Portfolio HAVO - Meneer van Empel

advertisement
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Hoofdstuk 1 (TIJDVAK 1):
Tijd van jagers en boeren, prehistorie - tot 3000 v.c.
In deze tijd ontstaan de eerste sporen van bewoning. Mensen overleven door op
dieren te jagen en bessen en ander voedsel uit de natuur te verzamelen. Mensen
trekken veel rond omdat het voedsel op een plek vaak snel opraakt. Later ontdekken
de mensen de landbouw en kunnen ze langer op een plek blijven wonen. In Limburg
vestigen de eerste bewoners van Nederland zich ongeveer 50.000 jaar geleden.
Rond 3.000 voor Christus worden de Hunebedden (grafheuvels) in de omgeving van
Drenthe gebouwd.
KA 1: De levenswijze van jagers-verzamelaars.
Hoe heetten de vroegste
mensensoorten?
Hoe noemen we de huidige
mens ? Noem ook
kenmerken.
Geef enkele kenmerken
van het leven van de
jagers-verzamelaars.
Hoe was hun sociale
leven?
KA 2: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
Wat is het nut van
landbouw?
Waar ontstond landbouw
als eerste? En waarom
daar?
Wat is een
landbouwsamenleving?
Geef een omschrijving.
Verwerk hierin: verschillen
1
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
in het sociale leven van
jagers/verz. en
landbouwers.
KA 3: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
Wat heb je nodig om vanuit
een landbouwsamenleving
(dorp) door te groeien naar
een stad?
Wat is het verschil tussen
de landbouwsamenleving
en de eerste steden?
Geef voorbeelden van 2
landbouwmaatschappijen
waar steden ontstonden.
Verwerk de kenmerken uit
de vorige vraag hier in.
Begrippen die je moet snappen:
- landbouwsamenleving
- vruchtbare halve maan
- ijzertijd
- agrarisch-stedelijke samenleving
- homo sapiens
- staat
- jagers-verzamelaars
- centraal bestuur
- prehistorie
- geweldsmonopolie
- agrarische revolutie
- polytheïstisch
- nieuwe steentijd
- monotheïstisch
- bronstijd
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
2
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
Hoofdstuk 2 (TIJDVAK 2):
Tijd van Grieken en Romeinen, oudheid - van 3000 v.Chr. tot 500 n.c.
Nadat de agrarische revolutie heeft plaats gevonden, worden langzaam maar zeker
alle volkeren sedentair en gaan landbouw bedrijven. Na uitvinding van het schrift en
het wiel door de Babyloniërs en de verovering door de Perzen, ontstaan in de Griekse
wereld kleine stadstaten die, juist door hun geïsoleerde geografische positie, zich
kunnen ontwikkelen tot de eerste democratie.
In deze stadstaatjes ontstond een welvaart en een cultuur die veel groter was in
Egypte, Babylonië of Perzie. Een afgelegen stadje van deze ‘Griekse Wereld’,
genaamd Rome, groeide uit tot een wereldrijk groter dan de huidige USA en regeerde
honderden jaren over de hele toenmalig bekende wereld.
KA 4: De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en
politiek in de Griekse stadstaat.
Geef een voorbeeld van
het wetenschappelijk
denken van de Grieken.
Wat is burgerschap en
politiek? (Gebruik Atheens
burgerrecht in je
antwoord.)
Waarom dachten juist de
Grieken na over
burgerschap en politiek?
3
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Leg uit dat voor democratie
ostracisme belangrijk was.
KA 5: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
Geef enkele voorbeelden
van de Grieks-Romeinse
cultuur.
KA 6: De groei van het Romeinse Rijk waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde.
Hoe was het mogelijk dat
het Romeinse Rijk zo groot
kon worden?
Leg de voordelen uit van
Pax Romana.
KA 7: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa.
Hoe werd de GrieksRomeinse cultuur verspreid
in Europa?
Wat heeft romanisering te
maken met dit aspect?
4
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Noem 3 redenen waardoor
het Romeinse Rijk uiteen
viel. Zeg erbij wanneer dit
gebeurde
Verklaar de splitsing in het
West- en Oostromeinse
rijk. Leg daarbij uit hoe het
komt dat het Oostromeinse
rijk erg welvarend werd en
veel langer bestond dan
het West Romeinse rijk.
KA 8: De ontwikkeling van het christendom en het jodendom als eerste monotheïstische
godsdiensten.
Noem 4 verschillen tussen
het Christendom en het
Jodendom.
Jodendom
Christendom
Leg het begrip
monotheïsme uit.
Hoe zien we nu nog terug
dat Jezus erg belangrijk is
geweest voor Europa en
het Christendom?
Begrippen die je moet snappen:
5
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
- directie democratie
- pax romana
- polis
- klassieke cultuur
- Atheens burgerrecht
- Germanen
- aristocratie
- romanisering
- tiran
- jodendom
- ostracisme
- monotheïsme
- filosoof
- christendom
- wetenschap
- staatsgodsdienst
- Romeinse Rijk
- Oost-Romeinse Rijk
- Romeins burgerrecht
- West-Romeinse Rijk
- keizerrijk
- volksverhuizingen
- imperium
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
Hoofdstuk 3 (TIJDVAK 3):
Tijd van monniken en ridders, vroege middeleeuwen van 500 n.Chr. tot 1000 n.c.
Na bijna 1000 jaar bestaan te hebben viel ook het Romeinse Rijk. Dit had grote
gevolgen voor West-Europa: het werd weer onveilig door het wegvallen van de
centrale macht en het leger, waardoor de lange afstandshandel verdween, de
bevolking afnam en hele steden vervielen tot spooksteden. Dorpen werden bijna
volledig zelfvoorzienend (autarkisch).
In dit machtsvacuum begonnen de Franken met het opbouwen van een nieuwe
machtsstructuur, te beginnen met het feodale stelsel of leenstelsel
KA 9: De verspreiding van het christendom in heel Europa. (§3.2)
Beschrijf wat de
verspreiding van het
Christendom in Europa te
maken heeft met de
uitbreiding van het
Frankische Rijk.
(Gebruik in je antwoord het
begrip kerstening.)
6
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Wat zijn missionarissen?
Noem er ook twee.
Geef 2 redenen waarom
Clovis zich bekeerde tot
het Christendom.
Noem 3 verschillen tussen
de seculiere geestelijkheid
en de reguliere
geestelijkheid.
KA 10: Het ontstaan en de verspreiding van de islam. (§3.4)
Door wie is de Islam
‘opgericht’? Welk boek
heeft hij geschreven?
Noem enkele punten van
de islam. (Gebruik in je
antwoord het begrip
sharia.)
Geef 2 redenen waarom de
Islam zich zo snel kon
verspreiden.
7
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
KA 11: De vrijwel volledige vervanging van de agrarisch-urbane cultuur (=landbouw + steden)
door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, met domeinen en een hofstelsel met horige
boeren. (§3.1)
Leg uit hoe de steden
vervielen na de val van het
Romeinse Rijk.
Noem de 3 middeleeuwse
standen.
Waarom zijn domeinen
zelfvoorzienend?
Noem de 3 soorten boeren
in het hofstelsel en
beschrijf hun rechten en
plichten.
KA 12: Het ontstaan van het feodale stelsel of leenstelsel. (§3.3)
Door wie is het leenstelsel
bedacht? En waarom?
Leg uit hoe Karel de Grote
het leenstelsel heeft
veranderd.
8
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Leg uit waarom het
leenstelsel op den duur
niet meer goed
functioneerde.
Begrippen die je moet snappen:
- stand
- horige
- lijfeigene
- domein
- hofstelsel
- agrarische samenleving
- agrarisch-urbane samenleving
- autarkie
- kerstening
- missionaris
- reguliere geestelijke
- seculiere geestelijke
- hiërarchie
- parochie
- feodaal stelsel
- leenheer
- leenman
- vazal
- islam
- kalifaat
- sharia
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
Hoofdstuk 4 (TIJDVAK 4):
Tijd van steden en staten, late middeleeuwen van 1000 tot 1500.
Het jaar 1000 is in de geschiedenis niet alleen een mooi, rond jaartal, maar
daadwerkelijk een jaartal waar verschillende grote veranderingen plaatsvinden. Zo
gaat de bevolking weer groeien, door verbeteringen in de landbouw, waardoor steden
ontstaan op nieuwe plekken en herleven op sommige oud-Romeinse plekken. De
(internationale) handel komt op, gevolg door een geldeconomie. Allemaal zaken die
bekend waren in de Romeinse tijd, maar sinds de val van het Romeinse Rijk
verdwenen waren uit West-Europa.
9
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
KA 13: De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een
agrarisch-urbane samenleving. (§4.1)
Door welke 3 oorzaken
leefde de handel weer op
na het jaar 1000?
Welke 3 gevolgen heeft die
opleving van de handel?
Op welke plekken ontstaan
(op)nieuw(e) steden?
Wat is de agrarisch-urbane
samenleving? Gebruik in je
antwoord de begrippen
landbouw, stad en
drieslagstelsel.
KA 14: De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
(§4.1)
Welke nieuwe
bevolkingsgroep ontstaat in
de steden en wat wil deze
groep?
10
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Op welke manieren
proberen steden zich los te
maken van de landsheer?
Gebruik in je antwoord de
begrippen privileges en
stadsrecht.
Wat krijgt de landsheer
terug van de steden?
Noem 2 voordelen en 2
nadelen van gilden.
KA 15: Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke (=koning/keizer) dan
wel de geestelijke (=paus) macht de baas is. (§4.3)
Met welk begrip kunnen we
dit kenmerkend aspect
vervangen?
Met welk verdrag + jaar
eindigde dit conflict? En
wie had er eigenlijk
gewonnen? Leg je
antwoord uit.
In welk(e) gebied(en)
speelde dit conflict zich af?
Wat was het gevolg van dit
conflict voor de toekomst
van dit gebied?
KA 12: De expansie (=uitbreiding) van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de
vorm van kruistochten. (§4.2)
Noem de 3 vormen van
christelijke expansie die
11
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
worden beschreven.
Hoe ging de Katholieke
Kerk om met mensen die
kritiek hadden op de kerk?
Gebruik in je antwoord de
begrippen ketter en
inquisitie.
Noem 2 positieve en 2
negatieve gevolgen van de
Kruistochten.
KA 17: Het begin van staatsvorming en centralisatie (§4.4)
Koningen wilden in de Late
ME centraliseren: hun
macht verstevigen en
regeren vanuit één plaats.
Leenheren verzetten zich
hiertegen. Op welke 4
manieren verzetten deze
zich?
Stelling: Centralisatie is
een manier om de
staatsvorming te
bevorderen. Leg deze
stelling uit en gebruik in je
antwoord de begrippen
parlement en StatenGeneraal.
Begrippen die je moet snappen:
12
Portfolio: kenmerkende aspecten
- drieslagstelsel
- Hanze
- geldeconomie
- privilege
- stadsrecht
- burgerij
- patriciër
- expansie
- Reconquista
HAVO
- kruistocht
- ketter
- Inquisitie
- tweezwaardenleer
- lekeninvestituur
- centralisatie
- staatsvorming
- parlement
- Staten-Generaal
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
Hoofdstuk 5 (TIJDVAK 5):
Tijd van ontdekkers en hervormers, renaissance van 1500 tot 1600.
Het einde van de middeleeuwen wordt gekenmerkt door een groot aantal
veranderingen. Zo brengt de renaissance een verandering in de beleving in het geloof,
waardoor er ruimte ontstaat om terug te kijken naar de Oudheid. Maarten Luther met
zijn 95 stellingen start een breuk binnen de kerk: het protestantisme ontstaat. De
aarde blijkt ook nog eens groter dan gedacht met de ontdekking van Noord en ZuidAmerika. Avonturiers, soldaten en missionarissen vertrekken naar deze nieuwe
wereld, op zoek naar mensen om te bekeren en goud om te stelen.. Welkom in de
vroegmoderne tijd.
KA 18: Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een
nieuwe wetenschappelijke belangstelling (§5.1)
Wat was het ideaalbeeld in
de renaissance? Geef ook
een voorbeeld van dit
ideaalbeeld.
Waar haalde men in de
renaissance hun inspiratie
vandaan?
Wat vond men in de
renaissance van de
periode 500-1000 n.Chr.?
Geef 3 oorzaken waardoor
de renaissance kon
ontstaan.
Leg het belang uit van de
uitvinding van de
boekdrukkunst.
13
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
KA 19: De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid. (§5.1)
Waarom oriënteerde men
zich tijdens de renaissance
op de oudheid?
Hoe wordt de
belangstelling genoemd
voor de klassieke literatuur,
poëzie en geschiedenis?
Bekijk bron 3 en 4 op blz.
120. Welke bron is uit de
renaissance? (Leg je
antwoord uit aan de hand
van 3 kenmerken.)
KA 20: Het begin van de Europese expansie. (§5.2)
Geef 3 redenen waarom
Europeanen tijdens de
renaissance op
ontdekkingsreis gingen.
Noem 3
ontdekkingsreizigers en
zeg ook wat ze ontdekt
hebben.
Welke 3 gevolgen hebben
de ontdekkingsreizen van
de Europeanen gehad voor
de rest van de wereld?
KA 21: De protestantse Reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot
gevolg had. (§5.3)
Welke persoon heeft de
Reformatie in gang gezet?
Waarom deed hij dat?
(Gebruik in je antwoord het
begrip aflaten.)
14
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Welke 3 maatregelen
stelde de katholieke kerk in
als antwoord op de
reformatie?
Leg het verschil tussen
katholiek en protestant uit
met 4 verschillende
kenmerken.
Katholiek
Protestant
Zie blz. 131-132.
Wat is het verschil tussen
het lutheranisme en het
calvinisme. Gebruik in je
antwoord info 1 op blz.
132.
Begrippen die je moet snappen:
- renaissance
- uomo universale
- humanisme
- boekdrukkunst
- ontdekkingsreizen
- wereldbeeld
- Reformatie
- protestantisme
- Contrareformatie
- lutheranisme
- calvinisme
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
15
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Hoofdstuk 6 (TIJDVAK 5):
Tijd van ontdekkers en hervormers, renaissance van 1500 tot 1600.
In 1517 timmert de monnik en professor in de theologie zijn 95 stellingen tegen de
kerkdeur van de kathedraal te Wittenberg (midden-Duitsland). Deze stellingen waren
een aanklacht tegen de aflaatpraktijken van de Katholieke Kerk. Hoewel Luther een
gelovige monnik was die de Kerk wilde hervormen, heeft hij ongewild het begin
gemaakt van de protestantse kerk en helaas ook het begin van de vreselijke
godsdienstoorlogen.
Hoofdstuk 6 (TIJDVAK 6):
Tijd van regenten en vorsten, Gouden eeuw van 1600 tot 1700.
Hoewel zich dit allemaal in Duitsland afspeelde, vielen de Nederlanden wel onder
dezelfde vorst, namelijk keizer Karel V, de vader van de Filips II. Karel V was een
gelovig man die niet wilde dat zijn grote rijk uiteenval door godsdiensttwisten. Hij nam
dus maatregelen om de protestanten te vervolgen, natuurlijk gesteund door de paus.
Voor de Nederlanden hebben deze vervolgingen aan de wieg gestaan van het
ontstaan van de soevereine Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
KA 22: Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse
staat.
Over welk conflict gaat dit?
16
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Welke 2 oorzaken heeft dit
conflict? Ook kort
uitleggen.
Hoe belangrijk is
Beeldenstorm in het
vervolg van de Opstand?
Leg kort uit.
Hoe zag het bestuur van
de Nederlanden er uit vóór
het conflict?
(Gebruik in je uitleg
regenten, stadhouder en
raadpensionaris.)
Hoe zag het bestuur van
de Nederlanden er uit na
het conflict?
(Gebruik in je uitleg
regenten, stadhouder en
raadpensionaris.)
KA 23: Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie.
Op welke manier hadden
de Nederlanden deze
wereldwijde
handelscontacten?
Leg in eigen woorden uit
wat handelskapitalisme is.
Leg de oorzaken en
17
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
gevolgen uit van de
moedernegotie.
KA 24: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de blei in economisch en cultureel
opzicht van de Nederlandse republiek
Wat is de bijzondere
staatkundige positie van de
Republiek?
Geef enkele voorbeelden
van de economische bloei.
(Gebruik in je uitleg VOC,
WIC en moedernegotie.)
Geef enkele voorbeelden
van de culturele bloei.
Begrippen die je moet snappen:
- opstand in Europees perspectief
- centralisatie
- Beeldenstorm
- Bloedplakkaten
- Vrede van Munster (1648)
- soevereiniteit
- regent
- stadhouder
- raadspensionaris
- Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)
- West-Indische Compagnie (WIC)
- wereldbeeld (zie hoofdstuk 5)
- wereldeconomie (zie hoofdstuk 5)
- kapitalisme
- handelskapitalisme
- Moedernegotie
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
Hoofdstuk 7 (TIJDVAK 6):
Tijd van regenten en vorsten, Gouden eeuw van 1600 tot 1700.
In de vroegmoderne tijd willen koningen hun macht vestigen in hun land. Ze willen
hun macht verder centraliseren en de adel zo veel mogelijk beperken. Een goed
voorbeeld hiervan is de Franse koning Lodewijk XIV die het absolutisme uitvindt, een
staatsvorm waarbij de koning alle macht heeft en zelfs boven de wet staat.
Ook staan wetenschappelijke ontwikkelingen niet stil sinds de Renaissance. Er
worden nieuwe methodes ontwikkeld om tot nieuwe kennis te komen, want de Bijbel
voldoet niet meer.
KA 22: Het streven van vorsten naar absolute macht. (§7.1)
18
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Wat is absolutisme?
Welke 4 aspecten zijn bij
het absolutisme te
onderscheiden?
Welke vorst is het
voorbeeld van
absolutisme?
Leg uit hoe deze vorst het
voor elkaar heeft gekregen
om absoluut vorst te
worden.
Leg uit waarom Frankrijk
het mercantilisme had
ingevoerd.
KA 26: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht (§6.2) en de bloei in economisch (§6.3) en
cultureel (§7.2) opzicht van de Republiek.
Wat was de bijzondere
plaats van de Republiek in
staatkundig opzicht? (Zie
§6.2)
Waarom had de Republiek
eigenlijk een burgerlijke
cultuur?
19
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Noem 4 Nederlandse
schilders uit de Gouden
Eeuw.
Welke 4
onderwerpen/genres
werden in de Republiek
geschilderd?
De Republiek staat in de
17e eeuw bekend als
tolerant.
Leg uit welke voordelen
deze tolerantie had voor de
Republiek.
KA 27: De wetenschappelijke revolutie. (§7.2)
Wat is empirisme?
Welke wetenschapper(s)
horen bij deze stroming?
Wat is rationalisme?
Welke wetenschapper(s)
horen bij deze stroming?
Waarom werden het
empirisme en rationalisme
bedacht?
Begrippen die je moet snappen:
- absolutisme
- mercantilisme
- droit devin
- burgerlijke cultuur
- tolerantie
- hofcultuur
- wetenschappelijke revolutie
- rationalisme
- empirisme
- mechanistisch wereldbeeld
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
Hoofdstuk 8 (TIJDVAK 7):
Tijd van pruiken en revoluties, de verlichting van 1700 tot 1800.
Na de wetenschappelijke revolutie van de zeventiende eeuw kwam er een tijd waarin
mensen vertrouwen kregen in hun eigen verstand en vonden dat ze dat moesten
20
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
gebruiken om nieuwe dingen te bedenken. We hebben het over de verlichting. Wie
waren de verlichte denkers en hoe werd het toegepast op godsdienst, politiek,
economie en sociale verhoudingen? Welke invloed hebben de verlichtingsidealen
gehad op de totstandkoming van de democratische revoluties in Frankrijk, de
Republiek en de VS?
KA 26: Het rationeel optimisme en verlicht denken in godsdienst, politiek, economie en sociale
verhoudingen.
Wat is rationeel
optimisme?
Wat versta je onder verlicht
denken?
Hoe beïnvloedde het
rationeel optimisme en
verlicht denken de
godsdienst?
Hoe beïnvloedde het
rationeel optimisme en
verlicht denken de
economie?
Hoe beïnvloedde het
rationeel optimisme en
verlicht denken de politiek?
KA 27: Het voortbestaan van het ancien regime met pogingen om het vorstelijk bestuur op
eigentijdse wijze vorm te geven (verlicht absolutisme).
Wat versta je onder het
21
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
ancien regime?
Wat versta je onder verlicht
absolutisme?
Welke vorst wordt in het
boek behandeld als het
grote voorbeeld van een
verlicht vorst?
Welke hervormingen
voerde hij in om de
samenleving te verbeteren
volgens de ideeën
verlichte denkers? Geef
echter ook een verklaring
dat ondanks deze
hervormingen het ancien
regime kan blijven bestaan.
KA 28: De democratische revoluties in westerse landen, discussies over grondwetten,
grondrechten en staatsburgerschap.
Wat versta je onder een
grondwet?
Wat versta je onder een
grondrecht?
Wat versta je onder
staatsburgerschap?
Waarom was de
Amerikaanse revolutie een
democratische revolutie?
Wat maakte de
Amerikaanse revolutie
duidelijk aan Europa?
22
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Waarom vond het
voorbeeld van de
Amerikaanse revolutie juist
in de Republiek navolging?
Waren patriotten voor of
tegenstander van de
stadhouder? Leg je
antwoord uit.
Leg uit hoe de situatie in
Frankrijk tijdens het ancien
régime een perfecte
voedingsbodem is voor
een democratische
revolutie. Gebruik in je
antwoord de begrippen
'sociale verhoudingen' en
'standensamenleving'.
Begrippen die je moet snappen:
- verlichting
- volkssoevereiniteit
- verlicht absolutisme
- sociale verhoudingen
- publieke opinie
- ancien regime
- democratische revoluties
- grondwet
- grondrechten
- staatsburgerschap
- trans-atlantische slavenhandel
- abolitionisme
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
Hoofdstuk 9 (TIJDVAK 8):
Tijd van burgers en stoommachines, industrialisatie van 1800 tot 1900.
23
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Een nieuwe fase in de geschiedenis breekt aan: de industriële samenleving. Was vóór
de Industriële Revolutie het landschap nog middeleeuws ingericht, die veranderde
radicaal met de bouw van fabrieken, het afgraven van de ertslagen, het graven van
kanalen en het aanleggen van wegen.
De komst van industrie zorgde voor een grotere werkgelegenheid die de groeiende
bevolking kon opnemen, maar zorgde ook voor moderne fenomenen als kinderarbeid,
hoge zuigelingen-sterfte, uitbraak van besmettelijke ziekten door het gebrek aan
schoon drinkwater en een ondergronds riool en, niet te vergeten, milieuverontreiniging.
Hierdoor gingen mensen nadenken over een manier waarop de maatschappij beter
kon worden geregeld. Daarover verschilden de meningen. Zo ontstonden politiekmaatschappelijke stromingen: socialisme, liberalisme, nationalisme, confessionalisme
en feminisme.
Door de Industriële Revolutie ontstond er een enorme behoefte aan grondstoffen. Die
kon je goedkoop krijgen als je een kolonie had. Hierdoor ontstond een nieuwe aanpak
van de kolonies: Modern Imperialisme. Bij het oude handelskolonialisme ging het
alleen om de inkoop van producten die in Europa voor veel geld werden verkocht. Bij
het Modern Imperialisme ging het om het zelf ophalen van goedkope grondstoffen.
Hiervoor moest je het binnenland van de kolonie veroveren en delfstoffen naar boven
halen of plantgages (katoen, suiker) aanleggen. Er kwam dus intensiever contact met
de kolonie en vaak ook meer verzet.
KA 29: De Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor de industriële
samenleving. (§9.1)
Door welke 3 redenen
begon de Industriële
Revolutie in Engeland?
In welke bedrijfstak begon
de Industriële Revolutie?
Waarom daar?
Welke nieuwe
bevolkingsgroep ontstaat?
Waar woont deze groep?
Leg uit waarom de
omstandigheden voor deze
nieuwe bevolkingsgroep in
het begin van de IR zo
slecht waren. (Gebruik in je
antwoord de begrippen
kapitalisme en economisch
liberalisme.)
24
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
KA 30: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
socialisme, confessionalisme en feminisme. (§9.2, §10,1 en §10.2)
Leg uit wat het verband is
tussen de Franse Revolutie
en de opkomst van het
nationalisme.
In hoeverre was het einde
van de Franse Revolutie
met het Congres van
Wenen (1815) van invloed
op de staatsvorming van
Europa? (Gebruik in je
antwoord het begrip Duitse
eenwording en de landen
Italië en het Ottomaanse
Rijk.)
Op welke manieren kunnen
regeringen het
saamhorigheidsgevoel van
de bevolking bevorderen?
KA 31: De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie. (§9.3)
Wat is het verband tussen
industrialisatie, kapitalisme
en modern imperialisme?
Leg het verschil uit in
kosten, moeite en
opbrengst tussen indirect
en direct bestuur.
Noem 2 positieve en 2
negatieve effecten van het
Cultuurstelsel voor
Nederland.
Begrippen die je moet snappen:
25
Portfolio: kenmerkende aspecten
- industriële samenleving
- arbeidersklasse
- industriële revolutie
- kapitalisme
- economisch liberalisme
- nationalisme
HAVO
- Duitse eenwording
- modern imperialisme
- indirect bestuur
- direct bestuur
- cultuurstelsel
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
Hoofdstuk 10 (TIJDVAK 8):
Tijd van burgers en stoommachines, industrialisatie van 1800 tot 1900.
In de tweede helft van de 18de eeuw begon de verandering van een agrarisch-urbane
samenleving naar een industriële samenleving. Dit had enorme economische maar
ook sociale gevolgen. Ook kwamen er op politiek vlak verregaande veranderingen in
de vorm van politieke stromingen. Deze zorgden onder andere voor democratisering
en emancipatie de zwakkeren in de maatschappij, zoals katholieken (verzuiling),
arbeiders (socialisten), slaven (abolitionisten) en vrouwen (feministen).
KA 32: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
socialisme, confessionalisme en feminisme.
Wat houdt de term ‘politiekmaatschappelijke stroming’
in?
Wat zijn de kenmerkende
elementen van het
liberalisme en wie was de
grondlegger van deze
ideeën?
Wat zijn de kenmerkende
elementen van het
nationalisme?
Hoe is het nationalisme
ontstaan en hoe werden
nationalistische gevoelens
gestimuleerd?
Leg in je eigen woorden uit
wat er wordt verstaan
onder de term socialisme
en in hoeverre het
socialisme invloed heeft
gehad in Nederland
Leg in je eigen woorden uit
wat er wordt verstaan
onder de term
26
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
confessionalisme.
Leg uit wat het feminisme
inhoudt aan de hand van
de ideeën en doelen van
feministen. Gebruik
Amerikaanse en Europese
voorbeelden in je
antwoorden.
KA 33: Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen
aan het politieke proces.
Wat houdt het proces van
democratisering in?
Verwerk in je antwoord de
kenmerken van een
democratie.
Beschrijf hoe en wanneer
de minder rijke burgers
steeds meer een rol kregen
in het democratische
proces.
Beschrijf hoe en wanneer
vrouwen steeds meer een
rol kregen in het
democratische proces.
KA 34: De opkomst van emancipatiebewegingen.
Leg uit wat de term
‘emancipatie’ betekent en
welke groepen ervoor
streden.
Beschrijf aan de hand van
voorbeelden hoe er werd
gestreden in Amerika en
Europa voor het
abolitionisme.
Hoe succesvol waren de
abolitionisten? Illustreer je
antwoord met voorbeelden.
27
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Beschrijf aan de hand van
voorbeelden hoe er werd
gestreden in Amerika en
Europa voor emancipatie
van vrouwen.
Hoe succesvol waren de
feministen? Illustreer je
antwoord met voorbeelden.
KA 35: Discussies over de ‘sociale kwestie’.
Wat verstaan wij onder de
sociale kwestie?
Beschrijf de
woonomstandigheden van
de arbeiders.
Beschrijf de
werkomstandigheden van
de arbeiders.
Leg uit hoe er werd
gekeken naar de sociale
kwestie en welke rol de
overheid speelde.
Begrippen die je moet snappen:
28
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
Hoofdstuk 11 (TIJDVAK 9):
Tijd van de wereldoorlogen, de 20e eeuw van 1900 tot 1950.
KA 37: Het voeren van twee wereldoorlogen.
Wat waren de oorzaken
van WO I ?
Welke rol speelde het Von
Schlieffenplan bij de start
van de oorlog ?
Noem ook de aanleiding.
Welke
bondgenootschappen
29
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
vochten tegen elkaar ?
Tijdens WO I traden er
veranderingen op in deze
bondgenootschappen.
Noem er 2.
Vertel iets over het
karakter van de oorlog.
Wie won uiteindelijk ?
Wat stond in het Verdrag
van Versailles ?
Wat was de invloed van dit
verdrag op Duitsland ?
KA 38: De crisis van het wereldkapitalisme.
Er ging iets mis in het
kapitalisme van de VS.
Hierdoor ontstond de crisis.
Leg dit uit.
Waardoor sloeg deze crisis
over naar Europa?
Leg uit waardoor deze
crisis in Duitsland extra
hard aankwam.
30
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Leg uit hoe totalitaire
bewegingen hiervan
profiteerden. Noem 3
landen waarin zij aan de
macht kwamen.
KA 39: Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën: communisme en
fascisme/nationaalsocialisme.
Leg uit hoe fascisten en
nazi’s zo populair werden
en hoe ze zo’n ijzeren grip
op de bevolking wisten te
krijgen.
Noem één duidelijk verschil
tussen fascisten en nazi’s.
KA 40: De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van
massaorganisatie.
Leg uit welke invloed
technische uitvindingen
hadden op de politiek.
Democratische partijen
gebruikten deze nieuwe
techniek anders dan
totalitaire partijen. Noem
deze verschillen.
KA 42: Verwoesting op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de
betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.
Geef de drie belangrijkste
31
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
voorbeelden hoe de
oorlogvoering veranderde
door de nieuwe technieken
Begrippen die je moet snappen:
- communicatiemiddel
- tweede industriële revolutie
- cultuurpessimisme
- propaganda
- wereldoorlog
- ideologie
- totalitarisme
- fascisme
- nationaal-socialisme
- communisme
- consumptie-maatschappij
- segregatie
- economische crisis
- new deal
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
Hoofdstuk 12 (TIJDVAK 9):
Tijd van de wereldoorlogen, de 20e eeuw van 1900 tot 1950.
KA 37: Het voeren van twee wereldoorlogen
Beschrijf kort oorzaken,
verloop en afwikkeling van
WO I
Beschrijf kort oorzaken,
verloop en afwikkeling van
WO II
32
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Noem 2 zaken waarin WO
II zich onderscheidde van
WO I
KA 39: Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën: communisme en
fascisme/nationaalsocialisme.
Welke kritiek had men voor
1933 op de Duitse
democratische regering?
Welke manieren gebruikte
de NSDAP om hun ideeën
aan de man te brengen?
Waarom was er, zowel in
Duitsland als in Nederland,
betrekkelijk weinig verzet?
KA 40: De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van
massaorganisatie.
Welke technische middelen
gebruikte Hitler?
Hoe wist hij de bevolking te
indoctrineren?
Waarom hadden zijn
methodes toen meer
resultaat dan ze nu zouden
hebben?
33
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
KA 41: Vormen van verzet tegen West-Europees imperialisme.
Waarom kwam vanaf 1900
de bevolking van bijna alle
kolonies in verzet tegen de
Europese overheersers ?
Welke twee manieren van
bestuur voerden de
kolonisatoren?
Welke gevolgen had deze
bestuurswijze voor de
conflicten rond de
onafhankelijkheid?
Beschrijf de
onafhankelijkheidsstrijd in
India, Vietnam en
Indonesië.
KA 42: Verwoesting op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de
betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.
Waarom waren de
verwoestingen erger dan in
eerdere oorlogen?
Op welke manier was de
burgerbevolking méér bij
de oorlog betrokken in WO
I dan in oorlogen ervoor?
Op welke manier was de
burgerbevolking méér bij
de oorlog betrokken in WO
II dan in de oorlogen
ervoor?
34
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
KA 43: Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden.
Hitler gebruikte de
bestaande Jodenhaat en
organiseerde het om 3
zaken voor elkaar te
krijgen:
1. Zijn eigen macht te
vergroten.
2. De aandacht af te
leiden van zaken
waarover het volk
ontevreden kon
zijn.
3. Uitroeiing van het
Joodse volk.
Leg bij de 1 en 2 uit hoe dit
werkte. Bij 3 volgde Hitler
een doordacht
stappenplan. Noem zoveel
mogelijk stappen die Hitler
hiervoor zette.
Wat wordt bedoeld met de
‘Holocaust’?
Op welke manier was de
burgerbevolking méér bij
de oorlog betrokken in WO
II dan in de oorlogen
ervoor?
KA 43: Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden.
Noem de gevolgen voor
Nederland van de Duitse
bezetting op het gebied
van:
- politiek
- economie
- cultuur
Kijk bij KA 43 1e vakje, 3e
punt. Noem de
overeenkomsten met
Nederland.
Beschrijf 5 vormen van
verzet tegen de Duitsers
en zeg bij ieder hoe
35
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
succesvol dit was.
Geef een oordeel over de
houding van het
Nederlandse volk
tegenover de Duitsers.
Gebruik daarin de term
‘accommodatie’.
Begrippen die je moet snappen:
- nationaal-socialisme
- antisemitisme
- racisme
- rassenleer
- totalitaire staat
- fascisme
- accommodatie
- collaboratie
- verzet
- Blitzkrieg
- appeasementpolitiek
- massavernietingswapen
- Holocaust
- Shoa
- nationalistische beweging
- zelfbeschikkingsrecht
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
Hoofdstuk 13 (TIJDVAK 10):
Tijd van televisie en computer, 20e eeuw vanaf 1950.
KA 45: De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie van de wereld.(§1/§4).
Wat gebeurde tussen 1945
en 1975 met vrijwel alle
kolonies in Afrika en Azië ?
Noem 2 oorzaken van
deze dekolonisatie
Leg uit hoe de blokvorming
van de Koude Oorlog
gevolgen had voor deze
36
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
kolonisatie. Betrek hierbij 3
van de 6 hierboven
(‘Beschrijf kort de crises
van…..’) gevraagde crises.
Noem het verschil tussen
de dekolonisatie van
Engelse, Franse en
Nederlandse kolonies.
Wat was de invloed van
neokolonialisme op de
nieuwe landen.
KA 46: De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een
wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog (+ ontwikkelingen
na 1989 in §5).
Verklaar de naam ‘Koude
Oorlog’ en noem de
oorzaak. Gebruik hierbij de
afspraken bij Jalta en
Potsdam.
Leg uit:
- De politieke kant van de
blokvorming (noem o.a.
BRD en DDR).
- De economische kant van
de blokvorming (noem o.a.
het verschil Russische en
37
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
VS-aanpak).
- De militaire kant van de
blokvorming (noem o.a. de
twee militaire organisaties
en de wapenwedloop).
Wat hebben de
Dominotheorie, de
Trumandoctrine en de
containmentpolitiek met
elkaar te maken?
Beschrijf de problemen in
Berlijn 1945, 1948 en 1961
Beschrijf de crises van:
- Korea
- China
- Hongarije
- Cuba
- Afrika
- Vietnam
Waarom kwam er een eind
aan de Koude Oorlog.
Noem 2 redenen binnen
het Oostblok. (§5)
Welke nieuwe spanning
kwam er voor in de plaats?
(§5)
KA 47: De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren ’60 van de 20e eeuw aanleiding gaf
tot sociaal-culturele veranderingsprocessen.
Verklaar het
‘Wirtschaftswunder’. Noem
38
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
o.a. oorzaak en gevolgen.
Wat is een
verzorgingsstaat. Leg uit
waarom Nederland een
verzorgingsstaat is
Waardoor kon juist vanaf
de jaren ’60 een
jeugdcultuur ontstaan ?
Geef enkele voorbeelden
uit Nederland
Noem 3 voorbeelden van
maatschappijkritiek uit die
tijd
KA 48: De eenwording van Europa.
Beschrijf de ontwikkeling
Benelux – EGKS - EEG EU
Noem een voordeel en een
nadeel van
‘supranationaal’.
Noem de 4 politieke
organen van de EU en
beschrijf hun functie.
Wat is Euroscepsis en
waarom werd dit vanaf
2000 steeds meer
39
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
populair?
KA 49: De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.
Wat is globalisering ?
Het boek noem op blz. 270
vier aspecten van
globalisering. Noem ze
Leg uit dat globalisering
zorgde voor multiculturele
(=pluriforme)
samenlevingen.
Begrippen die je moet snappen:
40
Portfolio: kenmerkende aspecten
HAVO
Voeg aan het einde van het tijdvak een bronnenblad toe.
In het bronnenblad moet je per kenmerkend aspect 2 voorbeelden (of bronnen) geven. Daarnaast
moet je uitleggen waarom het voorbeeld (of de bron) past bij het kenmerkend aspect.
41
Download