Wonderverhalen – didactische aanzetten SO - 1 “LANGS DE WEG BIJ JERICHO” (Mc 10,46-52) Vermeldingen in het leerplan gewoon S.O. 1B : als ‘blikopener’ bij het terrein ‘Sleutelfiguren in verhalen’ (blz.68): “Bartimeüs was een pechvogel. Hij was blind en moest bedelen om in leven te blijven. Maar vandaag heeft hij zijn geluksdag. Hij zit langs een weg waar Jezus langs komt. Als hij hoort zeggen dat Jezus daar is, begint hij heel hard op hem te roepen. Maar de mensen in de buurt vinden dat vervelend en snauwen hem toe dat hij moet zwijgen. Maar hij roept nog harder en Jezus hoort hem en vraagt hem bij zich. En dan veranderen ook de mensen die daar staan en zeggen ze tegen Bartimeüs : laat de moed nu niet zakken, sta op, Hij roept je. Iets durven doen wat niet makkelijk is kan je maar als je vertrouwen hebt. Vertrouwen kan je krijgen op twee manieren. Door zelf iets te doen en te merken dat het lukt. Of door te kijken naar iets wat iemand anders doet of durft. Heel veel verhalen gaan over mensen die eerst bang waren, maar daarna toch vertrouwen kregen. Dat is ook zo in de bijbel. Waarom christenen dat moeilijke boek toch blijven lezen? Omdat zij daarin stof vinden om over hun leven na te denken. In de bijbel vertellen joden en christenen over hun ervaringen met God, met Jezus Christus, met zichzelf en met anderen. Zij laten daarin zien hoe zij vertrouwen kregen of juist kwijt raakten. Mensen van vandaag kunnen naar hun verhalen luisteren om zelf vertrouwen te krijgen.” 4 ASO : als ‘ingrediënt’ in het terrein ‘Een cultuur van ontmoeten’, terreindoel : “Bespreken wat een ontmoeting is” en “Jezus’ ontmoetingen met mensen bespreken” (blz. 111) – ontmoetingen als openbarend ervaren 4 BSO : als ingrediënt bij het terrein ‘Hoe leef je met verschillen?’ (Ontmoetingen) - (blz. 140) – mogelijk terreindoel : “Illustreren hoe geloven, innerlijke honger en rijkdom, belangen, bekommernissen, interesses… personen bijeenbrengen of verdelen in hun verscheidenheid” Het verhaal van Bartimeus bevat veel sleutelwoorden. Daarom kan het ook in verschillende projecten ondergebracht worden. Bijvoorbeeld in een lessenreeks over geloven, roeping, navolging van Jezus, onderweg zijn, ‘zien doe je met het hart’, licht en duisternis,… Het leerplan suggereert vooral het terrein ‘ontmoeten’: een verhaal over een openbarende ontmoeting. Bij Mc is het allereerst een roepings- of navolgingsverhaal, dat uitgewerkt wordt in een genezingsverhaal. Het verhaal staat aan het begin van het lijdensverhaal. In de voorafgaande verzen 32-34 van Mc 10 vind je deze context duidelijk terug. Iedereen, de leerlingen in de eerste plaats, zijn nog altijd blind en beseffen niet wie Jezus is en welke weg Hij moet gaan. Ze zijn ‘ziende blind’. De blinde bedelaar Bartimeüs daarentegen weet wie Jezus is. Dat het een roepingsverhaal is blijkt ook uit het woord ‘roepen’ dat in het ganse verhaal aanwezig is : Bartimeüs is een roepende die geroepen wordt en daarop ingaat. Als roepingsverhaal kan dit verhaal ook zijn plaats krijgen in terreinen rond kiezen of leven als christen. (Interessant didactisch materiaal over de thematiek roeping vind je in de in de Kijker’ op THOMAS : “Niet jij koos de weg, de weg koos jou. Hedendaagse perspectieven op roeping” – nr.28, 24 november 2003 – www.godsdienstonderwijs.be) Peter Malfliet & Marie- Ann De Cocker Wonderverhalen – didactische aanzetten SO - 2 Tekstuele/narratieve benadering Het verhaal vraagt om een benadering die in de eerste plaats dicht bij de tekst blijft. Zoals elk verhaal is ook de Bartimeüsperikoop de transformatie van een begintoestand in een eindtoestand. Dit komen we gemakkelijk op het spoor via eenvoudige vraagjes : Wie zijn de hoofdpersonen? (Jezus – Bartimeüs – de leerlingen – de menigte) Wat doen ze? (Onderstreep de ‘werkwoorden van beweging’) Wat zeggen ze? (Onderstreep de ‘werkwoorden van spreken’) We kunnen dit in een schema op bord brengen : Bartimeüs Jezus Menigte/Lln 46 Zat langs de weg BLIND Kwam in Jericho Vertrekt weer uit Jericho Vertrekken uit Jericho 47 Hoorde Schreeuwen : “Zoon van David heb medelijden met mij” Schreeuwde des te harder 48 49 50 Snauwden hem toe dat hij zijn mond moest houden bleef staan zei : “Roep hem” Roepen hem: “Houd moed, sta op, Hij roept u” Wierp zijn jas weg sprong overeind en ging naar Jezus 51 Rabboeni, zorg dat ik weer kan ZIEN 52 En meteen kon hij weer ZIEN vroeg hem ; “Wat wilt u dat ik voor U doe?” zei tegen hem : “Ga heen, uw geloof heeft u gered” En hij volgde Hem op zijn weg Achtergrondinfo (te gebruiken in onderwijsleergesprek) Bartimeüs heeft aanvankelijk volgende kenmerken : Hij is blind (een genezingsprobleem) Hij zit (een bewegingsprobleem) Hij bevindt zich langs de kant van de weg (uitgesloten, een relatieprobleem) Hij is een bedelaar (socio-economisch probleem) Hij wordt ziende Hij komt in beweging en volgt Jezus Hij volgt Jezus op zijn weg en hoort voortaan bij Jezus en zijn leerlingen Hij deelt in het levensonderhoud van Jezus’ leerlingen De man ondergaat dus een grondige metamorfose : de blinde die neerzit langs de weg, wordt ziende en volgt Jezus op zijn weg. Hoe hij tot die complete gedaanteverandering is gekomen, zie je wanneer je woorden en daden van dichterbij bekijkt (zie schema). De ‘transformatie’ in het verhaal kan gevisualiseerd worden in foto’s van een ‘zittende blinde’ en van ‘iemand die onderweg is”. Peter Malfliet & Marie- Ann De Cocker Wonderverhalen – didactische aanzetten SO - 3 Wat vind je van de titel in de vroegere Willibrordvertaling ‘Genezing van de blinde te Jericho’? Is de titel in de vertaling van 1995 beter : ‘Een blinde ziet en volgt Hem’? Welke titel zouden jullie zelf aan het verhaal geven? Kan je volstaan met te zeggen dat dit een wonderverhaal of genezingsverhaal is? Wat kan de betekenis zijn van vers 50 : “Hij wierp zijn jas weg”? Marcusspecialist Bas Van Iersel geeft volgende duiding : “De mantel die hij van zich afwerpt, is tegelijk het huis van de bedelaar en zijn enige werktuig, omdat hij die op de grond kan leggen bij gebrek aan een echte collecteschaal. Het achterlaten is een deel van het roepingsverhaal, zoals het achterlaten van de familie, de netten, de boten en het tolhuis in 1,16-20 en 2,14.” “Huur je een mantel van een arme, zorg ervoor dat je hem dit kledingstuk voor zonsondergang terugbezorgt,” zegt de Thora (Ex 22,25-26 ; Dt 24,12-13). Wat wil Marcus met dit verhaal duidelijk maken aan de christelijke gemeenschap waarvoor hij schrijft? Welke ‘spiegel’ houdt hij voor aan zijn kerkgemeenschap? Jezus echt volgen is volgens Marcus : Stilstaan bij de reële en diepe noden van ‘wie aan de kant zit’ ; Deze mensen uitnodigen en (‘roepen’) zich bij de groep van Jezus’ volgelingen of bij Jezus weg aan te sluiten- die groep heeft als kenmerk dat zij de mens in nood niet negeert, de weg ‘naar Jeruzalem’ durven opgaan, bij de noden van mensen blijven stilstaan is dikwijls een weg van zelfverloochening, een kruisweg ; In Jezus een helende, genezende kracht ‘zien’ (= vertrouwen, geloven). Dit verhaal is dus ‘blijde boodschap’ voor ‘blinden’, ‘bedelaars’ en ‘mensen in de marge’. Als echte leerlingen van Jezus (niet als ‘toesnauwers’) langs komen, zullen ze je beslist niet links laten liggen. Dan komt er hoop en uit-‘zicht’. (We maakten gebruik van J.BULCKENS, Godsdienstonderricht op de secundaire school. Handboek voor godsdienstonderricht. Deel 2, Acco/Leuven, 1997, 244-247 ; W.ROSSEL, Een blinde ziet en volgt hem, in Catechetische informatie, maart-april 1992 en E.CHARPENTIER, Wegwijs in het Nieuwe Testament, Ten Have/Baarn, 1987, 62.) Peter Malfliet & Marie- Ann De Cocker Wonderverhalen – didactische aanzetten SO - 4 Peter Malfliet & Marie- Ann De Cocker