VAN PESTEN TOT TRAUMA GEEN TRAUMA DOOR PESTEN Babette Bijloo-Kaal BGL opleiding tot Kinder- en Jeugd Therapeut 3, cursusnummer 7826 3 juni 2014 JE KUNT ALTIJD TERUGKEREN Weinig spreken, dat is natuurlijk. Een felle storm duurt niet de hele morgen. Een plotse wolkbreuk duurt niet de hele dag. Wie veroorzaken dit? Hemel en aarde. Als zelfs hemel en aarde de dingen niet lang laten duren, waarom zou een mens dit dan willen. Als je de Tao volgt, word je één met de Tao. Als je je innerlijke kracht volgt, word je één met de innerlijke kracht. Als je begint te dwalen, word je een zwerver. Als je één bent met de Tao, geniet je van de Tao. Als je één bent met je innerlijke kracht, geniet je van je innerlijke kracht. Als je zwerft, geniet je van het zwerven. Wie zelf niet vertrouwt, zal niet vertrouwd worden. Tao 1 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE ...................................................................... 1 VOORWOORD ........................................................................... 4 INLEIDING ............................................................................... 5 1 Hoofdstuk 1 ........................................................................ 7 ONTWIKKELINGS- EN OPVOEDINGSTAKEN VANUIT DE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE ...................................................... 7 2 1.1 Ontwikkelingspsychologie van kinderen en pubers ................. 7 1.2 Ontwikkelingstaken van kinderen van 0 tot ongeveer 12 jaar .... 8 1.3 Ontwikkelingstaken van pubers en adolescenten .................. 10 1.4 Opvoedingstaken ........................................................ 13 1.5 Opvoedingsstijlen ....................................................... 15 Hoofdstuk 2 ....................................................................... 18 GROEPSPROCESSEN EN GROEPSDYNAMIEK VANUIT DE SYSTEEMTHEORIE ... 18 2.1 De systeemtheorie ...................................................... 18 1 3 2.2 De systeemtheorie als basis voor groepsprocessen ................ 22 2.3 De gevolgen van groepsdynamiek .................................... 24 Hoofdstuk 3 ....................................................................... 26 RISICO-, BELEMMERENDE- EN BESCHERMENDE FACTOREN ...................... 26 3.1 De invloed van risico- of belemmerende – en beschermende factoren ........................................................................... 26 4 3.2 Kindfactoren ............................................................. 27 3.3 Gezinsfactoren .......................................................... 27 3.4 Omgevingsfactoren ..................................................... 28 Hoofdstuk 4 ....................................................................... 29 ONDERZOEK............................................................................ 29 4.1 Onderzoek effectieve kinder- en jeugdinterventie methoden over het onderwerp ‘pesten’ ......................................................... 29 5 4.2 Inhoud KANVAS leerling enquête pesten ............................ 29 4.3 Uitkomst enquête ....................................................... 30 4.4 Conclusie enquête ...................................................... 30 Hoofdstuk 5 ....................................................................... 31 2 THERAPEUTISCHE INTERVENTIES ................................................... 31 6 5.1 Therapeutische interventies op schoolniveau ...................... 31 5.2 Psycho educatie ......................................................... 31 5.3 Individuele therapeutische interventies ............................. 32 5.4 Mijn kinder- en Jeugdtherapeutische interventies ................ 34 Hoofdstuk 6 ....................................................................... 35 CONCLUSIE ............................................................................. 35 BRONVERMELDING .................................................................... 37 BIJLAGE ................................................................................ 38 Effectieve kinder- en jeugdinterventies over het onderwerp ‘PESTEN’ . 38 3 VOORWOORD Als sluitstuk van de opleiding tot Kinder- en Jeugdtherapeut, heb ik met veel plezier aan deze scriptie gewerkt. Vanuit mijn huidige functie als leerkracht en interne begeleider maak ik me op andere wijze druk over pesten en pesters dan als aankomend hulpverlener. In tegenstelling tot mijn visie op de ontwikkeling van kinderen en jeugdigen en wat ze nodig hebben om op te groeien tot gelukkige, evenwichtige mensen, is mijn missie veranderd van overdracht van kennis binnen de schoolmuren, naar helpen inzicht te krijgen rondom de ontwikkeling van het autonome ik. Ik dank alle verschillende docenten van de BGL opleiding voor de vele inspirerende lessen, waarbij theorie gekoppeld werd aan de praktijk, de intervisoren voor de verrijkende feedback, mijn intervisie- en studiemaatjes als sparringpartners in mijn persoonlijke en professionele ontwikkeling en de verschillende leertherapeuten, die mij geholpen hebben inzicht te krijgen in mijn zijn. Vertrouwend op mijn innerlijke kracht, blij met mijn autonome ik, in balans met mijn hart en mijn hoofd, ben ik klaar voor mijn toekomst als Kinder- en Jeugdtherapeut. 4 INLEIDING De directe aanleiding om voor het onderwerp ‘VAN TRAUMA TOT PESTEN – GEEN TRAUMA DOOR PESTEN’ te kiezen is dat ik pesten in mijn dagelijkse werk als leerkracht en intern begeleider van een basisschool te vaak tegenkom en hier als aankomend Kinder- en Jeugdtherapeut in een vroegtijdig stadium mee aan de slag wil gaan. Dit om trauma’s te voorkomen. Pesten is van alle tijd, komt ongeacht intelligentie in alle lagen van de bevolking voor en kan ondanks vele wetenschappelijke studies, antipestmethoden en pestprotocollen nog steeds niet voorkomen worden. Voor de kinderen en jeugd van nu is daar ondertussen het digitale pesten bij gekomen, waardoor ook de privé sfeer voor velen geen veilige haven meer is. Uit de ervaringen van mensen die als kind of jeugdige gepest zijn of zelf de pesters waren, blijkt dat zij tot ver in hun volwassenheid de gevolgen hiervan meedragen. Wat deze mensen bindt is het gemis van her- en erkenning van de volwassenen aan wiens zorg zij ten tijde van het gebeurde toevertrouwd waren. Zij waren verantwoordelijk voor hun veiligheid; hebben ze geluisterd, hun hand uitgestoken, de juiste dingen gedaan? Hadden ze de gevolgen kunnen voorkomen? Achter elk individu hangt een heel systeem, een natuurlijk systeem vanuit het gezin en een zelfgekozen systeem vanuit de omgeving. Daarnaast bepalen kindfactoren in combinatie met gezins- en omgevingsfactoren de keuzes die elk mens in het leven maakt. Ziet het slachtoffer kans om te vertellen wat er speelt en zo niet hoe komt dat dan? Wat is de invloed van beschermende of juist risico- en belemmerende factoren, waardoor de ene mens kwetsbaarder is dan de andere? Wat beweegt de pester om tot pesten te komen, is het vooral behoefte aan aandacht? Met deze scriptie wil ik mijn rol als toekomstig Kinder- en Jeugdtherapeut onderzoeken. Wat kan ik in een zo vroeg stadium voor gepesten en pesters betekenen, zodat zij een volwaardig en positief zelfbeeld kunnen ontwikkelen, met inachtneming van al hun in aanleg aanwezige kwaliteiten op basis van innerlijke kracht. Wat hebben ze nodig ter versterking van hun eigen autonome ik, zodat zij geen trauma ontwikkelen dat hen tot in hun volwassenheid achtervolgt en hun dagelijkse zijn belemmert. Daarvoor ben ik op zoek gegaan naar informatie over: de natuurlijke ontwikkelings- en opvoedingstaken van kinderen en adolescenten en hun ouders / verzorgers de werking van groepsprocessen en groepsdynamiek vanuit de systeemtheorie risico- en belemmerende naast beschermende factoren; dit vanuit kind-, gezins- en omgevingsfactoren de mogelijke therapeutische aanpak ter voorkoming van een trauma 5 Waarin zit het verschil dat maakt dat pesten bij de ene persoon leidt tot een trauma en bij de andere persoon niet. Als pesten van alle tijden is, waarbij men in de huidige tijd ook nog te maken kan krijgen met digitaal pesten, wat is er dan te doen dat nog niet eerder gedaan is? Wat kan ik als Kinder- en Jeugdtherapeut doen om ervoor te zorgen dat pesten niet tot trauma lijdt? De benodigde informatie heb ik behalve uit boeken, artikelen uit kranten en tijdschriften ook van internet gehaald. Op een voor mij bekende basisschool heb ik gevraagd om vanuit het Kanjerschoolprotocol het KANVAS leerling onderzoek te laten invullen door de leerlingen en leerkrachten van de groepen 5 t/m 8. Met de uitkomst wil ik vanuit mijn therapeutische visie de school adviseren over eventuele nodige acties op korte en lange termijn. 6 1 Hoofdstuk 1 ONTWIKKELINGS- EN OPVOEDINGSTAKEN VANUIT DE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE 1.1 Ontwikkelingspsychologie van kinderen en pubers Om kinderen en pubers zoveel mogelijk de kans te geven zich zo autonoom mogelijk te ontwikkelen, geaccepteerd zoals ze zijn, met uiteindelijk de erkenning en waardering zoals ze willen zijn, is het nodig dat ze gehoord, gezien en begrepen worden 1. Dat betekent dat alle mensen die met hen werken, kennis zouden moeten hebben van de ontwikkelingspsychologie, ontstaan uit de vele inzichten en theorieën van theoretici die hun leven wijden aan onderzoek naar de psychische ontwikkeling van de mens. De kennis van iedereen die met kinderen werkt, draagt bij tot beter begrijpen van wat er in kinderen en adolescenten omgaat, zodat het handelen aansluit vanuit verbinding. Hoe mooi zou het zijn als al deze mensen zich bewust zouden zijn van hun eigen ontwikkeling, de invloed van hun onbewuste zijn en de mogelijkheden die deze kennis met zich mee brengt. Zou elke studie die opleidt tot het werken met kinderen en pubers voldoende theoretische ontwikkelingspsychologie bevatten? En zou elke student zich in zijn studie bewust zijn van het belang van deze kennis? In mijn eerste opleiding tot kleuterleidster, vele jaren geleden, was ontwikkelingspsychologie een onderdeel van de lessen pedagogiek en methodiek. Zelfreflectie en onderzoek naar zelfbeeld en zelfvertrouwen om te komen tot zelfkennis zat er in mijn opleiding niet bij. De behoefte aan zelfontwikkeling wel, maar pas vele jaren later ontdekte ik dat lang niet elk mens die met kinderen werkt die behoefte heeft. Ik ontdekte de noodzaak om behoeften te leren her- en erkennen en daar rekening mee te houden. Ze bevorderen de groei van competentie, autonomie en relatie van iedereen die zich er bewust van is. Ondertussen zie ik zelfreflectie en kennis over de ontwikkeling van de mens als een voorwaarde om het beste uit opgroeiende kinderen en pubers te kunnen halen. Ik geloof in de oorspronkelijke goedheid van de mens met ieders ondoorgrondelijke innerlijke kracht en de wil van iedereen om goede dingen te willen doen. Door het in kaart brengen van de normale ontwikkeling van kinderen en pubers, zou het toch mogelijk moeten zijn om aan de start van sommige problemen al interventies te plegen ter voorkoming van ontwikkelingsachterstand- of stoornis of het ontstaan van een trauma. Elk kind is een uniek individu, dat unieke ervaringen 1 Justine Mol, blz. 8, uit Geweldig communiceren met jongeren (2011) 7 meemaakt. Wetenschappelijk onderzoek2 heeft aangetoond, dat gedrag ontstaat uit interactie tussen erfelijke aanleg en omgevingsfactoren. Het is goed te weten dat het menselijk is om met problemen te worstelen, soms zelfs gezond om ervan te kunnen leren. Waarom is het dan toch zo dat de ene mens meer lijdt in zijn leven dan de ander. Het proces van her- en erkennen van behoeften en weten dat verandering mogelijk is, begint bij jezelf. Het geeft ruimte om van het leven te kunnen genieten met alles wat bij leven hoort. Dus ook leren omgaan met tegenslag. Carl Rogers 3 , humanistische psycholoog en grondlegger van de niet directieve therapie, oftewel de ‘rogeriaanse therapie’, gaat uit van de aangeboren goedheid van de mens. Hij zegt dat een normale ontwikkeling begint met een paar kenmerken die zijn aangeboren, namelijk het vermogen tot ervaren, denken en voelen. Fysieke gewaarwordingen en emotionele gevoelens roepen een reactie op die leidt tot bewustzijn. Hij gelooft in het zelf genezend vermogen door spontane en natuurlijke ontwikkeling, zelfontplooiing en zelfverwerkelijking 4 . Voorgaande en navolgende ontwikkelingstheoretici zijn het eens over de onvoorwaardelijke aandacht van de mens aan de start van het leven en zelfs al daarvoor. Zo ook over de waarde van het ontwikkelen van een eigen identiteit, het zelf ontdekken van een eigen weg en het kunnen nemen van de verantwoordelijkheid daarvan; vraagtekens zijn er gezet bij de theorie van Rogers over het aangeboren vermogen van de mens om de juiste keuzes te maken. Daarvoor zijn aangeboren kind factoren, onder invloed van gezinsen omgevingsfactoren veel te belangrijk gebleken. Het mechanisme van de menselijke geest blijft boeiend en zorgt blijvend voor onderzoek door mensen die in menig opzicht verschillen; de tijd waarin ze leven, hun achtergrond en opleiding en de ervaringen waarop ze hun theorieën baseren. Alle theorie en methoden tot nu toe hebben als doel de normale ontwikkeling in grote lijnen te begrijpen en in kaart te brengen, zodat we bij afwijkingen daarvan weten wie, wat, waar, wanneer en hoe kan doen, om het kind in nood, zo vroeg mogelijk te helpen. Wat gaat er vooraf aan pestgedrag van zowel de gepesten als van de pesters? Hoe is een trauma te voorkomen? 1.2 Ontwikkelingstaken van kinderen van 0 tot ongeveer 12 jaar Verschillend theoretici hebben vanuit hun eigen achtergrond verschillende visies over de ontwikkelingstaken van kinderen. Zo hebben Sieneke Goorhuis en Ineke Oenema in een artikel van het tijdschrift ‘Het jonge kind’5 de visies van Piaget en Vygotsky gecombineerd. Piaget (1896–198) 6 stelt dat de aanleg van kinderen 2 Rutter e.a.( 1999), blz. 30, uit ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen door J. Rigter (2012) 3 Carl Rogers (1902 – 1987), blz. 57, uit Kijk op mensen door Robert A. Liston (1978) 4 Carl Rogers (1902 – 1987), blz. 331, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) 5 Sieneke Goorhuis en Ineke Oenema, blz. 7, Artikel HJK Visies op het jonge kind (febr. 2014) 6 Piaget (1896-1980), blz. 53 uit de Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) 8 belangrijker is dan de sturing op ontwikkeling vanuit de omgeving. Zijn observatie naar spel van kinderen leidde tot analyse naar 4 ontwikkelingsstappen van het denken van jonge kinderen. Dit gaf inzicht in de rijpingsprocessen waardoor het begrip ‘schoolrijpheid’ is ontstaan. Voor hem bepaalt de biologische groei het mentale ontwikkelingsproces. Vanuit elke nieuwe ervaring leert het kind om zijn mentale processen af te stemmen om te komen tot overeenstemming met zijn omgeving. Door spel, waarin veel taalgebruik en imitatie zit, leert het kind communiceren met zijn omgeving, waardoor het socialisatieproces op gang komt. De visie van Vygotsky (1896-1934) is dat de eigen ontwikkeling van een kind niet los te zien is van de sociale omgeving. Hij interpreteerde taaluitingen van jonge kinderen als een tot zichzelf praten ter begeleiding van hun handelen, waardoor dit geïnternaliseerd wordt tot stille innerlijke spraak. Inmiddels blijkt dat hij gelijk heeft en noemt men dit tot zichzelf spreken nu ‘private speech’7. Vygotsky ziet dit hardop spreken dus als denkoefeningen voor het kind, om vanuit de dingen die het kan, langs de dingen die het af en toe al dan niet met hulp kan, te komen bij de dingen die hij nog niet kan. Zo is het begrip ‘zone van naaste ontwikkeling’ ontstaan. Dus als door observatie het begingedrag vanuit de zone van naaste ontwikkeling vastgesteld wordt, is het mogelijk om door middel van didactische hulp (scaffolding) het kind te begeleiden naar de volgende ontwikkelingsfase. En zo sluiten de visies van Piaget en Vigotsky dus goed op elkaar aan. Erikson (1902-1994)8 benadrukte net als Piaget de noodzaak van vertrouwen in de omgeving voor de groei van het kind. Hij werkte de interactie van het kind met de sociale wereld verder uit en kwam tot een ontwikkelingsmodel dat, voortbordurend op de 5 stadia van Freud (oraal, anaal, fallisch, latentie, puberteit), de hele levensloop van de mens beslaat. Hij beschrijft 8 ontwikkelingsfases9, waarbij het succesvol doorlopen van elk stadium invloed heeft op het verloop van de volgende stadia. Deze zijn het gevolg van biologische rijping en sociale verwachtingen. Gedurende de eerste, de orale fase, van 0 tot 1 jaar, ontwikkelt het kind het vermogen van vertrouwen en zelfvertrouwen, naast wantrouwen. Daarvoor is de belangrijkste ontwikkelingsopgave voor het kind het opbouwen van een veilige gehechtheidsrelatie met één of meer volwassenen. Hier wordt de basis gelegd voor vertrouwen in anderen en voor vertrouwen in de eigen competentie. In de tweede, de anale fase, van 1 tot 3 jaar, ontwikkelt zich de autonomie gevoed door het leren lopen en praten, het alles zelf willen doen, de ontdekking van het woordje nee en ik, dus het gevecht tussen het kind en de sociale omgeving, ook wel de koppigheidsfase genoemd. Door de confrontatie met de omgeving is er ook schaamte en twijfel over zichzelf; doe ik het wel goed, vinden ze me wel lief? De derde ontwikkelingsfase, de zogenaamde fallische of oedipale fase tussen 3 en 5 jaar, ziet Erikson als de fase van de egovorming. Kinderen ontdekken 7 Vygotsky (1934/1986) blz. 56, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) 8 Erikson (1902-1994) blz. 59, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) 9 Ontwikkelingsfasen van Erikson (1902-1994) blz. 96-99, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) 9 hun eigen lichaam en dat van anderen. Merken het verschil op tussen vader en moeder, nemen initiatief door het maken van plannen en het stellen van doelen. Omdat het sociale gedrag nog niet ontwikkeld is, staat schuld tegenover initiatief. Wat is goed om te doen en wat niet. Het kind leert zijn eigen beperkingen en toekomstige mogelijkheden ontdekken, waardoor moreel besef ontstaat. Door het leren afzetten gedurende de eerste schooljaren ontwikkelt een kind een besef van constructiviteit; het samen met andere kinderen verzinnen en in elkaar zetten van dingen. Het naspelen van de wereld die hen omringt, om van daaruit te leren loslaten en nieuwe ontdekkingen te doen. Het geweten, de innerlijke stem van zelfbeschouwing en zelfbestraffing, is de grote bestuurder van initiatief. Volgens Erikson is het belangrijk dat ouders in deze fase ruimte geven voor normbesef en de groei van eigenwaarde. Dit door samen met hun kinderen activiteiten te ondernemen op basis van gelijkwaardig met elkaar omgaan. De latentiefase, van 6 tot 11 jaar, is de fase van rust en stabiliteit en daardoor beslissend voor de ego groei. Het is de fase waarbij kinderen hun sociale vaardigheden, passend bij hun cultuur ontwikkelen. Het ontwikkelingsprincipe is bedrijvigheid naast minderwaardigheid. De angst om te falen kan in deze fase een minderwaardigheidsgevoel in de hand werken waardoor gedrag wordt bepaald. Ook is deze leeftijdsfase seksueel gericht. Bovenstaande ontwikkelingsstadia zijn allemaal noodzakelijk om te komen tot het ontwikkelen van de eigen identiteit. Vanuit vertrouwen in de omgeving ontwikkelen kinderen onafhankelijkheid. Vervolgens leren zij initiatief te nemen vanuit hun fantasie en natuurlijke nieuwsgierigheid. Een stabiele basis zal ondersteunend zijn aan de start van de pubertijd. 1.3 Ontwikkelingstaken van pubers en adolescenten De fase van adolescentie, ook de pubertijd of genitale fase genaamd, van 12 tot 19 jaar, is de meest woelige periode door de grote lichamelijke veranderingen die erbij horen. De in de latentiefase nog sluimerende seksuele en agressieve driften bedreigen het ego en zijn bescherming. De sterke seksuele energie, vooral in de genitale zone, leidt opnieuw tot seksuele fantasieën uit de oedipale fase. In de pubertijd zorgen de hersenen dat de productie van geslachtshormonen op gang komt. Deze werken in op het lichaam en de hersenen, waardoor er gedragsverandering ontstaat. Doordat het nog onrijpe brein van pubers ineens anders functioneert, moeten zij nog leren hiermee om te gaan. Dat is noch voor henzelf, noch voor hun ouders, de school en de buurt makkelijk. Volgens Prof. Dr. D. F. Swaab10 denken pubers alleen aan de gevolgen van hun gedrag op zeer korte termijn en zijn ze tijdens het maken van risicovolle keuzes ongevoelig voor straf en allergisch voor regels. Door de onrijpe prefrontale cortex neemt de kans op ontremd, antisociaal, agressief en crimineel gedrag toe. De hersenen van meisjes zijn 10 Dick Swaab (2005), voorwoord, uit puberbrein binnenste buiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013) 10 trouwens gemiddeld twee tot vier jaar eerder rijp dan die van jongens. Dat maakt dat zij op de middelbare school en later op de universiteit beter presteren dan jongens. De zoektocht naar de eigen identiteit door identificatie en het stellen van daden, waarbij het zich afzetten tegen ouders en de sociaal gevestigde orde normaal is, brengt verwarring en onzekerheid met zich mee. Het belang van de peergroup helpt de puber in deze fase zijn onzekerheden de baas te worden. Dit hele proces van het ontdekken van zichzelf gaat vooral onbewust. Problemen zijn vaak een gevolg van seksuele rijping en de onzekerheid over de toekomstige volwassen rol. Volgens Erikson hebben pubers (jongens vaker dan meisjes) behoefte aan een moratorium, een periode van uitstel om alles wat hen beïnvloedt te kunnen verwerken en zo te komen tot het zelf ontdekken en formuleren van hun eigen identiteit. Aan ouders de taak om in deze periode de puber de tijd te gunnen die hij nodig heeft om naar de volwassen verplichtingen toe te groeien. Een periode die zich kenmerkt door ‘selectieve toegeeflijkheid van de gemeenschap en een uitdagende speelsheid van de jeugd’.11 Het lijkt op eerdere fases uit de kindertijd, waarbij ook het zoeken naar mensen en ideeën waarin hij kan geloven, het opzoeken van de grenzen van de eigen wil en de ruimte om te komen tot toekomstige mogelijkheden voorwaarde waren om te komen tot het ontwikkelen van de eigen identiteit. Erikson noemt het experimenteren met verschillende rollen en identiteiten de ware genetische opvolger van het kinderspel. Toen was het onbewust, nu speelt bewustwording een rol. Het belang van het delen en meten van ideeën, onzekerheden en inzichten in het systeem van de eigen peergroup helpt de puber bij de identiteitsontwikkeling. Net als het oefenen binnen het veilige systeem van het gezin thuis, waarbij de onvoorwaardelijke liefde van ouders uitgangspunt is. Doel van deze schijnbaar eindeloze ontdekkingstocht naar eigen mogelijkheden is het ontwikkelen van het autonome ik, iemand die in zichzelf gelooft en die naast een positief zelfbeeld ook een gezond portie zelfvertrouwen heeft. In de volgende fase van jong volwassenheid, van 20 tot 30 jaar, groeit intimiteit op basis van identiteit. Intimiteit vanuit het algemene ontwikkelingsprincipe gemeenschappelijkheid, zoals het met elkaar willen delen van alle belangrijke aspecten van hun leven versus isolatie en zelfgerichtheid. Fase zeven is die van de volwassenheid, vanaf 30 jaar tot 65 jaar. Als intimiteit tussen partners zich heeft ontwikkeld, komt er ruimte voor belangstelling naar buiten. De behoefte aan het stichten van een gezin en het realiseren van eerdere ideeën groeit. Het ontwikkelingsprincipe is generativiteit versus stagnatie. De behoefte piramide van Maslow12 sluit hier mooi op aan. Hij ontwikkelde een theorie over motivatie van de mens, waarbij hij zes fundamentele behoeften als uitgangspunt vast stelde. Als grondlegger van de humanistische psychologie steunt hij de rijpingsgedachte. Hij stelde dat het vervullen van behoeften vervuld moeten worden, om aangenaam te kunnen leven. Daarvoor is het noodzakelijk om de behoeften per niveau in te vullen. 11 Erikson blz. 30, uit Kijk op mensen door Robert A. Liston (1978) 12 Maslow (1908-1970) blz.68, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) 11 Door een steeds hoger behoefte niveau te bereiken worden nieuwe verbindingen gemaakt, die weer leiden tot uitvindingen en innovaties 13 . Onder invloed van ontwikkelingen en trends in onze hoog ontwikkelde maatschappij, zijn behoeften in de loop der jaren van karakter veranderd. Ze zijn niet meer enkelvoudig, eenvoudig en/of eenduidig, ze zijn samengesteld. Door rekening te houden met het bestaan van een combinatie van meerdere behoeften ontstaat er ruimte om oplossingen te bedenken voor problemen die nu nog onoplosbaar lijken. En omdat volgens Maslow baby’s worden geboren met een innerlijke wijsheid en het vermogen tot zelf leren is te allen tijde zelfgenezing mogelijk. Ook hij gelooft in innerlijke stemmen die naar boven komen en de ongebruikte delen van de mens kunnen actualiseren. Hij spreekt van de biologische broederschap, omdat mensen in het diepst van hun wezen gelijk zijn. Martine Delfos voegde aan de 5 behoeften van Maslow nog 2 behoeften toe. De aangevulde piramide van Maslow14 13 Behoeftenpiramide van Maslow blz. 19, uit Nieuwe verbindingen, inspiratie voor innovatie door G. Bijloo en P. Koudstaal (2012) 14 https://www.google.nl/url?sa=i&rct=j&q=&esrc=s&source=images&cd=&cad=rja&uact=8&docid=aGvE7Vp6 R8ywMM&tbnid=Z2sy3d4enwQVrM:&ved=0CAUQjRw&url=http%3A%2F%2Fwww.gertjanschop.com%2Fmodelle n%2Fpiramide_van_maslow.html&ei=VliDU4DSHJStyAT1uIHYDQ&bvm=bv.67720277,d.ZGU&psig=AFQjCNGLp 2KAl1OwYfIlcW5jClMT-SppOg&ust=1401202873877458 12 De laatste ontwikkelingsfase volgens Erikson is de fase van ouderdom, vanaf 65 jaar en omhoog. Het ontwikkelingsprincipe is ego-integriteit, dat wil zeggen acceptatie van jezelf en je levensloop, tegenover wanhoop. Hopelijk hebben externe aanpassingen en innerlijke strijd geleid tot wijsheid en een tevreden terugkijken op het leven. 1.4 Opvoedingstaken In de literatuur krijgen interactievaardigheden van opvoeders de nodige aandacht. Vaardigheden die veel genoemd worden zijn: het bieden van emotionele ondersteuning (sensitieve responsiviteit of sensitiviteit), het respecteren van de autonomie van kinderen, structuur bieden en grenzen stellen en informatie en uitleg geven 15 . Theoretici als Gesell of Maslow 16 wijzen erop dat ouders intuïtief over kennis van opvoeding beschikken. Het is de kunst te luisteren naar deze innerlijke wijsheid en zich niet af te laten leiden door onzekerheid. Wat opvoeding mede beïnvloed is de eigen levensgeschiedenis en de daarmee gepaarde opvoeding die ouders zelf hebben gehad. Dit zal altijd het gedrag naar hun kinderen toe beïnvloeden. Er van uitgaande dat kinderen van nature goed zijn en zich van nature ontwikkelen onder invloed van de omgeving, maakt opvoeden lastig. De natuur van elk kind is in aanleg verschillend, net als ouders ook verschillend zijn. In algemene zin is de opvoedingsstijl die ouders hanteren mede bepalend voor de manier waarop gedrag van kinderen zich ontwikkelt. De gevolgen van verschillende opvoedingsstijlen zoals van democratisch tot autoritair en van verwaarlozend tot overbezorgd zijn onderzocht door Conger en Petersen (1984)17. Zij stelden vast dat creativiteit, nieuwsgierigheid, flexibiliteit en initiatief in nieuwe situaties door opvoeding vanuit controle en beperking onderdrukt wordt en dat autonomie en zelfstandigheid het meest worden bevorderd door een democratische opvoeding. Dit is wel bekeken vanuit de westerse cultuur waar wij stimuleren dat kinderen zich ontwikkelen tot individu. Bij de individuele oriëntatie horen opvoedingselementen als zelfredzaamheid, prestatiedwang en nadruk op algemene en geestelijke zelfstandigheid. Bij een groepsgerichte oriëntatie vanuit vaak niet westerse culturen, horen opvoedingselementen als hulpvaardigheid, zorgzaamheid voor anderen, gehoorzaamheid, het dragen van medeverantwoordelijkheid voor het gezin door het helpen in de huishouding en het voorzien in levensonderhoud. Onafhankelijk van de opvoedingsstijl vindt opvoeding plaats in relatie en is altijd onderhevig aan grote verandering. Van kind tot adolescent verandert de relatie van afhankelijk naar onafhankelijk, voor ouders van leiden naar begeleiden en 15 http://www.nji.nl/nl/Normale-ontwikkeling-pdftekst.pdf door Hans Meij (2011) 16 Gesell en Maslow blz. 169, uit ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) 17 Conger en Petersen (1984) blz. 173, uit ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) 13 uiteindelijk naar loslaten, op grond van eigen verantwoordelijkheid. Iedereen doet het anders. We nemen onszelf en onze eigen opvoeding mee en hebben vervolgens te maken met de aanleg van onze kinderen en de invloed van de omgeving. Opvoedingstaken van 0 tot 2 jaar In het belang van de ontwikkeling van kinderen van 0 tot 2 jaar is het belangrijk dat de opvoeding van ouders bestaat uit sensitief responsief gedrag. Dat betekent dat zij de signalen die het kind afgeeft opmerken en er betekenis aan leren geven. Als zij vervolgens warm en ondersteunend tegemoet komen aan de behoeften van hun kind passend bij de situatie zal hun kind zich veilig en begrepen voelen en de wereld nieuwsgierig tegemoet treden. Door het leren herkennen- en erkennen van gevoelens en emoties en deze vrij te kunnen uiten, ontwikkelt het kind het vermogen om later met conflictgedrag om te kunnen gaan en zelf tot oplossingen te komen. Elk kind heeft anderen nodig om zich prettig te voelen en zich goed te ontwikkelen. Als er op basis van vertrouwen ruimte is met veilige grenzen, zal een kind nieuwe dingen uit proberen en eigen ontdekkingen doen. Opvoedingstaken van 2 tot 4 jaar In deze periode blijft het belangrijk om emotionele steun te bieden en autonomie te erkennen. Door de cognitieve ontwikkeling en de toename van sociale behoefte, is het nodig kinderen in deze periode veel uitleg te geven over hoe en waarom dingen zijn zoals ze zijn. Om te komen tot een positief proces van internalisatie is het nodig dat ouders soepel omgaan met de dubbelzinnigheid (ambiguïteit) van het kind om het de ruimte te geven leren om te gaan met wat de wereld van hem vraagt. Ze willen graag nieuwe dingen leren waarbij grenzen uitnodigen om opgezocht en uitgeprobeerd te worden. Kinderen vragen in deze periode om positieve bevestiging in omgang met anderen. Het is belangrijk om ruimte te geven aan het sekse verschil van jongens en meisjes. Opvoedingstaken van 4 tot 12 jaar Kinderen hebben in deze periode behoefte aan veel spelen met leeftijdsgenoten, een omgeving die al hun cognitieve vaardigheden stimuleert en opvoeders die de autonomie van het kind bevorderen. Daarbij hebben kinderen nog steeds structuur en duidelijke grenzen nodig. Als er thuis een gezinssituatie is met warmte, begrip en ruimte voor wederkerigheid in relatie tot elkaar, zal het kind doorzettingsvermogen en concentratie ontwikkelen. Het positief waarderen van taken zal schoolse prestaties verhogen. Ruziemaken leert kinderen omgaan met conflicten. Plagen zal niet gelijk leiden tot gestructureerd pestgedrag. Opvoedingstaken van 12 tot 16 jaar Wat pubers in deze periode vooral nodig hebben zijn opvoeders die hen ondersteunen in het opnieuw positie bepalen van henzelf, hun leeftijdsgenoten en hun ouders. Ze hebben behoefte aan ruimte om te kunnen experimenteren om zo zelf te komen tot een waardesysteem, dat past bij de zoektocht naar hun eigen identiteit. Een voorbeeldfunctie van de opvoeder die hen inspireert en hen de 14 ruimte geeft om een meer symmetrische relatie op te bouwen zal hen motiveren, waardoor ze zich bij behoefte ook willen laten sturen. Een echt luisterend oor geeft steun waar ze gebaat bij zijn in de ontwikkeling van hun identiteit. Opvoedingstaken van 16 jaar en ouder Er is ruimte nodig voor de verdieping van de eigen identiteit. Daarvoor is het nodig dat de opvoeder loslaat en vertrouwt op het nemen van de eigen verantwoordelijkheid door de adolescent. Wetend dat de hersenen nog een hele poos nodig hebben om tot volledige rijping te komen, blijft steun, motivatie, inspiratie en lichte sturing wenselijk. 1.5 Opvoedingsstijlen In grote lijnen zou je 4 opvoedingsstijlen kunnen onderscheiden: De autoritaire opvoedingsstijl De toegeeflijke opvoedingsstijl De democratische opvoedingsstijl De verwaarlozende opvoedingsstijl De stijl die ouders en opvoeders hanteren is van verschillende factoren afhankelijk. Hoe ben jezelf opgevoed en hoe heb je dat ervaren, wat is het karakter van jezelf, je partner en je kind, wat is je maatschappelijke positie, uit wat voor cultuur kom je en in welke cultuur leef je. Opvoedstijlen ontstaan dus door persoonlijke omstandigheden. De stijl die ouders hanteren heeft hoe dan ook gevolgen voor het kind en de gezinssituatie. Zo kan het zijn dat verschillende situaties leiden tot het aanpassen van de opvoedingsstijl. Ook het verschil in karakter van een kind kan aanpassing in stijl vragen. Als ouders zichzelf gunnen bewust met de opvoeding bezig te zijn, zullen zij verschil in stijl ervaren en zo de opvoeding die het beste bij hen past kiezen. Op deze wijze ontwikkelen ze hun eigen visie, die hopelijk leidt tot een passende ontwikkeling die aansluit bij de behoefte van elk van hun kinderen. De autoritaire opvoedingsstijl Bij een autoritair patroon in de opvoeding worden regels eenzijdig opgelegd en overtredingen bestraft. De aanpak is streng en consequent. Er worden duidelijke eisen aan het gedrag van het kind gesteld, waardoor zij weten wat er van hun verwacht wordt. Daardoor is er weinig ruimte voor spontaniteit en het inbrengen van eigen wensen. In omgang met leeftijdsgenoten trekken deze kinderen zich eerder terug en tonen weinig initiatief. Hun morele ontwikkeling blijft langer afhankelijk van externe normen en het duurt langer voor dat zich hun eigen interne waarden en normen vormen. De motivatie om intellectuele prestaties te leveren is laag en het zelfgevoel onvoldoende ontwikkeld. Hierdoor blijft het besef om zelf het leven in handen te kunnen nemen en verantwoordelijk te zijn voor eigen handelen achter. Als er naast de ouderlijke autoriteit ook sprake is van een geringe of tegenstrijdige betrokkenheid bij de opvoeding, heeft studie uitgewezen dat kinderen vaker 15 agressief zijn en risico lopen zich in criminele richting te ontwikkelen (Patterson, 1982)18. De permissieve, toegeeflijke opvoedingsstijl Bij een toegeeflijk patroon is er grote tolerantie door ouders voor ongeremd gedrag van hun kind. Ouders stellen weinig eisen en zijn gematigd in het opleggen van straf. Er is veel vrijheid en positieve aandacht voor de behoeften van het kind. Als ouders een sterk permissieve houding hebben met daarnaast geen warme en geïnteresseerde relatie, ontwikkelen kinderen zich negatief. Hun gedrag is dan weinig zelfstandig, vaak impulsief en agressief en het ontbreekt hen aan doorzettingsvermogen en sociale vaardigheden. Deze kinderen zijn snel gefrustreerd. Ze hebben moeite met het accepteren van grenzen. Een democratische opvoedingsstijl Bij een democratisch opvoedingspatroon stellen ouders grenzen en geven daarnaast ruimte aan eigen inbreng van hun kinderen. Er zijn regels die besproken worden, waarbij er rekening gehouden wordt met elkaars behoeften. Het zet kinderen aan tot zelf nadenken en verantwoordelijke beslissingen nemen. Een verwaarlozende opvoedingsstijl In een verwaarloosd opvoedingspatroon hebben ouders geen interesse in het doen en laten van hun kind. Essentiele ouderlijke functies, zoals het bieden van steun, het stellen van grenzen en doelen en het geven van raad en advies ontbreken. Kinderen hebben alle vrijheid, maar missen de veiligheid van zorg en aandacht. Leren omgaan met behoeften van zichzelf en anderen is bijna onmogelijk voor deze kinderen. Door verwaarlozing voelen ze zich al gauw waardeloos. Onderzoek je persoonlijke opvoedingsstijl19 http://mens-en-samenleving.infonu.nl/ouder-en-gezin/26237-test-wat-voor-ouderben-je-welke-opvoedingsstijl-heb-je.html Opvoeden voor beroepsopvoeders, zoals bijvoorbeeld leiding van de kinderopvang gaat uit van 4 pedagogische basisdoelen. Dit zijn het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid, de gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competenties en het bieden van waarden en normen, waarbij het zich eigen maken van de cultuur van de samenleving uitgangspunt is. Daarvoor dient men zich steeds de volgende vragen te stellen. Heeft een kind het naar zijn zin? Leert het 18 Patterson(1982) blz. 128, uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008) 19 Internetsite over opvoedingsstijlen, http://mens-en-samenleving.infonu.nl/ouder-en-gezin/26237-testwat-voor-ouder-ben-je-welke-opvoedingsstijl-heb-je.html 16 voor hem zinvolle dingen? Speelt hij met andere kinderen en doet hij dat op een sociaal respectvolle wijze? Onderwijs wordt beschouwd als gedelegeerde opvoeding, dat wil zeggen dat de opvoeding bestaat uit het trainen van vaardigheden, overdracht van kennis, verwerving van inzicht en het aanleren van een positieve leerhouding. Voorwaarde om in onze maatschappij vanaf groep 3 tot leren te komen is volgens de Groot en Paagman (1982) 20 de ontwikkeling van de cognitieve functies, zoals onder andere perceptie, conceptvorming, aandacht, concentratie en geheugen. Daarbij is de taalontwikkeling van belang voor het volgen van instructie en het reguleren van gedrag. De emotionele ontwikkeling van het kind moet op het niveau zijn van een voldoende gevoel van eigenwaarde, zelfvertrouwen en het kind moet autonomie bezitten. Het is belangrijk dat het kind uitstel van directe bevrediging moet kunnen verdragen, dat het open staat voor nieuwe indrukken en voldoende gemotiveerd is om überhaupt tot leren te komen. Wat betreft de sociale ontwikkeling moet het kind in staat zijn, zijn eigen gedrag in voldoende mate te kunnen sturen, zonder voortdurende individuele aandacht. Het moet goed om kunnen gaan met klasgenoten en de autoriteit van de leerkracht accepteren. Onderzoek van Rutter e.a. (1979)21 heeft uitgewezen dat naast de kwaliteit van het onderwijs, contacten met goed functionerende klasgenoten met een goede schoolmotivatie een rol spelen, met daarnaast een goed georganiseerde en ondersteunende thuissituatie. Samenvattend kunnen we zeggen dat de psychologische ontwikkeling een interactief proces is op basis van wederzijdse beïnvloeding door het kind, later adolescent, de opvoeding en de (pedagogische) omgeving. Op basis van de vaardigheden die het kind jong leert, komt het tot het uitvoeren van de opeenvolgende ontwikkelingstaken. Elke goed volbrachte taak versterkt de volgende waardoor het kind leert de baas te worden over zijn eigen handelen. De kwaliteit van de sociale interacties tussen het kind en zijn primaire opvoeders zijn van doorslaggevende betekenis. Als het kind op basis van vertrouwen in zichzelf en anderen gelooft, groeit competentie, autonomie en relatie uit tot een gezonde ontwikkeling. De invloed van de omgeving neemt dan af. Ouders zijn primaire opvoeders en doen dat vaak vooral intuïtief. Van professionele opvoeders mag je verwachten dat zij kennis hebben van de opbouw van ontwikkelingstaken met bijbehorende opvoedingstaken. Een kind met goed ontwikkelde sociale vaardigheden zal positief gedrag laten zien vanuit zijn intrinsieke motivatie en verantwoordelijkheidsgevoel. Toch zal een goede opvoeding met preventieve ondersteuning niet altijd problemen die horen bij een normale ontwikkeling kunnen voorkomen. Het zorgt in de meeste gevallen wel voor een 20 De Groot en Paagman blz. 121 uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008) 21 Rutter e.a (1979) blz. 121 uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008) 17 positieve stabiele basis die leidt tot een evenwichtig, gelukkig mens. Zelfkennis zal leiden tot een positief zelfbeeld en dat versterkt de in ieder mens aanwezige innerlijk kracht en daarmee ook het zelf genezend vermogen. 2 Hoofdstuk 2 GROEPSPROCESSEN EN GROEPSDYNAMIEK VANUIT DE SYSTEEMTHEORIE 2.1 De systeemtheorie De Hongaarse psychiater Boszormenyi-Nagy wordt gezien als de grondlegger van de contextuele theorie. Hij beschrijft de mens als verbonden met voorafgaande en komende generaties, waarbij de verticale band tussen ouder en kind vanaf de geboorte onverbrekelijk is. Ouders en kinderen verkrijgen over en weer recht op vertrouwen door verdiensten; kinderen hebben bij geboorte een natuurlijk recht op verzorging en bescherming en ouders verdienen het om van hun kinderen te genieten, doordat deze de hen opgelegde taken uitvoeren. Dit recht noemt Nagy entitlement 22 . De natuurlijke band van ouders en kind leidt tot een levenslange loyaliteit van het kind naar zijn ouders, ongeacht hoe ouders en kinderen met elkaar omgaan. Loyaliteit is niet vrijblijvend, maar gebaseerd op vertrouwen. Vanuit de veiligheid van een gezin breiden de systemen zich langzaam maar zeker uit, waarbij individuele kenmerken en relaties over en weer invloed hebben op de ontwikkeling en dus ook op het gedrag van het kind. 22 Nagy (1920-2007), blz. 80 uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) 18 Dat houdt dus in, dat de mens alleen in relatie (context) tot zijn medemens bezien kan worden. Het fundament van ons zijn is dus de relatie. Relatie die systemisch verbindt. Zo komt het dat de mens in verschillende relaties, op verschillende plekken, verschillend gedrag kan laten zien. Dit betekent voor de hulpverlening dat we de problemen van kinderen altijd in hun sociale context moeten plaatsen, waarbij ook rekening met dynamische intergenerationele verbondenheid gehouden dient te worden. Bij loyaliteitsconflicten moet er dus naar het geheel binnen een gezin gekeken worden in combinatie met individuele- en andere relatieaspecten. Door risico- en beschermende factoren zijn sommige relaties meer bestand tegen stress dan andere; ook zit in het ene gezin meer structuur waardoor de consequenties op gedrag anders kunnen zijn. De hulpverlening mag dus niet alleen aandacht hebben voor individuele diagnoses, maar moet ook specifiek kijken naar de omgeving waarin de relatie gekaderd is. De omgeving heeft dus invloed op individuele- en op systeemproblematiek. Het systeemdenken gaat dus altijd uit van circulair denken. 19 Het systeemtheoretisch model voor de jeugdhulpverlening23 23 http://www.systeemtheorie.nl door Steven Pont 20 In de ontwikkelingspsychologie en ontwikkelingspsychopathologie wordt veel gebruikt gemaakt van het ecologische systeemmodel van Bronfenbrenner 24. 25 Dit model doet recht aan de vele verschillende invloeden op het gedrag van kinderen en pubers. Voor een kind ontwikkelen relaties met de omgeving zich binnen het microsysteem, dat aan het begin vooral bestaat uit het gezin. Afhankelijk van de leeftijd komen daar microsystemen zoals bijvoorbeeld het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal, school, clubs en verenigingen, naschoolse opvang, vriendjes en vriendinnetjes bij. Binnen al deze microsystemen is er voor het kind en het betreffende systeem sprake van wederzijdse, circulaire invloed. Zowel het kind als de omgeving waarin het kind zich bevindt zijn in interactie met elkaar, ook wel 24 Van Beemen (1995), Kuipers (1999), Scholte (1999) blz. 60, uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012) 25 https://www.dbhds.virginia.gov/images/OSAS-ATODcircle.gif 21 transactie (transactioneel ontwikkelingsmodel) genoemd. Met het mesosysteem worden de relaties tussen de verschillende microsystemen bedoeld, die elkaar ook wederzijds beïnvloeden; bijvoorbeeld het gedrag van het kind verandert op school na de scheiding van zijn ouders. Die beïnvloeding kan gaan via het kind, maar ook andersom; een matig rapport beïnvloedt de vrije tijd van het kind, omdat ouders vinden dat er meer huiswerk gemaakt moet worden. Gedrag voortkomend uit die onderlinge invloed, heeft vervolgens ook weer invloed binnen de systemen. Dat kan dus zelfs invloed hebben op de microsystemen onderling; bijvoorbeeld de interactie tussen ouders en school of ouders en trainers op het sportveld, die elkaar elders ontmoeten. Het exosysteem is de volgende laag die op meerdere systemen slaat, waarvan het kind niet direct deel uit maakt. Toch beïnvloeden zij indirect zijn ontwikkeling via de micro- en mesosystemen; bijvoorbeeld vader werkt en moeder gaat weer werken, waardoor er thuis ineens dagelijkse patronen veranderen. Of ouders krijgen een andere baan, waardoor er verhuisd gaat worden. Overkoepelende waarden en normen, gebaseerd op concrete exo-, meso- en microsystemen noemt men het macrosysteem; bijvoorbeeld wetgeving binnen en land, de normen van opvoeding gebaseerd op culturele, politieke en religieuze opvattingen en maatschappelijke ontwikkelingen. Volgens Bronfenbrenner is dit model in combinatie met de individuele kenmerken van het kind, gebaseerd op erfelijke aanleg, een compleet systeemmodel waarmee diagnoses gemaakt kunnen worden. Als de betrokkenen verklaren dat de diagnose klopt op grond van de systeeminvloeden, het aanwezige gedrag en de mate van ontwikkeling, is het model ecologisch valide26, oftewel bruikbaar. Onder ontwikkeling wordt de circulaire oorzaak en gevolgberedenering bedoeld. Kinderen en pubers zijn actieve spelers als het om invloed gaat; ten dele zijn zij dus in staat tot het creëren van hun eigen omgeving. Aanleg is geen statisch fenomeen door de combinatie van invloed met de hierboven beschreven invloedbronnen. Aanleg en invloed van buiten bepalen samen gedrag en ontwikkeling. 2.2 De systeemtheorie als basis voor groepsprocessen Vriendschappen spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen en compenseren soms minder gunstige gezinsomstandigheden. Gezonde vriendschappen zijn gebaseerd op loyaliteit en wederzijdse steun en ontstaan gemiddeld pas op de basisschool in de middenbouw. Van daaruit gaan zich vriendschapsgroepjes vormen, jongens gescheiden van de meisjes. Jongens vormen meestal grotere groepen, zij doen graag dezelfde activiteiten vaak met een wedstrijdelement. Loyaliteit speelt een grote rol. Meisjes vormen vaker kleinere groepjes, die zich kenmerken door verbale en emotionele intimiteit. Geaccepteerd worden door leeftijdsgenoten zijn belangrijk in de ontwikkeling. Onderzoekers die sociometrische methoden toepassen 26 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 63 22 hebben getracht om de status van kinderen binnen een leeftijdsgroep vast te stellen door kinderen vragenlijsten te laten invullen, waarbij ze aan kunnen geven wie ze wel of niet aardig vinden. Op grond van die onderzoeksgegevens heeft men drie categorieën kinderen vastgesteld. Zo zijn er de populaire kinderen, die actief participeren in groepjes van vrienden en vriendinnen en de afgewezen kinderen die vaak agressief- of pestgedrag vertonen. Kinderen die afgewezen worden en agressief zijn hebben vaak problemen in het functioneren op meerder terreinen. De kinderen die noch aardig noch onaardig gevonden worden door hun leeftijds- of klasgenoten horen tot de categorie genegeerde kinderen. Zij zijn vaak het slachtoffer van pesten. Het sociaal functioneren als puber, adolescent en later zelf als volwassenen wordt in de basis geassocieerd met de mate van acceptatie van kinderen door hun leeftijdsgenoten op de basisschool27. Geen trauma door pesten zou in deze fase dus voorkomen moeten worden. Pubers zijn opgroeiende kinderen in een overgangsfase op weg naar hun volwassenheid. Om te beginnen zijn het dus nog geen jong volwassenen. Zij hebben nog steeds de emotionele behoeften aan liefde en acceptatie, alleen zijn deze complexer dan die van jonge kinderen. Dat betekent dat de basiswaarheden anders toegepast moeten worden 28 . Uit onderzoek blijkt dat het gezin nog steeds de grootste invloed heeft, terwijl pubers de meeste tijd doorbrengen op school, met klasgenoten, hun peergroup, hun digitale netwerk en andere figuren uit hun dagelijkse belevingswereld. Wat zij nodig hebben om optimaal te kunnen functioneren en het beste uit zichzelf te halen, is de onvoorwaardelijke liefde en aanvaarding van hun ouders. Dat lijkt zo vanzelfsprekend, maar ouders weten vaak niet hoe zij de liefde die ze voelen kunnen overbrengen. En in deze periode van hun ontwikkeling is voor pubers niets vanzelfsprekend, ook de liefde van hun ouders niet. Ze zijn onzeker over alles wat ze als kind al dan niet bezighield en stellen zichzelf met die onzekerheid voortdurend op de proef. Vrienden, sekse, emoties, uiterlijk, ouders, school, resultaten en ga zo maar door. Zij zijn zich opeens bewust van rolmodellen, modelling en vertonen coping gedrag. Dit wetende is het belangrijk dat volwassenen positieve waarden en normen voorleven, dat zij hun hand uit steken en de zoektocht van pubers serieus nemen; aan de ene kant nog een kind, aan de andere kant groeiend inzicht in hoe de volwassen wereld er uit gaat zien. Ouders die in hun relatie oprecht hun gevoelens en meningen met elkaar delen en respect hebben voor elkaars eigenheid, leven dit op een natuurlijke wijze aan hun kinderen voor. Er is dan sprake van een normale communicatieve ontwikkeling binnen het gezin. Ouders hebben hun opvoeding afgestemd en de behoeften van alle gezinsleden goed aangevoeld. De basis die ze hen mee hebben gegeven is dan stabiel. Ook eenoudergezinnen kunnen effectief opvoeden; alleen is de persoonlijke en sociale druk bij hen groter, omdat ze én voor de inkomsten én voor de opvoeding 27 Uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008), blz. 132 28 Uit Omgaan met tieners door Dr. Ross Campbell (2009), blz. 23 verantwoordelijk zijn. Dr. T. Berry Brazelton, één van de bekendst en meest gerespecteerde kinderartsen in Amerika zei: “het is een heel verschil of je alleenstaand bent of niet. Maar volgens mij is het desondanks mogelijk. Het is alleen moeilijker, omdat je waarschijnlijk minder geld ter beschikking hebt. Het is ook moeilijk, omdat je zowel degene moet zijn die de kinderen aanpakt als degen die hen troost” 29 . En waar in een tweeoudergezin over en weer emotionele, psychologische, lichamelijke en financiële steun is, moet een enkele ouders deze steun elders zoeken; bij familie, vrienden, professionele organisaties of bij leefgemeenschappen. Dit om onnodige spanning in de opvoeding te minimaliseren. Sociologisch onderzoek (bron Granovetter 1973; 1983) heeft geleid tot het maken van een bekend onderscheid tussen ‘strong en weak ties’ 30 die jongeren op verschillende manieren binden aan de samenleving. De ‘strong ties’, gebaseerd op loyaliteit van het gezin en hechte vriendschappen, naast de ‘weak ties’ die meer bestaan uit via via contacten en losse relaties met kennissen en buren beïnvloeden elkaar en vullen elkaar ook aan. Zo kan de wereld zich voor de jongere door andere kennis en informatie vanuit andere sociaal culturele achtergronden uitbreiden. Elke maatschappelijke verandering heeft impact op henzelf, hun relaties met leeftijdsgenoten en hun leefwereld. De laatste decennia is de invloed van leeftijdsgenoten toegenomen. Zo wordt er van opgroeiende jongeren al vroeg een grote mate van zelfsturing verwacht, om hun eigen richting te bepalen. Waar eerder vooral ouders belangrijk waren voor steun en informatie, is nu het belang van leeftijdsgenoten bij het ontdekken van die richting groot. Ook de toegenomen invloed van nieuwe media en de grote mobiliteitsmogelijkheden hebben de wereld van jongeren ten opzichte van die van hun ouders letterlijk en virtueel bijna grenzeloos vergroot. Toch kan een goede relatie met ouders een positief versterkend effect hebben op het aangaan en onderhouden van vriendschappen met leeftijdsgenoten en vrienden. Zij worden op deze wijze een soort medeopvoeders, die bij het oplossen van problemen net zo belangrijk kunnen zijn als ouders. 2.3 De gevolgen van groepsdynamiek Een gezonde ontwikkeling brengt een natuurlijk proces van loslaten met zich mee. Voor de puber is dat hun focus verleggen van ouders naar leeftijdsgenoten. De zekerheid van sociale acceptatie ligt ineens niet meer alleen bij ouders. Het maken van vrienden en deze houden met daarnaast een hechte vriendenkring waar de puber geaccepteerd wordt zoals hij is, biedt de veiligheid waar nog steeds behoefte aan is. Volgens psychologen is het hebben van een peergroup, bestaande uit een beste vriendengroep, een groepje klasgenoten of een groep kennissen en bekenden belangrijk voor de ontwikkeling, omdat de onderlinge relaties gebaseerd zijn op 29 Dr. T. Berry Brazelton, blz. 25, uit Omgaan met tieners door Dr. Ross Campbell (2009) 30 Granovetter (1973; 1983) blz. 72, uit Leefwerelden van jongeren door Joke Hermes, Pauline Naber en Arjan Dieleman 24 gelijkheid, wederkerigheid, samenwerking en intimiteit. Heel veel gedrag van pubers kan vanuit de invloed door peers verklaard worden31. Ze geven elkaars wereld en de wereld die ze delen betekenis. Meestal wijkt die nogal af van die van de volwassenen. Terwijl pubers zich dus aan de ene kant losmaken van de zekerheden van hun ouders, creëren ze aan de andere kant met elkaar een eigen wij gevoel wereld, vaak ook met vaste patronen en meestal met een natuurlijke hiërarchie. Peers zijn om te beginnen meestal alleen jongens of allen meisjes, later wordt een groep vaak meer gemengd. De psychologische behoefte om in deze fase goed in de groep te liggen is groot. Thuis en naar volwassenen toe lijken pubers steeds zwijgzamer te worden, maar daar buiten zijn ze dat eigenlijk nooit. Jongeren communiceren dag en nacht met elkaar. Sociale media is niet meer weg te denken en is dus ook altijd overal. Waar ouders digitale toeristen blijven, zijn de jongeren van nu digitale native’s. Als ze niet uitkijken, weet iedereen alles van elkaar. En als je dan minder mooi, minder slim, minder sociaal begaafd bent is je status lager en ben je kwetsbaarder. Als je ‘wij’ hebt sta je sterk, wie dat niet heeft mist de dynamiek van een sterke achterban. Op het moment dat een puber ‘echt’ gepest wordt en daar komt digitaal pesten bij, versterkt het één de gevolgen van het ander. Jongeren die van beide last hebben, zijn somberder en eenzamer en hebben een negatiever zelfbeeld dan jongeren die alleen online of alleen echt gepest worden32. Waar zonder internet pesten thuis nog veilig was, overschrijdt online pesten deze veilige grens. Bovendien is online buitengesloten worden zichtbaar voor een hele groep, waardoor pestgedrag nog pijnlijker wordt. Iedereen weet ervan en velen zullen zich vanuit de anonimiteit en onder groepsdruk laten meeslepen door hun emoties. Sommige pubers, toch al kwetsbaar gezien de hevigheid van lichamelijkeen hormonale groei, hebben moeite onderscheid te maken tussen een spelletje en een serieuze aangelegenheid. Voorbeelden daarvan zijn de jongeren die zich op verzoek uitkleden voor de webcam. De gevolgen van korte termijn acties met lange termijn gevolgen zijn voor jongeren niet te overzien. Ze wanen zich veilig en anoniem en realiseren zich niet wat ze allemaal persoonlijk open en bloot de wereld in sturen. En omdat ze steeds minder delen met hun ouders en de groepsdruk van peers voelen, kunnen ze zichzelf op veel latere leeftijd vervelend zelf tegen komen. Zo is sociale weerbaarheid in combinatie met digitale intelligentie de nieuwe eis aan jongeren en volwassenen ter voorkoming van blijvende schade. Werk aan de winkel om trauma’s door pesten te voorkomen. 31 Uit Puberbrein binnenstebuiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013), blz. 92 32 Uit Puberbrein binnenstebuiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013), blz. 108 25 3 Hoofdstuk 3 RISICO-, BELEMMERENDE- EN BESCHERMENDE FACTOREN 3.1 De invloed van risico- of belemmerende – en beschermende factoren Om te beginnen is het goed om onderscheid te maken tussen factoren die op individueel- en op groepsniveau van toepassing zijn. In de ontwikkelingspsychopathologie slaan de begrippen risico- of belemmerende- en beschermende factoren altijd op een groep. In de ontwikkelingspsychologie wordt van deze factoren gesproken op kind-, gezins- en omgevingsniveau. Naar aanleiding van opvoedingsonderzoek is Rutter (1975) 33 vermoedelijk de eerste die met deze terminologie begon te werken. Risico- of belemmerende factoren zijn factoren die de kans op het ontstaan van stoornissen, gedragsproblemen of ontwikkelingsproblemen vergroten; statisch is bewezen dat deze factoren op latere leeftijd door gebeurtenissen, omstandigheden en/of eigenschappen zichtbaar kunnen worden. Voor Hermans (1987)34 is dit de definitie van risico- of belemmerende factoren. Deze factoren mogen niet gezien worden als oorzaak, zij verhogen het risico van de gevolgen. Ten Brink en Veerman (1998) 35 definiëren factoren die deze kans verkleinen als beschermende of protectieve factoren. Dat zijn dus factoren die de werking van risicofactoren verkleinen of verzwakken. Er zijn kinderen en opgroeiende pubers die zich ondanks zware psychische belasting en extreme leefomstandigheden ontwikkelen tot gezonde volwassenen. Zij dragen beschermingsfactoren vanuit zichzelf en de omgeving mee, waardoor zij minder nadeel ondervinden in risicovolle situaties. De literatuur noemt deze succesvolle groep risicokinderen ‘Superkids’ (Laucht e.a. 1998) 36 . Het blijkt dat er minder onderzoek is gedaan naar beschermingsfactoren, waardoor de kennis ook minder omvangrijk is. 33 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 60 34 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 61 35 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 63 36 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 76 26 3.2 Kindfactoren Elk kind draagt kenmerken met zich mee die mede verantwoordelijk zijn voor zijn ontwikkeling. Ze kunnen risicodragend of beschermend kunnen zijn. Factoren die op het niveau van het kind risicodragend zijn, zijn bijvoorbeeld genetisch bepaalde neurologische afwijkingen, agressiviteit, een moeilijk temperament, impulsiviteit, risicovol gedrag, cognitieve vermogens, een laag zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen en onveilige gehechtheid. Zij verhogen het risico om niet tot een normale gezonde ontwikkeling te komen 37 . Daarnaast noemen Sameroff en Chandler (1975) ook prematuriteit, een laag geboortegewicht en zwangerschapscomplicaties mogelijke risicofactoren 38. Verschillend onderzoek (Groenendaal en van Ieperen 1994) 39 naar beschermende kindfactoren heeft duidelijk gemaakt dat intelligentie, temperament, gezondheid en competentie van het kind bijdragen ter bescherming tegen risicofactoren. Ook humor blijkt een beschermende factor te zijn40. De plaats in de kinderrij kan zowel risico als bescherming met zich meedragen. 3.3 Gezinsfactoren Het gezin is de basis voor de start van elk nieuw geboren kind. Elk nieuw geboren kind heeft er niet om gevraagd geboren te worden. Aankomende ouders hebben al dan niet bewust gekozen voor het stichten van een gezin. Dat maakt de start voor elke nieuwe wereldburger hoe dan ook verschillend. Relatiepatronen en stabiliteit binnen een gezin zijn belangrijke factoren die zowel risicodragend als beschermend kunnen zijn. Een goede hechting tussen ouder en kind, een warme gezinsrelatie en een gezonde sociaal economische status zijn allemaal beschermende factoren. Wat is het ouders waard om ouder te zijn; waar liggen hun prioriteiten als het gaat om tijd. Wat zijn hun doelen en idealen, hun toekomstdromen en wat gaan ouders doen en laten om dit allemaal met hun gezin te verwezenlijken. Welke plaats nemen hun kinderen in op hun prioriteitenlijstje 41 ? Ouders die bewust keuzes maken, geven zichzelf de tijd en de ruimte om samen de ontdekkingstocht van het gezinsleven aan te gaan. Gaandeweg ontdekken zij dingen over zichzelf; leuke, fijne en prettige dingen komen boven, maar ook de mindere kanten van hun leven, allemaal gepaard met herinneringen uit hun eigen kindertijd en hun jeugd. Wie hierover nadenkt doet dingen bewust; bewust hetzelfde of bewust anders. De opvoedingsstijl is mede richting bepalend. Het bewust voorleven met alle ups en downs, alle zeker- maar ook onzekerheden heet modelling. Hoe ouders samen zijn en wat voor soort kinderen 37 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 454 38 Uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009), blz. 176 39 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 78 40 Uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009), blz. 176 41 Uit Omgaan met tieners door Dr. Ross Campbell (2009), blz. 40 27 zij hebben is dus mede van invloed op de ontwikkeling van hun kind, net als de rolverdeling van taken. Of het gezin nog samen, meervoudig samengesteld of enkelvoudig is of als één oudergezin verder gaat, hoeft niet nadelig te zijn. Álle bovenstaande factoren hebben invloed op de ontwikkeling van kinderen en dus ook op hun gedrag. 3.4 Omgevingsfactoren Op het niveau van de omgeving bieden een positieve, stimulerende schoolomgeving, ondersteuning van de ouders door bijvoorbeeld familie of hulpverleners bij de opvoeding, preventieve activiteiten in de buurt of op school en het sociale netwerk zoals bijvoorbeeld een sportvereniging van de puber bescherming tegen risicofactoren op zowel individueel niveau, als ook op gezinsniveau. De formele en informele invloed die mensen in de omgeving van kinderen en pubers hebben is groot42. Volwassenen zouden zich op bepaalde momenten en plekken beter bewust moeten zijn van hun rolmodel. Kinderen en pubers hebben behoefte aan kaders en grenzen. Er zijn opvoeders die voor sommigen door modelling het verschil van een succesvol leven kunnen maken. Vanaf de pubertijd tot aan de adolescentie neemt de invloed van leeftijdsgenoten toe. De zogenaamde peergroup geeft de gewenste steun en informatie, tegemoet komend aan de behoefte van autonomie en zelfbepaling. De keus om om te gaan met leeftijdsgenoten die een slechte invloed hebben, wordt vaak bepaald door andere risicofactoren, zoals bijvoorbeeld een slechte relatie met ouders, een matige woonbuurt, weinig positief contact tussen leerling en docent, pestgedrag of geweld en middelengebruik op school. Ook de manier waarop de jongere omgaat met stressfactoren uit de omgeving, in combinatie met zijn individuele kenmerken, verhogen het risico op een normale, gezonde ontwikkeling. Het kiezen van een vriendengroep met een positieve invloed, kan in interactie met individuele kenmerken ter bescherming dienen. Wat helpt is een goede relatie met ouders, intelligentie, de overtuiging dat je zelf invloed op je leven kunt uitoefenen, autonomie en zelfvertrouwen. Pubers die veilig gehecht zijn kunnen binnen bepaalde grenzen experimenteren met onder andere gedrag, omdat ze weten dat hun ouders hen niet zullen afvallen. Probleemgedrag is dus alleen maar te begrijpen door oog te hebben voor de interactie tussen alle kenmerken van het zelfs al hele jonge kind tot aan de adolescent, kenmerken van de ouders en kenmerken van de omgeving43. 42 Uit Puberbrein binnenstebuiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013), blz. 116 43 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 64 28 4 Hoofdstuk 4 ONDERZOEK 4.1 Onderzoek effectieve kinder- en jeugdinterventie methoden over het onderwerp ‘pesten’ In opdracht van minister Dekker, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het kabinet-Rutte II, heeft een commissie van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) de afgelopen maanden meer dan zeventig interventiemethoden tegen pesten bekeken (Trouw van 16-04-2014)44. Welke 'bewezen effectief' zijn, heb ik in de bijlage in een schema op een rij gezet. Omdat ik mijn eigen onderzoek op een basisschool met het Kanjercertificaat heb gedaan, hieronder nog een kleine samenvatting volgens het Nederlands Jeugd Instituut45. 4.2 Inhoud KANVAS leerling enquête pesten Kanjertraining in het kort Kanjertraining is bedoeld voor kinderen en jongeren van 4 tot 16 jaar die problemen hebben in de omgang met anderen en voor hun klasgenoten en/of ouders. Het doel is het stimuleren van sociaal vaardig gedrag en het voorkomen of verminderen van sociale problemen zoals pesten, conflicten, uitsluiting en sociaal teruggetrokken gedrag. De training wordt schoolbreed ingezet in het onderwijs met wekelijkse klassikale lessen, en wordt aan kinderen met hun ouders in groepen gegeven op psychologische praktijken. Het Nederlands Jeugd Instituut heeft de kanjermethode erkend als ‘Effectief volgens goede aanwijzingen’. De enquête is uitgevoerd op de volgende onderdelen: 1. Een leerlingvragenlijst door de leerlingen van groep 4 t/m 8 gericht op: o negatieve intenties o ongelukkig, somber voelen 44 Uit Trouw van 16-04-2014 45 http://www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies/Erkende-interventiesKanjertraining 29 o onrustig, verstorend gedrag o hulpvaardig, sociaal gedrag 2. Een leerlingvragenlijst door de leerlingen van groep 4 t/m 8 gericht op: o Ik pest op school o Ik word gepest o Ik ben bang dat ik gepest word 3. Een sociogram door de leerlingen van groep 4 t/m 8 gericht op: o Vriendschap o Samenwerken 4. Een docentenvragenlijst voor alle kinderen van groep 1 t/m 8 gericht op: o Afhankelijkheid o Angst o Onrustig, verstorend gedrag o Faalangst o Gebrek aan concentratie o Gebrek aan motivatie o Gebrek aan zelfvertrouwen o Ongelukkig somber o Slecht aanspreekbaar op gedrag o Agressie o Pest o Wordt gepest 4.3 Uitkomst enquête Voor de uitkomst heb ik naar de resultaten van alle kinderen van de hele school gekeken. 70 leerlingen vanaf groep 4 hebben zelf bovenstaande onderdelen van nummer 1,2 en 3 ingevuld; de jongsten en de zwakke lezers onder supervisie van een onderwijsassistente. Geen enkel kind wees zichzelf als pester aan en maar een leerkracht wees één leerling als pester aan. Op het onderdeel ‘ik word gepest’ scoorden 5 leerlingen zorgwekkend en 4 leerlingen opvallend. Geen enkele leerkracht wees een kind aan dat in zijn of haar beleving gepest wordt. Bij ‘ik ben bang om gepest te worden’ scoorden 5 leerlingen zorgwekkend, waarvan er 3 dezelfden waren als die ook zorgwekkend scoorden op ‘ik word gepest’. 12 leerlingen geven aan ‘bang te zijn om te worden gepest’. Daarvan zijn er 4 die ook op het onderdeel ‘ik word gepest’ opvallend scoren. In het sociogram gericht op vriendschap en samenwerking kwamen geen onverwachtse bijzonderheden naar voren. 4.4 Conclusie enquête Alle resultaten heb ik besproken met het team en samen zijn we tot de conclusie gekomen dat de uitkomsten van de verschillende vragenlijsten in grote lijnen een bevestiging zijn van de bevindingen van leerkrachten verkregen door observatie. Op dit moment komt uit de enquête geen overmatig, heftig pestgedrag naar voren. Wel kunnen de resultaten, zoals bedoeld, gebruikt worden als hulpmiddel voor leerkrachten om een scherpere kijk op gedrag, de gevoelens en de intenties van kinderen te krijgen. Dat betekent dat de antwoorden serieus genomen moeten worden en dat er met kinderen individueel en in groepsverband gesproken dient te 30 worden. De communicatie naar ouders over onze bevindingen en de gesprekken met kinderen, moeten helder en transparant met betreffende ouders gecommuniceerd worden. Doel is in beginsel welbevinden en veiligheid voor iedereen als voorwaarde om tot leren te komen. 5 Hoofdstuk 5 THERAPEUTISCHE INTERVENTIES 5.1 Therapeutische interventies op schoolniveau Ondanks het Kanjercertificaat zie ik op school vaak de onmacht van direct adequaat handelen door de leerkracht. Daar komt een stukje onkunde over de normale ontwikkelingspsychologie van kinderen en pubers bij, die een actieve begeleidende opvoedende aanpak ook op school vragen. De meeste aandacht gaat uit naar cognitieve kennisoverdracht en psycho-educatie zou meer bewustwording teweeg kunnen brengen. Daarnaast zou er meer aandacht moeten zijn voor gespreksvoering door leerkrachten; met leerlingen, maar ook met ouders. Het eerder delen van opvallend, ongewenst gedrag met collega’s onderling en elkaar aanspreken over hoe dan wel, het delen met de intern begeleider en gezamenlijk in gesprek gaan met ouders en kinderen, zou volgens mij vaker problemen kunnen voorkomen. In het kader van het aankomend Passend Onderwijs zou per school een leerkracht met expertise ontwikkelingspsychologie of kinder- en jeugdtherapeutische achtergrond wat mij betreft wenselijk zijn. Diegene zou ter plaatse diverse interventies individueel, maar ook op groepsniveau kunnen inzetten en toepassen. De lijnen kort houden en er bovenop zitten, is wat mij betreft de beste optie om trauma’s door pesten in de toekomst te voorkomen. 5.2 Psycho educatie De psycho educatie over ontwikkelings- en opvoedingstaken passend bij verschillende leeftijdsfasen, geeft alle betrokkenen inzicht in mogelijke oorzaken van afwijkend, ongewenst gedrag. Hierbij komen ook leeftijdsadequate thema’s aan bod, met bijbehorende natuurlijke behoeften van kinderen en pubers. Het belang van de 6 basisveiligheden zal de noodzaak tot handelen versterken. Om vanuit de autonomie middels een positief zelfbeeld te komen tot zelfsturing en zelfbeschikking, is een mooi uitgangspunt om te komen tot een gezonde identiteitsontwikkeling. De noodzaak om behoefte te her- en erkennen bevorderen de bij ieder mens innerlijke kracht, waarbij psycho educatie helpend kan zijn. 31 5.3 Individuele therapeutische interventies Lichaamswerk Werken met lichaamswerk is op zoek gaan naar de balans tussen lichaam en geest. Het zelf ervaren hoe je lichaam werkt, welke reactie het geeft in verschillende situaties en wat voor gevoelens daarbij vrij komen, zijn uitgangspunt voor een ontdekkingsreis naar binnen. Waar ligt de kracht, waar zijn de verborgen gebreken, wat zendt het lichaam non verbaal uit, zonder dat de geest zich daarvan bewust is? Door zelf te voelen wat er van binnen lichamelijk gebeurt, ontdek je ook waar je innerlijke kracht verborgen ligt. Je leert die kracht te gebruiken en voelt wat het met je doet. Je zelfvertrouwen zal groeien, waardoor je letterlijk steviger in het leven gaat staan. Tegenslag zal je voortaan anders tegemoet treden. Je lichaam zal met ondersteuning van het hoofd bewust anders reageren, waardoor situaties nooit meer hetzelfde zullen zijn. Wie weerbaar is heeft het vermogen om voor zichzelf op te komen. Dat betekent dat je leert je grenzen te ontdekken, zodat je je grenzen ook kunt aangeven als iemand te dicht bij je komt en deze dreigt te overschrijden. Je grens aangeven met woorden, maar ook met houding en lichaamstaal. Eventueel zelfs door fysieke verdediging. Weerbaarheidstraining is dus bedoeld om te leren (bedreigende) situaties in te schatten, eigen mogelijkheden te verkennen, emoties als woede en angst te kunnen hanteren en efficiënte oplossingsstrategieën te kunnen bedenken en deze uit te kunnen voeren. Bij lichaamswerk hoort dus leren gronden en centreren als fysiek hulpmiddel, spanning en ontspanning als emotion focused coping, grenzen voelen en grenzen aangeven door middel van de confrontatie techniek en psycho educatie over het effect van stress op lichaam en geest, de invloed van hormonen en het belang van socialisering. Om de persoonlijkheid tot volle ontwikkeling te laten komen zou het goed zijn als elke aankomende adolescent zou beschikken over een breed palet van gedragspatronen 46. “Hoe meer je in de breedte ontwikkelt, hoe beter je toegerust zult zijn voor je volwassen leven. Dit veronderstelt een evenwichtige ontwikkeling, maar ook bewustzijn: het weten wat je gedragsopties zijn en hoe en wanneer je die kunt inzetten. Door omstandigheden kan er echter ook vernauwing van het gedragspalet tot een onbewust en automatisch herhalen van één gedragspatroon ontstaan. Dan kan met behulp van fysieke oefeningen en de psycho fysieke werkwijze aan verbreding en bewustwording gewerkt worden. De verbeelding van de verschillende gedragspatronen of structuren biedt bovendien een leidraad voor de hulpverlener om te kunnen bepalen welke delen van het gedragsspectrum moeten worden versterkt om een balans te bereiken.” Oefeningen om de verschillende gedragsstructuren te verbeelden zijn de 5 elementen of energieën uit het oosten, de karakterstructuren uit ‘De Maskermaker’47 en het programma van Rots & Water. Door het versterken van de 46 BGL lessen KJT opleiding Lichaamswerk door Yolanda Faber (1011-2014) 47 Uit De Maskermaker blz. 40 door Wibe Veenbaas, Joke Goudswaard, Henne Arnolt Verschuren 32 mentale krachten zoals aandacht, visualisatie en zelfvertrouwen, hebben kinderen en pubers de kans om zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen met alle in aanleg aanwezige innerlijke kracht. Daar zal positief gedrag uit voortkomen. Mindfulness Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond, dat Mindfulness angst, stress en depressieve gevoelens vermindert. Daardoor gaat men zich positiever voelen, waardoor focussen op wat belangrijk is makkelijker wordt. Het is een methode voor kinderen, jongeren en volwassenen, gebaseerd op een wetenschappelijk onderbouwde meditatie- en aandacht techniek. Door het regelmatig oefenen zal de kijk op het leven positiever worden, faalangst verminderen, piekeren afnemen en zelfvertrouwen groeien. De mens komt dus krachtiger in het leven te staan. David Dewulf, arts en een autoriteit op het vlak van Mindfulness, zegt : “Mindfulness helpt je om elk moment van je leven volledig te leven, ook de moeilijkste momenten. De basis is heel eenvoudig: aandacht geven. Er is dus niets mystieks of geheimzinnigs aan. Je geeft aandacht aan het enige moment dat je hebt: het HUIDIGE moment”48. Helende verhalen Helende verhalen kunnen kinderen op een eenvoudige en natuurlijke manier helpen om van vervelende symptomen af te komen. Uitgangspunt is een metafoor die als een verhaal of sprookje werk doet, waarbij de luisteraar de gelegenheid krijgt om zelf patronen in het eigen leven te herkennen, zonder dat iemand er specifiek op wijst. 49 De kracht zit in de eenvoud; elk verhaal sluit naar behoefte aan en doet vervolgens zijn helende werk. Vaak doet ook de schrijver een ontdekking; hij blijkt vaak veel creatiever dan gedacht. En als dit de ouders zijn, helpen de helende verhalen aan 2 kanten. Tekenen Tekenen is voor kinderen net zo natuurlijk als spelen. Tekeningen weerspiegelen vaak het bewustwordingsproces van kinderen en pubers en kunnen worden gezien als een symbool van communicatie en als weerslag van de emotionele belevingswereld. Aan de hand van universele ontwikkelingsstadia van kindertekeningen kan de relatie met de leeftijdsfasen van de cognitieve en sociaal emotionele ontwikkeling gelegd worden50. 48 Uit Mindfulness voor jongeren door David Dewulf, blz. 6 49 Uit Helende verhalen, blz. 12 door Paul Liekens-Ann Delnoy (2011) 50 Uit Kinderen geven tekens van Theresa Foks-Appelman (2011) 33 Oplossingsgericht werken Oplossingsgericht werken gaat uit van de gewenste toekomst en niet van de aard of de oorzaak van het probleem. De aandacht gaat uit naar de vraagstelling ter versterking van de competenties van het kind en zijn systeem. Visualisatie Visualisatie is een vorm van meditatie, waarbij de aandacht naar binnen gericht is middels een verhaal, al dan niet begeleid door zachte muziek. Het brengt rust en ontspanning, zonder prikkels van buitenaf. Het geeft inzicht en versterkt innerlijke kracht. Cognitieve gedragstherapie Cognitieve gedragstherapie is een mengeling van gedragstherapie met interventies die ontwikkeld zijn vanuit de cognitieve psychologie en gebaseerd op de veronderstelling dat irrationele gedachten leiden tot ongewenst gedrag. Met behulp van het ABC schema, of het daarvan afgeleide G-schema, worden gebeurtenissen geanalyseerd op gevoel, gedachten, gedrag en de gevolgen. Dit cyclisch toegepast brengt inzicht dat tot verandering kan leiden. Op deze wijze kan bijvoorbeeld de angst om gepest te gaan worden doorbroken worden. 5.4 Mijn Kinder- en Jeugdtherapeutische interventies Als aankomend Kinder- en Jeugdtherapeut heb ik op de basisschool van het Kanvasonderzoek het team meegenomen in een stukje psycho educatie over ontwikkelingstaken van kinderen aan de hand waarvan we gedrag van kinderen kunnen meten. Daarbij heb ik de nadruk op modelling door ons benadrukt en het bewust aanleren van sociale vaardigheden, omdat die van nature niet bij alle kinderen van huis uit hetzelfde aanwezig zijn. Met ouders van pesters en gepeste kinderen heb ik psycho educatie gegeven over ontwikkelings- en bijbehorende opvoedingstaken. De bewustwording van zelfkennis door ouders en spiegelgedrag van hun kinderen hebben hen de ogen geopend. In gesprek gaan leef je voor, als ouders onderling, maar ook als ouders met hun kinderen, ouders en school en school met kinderen. Als je samen het verschil van plagen en pesten uitpluist en dit stevig neerzet, weet je ook dat plagen gezond is. In de groep heb ik kinderen meegenomen 34 in een visualisatie, waarbij voor alle kinderen ruimte was voor hun eigen innerlijke inzicht in kracht. Individueel heb ik op school een pester laten tekenen over hoe hij zichzelf zag thuis en in de groep met vrienden. Daarover zijn we in gesprek gegaan. Toen bleek dat het pestgedrag voortkwam uit gebrek aan aandacht thuis, zijn we samen een gesprek met zijn ouders aan gegaan. Thuis in mijn praktijk heb een gepeste jongen begeleid. Hij bleek net als zijn moeder bijzonder gevoelig te zijn, zonder te weten hoe hij grensoverschrijdend gedrag een halt moest toeroepen. Samen hebben we gewerkt aan lichaamswerk; hoe ontdek je waar je grens is en hoe geef je dat dan aan. Waar zit dan die innerlijke kracht en hoe laat je die dan zien. Dit heeft geleid tot een gesprek op school tussen de pester en de gepeste met vervolgens de ouders van beide jongens erbij. Middels mijn circulaire vraagstelling kwamen ouders en kinderen zelf tot inzicht en samen tot verandering. Bleek dat ook ouders niet meer wisten hoe ze met elkaar in gesprek konden komen, terwijl ze jarenlang vrienden waren geweest. Mijn tweede VIPAU puber was nog in de verwerking van pestgedrag na de overgang van de basis- naar de middelbare school. Middels de cognitieve gedragstherapie, kwam ze zelf tot de ontdekking dat haar gedrag niet overeenkwam met haar hormonale groei. Middels oplossingsgerichte gesprekken ontdekte ze haar emotionele puber thema’s en de behoefte aan steun van haar ouders. Al met al genoeg therapeutische interventies om vooral op alle niveaus mee door te gaan. Dus geen trauma door pesten wat mij betreft! 6 Hoofdstuk 6 CONCLUSIE Aangekomen bij de conclusie van mijn scriptie, concludeer ik dat 3 jaar opleiding hebben bijgedragen tot de oplossing van mijn eigen puzzel. Aan de start weet ik nog dat ik behoefte had aan kennis en theorie over hoe gedrag zich ontwikkelt in interactie met onszelf en de medemens. Wat is de invloed van gezin en omgeving en hoe krijg ik grip over wat ik wil en kan. De vele persoonlijke ontdekkingen hebben me verrijkt en mijn kijk op het kind versterkt. Onvoorwaardelijke liefde is de start van een zo positief mogelijke ontwikkeling. Bovenstaande theorie bevestigt voor mij dat liefde alleen niet altijd genoeg is. Weten hoe gedrag zich ontwikkelt en kennis hebben van bijbehorende taken om ontwikkeling in positieve banen te kunnen leiden, kan trauma’s door pesten voorkomen. Al met al ben ik tot de conclusie gekomen, dat pestgedrag vraagt om een alerte, actieve houding van elk systeem dat het kind, de puber en de jong volwassene omringt. Ik geloof in de bewustwording van processen in mensen vanuit de 6 basisveiligheden ter voorkoming van een trauma door pesten. Vanuit ‘plek, steun, voeding, grenzen, geweldloosheid en spiegeling’ valt er het meest te (achter) halen als verandering wenselijk is. Met behulp van de logische niveaus kan ontwikkeling inzichtelijk gemaakt worden. Ouders zijn voor 35 kinderen het vertrekpunt op weg naar zelfsturing. Opvoeding van ouders gaat vaak intuïtief; zij doen, stellen bij, genieten en proberen er met vallen en opstaan iets moois van te maken. Als zij hun onvoorwaardelijke liefde vanuit respect naar elkaar overbrengen en hun opvoeding begripvol en toch liefdevol sturend is, kunnen wrok, schuldgevoel, angst en het gevoel ongewenst te zijn voorkomen worden. Een ouder die moeite doet zijn kind echt te begrijpen, neemt hier de tijd voor, geeft gerichte aandacht en neemt de tijd om echt te luisteren. Door behoeften te herkennen en hieraan tegemoet te komen, zonder zichzelf te verliezen, zal het gedrag van alle gezinsleden elkaar wederzijds positief beïnvloeden. Kinderen en pubers zijn als spiegels; zij weerkaatsen de liefde die zij ontvangen en daarmee ook het gedrag in omgang met een ander. Ouders met een positief zelfbeeld, die zichzelf aardig kennen en bereid zijn zich in hun kind te verdiepen, leren hun kind om op eigen krachtige benen te staan en het leven positief tegemoet te treden. Dit is een belangrijk beschermingsmechanisme tegen risicofactoren zowel op het niveau van het kind, als op het niveau van de omgeving. Net als weten dat bij de overgang van het kind naar de pubertijd andere kwaliteiten van hen gevraagd worden. Bij beroepsopvoeders is voorkennis over de ontwikkelingspsychologie van kinderen en pubers voorwaarde hen van de ene ontwikkelingstaak op weg te helpen naar de volgende. Als aan de start van de basisschool het verschil tussen plagen en pesten helder geformuleerd en concreet neergezet wordt en ouders en school elkaar in een open gesprek blijven ontmoeten, zal dat niet altijd pesten, maar wel trauma’s door pesten kunnen voorkomen. Tijd en moeite om kennis en inzicht om te zetten in praktisch handelen op individueel, maar ook op gezins- groeps- verenigings- en schoolniveau, zullen elke erkende antipestmethode versterken. Voor mij zit het succes in zelfkennis en bewustwording van innerlijke kracht die het verschil maakt. Laat van je horen en luister ernaar, neem de signalen van de gepesten en de pesters serieus. Maak ongewenst gedrag bespreekbaar. Leer kinderen wat gewenst gedrag is en hoe dat voelt. Een luisterend oor en steun van de omgeving zal onder deskundige leiding waar nodig hulp bieden en trauma’s voorkomen. Wacht niet, maak slapende honden gelijk wakker. Veranderen kan, geloof in eigen kracht ook. Ik vertrouw op het goede van de mens. ‘Wie zelf vertrouwt, zal vertrouwd worden’ Met dank aan mijn scriptiebegeleider: Jan Teensma 36 BRONVERMELDING Justine Mol, blz. 8, uit Geweldig communiceren met jongeren (2011) Rutter e.a.( 1999), blz. 30, uit ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen door J. Rigter (2012) Carl Rogers (1902 – 1987), blz. 57, uit Kijk op mensen door Robert A. Liston (1978) Carl Rogers (1902 – 1987), blz. 331, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) Sieneke Goorhuis en Ineke Oenema, blz. 7, Artikel HJK Visies op het jonge kind (febr. 2014) Piaget (1896-1980), blz. 53 uit de Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) Vygotsky (1934/1986) blz. 56, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) Erikson (1902-1994) blz. 59, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) Ontwikkelingsfasen van Erikson (1902-1994) blz. 96-99, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) Dick Swaab (2005), voorwoord, uit puberbrein binnenste buiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013) Erikson blz. 30, uit Kijk op mensen door Robert A. Liston (1978) Maslow (1908-1970) blz.68, uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) Behoeftenpiramide van Maslow blz. 19, uit Nieuwe verbindingen, inspiratie voor innovatie door G. Bijloo en P. Koudstaal (2012) http://www.nji.nl/nl/Normale-ontwikkeling-pdftekst.pdf door Hans Meij (2011) Gesell en Maslow blz. 169, uit ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) Conger en Petersen (1984) blz. 173, uit ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) Patterson(1982) blz. 128, uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008) Internetsite over opvoedingsstijlen, http://mens-ensamenleving.infonu.nl/ouder-en-gezin/26237-test-wat-voor-ouder-ben-jewelke-opvoedingsstijl-heb-je.html De Groot en Paagman blz. 121 uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008) Rutter e.a (1979) blz. 121 uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008) Nagy (1920-2007), blz. 80 uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009) http://www.systeemtheorie.nl door Steven Pont Van Beemen (1995), Kuipers (1999), Scholte (1999) blz. 60, uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012) 37 https://www.dbhds.virginia.gov/images/OSAS-ATODcircle.gif Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 63 Uit De ontwikkeling van het kind door Frank C. Verhulst (2008), blz. 132 Uit Omgaan met tieners door Dr. Ross Campbell (2009), blz. Dr. T. Berry Brazelton, blz. 25, uit Omgaan met tieners door Dr. Ross Campbell (2009) Granovetter (1973; 1983) blz. 72, uit Leefwerelden van jongeren door Joke Hermes, Pauline Naber en Arjan Dieleman Uit Puberbrein binnenstebuiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013), blz. 92 Uit Puberbrein binnenstebuiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013), blz. 108 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 60 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 61 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 63 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 76 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 454 Uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009), blz. 176 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 78 Uit Ontwikkeling in vogelvlucht door Martine Delfos (2009), blz. 176 Uit Omgaan met tieners door Dr. Ross Campbell (2009), blz. 40 Uit Puberbrein binnenstebuiten door Huub Nelis en Yvonne van Sark (2013), blz. 116 Uit Ontwikkelingspsychopathologie door J. Rigter (2012), blz. 64 Uit Trouw van 16-04-2014 http://www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/Databank-EffectieveJeugdinterventies/Erkende-interventies-Kanjertraining BGL lessen KJT opleiding Lichaamswerk door Yolanda Faber (1011-2014) Uit Mindfulness voor jongeren door David Dewulf, blz. 6 Uit Helende verhalen, blz. 12 door Paul Liekens-Ann Delnoy (2011) Uit Kinderen geven tekens van Theresa Foks-Appelman (2011) Uit De Maskermaker blz. 40 door Wibe Veenbaas, Joke Goudswaard, Henne Arnolt Verschuren BIJLAGE Effectieve kinder- en jeugdinterventies over het onderwerp ‘PESTEN’ 38 BIJLAGE: Effectieve kinder- en jeugdinterventies over het onderwerp ‘PESTEN’ Onderstaande kinder- en jeugdinterventies over het onderwerp ‘PESTEN’ zijn door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) onderzocht en ik heb ze schematisch op een rijtje gezet. Zij zijn beoordeeld en erkend als: Effectief volgens sterke aanwijzingen óf Effectief volgens goede aanwijzingen óf Effectief volgens eerste aanwijzingen óf Goed onderbouwd NAAM Kanjertraining KiVa KORT SAMENGEVAT Kanjertraining is bedoeld voor kinderen en jongeren van 4 tot 16 jaar die problemen hebben in de omgang met anderen en voor hun klasgenoten en/of ouders. Het doel is het stimuleren van sociaal vaardig gedrag en het voorkomen of verminderen van sociale problemen zoals pesten, conflicten, uitsluiting en sociaal teruggetrokken gedrag. De training wordt schoolbreed ingezet in het onderwijs met wekelijkse klassikale lessen, en wordt aan kinderen met hun ouders in groepen gegeven op psychologische praktijken. KiVa is een preventief schoolbreed antipestprogramma dat de kracht van de groep gebruikt om pestproblemen op te lossen. Leerlingen van de bovenbouw van ONDERWERP Sociale vaardigheden Pesten DOEL Bevorderen gewenst gedrag Preventie Ondersteuning LEEFTIJD 4 - 15 jaar ERKEND ALS Effectief volgens goede aanwijzingen PDF BESCHIKBAAR Ja Pesten 7 - 13 jaar Goed onderbouwd Ja 1 Preventie Ondersteuning Rots en Water 1. Leefstijl de basisschool verwerven kennis en vaardigheden om samen op te treden tegen pesters en elkaar te helpen, waardoor pesten vermindert en welbevinden, motivatie en schoolprestaties van alle leerlingen verbeteren. Door gerichte training en begeleiding fungeren leerkrachten als daadkrachtig rolmodel voor leerlingen. Rots en Water is een programma voor jeugdigen van 4 tot 18 jaar, dat hen leert zich enerzijds te verdedigen tegen verschillende vormen van geweld en anderzijds oog en gevoel te krijgen voor eigen grensoverschrijdend gedrag. Door allerlei fysieke, mentale en sociale activiteiten worden de jeugdigen ervan bewustgemaakt dat zij steeds weer een keuze kunnen maken tussen een harde "rotsopstelling" of een zachte "wateropstelling" dan wel een mengeling daarvan. Leefstijl is een onderwijsprogramma voor het (speciaal) basisonderwijs, alle typen van voortgezet onderwijs en opvoedkundige organisaties buiten de school(m)uren. Het programma wil opbouwend gedrag en positieve sociale betrokkenheid stimuleren door het oefenen van Gedragsproblemen Weerbaarheid Seksualiteit Pesten Gedragsproblemen Sociale vaardigheden Angst Pesten Burgerschap 2 Preventie Voorkoming van recidive Behandeling 9 - 18 jaar Goed onderbouwd Ja Preventie Bevorderen gewenst gedrag 4 - 18 jaar Goed onderbouwd Ja 2. Competentietraining 6-12 jarigen SO&T 3. De Vreedzame School 1. Gedrag: ik doe ertoe! sociaal-emotionele vaardigheden. Deze vaardigheden worden overgedragen door lesmateriaal, oefeningen en trainingen voor docenten en opvoeders. Competentietraining is een groepstraining voor jongens en meisjes in de leeftijden van 6 tot 12 jaar met sociale vaardigheidsproblemen. Het doel van de training is dat kinderen sociaal vaardiger worden, hun identiteit en zelfvertrouwen versterken en hun impulscontrole en zelfredzaamheid vergroten. De training omvat 6 bijeenkomsten met een duur van 1,5 uur, een ouderbijeenkomst en een terugkombijeenkomst. In De Vreedzame School staan sociale competentie en democratisch burgerschap centraal. Het programma wordt in alle groepen van de basisschool uitgevoerd (kinderen van 4 tot met 12 jaar). Leerkrachten worden getraind om het programma uit te voeren, waarvan de basis bestaat uit wekelijkse lessen. Daarnaast wordt leerlingmediatie ingezet. Ook ouders worden betrokken in het programma. Gedrag: ik doe ertoe! is een interventie voor alle leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs in de leeftijd van 12 tot Behandeling 6 - 12 jaar Goed onderbouwd Ja Sociale vaardigheden Angst Pesten Gedragsproblemen Pesten Burgerschap preventie 4 - 12 jaar Goed onderbouwd Ja Sociale vaardigheden Pesten Gedragsproblemen 12 - 16 jaar Goed onderbouwd Ja 3 Bevorderen gewenst gedrag Preventie Plezier op school 2. 3. Sta Sterk Training 4. Parent Management Training Oregon (PMTO) 5. 16 jaar. De interventie wordt in twee aaneengesloten leerjaren ingezet, richt zich op het creëren van een goed samenlevingsklimaat in de klas en daarbuiten en heeft als doel het voorkomen van antisociaal gedrag. "Plezier op school" is een zomercursus voor aanstaande brugklassers die op de basisschool gepest werden of andere problemen hadden in de omgang met leeftijdgenoten. Beoogd wordt de sociale competentie van de kinderen te vergroten,zodat zij een goede start kunnen maken op het voortgezet onderwijs en het risico op herhaling van deze omgangsproblemen verkleind wordt. De Sta Sterk Training is een interventie voor slachtoffers van pesten in de leeftijd van 8 tot 12 jaar. Het heeft als doel de weerbaarheid van de kinderen te vergroten zodat zij effectiever reageren op pestgedrag om zodoende de negatieve invloed van het pesten te beperken en het risico op pesten te verkleinen. De interventie bestaat uit tien wekelijkse bijeenkomsten voor kinderen en twee ouderbijeenkomsten. PMTO is een behandeling voor gezinnen met één of meer kinderen met externaliserende gedragsproblemen, al dan niet E-hulp Pesten Weerbaarheid Sociale vaardigheden Pesten Weerbaarheid Gedragsstoornissen Adhd Gedragsproblemen Pesten 4 11 - 13 jaar Goed onderbouwd Ja Preventie 8 - 12 jaar Goed onderbouwd Ja Behandeling 4 - 12 jaar Goed onderbouwd Ja Preventie Voorkoming van recidive Behandeling 6. 7. Gelijk = Gelijk? 8. 9. PRIMA-methode gecombineerd met hyperactiviteit. Het doel van de behandeling is dat de kinderen beter gaan functioneren en hun gedragsproblemen verminderen doordat hun ouders meer effectieve opvoedingsstrategieën toepassen. In Gelijk=Gelijk? leren basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 of 8 over vooroordelen en discriminatie en hoe je dit kunt voorkomen. De interventie bestaat uit 5 à 6 lessen op school van 60 tot 90 minuten en besteedt aandacht aan discriminatie vanwege religie, cultuur en seksuele diversiteit. Ouders krijgen informatie over het project en worden uitgenodigd voor de afsluiting. Prima is een antipest programma voor basisscholen. De scholen worden twee jaar begeleid bij het in- en uitvoeren van een integrale aanpak van pesten op schoolniveau (o.a. training van leerkrachten), groepsniveau (groepslessen) en individueel niveau (individuele begeleiding). Het doel is het verminderen en voorkomen van pestgedrag. Pesten Burgerschap Pesten Preventie 10 - 12 jaar Goed onderbouwd Ja 4 - 12 jaar Effectief volgens goede aanwijzingen Ja Preventie Behandeling http://www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies/Erkende-interventies 5