Afdeling varenplanten

advertisement
Inleiding
- Classificatiesysteem : een systeem waarbij planten en dieren volgens
gemeenschappelijke kenmerken gerangschikt worden. Algemeen geldende criteria
worden gebruikt.
Naamgeving
- Iedere planten en dierensoort heeft een specifieke Latijnse benaming. Die
wetenschappelijke benaming is 2 ledig. Iedere soort heeft 2 namen , gevolgd door de
eerste letter van de naamgever.
Overzicht van de verschillende afdelingen
- Afdeling van de zaadplanten : - Onder afdeling van de naaktzadigen ( bomen of
struiken)
- Onderafdeling van de bedektzadigen (loofbladeren)
 Bij bedektzadigen zijn er 2 klassen :
 1 zaadlobbigen (monocotylen) grondtal van
de bloem is altijd3
 2 zaadlobbigen (dicotylen) grondtal van de
bloemen os altijd 2 , 4 of 5
-
Familie : is een deelverzameling van alle leden die dezelfde algemene gekende
kenmerken bezitten. Elke familie heeft een welbepaalde bloemenfamilie .
Soort : is een groep organismen met sterke onderlinge gelijkenissen die onder
natuurlijke omstandigheden uitsluitend onderling kruist. Soort is de eenheid van het
classificatiesysteem
Afdeling varenplanten
- sporenhoopje: groepje sporendoosjes op een varenblad
- sporendoosje: groepje sporen
- spore: waterarme cel  periode v. schijndood kan hebben.
- Rhizoide: plantendeeleruit ziet als wortel maar dien voor vasthechting
- Sterielblad: varenblad zonder sporenhoopjes:functie:fotosynthese
- Fertielblad: varenblad met sporenknoopjes:functie:fotosynt+voortplanting geen
onderafdelingen
- Klassen: varens, paardenstaart, wolfsklauw
Afdeling mosplanten
- sporendoosje, spore, rhizoide  varenplanten
- mondbeslag: tandenrij op bovenrand vh. Sporendoosje  regelt uitzaaiing sporen
- thallus: meercellig plantenlichaam dat noch wortel, noch stengel heeft.(geen
onderafdelingen)
- klassen: bladmossen, levermossen (P56.)
2.5 Classificatie vh dierenrijk
Zie schema
De ongewervelde dieren
hebben exoskelet  gelegen buitenkant vh lichaam.
Functie: stevigheid, bescherming, spieraanhechtin (kreeften, spinnen)
We onderscheiden hierin de stam vd geleedpotigen&de stam vd weekdieren.
1. stam vd ringwormen & gelede wormen.
Kenm: geleed lic haam, zonderaanhangsels
Vbn: regenworm, zeepier, bloedzuiger
2.stam vd ronde wormen of draadwormen.
Kenm: rolrond lichaam met puntige uiteinde zonder aanhangsels
Vbn: spoelworm (F2.2)
3.stam platwormen.
Kenm:afgeplat lichaam zonder aanhangsels
Vbn:lindworm
4.stam stekelhuidigen.
Kenm: watervatenskelet=geheel van kanalen,blaasjes,voetjes die dienen  ademhalling &
voortbeweging. 2 zijdigen
Vbn: zee-egel, zee-ster, zee-komkommer.
5.stam holtedieren
Kenm:netel-cellen
Vbn:kwal
6. stam sponsen.
Kenm:kraagcel met opstaande kraag met staande zweephaar, zorgt voor  aanvoer voedsel
& zuurstofrijk water
Vbn: broodspons
7.stam geleedpotige dieren
Duizendpoten
Miljoenpoten
Insecten
KLASSE
Lichaamsbouw Kop met veel
Kop met veel
kop
lichaamssigmenten lichaamssigmenten borststuk
achterlijf
Sprieten
1 paar
1 paar
1 paar
Gelede poten
1 paar / sigment
2 paar / sigment
3 paar
poten op
borststuk
8.stam weekdieren
= 3 klassen: 2kleppige
Slakken
Koppotigen
Spinachtigen Schaaldieren
Kopborststuk Kopborststuk
Achterlijf
Achterlijf
geen
4 paar op
kopborststuk
2 paar
Kopborststuk
En het achterlijf
vb: oesters,mossel
vb: huizenslak
vb: octopus, pijlinktvis
chordadieren
-chorda: ruggestreng opgebouwd  aaneenschakeling stevige cellen
Vb. lancetvisje (F. 2.32 pg. 40-41)
Bij alle gewervelde dieren = in een bep. Fase vd embryonale ontwikkeling een chorda
aanwezig.
Daarom behoren amfib., rept., vissen, vogels en zoogd. Tot de stam vd chordadieren.
Id verdere embryonale ontwikkeling. Wordt bij deze laatste een volledig inwendig skelet
gevormd.
De gewervelde dieren (onderstam)
Alle gewervelde dieren hebben inwendig skelet, geraamte gewervelkom, centrale
zenuwstelsel ad rugzijde ligt.
5 klassen: * amfibieën * reptielen * vissen * vogels * zoogdieren
AMF
REP
VIS
VOG
VB
Kikker
Kroko
Baars
Duif
Pad
Slang
Snoek
Salamander
Haai
LEEFMILIEU
Water+land
Land en/of
Zoet en/of zout Lucht en
water
water
land/of
water
LICH.TEMP
Wisselend
Wisselend
Wisselend
Constant
HUIDBEDEKKING
Naakt met veel
Hoornschubb Beenschubbeen Veren
slijmklieren
en enslijmlaag
schilden
LEDEMATEN
Kruip-spring
Opzij
Borst en
Voorte zijn
en/of zwempoten geplaatst
buikvinnen
vleugels
ADEMHALING
Huid+longe
Longen
kieuwen
Long met
longzak
VOORTPLANTING
Uitw.bevr. eieren
zonder schaal
Larvestadium
enkel leefbaar
water
Inwendige
bevr eieren

hoornschaal
Uitw. Bevr.
Eieren zonder
schaal
(inw. Bevr. Bij
kraakbeenv)
Inw. Bevr.
Eieren 
kalkschaal
-verschil vissen en kraakbeenvissen
BEENVISSEN
SKELET
Verbeend
BESCHERMING
Kieuwdeksels
KIEUWEN
VOORBEELD
Forel, goudvis
ZOOGD
Walvis
Mens
Vleermuis
Land, enkele in
water/lucht
Constant
Haren en nagels
Hoorn
Zool-,teen,-en
teentopgangers
Longen met
longblaasjes
middenrif
Inw. Bevr
levenbarend
baarmoeder
KRAAKBEENVISSEN
Kraakbeen gebleven
Kieuwen onder kieuwspleten
Haai, rog
Uitzonderingen: zoogdieren met kenmerken andere klassen
VLEERMUIS
VOGELBEKDIER
DOLFIJN
ZOOGDIER KENMERKEN
Haren
Haren
Levendbarend
2.6 Classificatie vd overige organismen.
2.6.1 rijk vd zwammen
- bouw ( zie bladeren ) een paddenstoel met de delen
Hoed
Plaatjes met sporen
Ring
Steel
Zwamvlokken(netwerk zwamdraden)
NIET ZOOGDIERKENM
T° = NIET altijd constant
Snavel, eieren
Geen haren
-verschil met planten
-zwammen hebben geen chlorofyl
-chitine in zwammen, planten = cellulose
Bekende zwammen:
- schimmel: roquefort, camembert, penicilline, zwemmers eczeem
- gist – bakkers, biergist
indeling
-steeltjeszwam, sporen hebben steeltjes vb. champignon, bovist (F.2.80)
-zakjeszwam: sporen hebben geen steeltje maar sporen zitten in zakje
Korstmossen: dubbel organismen + horen noch bij zwamen noch bij planten
Symbiose
2.6.2 rijk vd protisten
Def: zijn eencellige organismen met kern
Vb
Pantoffeldiertje
Oogwiertje
amoeben
Beweegt dmv trilharen
Beweegt dmv zweepharen
Beweegt dmv schijnvoetjes (eten)
en doet aan fagocyto ‘1
Indeling
Kenmerke
Klasse
Eigenschap
Dierlijke
protisten/zooprotisten
Zonder chlorofyl
Foraminiferen
Maken kalksteentjes
Voorbeeld
Amoeben en pantoffeldier
Plantaardige
protisten/fitoprotiste
Met chlorofyl
Diatomeeën
-maken kiezelzuurskeletjes
-belangrijk voor het leven in
zee
-basis vd voedselketen
-produceren zuurstofgas
Oogwiertje
2.7: 5rijken systeem
 enorme vooruitgang wetenschappelijke onderzoekmethode  vaststelling dat 2rijkensys
NIET volstond.
Bacteriën afzonderlijk rijk geplaatst
Kern
Cellen
Planten
Ja
meercellig
Dieren
Ja
meercellig
Zwammen
Ja
meercellig
Naam
Wat
eukaryoten
Alle planten
eukaryoten
Alle dieren
eukaryoten
Alle
zwammen
Protisten
Ja
1cellig
Moneren
Nee
1cellig +
draadvormig
Prokaryoten
Pantoffeldiertje Bacteriën(geen
Amoeben
chlorofyl)
Oogwiertje
Protisten en moneren NIET blote oog waarneembaar
Virussen:
*kristalijn
*klompje eiwit rond DNA
*zichzelf niet voortplanten
*niet als levend beschouwd
*bestaan geen geneesmiddelen
Download