verzorgers
de werking van groepsprocessen en groepsdynamiek vanuit de
systeemtheorie
risico- en belemmerende naast beschermende factoren; dit vanuit kind-,
gezins- en omgevingsfactoren
de mogelijke therapeutische aanpak ter voorkoming van een trauma
5
Waarin zit het verschil dat maakt dat pesten bij de ene persoon leidt tot een
trauma en bij de andere persoon niet. Als pesten van alle tijden is, waarbij men
in de huidige tijd ook nog te maken kan krijgen met digitaal pesten, wat is er
dan te doen dat nog niet eerder gedaan is? Wat kan ik als Kinder- en
Jeugdtherapeut doen om ervoor te zorgen dat pesten niet tot trauma lijdt?
De benodigde informatie heb ik behalve uit boeken, artikelen uit kranten en
tijdschriften ook van internet gehaald. Op een voor mij bekende basisschool
heb ik gevraagd om vanuit het Kanjerschoolprotocol het KANVAS leerling
onderzoek te laten invullen door de leerlingen en leerkrachten van de groepen
5 t/m 8. Met de uitkomst wil ik vanuit mijn therapeutische visie de school
adviseren over eventuele nodige acties op korte en lange termijn.
6
1 Hoofdstuk 1
ONTWIKKELINGS- EN OPVOEDINGSTAKEN VANUIT DE
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
1.1
Ontwikkelingspsychologie van kinderen en pubers
Om kinderen en pubers zoveel mogelijk de kans te geven zich zo autonoom mogelijk
te ontwikkelen, geaccepteerd zoals ze zijn, met uiteindelijk de erkenning en
waardering zoals ze willen zijn, is het nodig dat ze gehoord, gezien en begrepen
worden 1. Dat betekent dat alle mensen die met hen werken, kennis zouden moeten
hebben van de ontwikkelingspsychologie, ontstaan uit de vele inzichten en theorieën
van theoretici die hun leven wijden aan onderzoek naar de psychische ontwikkeling
van de mens. De kennis van iedereen die met kinderen werkt, draagt bij tot beter
begrijpen van wat er in kinderen en adolescenten omgaat, zodat het handelen
aansluit vanuit verbinding. Hoe mooi zou het zijn als al deze mensen zich bewust
zouden zijn van hun eigen ontwikkeling, de invloed van hun onbewuste zijn en de
mogelijkheden die deze kennis met zich mee brengt. Zou elke studie die opleidt tot
het
werken
met
kinderen
en
pubers
voldoende
theoretische
ontwikkelingspsychologie bevatten? En zou elke student zich in zijn studie bewust
zijn van het belang van deze kennis? In mijn eerste opleiding tot kleuterleidster,
vele jaren geleden, was ontwikkelingspsychologie een onderdeel van de lessen
pedagogiek en methodiek. Zelfreflectie en onderzoek naar zelfbeeld en
zelfvertrouwen om te komen tot zelfkennis zat er in mijn opleiding niet bij. De
behoefte aan zelfontwikkeling wel, maar pas vele jaren later ontdekte ik dat lang
niet elk mens die met kinderen werkt die behoefte heeft. Ik ontdekte de noodzaak
om behoeften te leren her- en erkennen en daar rekening mee te houden. Ze
bevorderen de groei van competentie, autonomie en relatie van iedereen die zich er
bewust van is. Ondertussen zie ik zelfreflectie en kennis over de ontwikkeling van de
mens als een voorwaarde om het beste uit opgroeiende kinderen en pubers te
kunnen halen. Ik geloof in de oorspronkelijke goedheid van de mens met ieders
ondoorgrondelijke innerlijke kracht en de wil van iedereen om goede dingen te
willen doen. Door het in kaart brengen van de normale ontwikkeling van kinderen en
pubers, zou het toch mogelijk moeten zijn om aan de start van sommige problemen
al interventies te plegen ter voorkoming van ontwikkelingsachterstand- of stoornis of
het ontstaan van een trauma. Elk kind is een uniek individu, dat unieke ervaringen
1
Justine Mol, blz. 8, uit Geweldig communiceren met jongeren (2011)
7
meemaakt. Wetenschappelijk onderzoek2 heeft aangetoond, dat gedrag ontstaat uit
interactie tussen erfelijke aanleg en omgevingsfactoren. Het is goed te weten dat
het menselijk is om met problemen te worstelen, soms zelfs gezond om ervan te
kunnen leren. Waarom is het dan toch zo dat de ene mens meer lijdt in zijn leven
dan de ander. Het proces van her- en erkennen van behoeften en weten dat
verandering mogelijk is, begint bij jezelf. Het geeft ruimte om van het leven te
kunnen genieten met alles wat bij leven hoort. Dus ook leren omgaan met tegenslag.
Carl Rogers 3 , humanistische psycholoog en grondlegger van de niet directieve
therapie, oftewel de ‘rogeriaanse therapie’, gaat uit van de aangeboren goedheid
van de mens. Hij zegt dat een normale ontwikkeling begint met een paar kenmerken
die zijn aangeboren, namelijk het vermogen tot ervaren, denken en voelen. Fysieke
gewaarwordingen en emotionele gevoelens roepen een reactie op die leidt tot
bewustzijn. Hij gelooft in het zelf genezend vermogen door spontane en natuurlijke
ontwikkeling, zelfontplooiing en zelfverwerkelijking 4 . Voorgaande en navolgende
ontwikkelingstheoretici zijn het eens over de onvoorwaardelijke aandacht van de
mens aan de start van het leven en zelfs al daarvoor. Zo ook over de waarde van het
ontwikkelen van een eigen identiteit, het zelf ontdekken van een eigen weg en het
kunnen nemen van de verantwoordelijkheid daarvan; vraagtekens zijn er gezet bij
de theorie van Rogers over het aangeboren vermogen van de mens om de juiste
keuzes te maken. Daarvoor zijn aangeboren kind factoren, onder invloed van gezinsen omgevingsfactoren veel te belangrijk gebleken. Het mechanisme van de
menselijke geest blijft boeiend en zorgt blijvend voor onderzoek door mensen die in
menig opzicht verschillen; de tijd waarin ze leven, hun achtergrond en opleiding en
de ervaringen waarop ze hun theorieën baseren. Alle theorie en methoden tot nu toe
hebben als doel de normale ontwikkeling in grote lijnen te begrijpen en in kaart te
brengen, zodat we bij afwijkingen daarvan weten wie, wat, waar, wanneer en hoe
kan doen, om het kind in nood, zo vroeg mogelijk te helpen. Wat gaat er vooraf aan
pestgedrag van zowel de gepesten als van de pesters? Hoe is een trauma te
voorkomen?
1.2
Ontwikkelingstaken van kinderen van 0 tot ongeveer 12 jaar
Verschillend theoretici hebben vanuit hun eigen achtergrond verschillende visies
over de ontwikkelingstaken van kinderen. Zo hebben Sieneke Goorhuis en Ineke
Oenema in een artikel van het tijdschrift ‘Het jonge kind’5 de visies van Piaget en
Vygotsky gecombineerd. Piaget (1896–198) 6 stelt dat de aanleg van kinderen
2
Rutter e.a.( 1999), blz. 30, uit ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen door J. Rigter
(2012)
3
Carl Rogers (1902 – 1987), blz. 57, uit Kijk op mensen door Robert A. Liston (1978)
4
Carl Rogers (1902 – 1987), blz. 331, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009)
5
Sieneke Goorhuis en Ineke Oenema, blz. 7, Artikel HJK Visies op het jonge kind (febr. 2014)
6
Piaget (1896-1980), blz. 53 uit de Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009)
8
belangrijker is dan de sturing op ontwikkeling vanuit de omgeving. Zijn observatie
naar spel van kinderen leidde tot analyse naar 4 ontwikkelingsstappen van het
denken van jonge kinderen. Dit gaf inzicht in de rijpingsprocessen waardoor het
begrip ‘schoolrijpheid’ is ontstaan. Voor hem bepaalt de biologische groei het
mentale ontwikkelingsproces. Vanuit elke nieuwe ervaring leert het kind om zijn
mentale processen af te stemmen om te komen tot overeenstemming met zijn
omgeving. Door spel, waarin veel taalgebruik en imitatie zit, leert het kind
communiceren met zijn omgeving, waardoor het socialisatieproces op gang komt. De
visie van Vygotsky (1896-1934) is dat de eigen ontwikkeling van een kind niet los te
zien is van de sociale omgeving. Hij interpreteerde taaluitingen van jonge kinderen
als een tot zichzelf praten ter begeleiding van hun handelen, waardoor dit
geïnternaliseerd wordt tot stille innerlijke spraak. Inmiddels blijkt dat hij gelijk
heeft en noemt men dit tot zichzelf spreken nu ‘private speech’7. Vygotsky ziet dit
hardop spreken dus als denkoefeningen voor het kind, om vanuit de dingen die het
kan, langs de dingen die het af en toe al dan niet met hulp kan, te komen bij de
dingen die hij nog niet kan. Zo is het begrip ‘zone van naaste ontwikkeling’ ontstaan.
Dus als door observatie het begingedrag vanuit de zone van naaste ontwikkeling
vastgesteld wordt, is het mogelijk om door middel van didactische hulp (scaffolding)
het kind te begeleiden naar de volgende ontwikkelingsfase. En zo sluiten de visies
van Piaget en Vigotsky dus goed op elkaar aan. Erikson (1902-1994)8 benadrukte net
als Piaget de noodzaak van vertrouwen in de omgeving voor de groei van het kind.
Hij werkte de interactie van het kind met de sociale wereld verder uit en kwam tot
een ontwikkelingsmodel dat, voortbordurend op de 5 stadia van Freud (oraal, anaal,
fallisch, latentie, puberteit), de hele levensloop van de mens beslaat. Hij beschrijft
8 ontwikkelingsfases9, waarbij het succesvol doorlopen van elk stadium invloed heeft
op het verloop van de volgende stadia. Deze zijn het gevolg van biologische rijping
en sociale verwachtingen. Gedurende de eerste, de orale fase, van 0 tot 1 jaar,
ontwikkelt het kind het vermogen van vertrouwen en zelfvertrouwen, naast
wantrouwen. Daarvoor is de belangrijkste ontwikkelingsopgave voor het kind het
opbouwen van een veilige gehechtheidsrelatie met één of meer volwassenen. Hier
wordt de basis gelegd voor vertrouwen in anderen en voor vertrouwen in de eigen
competentie. In de tweede, de anale fase, van 1 tot 3 jaar, ontwikkelt zich de
autonomie gevoed door het leren lopen en praten, het alles zelf willen doen, de
ontdekking van het woordje nee en ik, dus het gevecht tussen het kind en de sociale
omgeving, ook wel de koppigheidsfase genoemd. Door de confrontatie met de
omgeving is er ook schaamte en twijfel over zichzelf; doe ik het wel goed, vinden ze
me wel lief? De derde ontwikkelingsfase, de zogenaamde fallische of oedipale fase
tussen 3 en 5 jaar, ziet Erikson als de fase van de egovorming. Kinderen ontdekken
7
Vygotsky (1934/1986) blz. 56, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009)
8
Erikson (1902-1994) blz. 59, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009)
9
Ontwikkelingsfasen van Erikson (1902-1994) blz. 96-99, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos
(2009)
9
hun eigen lichaam en dat van anderen. Merken het verschil op tussen vader en
moeder, nemen initiatief door het maken van plannen en het stellen van doelen.
Omdat het sociale gedrag nog niet ontwikkeld is, staat schuld tegenover initiatief.
Wat is goed om te doen en wat niet. Het kind leert zijn eigen beperkingen en
toekomstige mogelijkheden ontdekken, waardoor moreel besef ontstaat. Door het
leren afzetten gedurende de eerste schooljaren ontwikkelt een kind een besef van
constructiviteit; het samen met andere kinderen verzinnen en in elkaar zetten van
dingen. Het naspelen van de wereld die hen omringt, om van daaruit te leren
loslaten en nieuwe ontdekkingen te doen. Het geweten, de innerlijke stem van
zelfbeschouwing en zelfbestraffing, is de grote bestuurder van initiatief. Volgens
Erikson is het belangrijk dat ouders in deze fase ruimte geven voor normbesef en de
groei van eigenwaarde. Dit door samen met hun kinderen activiteiten te ondernemen
op basis van gelijkwaardig met elkaar omgaan. De latentiefase, van 6 tot 11 jaar, is
de fase van rust en stabiliteit en daardoor beslissend voor de ego groei. Het is de
fase waarbij kinderen hun sociale vaardigheden, passend bij hun cultuur
ontwikkelen. Het ontwikkelingsprincipe is bedrijvigheid naast minderwaardigheid. De
angst om te falen kan in deze fase een minderwaardigheidsgevoel in de hand werken
waardoor gedrag wordt bepaald. Ook is deze leeftijdsfase seksueel gericht.
Bovenstaande ontwikkelingsstadia zijn allemaal noodzakelijk om te komen tot het
ontwikkelen van de eigen identiteit. Vanuit vertrouwen in de omgeving ontwikkelen
kinderen onafhankelijkheid. Vervolgens leren zij initiatief te nemen vanuit hun
fantasie en natuurlijke nieuwsgierigheid. Een stabiele basis zal ondersteunend zijn
aan de start van de pubertijd.
1.3
Ontwikkelingstaken van pubers en adolescenten
De fase van adolescentie, ook de pubertijd of genitale fase genaamd, van 12 tot 19
jaar, is de meest woelige periode door de grote lichamelijke veranderingen die erbij
horen. De in de latentiefase nog sluimerende seksuele en agressieve driften
bedreigen het ego en zijn bescherming. De sterke seksuele energie, vooral in de
genitale zone, leidt opnieuw tot seksuele fantasieën uit de oedipale fase. In de
pubertijd zorgen de hersenen dat de productie van geslachtshormonen op gang
komt. Deze werken in op het lichaam en de hersenen, waardoor er
gedragsverandering ontstaat. Doordat het nog onrijpe brein van pubers ineens anders
functioneert, moeten zij nog leren hiermee om te gaan. Dat is noch voor henzelf,
noch voor hun ouders, de school en de buurt makkelijk. Volgens Prof. Dr. D. F.
Swaab10 denken pubers alleen aan de gevolgen van hun gedrag op zeer korte termijn
en zijn ze tijdens het maken van risicovolle keuzes ongevoelig voor straf en
allergisch voor regels. Door de onrijpe prefrontale cortex neemt de kans op ontremd,
antisociaal, agressief en crimineel gedrag toe. De hersenen van meisjes zijn
10
Dick Swaab (2005), voorwoord, uit puberbrein binnenste buiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark
(2013)
10
trouwens gemiddeld twee tot vier jaar eerder rijp dan die van jongens. Dat maakt
dat zij op de middelbare school en later op de universiteit beter presteren dan
jongens. De zoektocht naar de eigen identiteit door identificatie en het stellen van
daden, waarbij het zich afzetten tegen ouders en de sociaal gevestigde orde normaal
is, brengt verwarring en onzekerheid met zich mee. Het belang van de peergroup
helpt de puber in deze fase zijn onzekerheden de baas te worden. Dit hele proces
van het ontdekken van zichzelf gaat vooral onbewust. Problemen zijn vaak een
gevolg van seksuele rijping en de onzekerheid over de toekomstige volwassen rol.
Volgens Erikson hebben pubers (jongens vaker dan meisjes) behoefte aan een
moratorium, een periode van uitstel om alles wat hen beïnvloedt te kunnen
verwerken en zo te komen tot het zelf ontdekken en formuleren van hun eigen
identiteit. Aan ouders de taak om in deze periode de puber de tijd te gunnen die hij
nodig heeft om naar de volwassen verplichtingen toe te groeien. Een periode die
zich kenmerkt door ‘selectieve toegeeflijkheid van de gemeenschap en een
uitdagende speelsheid van de jeugd’.11 Het lijkt op eerdere fases uit de kindertijd,
waarbij ook het zoeken naar mensen en ideeën waarin hij kan geloven, het opzoeken
van de grenzen van de eigen wil en de ruimte om te komen tot toekomstige
mogelijkheden voorwaarde waren om te komen tot het ontwikkelen van de eigen
identiteit. Erikson noemt het experimenteren met verschillende rollen en
identiteiten de ware genetische opvolger van het kinderspel. Toen was het
onbewust, nu speelt bewustwording een rol. Het belang van het delen en meten van
ideeën, onzekerheden en inzichten in het systeem van de eigen peergroup helpt de
puber bij de identiteitsontwikkeling. Net als het oefenen binnen het veilige systeem
van het gezin thuis, waarbij de onvoorwaardelijke liefde van ouders uitgangspunt is.
Doel van deze schijnbaar eindeloze ontdekkingstocht naar eigen mogelijkheden is
het ontwikkelen van het autonome ik, iemand die in zichzelf gelooft en die naast
een positief zelfbeeld ook een gezond portie zelfvertrouwen heeft. In de volgende
fase van jong volwassenheid, van 20 tot 30 jaar, groeit intimiteit op basis van
identiteit.
Intimiteit
vanuit
het
algemene
ontwikkelingsprincipe
gemeenschappelijkheid, zoals het met elkaar willen delen van alle belangrijke
aspecten van hun leven versus isolatie en zelfgerichtheid. Fase zeven is die van de
volwassenheid, vanaf 30 jaar tot 65 jaar. Als intimiteit tussen partners zich heeft
ontwikkeld, komt er ruimte voor belangstelling naar buiten. De behoefte aan het
stichten van een gezin en het realiseren van eerdere ideeën groeit. Het
ontwikkelingsprincipe is generativiteit versus stagnatie. De behoefte piramide van
Maslow12 sluit hier mooi op aan. Hij ontwikkelde een theorie over motivatie van de
mens, waarbij hij zes fundamentele behoeften als uitgangspunt vast stelde. Als
grondlegger van de humanistische psychologie steunt hij de rijpingsgedachte. Hij
stelde dat het vervullen van behoeften vervuld moeten worden, om aangenaam te
kunnen leven. Daarvoor is het noodzakelijk om de behoeften per niveau in te vullen.
11
Erikson blz. 30, uit Kijk op mensen door Robert A. Liston (1978)
12
Maslow (1908-1970) blz.68, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009)
11
Door een steeds hoger behoefte niveau te bereiken worden nieuwe verbindingen
gemaakt, die weer leiden tot uitvindingen en innovaties 13 . Onder invloed van
ontwikkelingen en trends in onze hoog ontwikkelde maatschappij, zijn behoeften in
de loop der jaren van karakter veranderd. Ze zijn niet meer enkelvoudig, eenvoudig
en/of eenduidig, ze zijn samengesteld. Door rekening te houden met het bestaan
van een combinatie van meerdere behoeften ontstaat er ruimte om oplossingen te
bedenken voor problemen die nu nog onoplosbaar lijken. En omdat volgens Maslow
baby’s worden geboren met een innerlijke wijsheid en het vermogen tot zelf leren is
te allen tijde zelfgenezing mogelijk. Ook hij gelooft in innerlijke stemmen die naar
boven komen en de ongebruikte delen van de mens kunnen actualiseren. Hij spreekt
van de biologische broederschap, omdat mensen in het diepst van hun wezen gelijk
zijn. Martine Delfos voegde aan de 5 behoeften van Maslow nog 2 behoeften toe.
De aangevulde piramide van Maslow14
13
Behoeftenpiramide van Maslow blz. 19, uit Nieuwe verbindingen, inspiratie voor innovatie door G. Bijloo
en P. Koudstaal (2012)
14
https://www.google.nl/url?sa=i&rct=j&q=&esrc=s&source=images&cd=&cad=rja&uact=8&docid=aGvE7Vp6
R8ywMM&tbnid=Z2sy3d4enwQVrM:&ved=0CAUQjRw&url=http%3A%2F%2Fwww.gertjanschop.com%2Fmodelle
n%2Fpiramide_van_maslow.html&ei=VliDU4DSHJStyAT1uIHYDQ&bvm=bv.67720277,d.ZGU&psig=AFQjCNGLp
2KAl1OwYfIlcW5jClMT-SppOg&ust=1401202873877458
12
De laatste ontwikkelingsfase volgens Erikson is de fase van ouderdom, vanaf 65 jaar
en omhoog. Het ontwikkelingsprincipe is ego-integriteit, dat wil zeggen acceptatie
van jezelf en je levensloop, tegenover wanhoop. Hopelijk hebben externe
aanpassingen en innerlijke strijd geleid tot wijsheid en een tevreden terugkijken op
het leven.
1.4
Opvoedingstaken
In de literatuur krijgen interactievaardigheden van opvoeders de nodige aandacht.
Vaardigheden die veel genoemd worden zijn: het bieden van emotionele
ondersteuning (sensitieve responsiviteit of sensitiviteit), het respecteren van de
autonomie van kinderen, structuur bieden en grenzen stellen en informatie en uitleg
geven 15 . Theoretici als Gesell of Maslow 16 wijzen erop dat ouders intuïtief over
kennis van opvoeding beschikken. Het is de kunst te luisteren naar deze innerlijke
wijsheid en zich niet af te laten leiden door onzekerheid. Wat opvoeding mede
beïnvloed is de eigen levensgeschiedenis en de daarmee gepaarde opvoeding die
ouders zelf hebben gehad. Dit zal altijd het gedrag naar hun kinderen toe
beïnvloeden. Er van uitgaande dat kinderen van nature goed zijn en zich van nature
ontwikkelen onder invloed van de omgeving, maakt opvoeden lastig. De natuur van
elk kind is in aanleg verschillend, net als ouders ook verschillend zijn. In algemene
zin is de opvoedingsstijl die ouders hanteren mede bepalend voor de manier waarop
gedrag van kinderen zich ontwikkelt. De gevolgen van verschillende
opvoedingsstijlen zoals van democratisch tot autoritair en van verwaarlozend tot
overbezorgd zijn onderzocht door Conger en Petersen (1984)17. Zij stelden vast dat
creativiteit, nieuwsgierigheid, flexibiliteit en initiatief in nieuwe situaties door
opvoeding vanuit controle en beperking onderdrukt wordt en dat autonomie en
zelfstandigheid het meest worden bevorderd door een democratische opvoeding. Dit
is wel bekeken vanuit de westerse cultuur waar wij stimuleren dat kinderen zich
ontwikkelen tot individu. Bij de individuele oriëntatie horen opvoedingselementen
als zelfredzaamheid, prestatiedwang en nadruk op algemene en geestelijke
zelfstandigheid. Bij een groepsgerichte oriëntatie vanuit vaak niet westerse
culturen, horen opvoedingselementen als hulpvaardigheid, zorgzaamheid voor
anderen, gehoorzaamheid, het dragen van medeverantwoordelijkheid voor het gezin
door het helpen in de huishouding en het voorzien in levensonderhoud.
Onafhankelijk van de opvoedingsstijl vindt opvoeding plaats in relatie en is altijd
onderhevig aan grote verandering. Van kind tot adolescent verandert de relatie van
afhankelijk naar onafhankelijk, voor ouders van leiden naar begeleiden en
15
http://www.nji.nl/nl/Normale-ontwikkeling-pdftekst.pdf door Hans Meij (2011)
16
Gesell en Maslow blz. 169, uit ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009)
17
Conger en Petersen (1984) blz. 173, uit ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009)
13
uiteindelijk naar loslaten, op grond van eigen verantwoordelijkheid. Iedereen doet
het anders. We nemen onszelf en onze eigen opvoeding mee en hebben vervolgens
te maken met de aanleg van onze kinderen en de invloed van de omgeving.
Opvoedingstaken van 0 tot 2 jaar
In het belang van de ontwikkeling van kinderen van 0 tot 2 jaar is het belangrijk dat
de opvoeding van ouders bestaat uit sensitief responsief gedrag. Dat betekent dat zij
de signalen die het kind afgeeft opmerken en er betekenis aan leren geven. Als zij
vervolgens warm en ondersteunend tegemoet komen aan de behoeften van hun kind
passend bij de situatie zal hun kind zich veilig en begrepen voelen en de wereld
nieuwsgierig tegemoet treden. Door het leren herkennen- en erkennen van gevoelens
en emoties en deze vrij te kunnen uiten, ontwikkelt het kind het vermogen om later
met conflictgedrag om te kunnen gaan en zelf tot oplossingen te komen. Elk kind
heeft anderen nodig om zich prettig te voelen en zich goed te ontwikkelen. Als er op
basis van vertrouwen ruimte is met veilige grenzen, zal een kind nieuwe dingen uit
proberen en eigen ontdekkingen doen.
Opvoedingstaken van 2 tot 4 jaar
In deze periode blijft het belangrijk om emotionele steun te bieden en autonomie te
erkennen. Door de cognitieve ontwikkeling en de toename van sociale behoefte, is
het nodig kinderen in deze periode veel uitleg te geven over hoe en waarom dingen
zijn zoals ze zijn. Om te komen tot een positief proces van internalisatie is het nodig
dat ouders soepel omgaan met de dubbelzinnigheid (ambiguïteit) van het kind om
het de ruimte te geven leren om te gaan met wat de wereld van hem vraagt. Ze
willen graag nieuwe dingen leren waarbij grenzen uitnodigen om opgezocht en
uitgeprobeerd te worden. Kinderen vragen in deze periode om positieve bevestiging
in omgang met anderen. Het is belangrijk om ruimte te geven aan het sekse verschil
van jongens en meisjes.
Opvoedingstaken van 4 tot 12 jaar
Kinderen hebben in deze periode behoefte aan veel spelen met leeftijdsgenoten,
een omgeving die al hun cognitieve vaardigheden stimuleert en opvoeders die de
autonomie van het kind bevorderen. Daarbij hebben kinderen nog steeds structuur
en duidelijke grenzen nodig. Als er thuis een gezinssituatie is met warmte, begrip en
ruimte voor wederkerigheid in relatie tot elkaar, zal het kind doorzettingsvermogen
en concentratie ontwikkelen. Het positief waarderen van taken zal schoolse
prestaties verhogen. Ruziemaken leert kinderen omgaan met conflicten. Plagen zal
niet gelijk leiden tot gestructureerd pestgedrag.
Opvoedingstaken van 12 tot 16 jaar
Wat pubers in deze periode vooral nodig hebben zijn opvoeders die hen
ondersteunen in het opnieuw positie bepalen van henzelf, hun leeftijdsgenoten en
hun ouders. Ze hebben behoefte aan ruimte om te kunnen experimenteren om zo
zelf te komen tot een waardesysteem, dat past bij de zoektocht naar hun eigen
identiteit. Een voorbeeldfunctie van de opvoeder die hen inspireert en hen de
14
ruimte geeft om een meer symmetrische relatie op te bouwen zal hen motiveren,
waardoor ze zich bij behoefte ook willen laten sturen. Een echt luisterend oor geeft
steun waar ze gebaat bij zijn in de ontwikkeling van hun identiteit.
Opvoedingstaken van 16 jaar en ouder
Er is ruimte nodig voor de verdieping van de eigen identiteit. Daarvoor is het nodig
dat de opvoeder loslaat en vertrouwt op het nemen van de eigen
verantwoordelijkheid door de adolescent. Wetend dat de hersenen nog een hele
poos nodig hebben om tot volledige rijping te komen, blijft steun, motivatie,
inspiratie en lichte sturing wenselijk.
1.5
Opvoedingsstijlen
In grote lijnen zou je 4 opvoedingsstijlen kunnen onderscheiden:




De autoritaire opvoedingsstijl
De toegeeflijke opvoedingsstijl
De democratische opvoedingsstijl
De verwaarlozende opvoedingsstijl
De stijl die ouders en opvoeders hanteren is van verschillende factoren afhankelijk.
Hoe ben jezelf opgevoed en hoe heb je dat ervaren, wat is het karakter van jezelf,
je partner en je kind, wat is je maatschappelijke positie, uit wat voor cultuur kom je
en in welke cultuur leef je. Opvoedstijlen ontstaan dus door persoonlijke
omstandigheden. De stijl die ouders hanteren heeft hoe dan ook gevolgen voor het
kind en de gezinssituatie. Zo kan het zijn dat verschillende situaties leiden tot het
aanpassen van de opvoedingsstijl. Ook het verschil in karakter van een kind kan
aanpassing in stijl vragen. Als ouders zichzelf gunnen bewust met de opvoeding bezig
te zijn, zullen zij verschil in stijl ervaren en zo de opvoeding die het beste bij hen
past kiezen. Op deze wijze ontwikkelen ze hun eigen visie, die hopelijk leidt tot een
passende ontwikkeling die aansluit bij de behoefte van elk van hun kinderen.
De autoritaire opvoedingsstijl
Bij een autoritair patroon in de opvoeding worden regels eenzijdig opgelegd en
overtredingen bestraft. De aanpak is streng en consequent. Er worden duidelijke
eisen aan het gedrag van het kind gesteld, waardoor zij weten wat er van hun
verwacht wordt. Daardoor is er weinig ruimte voor spontaniteit en het inbrengen van
eigen wensen. In omgang met leeftijdsgenoten trekken deze kinderen zich eerder
terug en tonen weinig initiatief. Hun morele ontwikkeling blijft langer afhankelijk
van externe normen en het duurt langer voor dat zich hun eigen interne waarden en
normen vormen. De motivatie om intellectuele prestaties te leveren is laag en het
zelfgevoel onvoldoende ontwikkeld. Hierdoor blijft het besef om zelf het leven in
handen te kunnen nemen en verantwoordelijk te zijn voor eigen handelen achter.
Als er naast de ouderlijke autoriteit ook sprake is van een geringe of tegenstrijdige
betrokkenheid bij de opvoeding, heeft studie uitgewezen dat kinderen vaker
15
agressief zijn en risico lopen zich in criminele richting te ontwikkelen (Patterson,
1982)18.
De permissieve, toegeeflijke opvoedingsstijl
Bij een toegeeflijk patroon is er grote tolerantie door ouders voor ongeremd gedrag
van hun kind. Ouders stellen weinig eisen en zijn gematigd in het opleggen van straf.
Er is veel vrijheid en positieve aandacht voor de behoeften van het kind. Als ouders
een sterk permissieve houding hebben met daarnaast geen warme en
geïnteresseerde relatie, ontwikkelen kinderen zich negatief. Hun gedrag is dan
weinig zelfstandig, vaak impulsief en agressief en het ontbreekt hen aan
doorzettingsvermogen en sociale vaardigheden. Deze kinderen zijn snel gefrustreerd.
Ze hebben moeite met het accepteren van grenzen.
Een democratische opvoedingsstijl
Bij een democratisch opvoedingspatroon stellen ouders grenzen en geven daarnaast
ruimte aan eigen inbreng van hun kinderen. Er zijn regels die besproken worden,
waarbij er rekening gehouden wordt met elkaars behoeften. Het zet kinderen aan
tot zelf nadenken en verantwoordelijke beslissingen nemen.
Een verwaarlozende opvoedingsstijl
In een verwaarloosd opvoedingspatroon hebben ouders geen interesse in het doen en
laten van hun kind. Essentiele ouderlijke functies, zoals het bieden van steun, het
stellen van grenzen en doelen en het geven van raad en advies ontbreken. Kinderen
hebben alle vrijheid, maar missen de veiligheid van zorg en aandacht. Leren
omgaan met behoeften van zichzelf en anderen is bijna onmogelijk voor deze
kinderen. Door verwaarlozing voelen ze zich al gauw waardeloos.
Onderzoek je persoonlijke opvoedingsstijl19
http://mens-en-samenleving.infonu.nl/ouder-en-gezin/26237-test-wat-voor-ouderben-je-welke-opvoedingsstijl-heb-je.html
Opvoeden voor beroepsopvoeders, zoals bijvoorbeeld leiding van de kinderopvang
gaat uit van 4 pedagogische basisdoelen. Dit zijn het bieden van een gevoel van
emotionele veiligheid, de gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke
en sociale competenties en het bieden van waarden en normen, waarbij het zich
eigen maken van de cultuur van de samenleving uitgangspunt is. Daarvoor dient men
zich steeds de volgende vragen te stellen. Heeft een kind het naar zijn zin? Leert het
18
Patterson(1982) blz. 128, uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008)
19
Internetsite over opvoedingsstijlen, http://mens-en-samenleving.infonu.nl/ouder-en-gezin/26237-testwat-voor-ouder-ben-je-welke-opvoedingsstijl-heb-je.html
16
voor hem zinvolle dingen? Speelt hij met andere kinderen en doet hij dat op een
sociaal respectvolle wijze?
Onderwijs wordt beschouwd als gedelegeerde opvoeding, dat wil zeggen dat de
opvoeding bestaat uit het trainen van vaardigheden, overdracht van kennis,
verwerving van inzicht en het aanleren van een positieve leerhouding. Voorwaarde
om in onze maatschappij vanaf groep 3 tot leren te komen is volgens de Groot en
Paagman (1982) 20 de ontwikkeling van de cognitieve functies, zoals onder andere
perceptie, conceptvorming, aandacht, concentratie en geheugen. Daarbij is de
taalontwikkeling van belang voor het volgen van instructie en het reguleren van
gedrag. De emotionele ontwikkeling van het kind moet op het niveau zijn van een
voldoende gevoel van eigenwaarde, zelfvertrouwen en het kind moet autonomie
bezitten. Het is belangrijk dat het kind uitstel van directe bevrediging moet kunnen
verdragen, dat het open staat voor nieuwe indrukken en voldoende gemotiveerd is
om überhaupt tot leren te komen. Wat betreft de sociale ontwikkeling moet het kind
in staat zijn, zijn eigen gedrag in voldoende mate te kunnen sturen, zonder
voortdurende individuele aandacht. Het moet goed om kunnen gaan met klasgenoten
en de autoriteit van de leerkracht accepteren. Onderzoek van Rutter e.a. (1979)21
heeft uitgewezen dat naast de kwaliteit van het onderwijs, contacten met goed
functionerende klasgenoten met een goede schoolmotivatie een rol spelen, met
daarnaast een goed georganiseerde en ondersteunende thuissituatie.
Samenvattend kunnen we zeggen dat de psychologische ontwikkeling een interactief
proces is op basis van wederzijdse beïnvloeding door het kind, later adolescent, de
opvoeding en de (pedagogische) omgeving. Op basis van de vaardigheden die het
kind jong leert, komt het tot het uitvoeren van de opeenvolgende
ontwikkelingstaken. Elke goed volbrachte taak versterkt de volgende waardoor het
kind leert de baas te worden over zijn eigen handelen. De kwaliteit van de sociale
interacties tussen het kind en zijn primaire opvoeders zijn van doorslaggevende
betekenis. Als het kind op basis van vertrouwen in zichzelf en anderen gelooft,
groeit competentie, autonomie en relatie uit tot een gezonde ontwikkeling. De
invloed van de omgeving neemt dan af.
Ouders zijn primaire opvoeders en doen dat vaak vooral intuïtief. Van professionele
opvoeders mag je verwachten dat zij kennis hebben van de opbouw van
ontwikkelingstaken met bijbehorende opvoedingstaken. Een kind met goed
ontwikkelde sociale vaardigheden zal positief gedrag laten zien vanuit zijn
intrinsieke motivatie en verantwoordelijkheidsgevoel. Toch zal een goede opvoeding
met preventieve ondersteuning niet altijd problemen die horen bij een normale
ontwikkeling kunnen voorkomen. Het zorgt in de meeste gevallen wel voor een
20
De Groot en Paagman blz. 121 uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008)
21
Rutter e.a (1979) blz. 121 uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008)
17
positieve stabiele basis die leidt tot een evenwichtig, gelukkig mens. Zelfkennis zal
leiden tot een positief zelfbeeld en dat versterkt de in ieder mens aanwezige
innerlijk kracht en daarmee ook het zelf genezend vermogen.
2 Hoofdstuk 2
GROEPSPROCESSEN EN GROEPSDYNAMIEK
VANUIT DE SYSTEEMTHEORIE
2.1
De systeemtheorie
De Hongaarse psychiater Boszormenyi-Nagy wordt gezien als de grondlegger van de
contextuele theorie. Hij beschrijft de mens als verbonden met voorafgaande en
komende generaties, waarbij de verticale band tussen ouder en kind vanaf de
geboorte onverbrekelijk is. Ouders en kinderen verkrijgen over en weer recht op
vertrouwen door verdiensten; kinderen hebben bij geboorte een natuurlijk recht op
verzorging en bescherming en ouders verdienen het om van hun kinderen te
genieten, doordat deze de hen opgelegde taken uitvoeren. Dit recht noemt Nagy
entitlement 22 . De natuurlijke band van ouders en kind leidt tot een levenslange
loyaliteit van het kind naar zijn ouders, ongeacht hoe ouders en kinderen met elkaar
omgaan. Loyaliteit is niet vrijblijvend, maar gebaseerd op vertrouwen. Vanuit de
veiligheid van een gezin breiden de systemen zich langzaam maar zeker uit, waarbij
individuele kenmerken en relaties over en weer invloed hebben op de ontwikkeling
en dus ook op het gedrag van het kind.
22
Nagy (1920-2007), blz. 80 uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009)
18
Dat houdt dus in, dat de mens alleen in relatie (context) tot zijn medemens bezien
kan worden. Het fundament van ons zijn is dus de relatie. Relatie die systemisch
verbindt. Zo komt het dat de mens in verschillende relaties, op verschillende
plekken, verschillend gedrag kan laten zien. Dit betekent voor de hulpverlening dat
we de problemen van kinderen altijd in hun sociale context moeten plaatsen,
waarbij ook rekening met dynamische intergenerationele verbondenheid gehouden
dient te worden. Bij loyaliteitsconflicten moet er dus naar het geheel binnen een
gezin gekeken worden in combinatie met individuele- en andere relatieaspecten.
Door risico- en beschermende factoren zijn sommige relaties meer bestand tegen
stress dan andere; ook zit in het ene gezin meer structuur waardoor de
consequenties op gedrag anders kunnen zijn. De hulpverlening mag dus niet alleen
aandacht hebben voor individuele diagnoses, maar moet ook specifiek kijken naar de
omgeving waarin de relatie gekaderd is. De omgeving heeft dus invloed op
individuele- en op systeemproblematiek. Het systeemdenken gaat dus altijd uit van
circulair denken.
19
Het systeemtheoretisch model voor de jeugdhulpverlening23
23
http://www.systeemtheorie.nl door Steven Pont
20
In de ontwikkelingspsychologie en ontwikkelingspsychopathologie wordt veel
gebruikt gemaakt van het ecologische systeemmodel van Bronfenbrenner 24.
25
Dit model doet recht aan de vele verschillende invloeden op het gedrag van kinderen
en pubers. Voor een kind ontwikkelen relaties met de omgeving zich binnen het
microsysteem, dat aan het begin vooral bestaat uit het gezin. Afhankelijk van de
leeftijd komen daar microsystemen zoals bijvoorbeeld het kinderdagverblijf, de
peuterspeelzaal, school, clubs en verenigingen, naschoolse opvang, vriendjes en
vriendinnetjes bij. Binnen al deze microsystemen is er voor het kind en het
betreffende systeem sprake van wederzijdse, circulaire invloed. Zowel het kind als
de omgeving waarin het kind zich bevindt zijn in interactie met elkaar, ook wel
24
Van Beemen (1995), Kuipers (1999), Scholte (1999) blz. 60, uit Ontwikkelingspsychopathologie door
J. Rigter (2012)
25
https://www.dbhds.virginia.gov/images/OSAS-ATODcircle.gif
21
transactie (transactioneel ontwikkelingsmodel) genoemd. Met het mesosysteem
worden de relaties tussen de verschillende microsystemen bedoeld, die elkaar ook
wederzijds beïnvloeden; bijvoorbeeld het gedrag van het kind verandert op school
na de scheiding van zijn ouders. Die beïnvloeding kan gaan via het kind, maar ook
andersom; een matig rapport beïnvloedt de vrije tijd van het kind, omdat ouders
vinden dat er meer huiswerk gemaakt moet worden. Gedrag voortkomend uit die
onderlinge invloed, heeft vervolgens ook weer invloed binnen de systemen. Dat kan
dus zelfs invloed hebben op de microsystemen onderling; bijvoorbeeld de interactie
tussen ouders en school of ouders en trainers op het sportveld, die elkaar elders
ontmoeten. Het exosysteem is de volgende laag die op meerdere systemen slaat,
waarvan het kind niet direct deel uit maakt. Toch beïnvloeden zij indirect zijn
ontwikkeling via de micro- en mesosystemen; bijvoorbeeld vader werkt en moeder
gaat weer werken, waardoor er thuis ineens dagelijkse patronen veranderen. Of
ouders krijgen een andere baan, waardoor er verhuisd gaat worden. Overkoepelende
waarden en normen, gebaseerd op concrete exo-, meso- en microsystemen noemt
men het macrosysteem; bijvoorbeeld wetgeving binnen en land, de normen van
opvoeding gebaseerd op culturele, politieke en religieuze opvattingen en
maatschappelijke ontwikkelingen. Volgens Bronfenbrenner is dit model in combinatie
met de individuele kenmerken van het kind, gebaseerd op erfelijke aanleg, een
compleet systeemmodel waarmee diagnoses gemaakt kunnen worden. Als de
betrokkenen verklaren dat de diagnose klopt op grond van de systeeminvloeden, het
aanwezige gedrag en de mate van ontwikkeling, is het model ecologisch valide26,
oftewel bruikbaar.
Onder ontwikkeling wordt de circulaire oorzaak en
gevolgberedenering bedoeld. Kinderen en pubers zijn actieve spelers als het om
invloed gaat; ten dele zijn zij dus in staat tot het creëren van hun eigen omgeving.
Aanleg is geen statisch fenomeen door de combinatie van invloed met de hierboven
beschreven invloedbronnen. Aanleg en invloed van buiten bepalen samen gedrag en
ontwikkeling.
2.2
De systeemtheorie als basis voor groepsprocessen
Vriendschappen spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen en
compenseren soms minder gunstige gezinsomstandigheden. Gezonde vriendschappen
zijn gebaseerd op loyaliteit en wederzijdse steun en ontstaan gemiddeld pas op de
basisschool in de middenbouw. Van daaruit gaan zich vriendschapsgroepjes vormen,
jongens gescheiden van de meisjes. Jongens vormen meestal grotere groepen, zij
doen graag dezelfde activiteiten vaak met een wedstrijdelement. Loyaliteit speelt
een grote rol. Meisjes vormen vaker kleinere groepjes, die zich kenmerken door
verbale en emotionele intimiteit. Geaccepteerd worden door leeftijdsgenoten zijn
belangrijk in de ontwikkeling. Onderzoekers die sociometrische methoden toepassen
26
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 63
22
hebben getracht om de status van kinderen binnen een leeftijdsgroep vast te stellen
door kinderen vragenlijsten te laten invullen, waarbij ze aan kunnen geven wie ze
wel of niet aardig vinden. Op grond van die onderzoeksgegevens heeft men drie
categorieën kinderen vastgesteld. Zo zijn er de populaire kinderen, die actief
participeren in groepjes van vrienden en vriendinnen en de afgewezen kinderen die
vaak agressief- of pestgedrag vertonen. Kinderen die afgewezen worden en agressief
zijn hebben vaak problemen in het functioneren op meerder terreinen. De kinderen
die noch aardig noch onaardig gevonden worden door hun leeftijds- of klasgenoten
horen tot de categorie genegeerde kinderen. Zij zijn vaak het slachtoffer van
pesten. Het sociaal functioneren als puber, adolescent en later zelf als volwassenen
wordt in de basis geassocieerd met de mate van acceptatie van kinderen door hun
leeftijdsgenoten op de basisschool27. Geen trauma door pesten zou in deze fase dus
voorkomen moeten worden.
Pubers zijn opgroeiende kinderen in een overgangsfase op weg naar hun
volwassenheid. Om te beginnen zijn het dus nog geen jong volwassenen. Zij hebben
nog steeds de emotionele behoeften aan liefde en acceptatie, alleen zijn deze
complexer dan die van jonge kinderen. Dat betekent dat de basiswaarheden anders
toegepast moeten worden 28 . Uit onderzoek blijkt dat het gezin nog steeds de
grootste invloed heeft, terwijl pubers de meeste tijd doorbrengen op school, met
klasgenoten, hun peergroup, hun digitale netwerk en andere figuren uit hun
dagelijkse belevingswereld. Wat zij nodig hebben om optimaal te kunnen
functioneren en het beste uit zichzelf te halen, is de onvoorwaardelijke liefde en
aanvaarding van hun ouders. Dat lijkt zo vanzelfsprekend, maar ouders weten vaak
niet hoe zij de liefde die ze voelen kunnen overbrengen. En in deze periode van hun
ontwikkeling is voor pubers niets vanzelfsprekend, ook de liefde van hun ouders niet.
Ze zijn onzeker over alles wat ze als kind al dan niet bezighield en stellen zichzelf
met die onzekerheid voortdurend op de proef. Vrienden, sekse, emoties, uiterlijk,
ouders, school, resultaten en ga zo maar door. Zij zijn zich opeens bewust van
rolmodellen, modelling en vertonen coping gedrag. Dit wetende is het belangrijk dat
volwassenen positieve waarden en normen voorleven, dat zij hun hand uit steken en
de zoektocht van pubers serieus nemen; aan de ene kant nog een kind, aan de
andere kant groeiend inzicht in hoe de volwassen wereld er uit gaat zien. Ouders die
in hun relatie oprecht hun gevoelens en meningen met elkaar delen en respect
hebben voor elkaars eigenheid, leven dit op een natuurlijke wijze aan hun kinderen
voor. Er is dan sprake van een normale communicatieve ontwikkeling binnen het
gezin. Ouders hebben hun opvoeding afgestemd en de behoeften van alle
gezinsleden goed aangevoeld. De basis die ze hen mee hebben gegeven is dan
stabiel. Ook eenoudergezinnen kunnen effectief opvoeden; alleen is de persoonlijke
en sociale druk bij hen groter, omdat ze én voor de inkomsten én voor de opvoeding
27
Uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008), blz. 132
28
Uit Omgaan met tieners door Dr. Ross Campbell (2009), blz.
23
verantwoordelijk zijn. Dr. T. Berry Brazelton, één van de bekendst en meest
gerespecteerde kinderartsen in Amerika zei: “het is een heel verschil of je
alleenstaand bent of niet. Maar volgens mij is het desondanks mogelijk. Het is alleen
moeilijker, omdat je waarschijnlijk minder geld ter beschikking hebt. Het is ook
moeilijk, omdat je zowel degene moet zijn die de kinderen aanpakt als degen die
hen troost” 29 . En waar in een tweeoudergezin over en weer emotionele,
psychologische, lichamelijke en financiële steun is, moet een enkele ouders deze
steun elders zoeken; bij familie, vrienden, professionele organisaties of bij
leefgemeenschappen. Dit om onnodige spanning in de opvoeding te minimaliseren.
Sociologisch onderzoek (bron Granovetter 1973; 1983) heeft geleid tot het maken
van een bekend onderscheid tussen ‘strong en weak ties’ 30 die jongeren op
verschillende manieren binden aan de samenleving. De ‘strong ties’, gebaseerd op
loyaliteit van het gezin en hechte vriendschappen, naast de ‘weak ties’ die meer
bestaan uit via via contacten en losse relaties met kennissen en buren beïnvloeden
elkaar en vullen elkaar ook aan. Zo kan de wereld zich voor de jongere door andere
kennis en informatie vanuit andere sociaal culturele achtergronden uitbreiden. Elke
maatschappelijke verandering heeft impact op henzelf, hun relaties met
leeftijdsgenoten en hun leefwereld. De laatste decennia is de invloed van
leeftijdsgenoten toegenomen. Zo wordt er van opgroeiende jongeren al vroeg een
grote mate van zelfsturing verwacht, om hun eigen richting te bepalen. Waar eerder
vooral ouders belangrijk waren voor steun en informatie, is nu het belang van
leeftijdsgenoten bij het ontdekken van die richting groot. Ook de toegenomen
invloed van nieuwe media en de grote mobiliteitsmogelijkheden hebben de wereld
van jongeren ten opzichte van die van hun ouders letterlijk en virtueel bijna
grenzeloos vergroot. Toch kan een goede relatie met ouders een positief versterkend
effect
hebben op het aangaan en onderhouden van vriendschappen met
leeftijdsgenoten en vrienden. Zij worden op deze wijze een soort medeopvoeders,
die bij het oplossen van problemen net zo belangrijk kunnen zijn als ouders.
2.3
De gevolgen van groepsdynamiek
Een gezonde ontwikkeling brengt een natuurlijk proces van loslaten met zich mee.
Voor de puber is dat hun focus verleggen van ouders naar leeftijdsgenoten. De
zekerheid van sociale acceptatie ligt ineens niet meer alleen bij ouders. Het maken
van vrienden en deze houden met daarnaast een hechte vriendenkring waar de
puber geaccepteerd wordt zoals hij is, biedt de veiligheid waar nog steeds behoefte
aan is. Volgens psychologen is het hebben van een peergroup, bestaande uit een
beste vriendengroep, een groepje klasgenoten of een groep kennissen en bekenden
belangrijk voor de ontwikkeling, omdat de onderlinge relaties gebaseerd zijn op
29
Dr. T. Berry Brazelton, blz. 25, uit Omgaan met tieners door Dr. Ross Campbell (2009)
30
Granovetter (1973; 1983) blz. 72, uit Leefwerelden van jongeren door Joke Hermes, Pauline Naber en
Arjan Dieleman
24
gelijkheid, wederkerigheid, samenwerking en intimiteit. Heel veel gedrag van pubers
kan vanuit de invloed door peers verklaard worden31. Ze geven elkaars wereld en de
wereld die ze delen betekenis. Meestal wijkt die nogal af van die van de
volwassenen. Terwijl pubers zich dus aan de ene kant losmaken van de zekerheden
van hun ouders, creëren ze aan de andere kant met elkaar een eigen wij gevoel
wereld, vaak ook met vaste patronen en meestal met een natuurlijke hiërarchie.
Peers zijn om te beginnen meestal alleen jongens of allen meisjes, later wordt een
groep vaak meer gemengd. De psychologische behoefte om in deze fase goed in de
groep te liggen is groot. Thuis en naar volwassenen toe lijken pubers steeds
zwijgzamer te worden, maar daar buiten zijn ze dat eigenlijk nooit. Jongeren
communiceren dag en nacht met elkaar. Sociale media is niet meer weg te denken
en is dus ook altijd overal. Waar ouders digitale toeristen blijven, zijn de jongeren
van nu digitale native’s. Als ze niet uitkijken, weet iedereen alles van elkaar. En als
je dan minder mooi, minder slim, minder sociaal begaafd bent is je status lager en
ben je kwetsbaarder. Als je ‘wij’ hebt sta je sterk, wie dat niet heeft mist de
dynamiek van een sterke achterban. Op het moment dat een puber ‘echt’ gepest
wordt en daar komt digitaal pesten bij, versterkt het één de gevolgen van het ander.
Jongeren die van beide last hebben, zijn somberder en eenzamer en hebben een
negatiever zelfbeeld dan jongeren die alleen online of alleen echt gepest worden32.
Waar zonder internet pesten thuis nog veilig was, overschrijdt online pesten deze
veilige grens. Bovendien is online buitengesloten worden zichtbaar voor een hele
groep, waardoor pestgedrag nog pijnlijker wordt. Iedereen weet ervan en velen
zullen zich vanuit de anonimiteit en onder groepsdruk laten meeslepen door hun
emoties. Sommige pubers, toch al kwetsbaar gezien de hevigheid van lichamelijkeen hormonale groei, hebben moeite onderscheid te maken tussen een spelletje en
een serieuze aangelegenheid. Voorbeelden daarvan zijn de jongeren die zich op
verzoek uitkleden voor de webcam. De gevolgen van korte termijn acties met lange
termijn gevolgen zijn voor jongeren niet te overzien. Ze wanen zich veilig en
anoniem en realiseren zich niet wat ze allemaal persoonlijk open en bloot de wereld
in sturen. En omdat ze steeds minder delen met hun ouders en de groepsdruk van
peers voelen, kunnen ze zichzelf op veel latere leeftijd vervelend zelf tegen komen.
Zo is sociale weerbaarheid in combinatie met digitale intelligentie de nieuwe eis aan
jongeren en volwassenen ter voorkoming van blijvende schade. Werk aan de winkel
om trauma’s door pesten te voorkomen.
31
Uit Puberbrein binnenstebuiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013), blz. 92
32
Uit Puberbrein binnenstebuiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013), blz. 108
25
3 Hoofdstuk 3
RISICO-, BELEMMERENDE- EN BESCHERMENDE FACTOREN
3.1
De invloed van risico- of belemmerende – en beschermende
factoren
Om te beginnen is het goed om onderscheid te maken tussen factoren die op
individueel- en op groepsniveau van toepassing zijn. In de ontwikkelingspsychopathologie slaan de begrippen risico- of belemmerende- en beschermende
factoren altijd op een groep. In de ontwikkelingspsychologie wordt van deze
factoren gesproken op kind-, gezins- en omgevingsniveau. Naar aanleiding van
opvoedingsonderzoek is Rutter (1975) 33 vermoedelijk de eerste die met deze
terminologie begon te werken. Risico- of belemmerende factoren zijn factoren die
de kans op het ontstaan van stoornissen, gedragsproblemen of ontwikkelingsproblemen vergroten; statisch is bewezen dat deze factoren op latere leeftijd door
gebeurtenissen, omstandigheden en/of eigenschappen zichtbaar kunnen worden.
Voor Hermans (1987)34 is dit de definitie van risico- of belemmerende factoren. Deze
factoren mogen niet gezien worden als oorzaak, zij verhogen het risico van de
gevolgen. Ten Brink en Veerman (1998) 35 definiëren factoren die deze kans
verkleinen als beschermende of protectieve factoren. Dat zijn dus factoren die de
werking van risicofactoren verkleinen of verzwakken. Er zijn kinderen en
opgroeiende pubers die zich ondanks zware psychische belasting en extreme
leefomstandigheden ontwikkelen tot gezonde volwassenen. Zij dragen
beschermingsfactoren vanuit zichzelf en de omgeving mee, waardoor zij minder
nadeel ondervinden in risicovolle situaties. De literatuur noemt deze succesvolle
groep risicokinderen ‘Superkids’ (Laucht e.a. 1998) 36 . Het blijkt dat er minder
onderzoek is gedaan naar beschermingsfactoren, waardoor de kennis ook minder
omvangrijk is.
33
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 60
34
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 61
35
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 63
36
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 76
26
3.2
Kindfactoren
Elk kind draagt kenmerken met zich mee die mede verantwoordelijk zijn voor zijn
ontwikkeling. Ze kunnen risicodragend of beschermend kunnen zijn. Factoren die op
het niveau van het kind risicodragend zijn, zijn bijvoorbeeld genetisch bepaalde
neurologische afwijkingen, agressiviteit, een moeilijk temperament, impulsiviteit,
risicovol gedrag, cognitieve vermogens, een laag zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen en
onveilige gehechtheid. Zij verhogen het risico om niet tot een normale gezonde
ontwikkeling te komen 37 . Daarnaast noemen Sameroff en Chandler (1975) ook
prematuriteit, een laag geboortegewicht en zwangerschapscomplicaties mogelijke
risicofactoren 38. Verschillend onderzoek (Groenendaal en van Ieperen 1994) 39 naar
beschermende kindfactoren heeft duidelijk gemaakt dat intelligentie, temperament,
gezondheid en competentie van het kind bijdragen ter bescherming tegen
risicofactoren. Ook humor blijkt een beschermende factor te zijn40. De plaats in de
kinderrij kan zowel risico als bescherming met zich meedragen.
3.3
Gezinsfactoren
Het gezin is de basis voor de start van elk nieuw geboren kind. Elk nieuw geboren
kind heeft er niet om gevraagd geboren te worden. Aankomende ouders hebben al
dan niet bewust gekozen voor het stichten van een gezin. Dat maakt de start voor
elke nieuwe wereldburger hoe dan ook verschillend. Relatiepatronen en stabiliteit
binnen een gezin zijn belangrijke factoren die zowel risicodragend als beschermend
kunnen zijn. Een goede hechting tussen ouder en kind, een warme gezinsrelatie en
een gezonde sociaal economische status zijn allemaal beschermende factoren. Wat
is het ouders waard om ouder te zijn; waar liggen hun prioriteiten als het gaat om
tijd. Wat zijn hun doelen en idealen, hun toekomstdromen en wat gaan ouders doen
en laten om dit allemaal met hun gezin te verwezenlijken. Welke plaats nemen hun
kinderen in op hun prioriteitenlijstje 41 ? Ouders die bewust keuzes maken, geven
zichzelf de tijd en de ruimte om samen de ontdekkingstocht van het gezinsleven aan
te gaan. Gaandeweg ontdekken zij dingen over zichzelf; leuke, fijne en prettige
dingen komen boven, maar ook de mindere kanten van hun leven, allemaal gepaard
met herinneringen uit hun eigen kindertijd en hun jeugd. Wie hierover nadenkt doet
dingen bewust; bewust hetzelfde of bewust anders. De opvoedingsstijl is mede
richting bepalend. Het bewust voorleven met alle ups en downs, alle zeker- maar
ook onzekerheden heet modelling. Hoe ouders samen zijn en wat voor soort kinderen
37
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 454
38
Uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009), blz. 176
39
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 78
40
Uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009), blz. 176
41
Uit Omgaan met tieners door Dr. Ross Campbell (2009), blz. 40
27
zij hebben is dus mede van invloed op de ontwikkeling van hun kind, net als de
rolverdeling van taken. Of het gezin nog samen, meervoudig samengesteld of
enkelvoudig is of als één oudergezin verder gaat, hoeft niet nadelig te zijn. Álle
bovenstaande factoren hebben invloed op de ontwikkeling van kinderen en dus ook
op hun gedrag.
3.4
Omgevingsfactoren
Op het niveau van de omgeving bieden een positieve, stimulerende schoolomgeving,
ondersteuning van de ouders door bijvoorbeeld familie of hulpverleners bij de
opvoeding, preventieve activiteiten in de buurt of op school en het sociale netwerk
zoals bijvoorbeeld een sportvereniging van de puber bescherming tegen
risicofactoren op zowel individueel niveau, als ook op gezinsniveau. De formele en
informele invloed die mensen in de omgeving van kinderen en pubers hebben is
groot42. Volwassenen zouden zich op bepaalde momenten en plekken beter bewust
moeten zijn van hun rolmodel. Kinderen en pubers hebben behoefte aan kaders en
grenzen. Er zijn opvoeders die voor sommigen door modelling het verschil van een
succesvol leven kunnen maken. Vanaf de pubertijd tot aan de adolescentie neemt de
invloed van leeftijdsgenoten toe. De zogenaamde peergroup geeft de gewenste
steun en informatie, tegemoet komend aan de behoefte van autonomie en
zelfbepaling. De keus om om te gaan met leeftijdsgenoten die een slechte invloed
hebben, wordt vaak bepaald door andere risicofactoren, zoals bijvoorbeeld een
slechte relatie met ouders, een matige woonbuurt, weinig positief contact tussen
leerling en docent, pestgedrag of geweld en middelengebruik op school. Ook de
manier waarop de jongere omgaat met stressfactoren uit de omgeving, in
combinatie met zijn individuele kenmerken, verhogen het risico op een normale,
gezonde ontwikkeling. Het kiezen van een vriendengroep met een positieve invloed,
kan in interactie met individuele kenmerken ter bescherming dienen. Wat helpt is
een goede relatie met ouders, intelligentie, de overtuiging dat je zelf invloed op je
leven kunt uitoefenen, autonomie en zelfvertrouwen. Pubers die veilig gehecht zijn
kunnen binnen bepaalde grenzen experimenteren met onder andere gedrag, omdat
ze weten dat hun ouders hen niet zullen afvallen.
Probleemgedrag is dus alleen maar te begrijpen door oog te hebben voor de
interactie tussen alle kenmerken van het zelfs al hele jonge kind tot aan de
adolescent, kenmerken van de ouders en kenmerken van de omgeving43.
42
Uit Puberbrein binnenstebuiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013), blz. 116
43
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 64
28
4 Hoofdstuk 4
ONDERZOEK
4.1
Onderzoek effectieve kinder- en jeugdinterventie methoden
over het onderwerp ‘pesten’
In opdracht van minister Dekker, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap in het kabinet-Rutte II, heeft een commissie van het Nederlands Jeugd
Instituut (NJI) de afgelopen maanden meer dan zeventig interventiemethoden tegen
pesten bekeken (Trouw van 16-04-2014)44. Welke 'bewezen effectief' zijn, heb ik in
de bijlage in een schema op een rij gezet. Omdat ik mijn eigen onderzoek op een
basisschool met het Kanjercertificaat heb gedaan, hieronder nog een kleine
samenvatting volgens het Nederlands Jeugd Instituut45.
4.2
Inhoud KANVAS leerling enquête pesten
Kanjertraining in het kort
Kanjertraining is bedoeld voor kinderen en jongeren van 4 tot 16 jaar die problemen
hebben in de omgang met anderen en voor hun klasgenoten en/of ouders. Het doel is
het stimuleren van sociaal vaardig gedrag en het voorkomen of verminderen van
sociale problemen zoals pesten, conflicten, uitsluiting en sociaal teruggetrokken
gedrag. De training wordt schoolbreed ingezet in het onderwijs met wekelijkse
klassikale lessen, en wordt aan kinderen met hun ouders in groepen gegeven op
psychologische praktijken. Het Nederlands Jeugd Instituut heeft de kanjermethode
erkend als ‘Effectief volgens goede aanwijzingen’.
De enquête is uitgevoerd op de volgende onderdelen:
1. Een leerlingvragenlijst door de leerlingen van groep 4 t/m 8 gericht op:
o negatieve intenties
o ongelukkig, somber voelen
44
Uit Trouw van 16-04-2014
45
http://www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies/Erkende-interventiesKanjertraining
29
o onrustig, verstorend gedrag
o hulpvaardig, sociaal gedrag
2. Een leerlingvragenlijst door de leerlingen van groep 4 t/m 8 gericht op:
o Ik pest op school
o Ik word gepest
o Ik ben bang dat ik gepest word
3. Een sociogram door de leerlingen van groep 4 t/m 8 gericht op:
o Vriendschap
o Samenwerken
4. Een docentenvragenlijst voor alle kinderen van groep 1 t/m 8 gericht op:
o Afhankelijkheid
o Angst
o Onrustig, verstorend gedrag
o Faalangst
o Gebrek aan concentratie
o Gebrek aan motivatie
o Gebrek aan zelfvertrouwen
o Ongelukkig somber
o Slecht aanspreekbaar op gedrag
o Agressie
o Pest
o Wordt gepest
4.3
Uitkomst enquête
Voor de uitkomst heb ik naar de resultaten van alle kinderen van de hele school
gekeken. 70 leerlingen vanaf groep 4 hebben zelf bovenstaande onderdelen van
nummer 1,2 en 3 ingevuld; de jongsten en de zwakke lezers onder supervisie van een
onderwijsassistente. Geen enkel kind wees zichzelf als pester aan en maar een
leerkracht wees één leerling als pester aan. Op het onderdeel ‘ik word gepest’
scoorden 5 leerlingen zorgwekkend en 4 leerlingen opvallend. Geen enkele
leerkracht wees een kind aan dat in zijn of haar beleving gepest wordt. Bij ‘ik ben
bang om gepest te worden’ scoorden 5 leerlingen zorgwekkend, waarvan er 3
dezelfden waren als die ook zorgwekkend scoorden op ‘ik word gepest’. 12
leerlingen geven aan ‘bang te zijn om te worden gepest’. Daarvan zijn er 4 die ook
op het onderdeel ‘ik word gepest’ opvallend scoren. In het sociogram gericht op
vriendschap en samenwerking kwamen geen onverwachtse bijzonderheden naar
voren.
4.4
Conclusie enquête
Alle resultaten heb ik besproken met het team en samen zijn we tot de conclusie
gekomen dat de uitkomsten van de verschillende vragenlijsten in grote lijnen een
bevestiging zijn van de bevindingen van leerkrachten verkregen door observatie. Op
dit moment komt uit de enquête geen overmatig, heftig pestgedrag naar voren. Wel
kunnen de resultaten, zoals bedoeld, gebruikt worden als hulpmiddel voor
leerkrachten om een scherpere kijk op gedrag, de gevoelens en de intenties van
kinderen te krijgen. Dat betekent dat de antwoorden serieus genomen moeten
worden en dat er met kinderen individueel en in groepsverband gesproken dient te
30
worden. De communicatie naar ouders over onze bevindingen en de gesprekken met
kinderen, moeten helder en transparant met betreffende ouders gecommuniceerd
worden. Doel is in beginsel welbevinden en veiligheid voor iedereen als voorwaarde
om tot leren te komen.
5 Hoofdstuk 5
THERAPEUTISCHE INTERVENTIES
5.1
Therapeutische interventies op schoolniveau
Ondanks het Kanjercertificaat zie ik op school vaak de onmacht van direct adequaat
handelen door de leerkracht. Daar komt een stukje onkunde over de normale
ontwikkelingspsychologie van kinderen en pubers bij, die een actieve begeleidende
opvoedende aanpak ook op school vragen. De meeste aandacht gaat uit naar
cognitieve kennisoverdracht en psycho-educatie zou meer bewustwording teweeg
kunnen brengen. Daarnaast zou er meer aandacht moeten zijn voor gespreksvoering
door leerkrachten; met leerlingen, maar ook met ouders. Het eerder delen van
opvallend, ongewenst gedrag met collega’s onderling en elkaar aanspreken over hoe
dan wel, het delen met de intern begeleider en gezamenlijk in gesprek gaan met
ouders en kinderen, zou volgens mij vaker problemen kunnen voorkomen. In het
kader van het aankomend Passend Onderwijs zou per school een leerkracht met
expertise ontwikkelingspsychologie of kinder- en jeugdtherapeutische achtergrond
wat mij betreft wenselijk zijn. Diegene zou ter plaatse diverse interventies
individueel, maar ook op groepsniveau kunnen inzetten en toepassen. De lijnen kort
houden en er bovenop zitten, is wat mij betreft de beste optie om trauma’s door
pesten in de toekomst te voorkomen.
5.2
Psycho educatie
De psycho educatie over ontwikkelings- en opvoedingstaken passend bij
verschillende leeftijdsfasen, geeft alle betrokkenen inzicht in mogelijke oorzaken
van afwijkend, ongewenst gedrag. Hierbij komen ook leeftijdsadequate thema’s aan
bod, met bijbehorende natuurlijke behoeften van kinderen en pubers. Het belang
van de 6 basisveiligheden zal de noodzaak tot handelen versterken. Om vanuit de
autonomie middels een positief zelfbeeld te komen tot zelfsturing en
zelfbeschikking, is een mooi uitgangspunt om te komen tot een gezonde identiteitsontwikkeling. De noodzaak om behoefte te her- en erkennen bevorderen de bij ieder
mens innerlijke kracht, waarbij psycho educatie helpend kan zijn.
31
5.3
Individuele therapeutische interventies
Lichaamswerk
Werken met lichaamswerk is op zoek gaan naar de balans tussen lichaam en geest.
Het zelf ervaren hoe je lichaam werkt, welke reactie het geeft in verschillende
situaties en wat voor gevoelens daarbij vrij komen, zijn uitgangspunt voor een
ontdekkingsreis naar binnen. Waar ligt de kracht, waar zijn de verborgen gebreken,
wat zendt het lichaam non verbaal uit, zonder dat de geest zich daarvan bewust is?
Door zelf te voelen wat er van binnen lichamelijk gebeurt, ontdek je ook waar je
innerlijke kracht verborgen ligt. Je leert die kracht te gebruiken en voelt wat het
met je doet. Je zelfvertrouwen zal groeien, waardoor je letterlijk steviger in het
leven gaat staan. Tegenslag zal je voortaan anders tegemoet treden. Je lichaam zal
met ondersteuning van het hoofd bewust anders reageren, waardoor situaties nooit
meer hetzelfde zullen zijn. Wie weerbaar is heeft het vermogen om voor zichzelf op
te komen. Dat betekent dat je leert je grenzen te ontdekken, zodat je je grenzen
ook kunt aangeven als iemand te dicht bij je komt en deze dreigt te overschrijden.
Je grens aangeven met woorden, maar ook met houding en lichaamstaal. Eventueel
zelfs door fysieke verdediging. Weerbaarheidstraining is dus bedoeld om te leren
(bedreigende) situaties in te schatten, eigen mogelijkheden te verkennen, emoties
als woede en angst te kunnen hanteren en efficiënte oplossingsstrategieën te kunnen
bedenken en deze uit te kunnen voeren. Bij lichaamswerk hoort dus leren gronden
en centreren als fysiek hulpmiddel, spanning en ontspanning als emotion focused
coping, grenzen voelen en grenzen aangeven door middel van de confrontatie
techniek en psycho educatie over het effect van stress op lichaam en geest, de
invloed van hormonen en het belang van socialisering. Om de persoonlijkheid tot
volle ontwikkeling te laten komen zou het goed zijn als elke aankomende adolescent
zou beschikken over een breed palet van gedragspatronen 46. “Hoe meer je in de
breedte ontwikkelt, hoe beter je toegerust zult zijn voor je volwassen leven. Dit
veronderstelt een evenwichtige ontwikkeling, maar ook bewustzijn: het weten wat
je gedragsopties zijn en hoe en wanneer je die kunt inzetten. Door omstandigheden
kan er echter ook vernauwing van het gedragspalet tot een onbewust en automatisch
herhalen van één gedragspatroon ontstaan. Dan kan met behulp van fysieke
oefeningen en de psycho fysieke werkwijze aan verbreding en bewustwording
gewerkt worden. De verbeelding van de verschillende gedragspatronen of structuren
biedt bovendien een leidraad voor de hulpverlener om te kunnen bepalen welke
delen van het gedragsspectrum moeten worden versterkt om een balans te
bereiken.” Oefeningen om de verschillende gedragsstructuren te verbeelden zijn de
5 elementen of energieën uit het oosten, de karakterstructuren uit ‘De
Maskermaker’47 en het programma van Rots & Water. Door het versterken van de
46
BGL lessen KJT opleiding Lichaamswerk door Yolanda Faber (1011-2014)
47
Uit De Maskermaker blz. 40 door Wibe Veenbaas, Joke Goudswaard, Henne Arnolt Verschuren
32
mentale krachten zoals aandacht, visualisatie en zelfvertrouwen, hebben kinderen
en pubers de kans om zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen met alle in aanleg
aanwezige innerlijke kracht. Daar zal positief gedrag uit voortkomen.
Mindfulness
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond, dat Mindfulness angst, stress en
depressieve gevoelens vermindert. Daardoor gaat men zich positiever voelen,
waardoor focussen op wat belangrijk is makkelijker wordt. Het is een methode voor
kinderen, jongeren en volwassenen, gebaseerd op een wetenschappelijk
onderbouwde meditatie- en aandacht techniek. Door het regelmatig oefenen zal de
kijk op het leven positiever worden, faalangst verminderen, piekeren afnemen en
zelfvertrouwen groeien. De mens komt dus krachtiger in het leven te staan. David
Dewulf, arts en een autoriteit op het vlak van Mindfulness, zegt : “Mindfulness helpt
je om elk moment van je leven volledig te leven, ook de moeilijkste momenten. De
basis is heel eenvoudig: aandacht geven. Er is dus niets mystieks of geheimzinnigs
aan. Je geeft aandacht aan het enige moment dat je hebt: het HUIDIGE moment”48.
Helende verhalen
Helende verhalen kunnen kinderen op een eenvoudige en natuurlijke manier helpen
om van vervelende symptomen af te komen. Uitgangspunt is een metafoor die als
een verhaal of sprookje werk doet, waarbij de luisteraar de gelegenheid krijgt om
zelf patronen in het eigen leven te herkennen, zonder dat iemand er specifiek op
wijst. 49 De kracht zit in de eenvoud; elk verhaal sluit naar behoefte aan en doet
vervolgens zijn helende werk. Vaak doet ook de schrijver een ontdekking; hij blijkt
vaak veel creatiever dan gedacht. En als dit de ouders zijn, helpen de helende
verhalen aan 2 kanten.
Tekenen
Tekenen is voor kinderen net zo natuurlijk als spelen. Tekeningen weerspiegelen
vaak het bewustwordingsproces van kinderen en pubers en kunnen worden gezien als
een symbool van communicatie en als weerslag van de emotionele belevingswereld.
Aan de hand van universele ontwikkelingsstadia van kindertekeningen kan de relatie
met de leeftijdsfasen van de cognitieve en sociaal emotionele ontwikkeling gelegd
worden50.
48
Uit Mindfulness voor jongeren door David Dewulf, blz. 6
49
Uit Helende verhalen, blz. 12 door Paul Liekens-Ann Delnoy (2011)
50
Uit Kinderen geven tekens van Theresa Foks-Appelman (2011)
33
Oplossingsgericht werken
Oplossingsgericht werken gaat uit van de gewenste toekomst en niet van de aard of
de oorzaak van het probleem. De aandacht gaat uit naar de vraagstelling ter
versterking van de competenties van het kind en zijn systeem.
Visualisatie
Visualisatie is een vorm van meditatie, waarbij de aandacht naar binnen gericht is
middels een verhaal, al dan niet begeleid door zachte muziek. Het brengt rust en
ontspanning, zonder prikkels van buitenaf. Het geeft inzicht en versterkt innerlijke
kracht.
Cognitieve gedragstherapie
Cognitieve gedragstherapie is een mengeling van gedragstherapie met interventies
die ontwikkeld zijn vanuit de cognitieve psychologie en gebaseerd op de
veronderstelling dat irrationele gedachten leiden tot ongewenst gedrag. Met behulp
van het ABC schema, of het daarvan afgeleide G-schema, worden gebeurtenissen
geanalyseerd op gevoel, gedachten, gedrag en de gevolgen. Dit cyclisch toegepast
brengt inzicht dat tot verandering kan leiden. Op deze wijze kan bijvoorbeeld de
angst om gepest te gaan worden doorbroken worden.
5.4
Mijn Kinder- en Jeugdtherapeutische interventies
Als aankomend Kinder- en Jeugdtherapeut heb ik op de basisschool van het
Kanvasonderzoek het team meegenomen in een stukje psycho educatie over
ontwikkelingstaken van kinderen aan de hand waarvan we gedrag van kinderen
kunnen meten. Daarbij heb ik de nadruk op modelling door ons benadrukt en het
bewust aanleren van sociale vaardigheden, omdat die van nature niet bij alle
kinderen van huis uit hetzelfde aanwezig zijn. Met ouders van pesters en gepeste
kinderen heb ik psycho educatie gegeven over ontwikkelings- en bijbehorende
opvoedingstaken. De bewustwording van zelfkennis door ouders en spiegelgedrag van
hun kinderen hebben hen de ogen geopend. In gesprek gaan leef je voor, als ouders
onderling, maar ook als ouders met hun kinderen, ouders en school en school met
kinderen. Als je samen het verschil van plagen en pesten uitpluist en dit stevig
neerzet, weet je ook dat plagen gezond is. In de groep heb ik kinderen meegenomen
34
in een visualisatie, waarbij voor alle kinderen ruimte was voor hun eigen innerlijke
inzicht in kracht. Individueel heb ik op school een pester laten tekenen over hoe hij
zichzelf zag thuis en in de groep met vrienden. Daarover zijn we in gesprek gegaan.
Toen bleek dat het pestgedrag voortkwam uit gebrek aan aandacht thuis, zijn we
samen een gesprek met zijn ouders aan gegaan. Thuis in mijn praktijk heb een
gepeste jongen begeleid. Hij bleek net als zijn moeder bijzonder gevoelig te zijn,
zonder te weten hoe hij grensoverschrijdend gedrag een halt moest toeroepen.
Samen hebben we gewerkt aan lichaamswerk; hoe ontdek je waar je grens is en hoe
geef je dat dan aan. Waar zit dan die innerlijke kracht en hoe laat je die dan zien.
Dit heeft geleid tot een gesprek op school tussen de pester en de gepeste met
vervolgens de ouders van beide jongens erbij. Middels mijn circulaire vraagstelling
kwamen ouders en kinderen zelf tot inzicht en samen tot verandering. Bleek dat ook
ouders niet meer wisten hoe ze met elkaar in gesprek konden komen, terwijl ze
jarenlang vrienden waren geweest. Mijn tweede VIPAU puber was nog in de
verwerking van pestgedrag na de overgang van de basis- naar de middelbare school.
Middels de cognitieve gedragstherapie, kwam ze zelf tot de ontdekking dat haar
gedrag niet overeenkwam met haar hormonale groei. Middels oplossingsgerichte
gesprekken ontdekte ze haar emotionele puber thema’s en de behoefte aan steun
van haar ouders. Al met al genoeg therapeutische interventies om vooral op alle
niveaus mee door te gaan.
Dus geen trauma door pesten wat mij betreft!
6 Hoofdstuk 6
CONCLUSIE
Aangekomen bij de conclusie van mijn scriptie, concludeer ik dat 3 jaar opleiding
hebben bijgedragen tot de oplossing van mijn eigen puzzel. Aan de start weet ik nog
dat ik behoefte had aan kennis en theorie over hoe gedrag zich ontwikkelt in
interactie met onszelf en de medemens. Wat is de invloed van gezin en omgeving en
hoe krijg ik grip over wat ik wil en kan. De vele persoonlijke ontdekkingen hebben
me verrijkt en mijn kijk op het kind versterkt. Onvoorwaardelijke liefde is de start
van een zo positief mogelijke ontwikkeling. Bovenstaande theorie bevestigt voor mij
dat liefde alleen niet altijd genoeg is. Weten hoe gedrag zich ontwikkelt en kennis
hebben van bijbehorende taken om ontwikkeling in positieve banen te kunnen
leiden, kan trauma’s door pesten voorkomen. Al met al ben ik tot de conclusie
gekomen, dat pestgedrag vraagt om een alerte, actieve houding van elk systeem dat
het kind, de puber en de jong volwassene omringt. Ik geloof in de bewustwording
van processen in mensen vanuit de 6 basisveiligheden ter voorkoming van een trauma
door pesten. Vanuit ‘plek, steun, voeding, grenzen, geweldloosheid en spiegeling’ valt
er het meest te (achter) halen als verandering wenselijk is. Met behulp van de
logische niveaus kan ontwikkeling inzichtelijk gemaakt worden. Ouders zijn voor
35
kinderen het vertrekpunt op weg naar zelfsturing. Opvoeding van ouders gaat vaak
intuïtief; zij doen, stellen bij, genieten en proberen er met vallen en opstaan iets
moois van te maken. Als zij hun onvoorwaardelijke liefde vanuit respect naar elkaar
overbrengen en hun opvoeding begripvol en toch liefdevol sturend is, kunnen wrok,
schuldgevoel, angst en het gevoel ongewenst te zijn voorkomen worden. Een ouder
die moeite doet zijn kind echt te begrijpen, neemt hier de tijd voor, geeft gerichte
aandacht en neemt de tijd om echt te luisteren. Door behoeften te herkennen en
hieraan tegemoet te komen, zonder zichzelf te verliezen, zal het gedrag van alle
gezinsleden elkaar wederzijds positief beïnvloeden. Kinderen en pubers zijn als
spiegels; zij weerkaatsen de liefde die zij ontvangen en daarmee ook het gedrag in
omgang met een ander. Ouders met een positief zelfbeeld, die zichzelf aardig kennen
en bereid zijn zich in hun kind te verdiepen, leren hun kind om op eigen krachtige
benen te staan en het leven positief tegemoet te treden. Dit is een belangrijk
beschermingsmechanisme tegen risicofactoren zowel op het niveau van het kind, als
op het niveau van de omgeving. Net als weten dat bij de overgang van het kind naar
de pubertijd andere kwaliteiten van hen gevraagd worden. Bij beroepsopvoeders is
voorkennis over de ontwikkelingspsychologie van kinderen en pubers voorwaarde hen
van de ene ontwikkelingstaak op weg te helpen naar de volgende. Als aan de start van
de basisschool het verschil tussen plagen en pesten helder geformuleerd en concreet
neergezet wordt en ouders en school elkaar in een open gesprek blijven ontmoeten,
zal dat niet altijd pesten, maar wel trauma’s door pesten kunnen voorkomen. Tijd en
moeite om kennis en inzicht om te zetten in praktisch handelen op individueel, maar
ook op gezins- groeps- verenigings- en schoolniveau, zullen elke erkende
antipestmethode versterken. Voor mij zit het succes in zelfkennis en bewustwording
van innerlijke kracht die het verschil maakt. Laat van je horen en luister ernaar, neem
de signalen van de gepesten en de pesters serieus. Maak ongewenst gedrag
bespreekbaar. Leer kinderen wat gewenst gedrag is en hoe dat voelt. Een luisterend
oor en steun van de omgeving zal onder deskundige leiding waar nodig hulp bieden en
trauma’s voorkomen. Wacht niet, maak slapende honden gelijk wakker. Veranderen
kan, geloof in eigen kracht ook.
Ik vertrouw op het goede van de mens.
‘Wie zelf vertrouwt, zal vertrouwd worden’
Met dank aan mijn scriptiebegeleider: Jan Teensma
36
BRONVERMELDING























Justine Mol, blz. 8, uit Geweldig communiceren met jongeren (2011)
Rutter e.a.( 1999), blz. 30, uit ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en
jeugdigen door J. Rigter (2012)
Carl Rogers (1902 – 1987), blz. 57, uit Kijk op mensen door Robert A. Liston
(1978)
Carl Rogers (1902 – 1987), blz. 331, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door
Martine Delfos (2009)
Sieneke Goorhuis en Ineke Oenema, blz. 7, Artikel HJK Visies op het jonge
kind (febr. 2014)
Piaget (1896-1980), blz. 53 uit de Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine
Delfos (2009)
Vygotsky (1934/1986) blz. 56, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine
Delfos (2009)
Erikson (1902-1994) blz. 59, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine
Delfos (2009)
Ontwikkelingsfasen van Erikson (1902-1994) blz. 96-99, uit Ontwikkeling in
vogelvlucht door Martine Delfos (2009)
Dick Swaab (2005), voorwoord, uit puberbrein binnenste buiten door Huub
Nelis en Yvonne van Sark (2013)
Erikson blz. 30, uit Kijk op mensen door Robert A. Liston (1978)
Maslow (1908-1970) blz.68, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine
Delfos (2009)
Behoeftenpiramide van Maslow blz. 19, uit Nieuwe verbindingen, inspiratie
voor innovatie door G. Bijloo en P. Koudstaal (2012)
http://www.nji.nl/nl/Normale-ontwikkeling-pdftekst.pdf door Hans Meij
(2011)
Gesell en Maslow blz. 169, uit ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos
(2009)
Conger en Petersen (1984) blz. 173, uit ontwikkeling in vogelvlucht door
Martine Delfos (2009)
Patterson(1982) blz. 128, uit De ontwikkeling van het kind door Frank C.
Verhulst (2008)
Internetsite
over
opvoedingsstijlen,
http://mens-ensamenleving.infonu.nl/ouder-en-gezin/26237-test-wat-voor-ouder-ben-jewelke-opvoedingsstijl-heb-je.html
De Groot en Paagman blz. 121 uit De ontwikkeling van het kind door Frank C.
Verhulst (2008)
Rutter e.a (1979) blz. 121 uit De ontwikkeling van het kind door Frank C.
Verhulst (2008)
Nagy (1920-2007), blz. 80 uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos
(2009)
http://www.systeemtheorie.nl door Steven Pont
Van Beemen (1995), Kuipers (1999), Scholte (1999) blz. 60, uit
Ontwikkelingspsychopathologie door
J. Rigter (2012)
37


























https://www.dbhds.virginia.gov/images/OSAS-ATODcircle.gif
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 63
Uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008), blz. 132
Uit Omgaan met tieners door Dr. Ross Campbell (2009), blz.
Dr. T. Berry Brazelton, blz. 25, uit Omgaan met tieners door Dr. Ross
Campbell (2009)
Granovetter (1973; 1983) blz. 72, uit Leefwerelden van jongeren door Joke
Hermes, Pauline Naber en Arjan Dieleman
Uit Puberbrein binnenstebuiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013),
blz. 92
Uit Puberbrein binnenstebuiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013),
blz. 108
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 60
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 61
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 63
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 76
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 454
Uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009), blz. 176
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 78
Uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009), blz. 176
Uit Omgaan met tieners door Dr. Ross Campbell (2009), blz. 40
Uit Puberbrein binnenstebuiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013),
blz. 116
Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 64
Uit Trouw van 16-04-2014
http://www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/Databank-EffectieveJeugdinterventies/Erkende-interventies-Kanjertraining
BGL lessen KJT opleiding Lichaamswerk door Yolanda Faber (1011-2014)
Uit Mindfulness voor jongeren door David Dewulf, blz. 6
Uit Helende verhalen, blz. 12 door Paul Liekens-Ann Delnoy (2011)
Uit Kinderen geven tekens van Theresa Foks-Appelman (2011)
Uit De Maskermaker blz. 40 door Wibe Veenbaas, Joke Goudswaard, Henne
Arnolt Verschuren
BIJLAGE
Effectieve kinder- en jeugdinterventies over het onderwerp ‘PESTEN’
38
BIJLAGE: Effectieve kinder- en jeugdinterventies over het onderwerp ‘PESTEN’
Onderstaande kinder- en jeugdinterventies over het onderwerp ‘PESTEN’ zijn door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) onderzocht en ik heb ze schematisch op een rijtje
gezet. Zij zijn beoordeeld en erkend als:

Effectief volgens sterke aanwijzingen óf

Effectief volgens goede aanwijzingen óf

Effectief volgens eerste aanwijzingen óf

Goed onderbouwd
NAAM
Kanjertraining
KiVa
KORT SAMENGEVAT
Kanjertraining is bedoeld voor
kinderen en jongeren van 4 tot 16
jaar die problemen hebben in de
omgang met anderen en voor hun
klasgenoten en/of ouders. Het
doel is het stimuleren van sociaal
vaardig gedrag en het voorkomen
of verminderen van sociale
problemen
zoals
pesten,
conflicten, uitsluiting en sociaal
teruggetrokken
gedrag.
De
training wordt schoolbreed ingezet
in het onderwijs met wekelijkse
klassikale lessen, en wordt aan
kinderen met hun ouders in
groepen
gegeven
op
psychologische praktijken.
KiVa is een preventief schoolbreed
antipestprogramma dat de kracht
van de groep gebruikt om
pestproblemen op te lossen.
Leerlingen van de bovenbouw van
ONDERWERP

Sociale
vaardigheden

Pesten
DOEL

Bevorderen
gewenst gedrag

Preventie

Ondersteuning
LEEFTIJD
4 - 15 jaar
ERKEND ALS
Effectief
volgens goede
aanwijzingen
PDF BESCHIKBAAR
Ja
Pesten


7 - 13 jaar
Goed
onderbouwd
Ja
1
Preventie
Ondersteuning
Rots en Water
1.
Leefstijl
de basisschool verwerven kennis
en vaardigheden om samen op te
treden tegen pesters en elkaar te
helpen,
waardoor
pesten
vermindert
en
welbevinden,
motivatie en schoolprestaties van
alle leerlingen verbeteren. Door
gerichte training en begeleiding
fungeren
leerkrachten
als
daadkrachtig
rolmodel
voor
leerlingen.
Rots en Water is een programma
voor jeugdigen van 4 tot 18 jaar,
dat hen leert zich enerzijds te
verdedigen tegen verschillende
vormen van geweld en anderzijds
oog en gevoel te krijgen voor
eigen grensoverschrijdend gedrag.
Door allerlei fysieke, mentale en
sociale activiteiten worden de
jeugdigen ervan bewustgemaakt
dat zij steeds weer een keuze
kunnen maken tussen een harde
"rotsopstelling" of een zachte
"wateropstelling" dan wel een
mengeling daarvan.
Leefstijl
is
een
onderwijsprogramma voor het
(speciaal) basisonderwijs, alle
typen van voortgezet onderwijs en
opvoedkundige organisaties buiten
de school(m)uren. Het programma
wil
opbouwend
gedrag
en
positieve sociale betrokkenheid
stimuleren door het oefenen van
Gedragsproblemen
Weerbaarheid
Seksualiteit
Pesten









Gedragsproblemen
Sociale
vaardigheden
Angst
Pesten
Burgerschap
2

Preventie
Voorkoming van
recidive
Behandeling
9 - 18 jaar
Goed
onderbouwd
Ja
Preventie
Bevorderen
gewenst gedrag
4 - 18 jaar
Goed
onderbouwd
Ja
2.
Competentietraining 6-12
jarigen SO&T
3.
De Vreedzame School
1.
Gedrag: ik doe ertoe!
sociaal-emotionele vaardigheden.
Deze
vaardigheden
worden
overgedragen door lesmateriaal,
oefeningen en trainingen voor
docenten en opvoeders.
Competentietraining
is
een
groepstraining voor jongens en
meisjes in de leeftijden van 6 tot
12
jaar
met
sociale
vaardigheidsproblemen. Het doel
van de training is dat kinderen
sociaal vaardiger worden, hun
identiteit
en
zelfvertrouwen
versterken en hun impulscontrole
en zelfredzaamheid vergroten. De
training omvat 6 bijeenkomsten
met een duur van 1,5 uur, een
ouderbijeenkomst
en
een
terugkombijeenkomst.
In De Vreedzame School staan
sociale
competentie
en
democratisch
burgerschap
centraal. Het programma wordt in
alle groepen van de basisschool
uitgevoerd (kinderen van 4 tot
met 12 jaar). Leerkrachten
worden
getraind
om
het
programma uit te voeren, waarvan
de basis bestaat uit wekelijkse
lessen.
Daarnaast
wordt
leerlingmediatie ingezet. Ook
ouders worden betrokken in het
programma.
Gedrag: ik doe ertoe! is een
interventie voor alle leerlingen in
de onderbouw van het voortgezet
onderwijs in de leeftijd van 12 tot

Behandeling
6 - 12 jaar
Goed
onderbouwd
Ja


Sociale
vaardigheden
Angst
Pesten



Gedragsproblemen
Pesten
Burgerschap
preventie
4 - 12 jaar
Goed
onderbouwd
Ja

Sociale
vaardigheden
Pesten
Gedragsproblemen

12 - 16 jaar
Goed
onderbouwd
Ja


3

Bevorderen
gewenst gedrag
Preventie
Plezier op school
2.
3.
Sta Sterk Training
4.
Parent Management
Training Oregon (PMTO)
5.
16 jaar. De interventie wordt in
twee aaneengesloten leerjaren
ingezet, richt zich op het creëren
van een goed samenlevingsklimaat
in de klas en daarbuiten en heeft
als doel het voorkomen van
antisociaal gedrag.
"Plezier op school" is een
zomercursus
voor
aanstaande
brugklassers die op de basisschool
gepest
werden
of
andere
problemen hadden in de omgang
met
leeftijdgenoten.
Beoogd
wordt de sociale competentie van
de kinderen te vergroten,zodat zij
een goede start kunnen maken op
het voortgezet onderwijs en het
risico op herhaling van deze
omgangsproblemen
verkleind
wordt.
De Sta Sterk Training is een
interventie voor slachtoffers van
pesten in de leeftijd van 8 tot 12
jaar. Het heeft als doel de
weerbaarheid van de kinderen te
vergroten zodat zij effectiever
reageren op pestgedrag om
zodoende de negatieve invloed
van het pesten te beperken en het
risico op pesten te verkleinen. De
interventie bestaat uit tien
wekelijkse bijeenkomsten voor
kinderen
en
twee
ouderbijeenkomsten.
PMTO is een behandeling voor
gezinnen met één of meer
kinderen met externaliserende
gedragsproblemen, al dan niet

E-hulp



Pesten
Weerbaarheid
Sociale
vaardigheden




Pesten
Weerbaarheid




Gedragsstoornissen
Adhd
Gedragsproblemen
Pesten
4
11 - 13 jaar
Goed
onderbouwd
Ja
Preventie
8 - 12 jaar
Goed
onderbouwd
Ja
Behandeling
4 - 12 jaar
Goed
onderbouwd
Ja

Preventie
Voorkoming van
recidive
Behandeling
6.
7.
Gelijk = Gelijk?
8.
9.
PRIMA-methode
gecombineerd met hyperactiviteit.
Het doel van de behandeling is dat
de
kinderen
beter
gaan
functioneren
en
hun
gedragsproblemen
verminderen
doordat
hun
ouders
meer
effectieve opvoedingsstrategieën
toepassen.
In
Gelijk=Gelijk?
leren
basisschoolleerlingen uit groep 6,
7 of 8 over vooroordelen en
discriminatie en hoe je dit kunt
voorkomen. De interventie bestaat
uit 5 à 6 lessen op school van 60
tot 90 minuten en besteedt
aandacht
aan
discriminatie
vanwege religie, cultuur en
seksuele
diversiteit.
Ouders
krijgen informatie over het
project en worden uitgenodigd
voor de afsluiting.
Prima is een antipest programma
voor basisscholen. De scholen
worden twee jaar begeleid bij het
in- en uitvoeren van een integrale
aanpak
van
pesten
op
schoolniveau (o.a. training van
leerkrachten),
groepsniveau
(groepslessen)
en
individueel
niveau (individuele begeleiding).
Het doel is het verminderen en
voorkomen van pestgedrag.


Pesten
Burgerschap
Pesten
Preventie
10 - 12 jaar
Goed
onderbouwd
Ja


4 - 12 jaar
Effectief
volgens goede
aanwijzingen
Ja
Preventie
Behandeling
http://www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies/Erkende-interventies
5
Download