Abstract Classificatie erfelijke darmkanker en polyposis syndromen Lodewijk Brosens, Patholoog, UMC Utrecht, Nederland Dikke darmkanker is de derde meest voorkomende vorm van kanker en een belangrijke doodsoorzaak. Darmkanker ontstaat meestal uit voorloper afwijkingen: poliepen. Als deze poliepen op tijd worden verwijderd kan het ontstaan van darmkanker worden voorkomen. Bij het overgrote deel van de patiënten met darmkanker zijn er geen aanwijzingen voor een erfelijke aanleg, dit wordt ook wel sporadische darmkanker genoemd. Bij ongeveer 30% van de patiënten zijn er aanwijzingen dat erfelijkheid een rol speelt bij het krijgen van darmkanker. In de meerderheid van deze patiënten (~25%) is er sprake van een zogenaamde familiaire aanleg, maar zonder duidelijke bekende onderliggende genetische afwijking. Slechts bij circa 5% van de patiënten met darmkanker kan een erfelijke afwijking als oorzaak van de verhoogde kans op kanker worden aangetoond. Patiënten hebben in dit geval een erfelijke verandering (mutatie) in een specifiek gen dat een specifiek syndroom veroorzaakt dat gepaard gaat met een verhoogde kans op darmkanker. Bij patiënten met erfelijke darmkanker is er vaak sprake relatief veel kanker in de familie, kanker op een jonge leeftijd en soms van meerdere kankers tegelijk of na elkaar. Dit zijn aanwijzingen dat er mogelijk sprake is van een erfelijke aanleg. Erfelijke darmkanker kan worden ingedeeld op basis van de aan- of afwezigheid van veel poliepen in de darm (polyposis). De meest voorkomende vorm van erfelijke darm kanker is Lynch syndroom, waarbij patiënten geen polyposis in de darm hebben, maar wel een sterk verhoogd risico op het ontstaan van darmkanker en op het krijgen van diverse andere soorten kanker. Lynch syndroom wordt veroorzaakt door een erfelijke mutatie in een van de mismatch repair (MMR) genen die een rol spelen bij het herstellen van schade in het DNA. Daarnaast zijn er syndromen die worden gekenmerkt door de aanwezigheid van vele poliepen in de darm (polyposis). Hierbij is er in de meeste gevallen sprake van een bepaald soort veel voorkomende poliepen: adenomen. De meest voorkomende vorm van polyposis wordt derhalve adenomateuze polyposis genoemd. Meestal wordt dit veroorzaakt door een erfelijke mutatie in het APC gen en dan wordt dit familiare adenomateuze polyposis (FAP) genoemd. Een andere oorzaak van adenomateuze polyposis is een erfelijke mutatie in het MUTYH gen, dan is er sprake van MUTYH-geassocieerde polyposis (MAP). Een belangrijk verschil tussen de FAP en MAP is dat de kans dat een drager van FAP de aandoening doorgeeft aan een van zijn/haar kinderen 50% is (autosomaal dominant), terwijl de kans dat dragers (beide ouders moeten drager van het gen zijn) van MAP de aandoening doorgeven aan een kind 25% is (autosomaal recessief). Naast poliepen in de dikke darm zijn er vaak ook poliepen aanwezig in de dunne darm en in de maag. Bij FAP en bij MAP is de kans op het krijgen van dikke darm kanker tijdens het leven bijna 100% en daarom wordt bij een groot deel van deze patiënten de dikke darm preventief verwijderd. Naast adenomateuze polyposis zijn er nog enkele zeer zeldzame syndromen waarbij er een ander type poliep in de dikke darm aanwezig is: juveniele polyposis en Peutz-Jeghers syndroom. Patiënten met deze syndromen hebben meestal wat minder poliepen dan patiënten met FAP en het risico op darm kanker is ook wat kleiner. Desalniettemin moet bij patiënten met juveniele polyposis ook vaak de dikke darm preventief verwijderd worden. Bij zowel juveniele polyposis als bij Peutz-Jeghers syndroom komen ook poliepen voor in de dunne darm en de maag. Bij juveniele polyposis kan het aantal poliepen in de maag soms zo ernstig zijn dat de maag moet worden verwijderd. Naast een verhoogde kans op dikke darm kanker hebben deze patiënten ook een verhoogde kans op diverse andere vormen van kanker, vooral in het geval van Peutz-Jeghers syndroom. Het is als dokter van belang om op basis van de leeftijd waarop een patiënt kanker krijgt, de voorgeschiedenis van een patiënt en zijn familie en de specifieke vorm van kanker en/of het soort poliep patiënten met een mogelijke erfelijke vorm van darm kanker te herkennen. Hierdoor kan een patiënt en zijn/haar familie beter worden behandeld en beter worden voorgelicht over genetisch onderzoek en preventieve maatregelen.