Vragen bij de middeleeuwen (syllabus: blz. 3 – 8) www.neder-l.nl/vragen-bij-literatuur.doc 1. Noem de jaartallen die bij deze periode horen. Verklaar de begin- en eindjaartallen. 2. Voor 1100 waren er in de middeleeuwen drie standen: welke? Na 1100 komt er een vierde stand bij. Welke? 3. Wie (welke stand) had de meeste macht in deze periode? Geef daar een verklaring voor. 4. Wat is het feodaal stelsel? 5. Geef een Latijnse spreuk die goed past bij deze periode en leg uit waarom die spreuk goed past bij deze periode. 6. Hier volgen zes vragen over onderwijs en wetenschap in de middeleeuwen. 6a. Wie gaf of verzorgde het onderwijs? 6b. Waar werd het onderwijs gegeven? 6c. Welke vakken werden er gegeven? 6d. Tot welke stand behoorden de leerlingen? 6e. Waarom konden koningen e.d. niet schrijven en waarom beheersten zij het Latijn niet? Wat voor een gevolgen had dit voor de literatuur in de middeleeuwen? 6f. Vanaf 1100 veranderde er iets in het onderwijs. Wat veranderde, wat bleef gelijk? 7. Welke invloed had de kerk op de wetenschap? 8. Wat is de taal van de wetenschap in de middeleeuwen? En wat is de taal van de kerk in die tijd? 9. Wanneer werden in Europa romaanse gebouwen gebouwd en wanneer gotische gebouwen? Wat is het opvallendste verschil tussen deze bouwstijlen? 10. Wat is een opvallend kenmerk van gregoriaanse (kerk)muziek? 11. Zijn er veel namen van middeleeuwse (literaire) schrijvers overgeleverd? Hoe komt dat? 12. Waarom werden ridderromans in de volkstaal geschreven en niet in het Latijn? 13. Waarom werden ridderromans in rijm geschreven en niet in proza? 14. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van Karelromans? 15. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van Arthurromans? 16. Waarin verschillen Karel- en Arthurromans? 17. Wat voor een soort verhaal is Van den Vos Reinaerde? Is dit een vertaling uit het Frans? 18. Welke drie soorten geestelijke toneelspelen bestonden er in de middeleeuwen? Leg uit waar die toneelspelen in verschillen. 19. Wat zijn ‘abele spelen’? Geef twee titels van abele spelen en vermeld wie ze schreef. 20. Met welk literair werk begint de Nederlandse en Duitse literatuurgeschiedenis? Door wie en wanneer werd het geschreven? 21. Wat zegt jou het zinnetje “hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu”? 22. Noem zes bekende literaire werken uit de middeleeuwen en vermeld daarbij door wie ze geschreven werden. 1 Vragen bij de renaissance (syllabus: blz. 9 – 14) www.neder-l.nl/vragen-bij-literatuur.doc 1. Sommige geleerden laten de renaissance niet in 1500 beginnen maar in 1450, omdat toen de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg in het Duitse Mainz (dus niet Laurens Jansz. Coster in Haarlem!) werd uitgevonden. Waarom was deze uitvinding zo belangrijk? 2. Wat betekent de term ‘renaissance’? 3. Als je kijkt naar de opbouw van een toneelstuk uit de middeleeuwen en uit de renaissance, valt meteen op dat in het renaissancetoneelstuk bepaalde (klassieke) eenheden belangrijk zijn die niet in het middeleeuws toneelstuk niet voorkwamen. Welke eenheden worden bedoeld? 4. Speelt ‘metrum’ (een regelmatige afwisseling van onbeklemde en beklemtoonde lettergrepen) een rol in middeleeuwse toneelstukken of in renaissancetoneelstukken? Anders gevraagd: waar komt het metrum in toneelstukken vandaan? 5. Welke eigenschappen had de ‘homo universalis’ uit de renaissance? Noem een beroemde Italiaanse én een beroemde Nederlandse homo universalis. 6. Wat is reformatie en wat is contrareformatie? 7. Wat was de ‘tachtigjarige oorlog’: wie streed tegen wie, en wat zijn de jaartallen die bij die oorlog horen? 8. Wat was de val van Antwerpen en wanneer vond die val plaats? En welke grote Nederlandse dichter uit de zeventiende eeuw had Antwerpse ouders, werd in 1587 in Keulen geboren en stierf in Amsterdam in 1679, 91 jaar oud? 9. De zestiende eeuw (1500-1600) wordt ook wel ‘de gouden eeuw van Vlaanderen’ genoemd, terwijl de zeventiende eeuw (1600-1700) ‘de gouden eeuw van Holland/Nederland’ wordt genoemd. Hoe kwam het dat de gouden eeuw zich van Vlaanderen naar Holland verplaatste? 10. 10a. Wat is de oudste hymne (= nationaal volkslied) ter wereld? 10b. Wat heeft dit lied met de tachtigjarige oorlog te maken? Wie is de ik-figuur in het lied? 10c. Wanneer en door wie werd dit (propaganda)lied geschreven? 10d. In deze hymne wordt slechts één belangrijke Nederlandse stad bezongen. Welke stad is dat? Is het toeval dat net die Nederlandse stad wordt genoemd? 10e. In de hymne wordt een slag bij die Nederlandse stad beschreven. Wordt die slag door de ikfiguur gewonnen? 10f. Deze hymne heet een naamdicht. Hoezo? Welke naam kun je er in lezen? Wat valt op aan de allerlaatste letter van die naam? 10g. Hoeveel coupletten heeft deze hymne? 10h. Waarom staat er in de hymne “Den konink van Hispanje heb ik altijd geëerd”? Die ‘ik’ kwam toch in opstand tegen de Spaanse koning? 10i. Wat betekent ‘ben ik van duitschen bloed’? 11. In veel Hollandse/Nederlandse gedichten uit de 17e eeuw komen klassieke of renaissancistische ‘heidense heilige’ personages voor. Welke personages worden bedoeld? 12. Welk onderdeel van de Hollandse/Nederlandse economie wordt vaak bejubeld in Hollandse/Nederlandse gedichten uit de gouden eeuw? 13. 13a. Hoe dacht men in de renaissance over het leven van de mens hier op aarde? Welke Latijnse spreuk geeft goed weer hoe over het aardse leven in de renaissance werd gedacht? 13b. Wat is een groot verschil tussen wetenschappers in de middeleeuwen en in de renaissance? Denk daarbij vooral aan de invloed van de kerk. 13c. Welke kunst (uit welke tijd) stond in de renaissance in hoog aanzien? 13d. In de middeleeuwen waren kunstenaars vaak anoniem. Hoe keek men in de renaissance tegen kunstenaars aan? 14. Wat is classicisme (in literatuur)? 15. Op welke drie manieren kon men in de renaissance klassieke gedichten, verhalen, navolgen? Geef de drie Latijnse termen voor die nabootsingen en leg uit wat ze inhouden. 16. Ghijsbrecht van Aemstel is een tragedie of treurspel van de Amsterdamse dichter Joost van den Vondel uit 1637. Het toneelstuk is gebaseerd op het verhaal Aeneas van de Romeinse schrijver 2 Vergilius, een lang verhaal dat de ondergang van Troje schetst. In de Ghijsbrecht wordt de ondergang van Amsterdam geschetst. Ook al ziet Ghijsbrecht zijn geliefde stad ten onder gaan, toch blijft hij rotsvast vertrouwen op God. Leg uit hoe Vondel de drie renaissancistische manieren van navolging (zie vorige vraag) hier toepast. 17. Waarom heet een treurspel een treurspel? Wat valt er te (be)treuren in een treurspel uit de renaissance? 18. Welke eigenschappen heeft het renaissancistische/classicistische treurspel (tragedie)? 18a. Was een treurspel in dichtvorm of in prozavorm? 18b. Uit hoeveel bedrijven bestaat een (classicistisch) treurspel? 18c. Wat is een rei, en welke rol speelde een rei in de tragedie? 18d. Welke drie eenheden werden in een bedrijf van het treurspel gehanteerd? 18e. Wat gebeurt er met de held aan het eind van het treurspel? 19. Noem twee belangrijke Nederlandse treurspelschrijvers uit de 17e eeuw. 20. Nu enkele vragen rond een typisch renaissancistische dichtvorm: het sonnet. Je moet de kenmerken daarvan kennen. We lopen ze hieronder o.a. een voor een langs. 20a. Hoeveel regels telt een sonnet? 20b. Hoeveel strofen heeft een sonnet meestal? 20c. Wat zijn: een terzet, een kwatrijn, een sextet, een octaaf? 20d. Wat is het rijmschema van een renaissancistisch sonnet? 20e. Wat is een volta (of: chute/wending)? 20f. Wie geldt als uitvinder van de dichtvorm sonnet? 20g. Noem twee petrarkistische Nederlandse dichters uit de 17e eeuw. 21. Wat is een emblema? Is het een classicistische (imiterende) dichtvorm? 22. Noem twee schrijvers uit 17e-eeuws Nederland die emblematabundels publiceerden. 23. Noem vier belangrijke Nederlandse schrijvers uit de 17e, gouden, eeuw. 24. Jacob Cats is een van die vier schrijvers. Hij kwam uit Middelburg en niet uit Amsterdam. 24a. Hoe kon het dat een schrijver uit zo’n klein dom provinciestadje zo belangrijk was? 24b. In welk opzicht was hij zijn tijd vooruit? Waarom heet hij ‘Vadertje Cats’? 24c. Cats was van 1629-1631 raadspensionaris (een soort van minister-president, minister van financiën én minister van buitenlandse zaken) en daarmee een zeer invloedrijk persoon. Eén persoon, een soort van minister van defensie, was in de Republiek van de Zeven Verenigde Provinciën, echter nog belangrijker of invloedrijker. Hoe heette de functie die deze persoon bekleedde? 3 Vragen bij de verlichting (syllabus: blz. 15 – 21) www.neder-l.nl/vragen-bij-literatuur.doc 1. De verlichting is de derde periode die we behandelen. 1a. Hoe heten/heetten de eerste en tweede periode en wat zijn de bijbehorende jaartallen? 1b. Welke eeuw en welke jaartallen horen bij de verlichting? 2. De 16e eeuw was de gouden eeuw voor Vlaanderen, de 17e eeuw voor Nederland. Voor welk land was de achttiende eeuw de gouden eeuw? 3. Waar komt de naam verlichting vandaan? Anders gevraagd: hoe werd in de 18e eeuw gekeken naar de middeleeuwen en renaissance? 4. Bespreek of vergelijk de macht van de kerk/geestelijkheid in de drie periodes middeleeuwen, renaissance en verlichting. 5. Bespreek of vergelijk de rol of betekenis van school voor gewone burgers in de middeleeuwen, de renaissance en de verlichting. 6. De achttiende eeuw wordt ook wel de eeuw van de rede genoemd. Wat wordt met ‘rede’ bedoeld? 7. De verlichtingsideeën zijn optimistisch. Laten we eens een paar verlichtingsideeën langslopen. 7a. Was de mens volgens de verlichting van nature goed? Hoe kon dat goede van de mens naar buiten komen, welke ‘training’ was daarbij vereist? 7b. Slechtheid in de wereld (zoals onderdrukking, oorlogen, armoede, ongelijkheid) bestonden ook in de eeuw van de verlichting. Hoe kon die slechtheid uit de wereld worden geholpen volgens de verlichting? 7c. Ratio is het Latijnse woord voor verstand. Wat voor een leer is het rationalisme? Hoe denkt het rationalisme over gevoel(ens)? 7d. In de verlichting is het kind heel belangrijk (en dus ook de opvoeding en scholing van het kind). Waarom? 7e. Welke invloed had de centrale positie van het kind in de achttiende eeuw op de literatuur? 8. In Frankrijk werd in de 18e eeuw een nieuw soort papieren informatiebron ontwikkeld. Hoe heette die nieuwe informatiebron en wat was het belang ervan? 9. Kun je de Encyclopedie vergelijken met het huidige Wikipedia? 10. In de verlichting kwamen ‘spectatoriale tijdschriften’ op? Wat zijn dat? 11. In de 17e eeuw waren poëzie en drama/toneel de belangrijkste literaire vormen. In de 18e eeuw verandert dat: literatuur in proza(vorm) werd de belangrijkste literaire vorm. Wat is proza (geef een andere term) en waarom werd dat de belangrijkste literaire vorm? 12. Wat stond meestal centraal in de 18de-eeuwse (proza)romans: gevoelens, verliefdheid, opvoeding, moraal (of: een wijze les)? 13. Docenten Nederlands die literatuurgeschiedenis behandelen krijgen maar al te vaak van hun kreunende leerlingen te horen dat ze al die algemene historische kennis al voorgeschoteld kregen bij het vak geschiedenis. Toch is die algemene historische kennis nodig om topstukken uit de eeuwenoude Nederlandse literatuur te kunnen plaatsen en begrijpen. Leg uit waarom kennis van verlichtingsideeën absoluut noodzakelijk zijn om te kunnen begrijpen waarom de Nederlandse verlichte schrijver H. van Alphen zijn beroemde gedichten voor kinderen schreef. 14. Naast de prozaromans ontstond het imaginaire reisverhaal. Wat was dat voor een soort verhaal en hoe heette het eerste imaginaire reisverhaal? 15. In de 18de eeuw verdwijnt lyrische poëzie waarin gevoelens centraal stonden. Welke twee zaken stonden centraal in 18de-eeuwse gedichten? 16. In de verlichting is er nog steeds plaats voor classicistische literatuur (die opbloeide in de renaissance). Wat was het Frans classicisme? 17. We gaan het Frans classicistische treurspel vergelijken met het treurspel (tragedie) uit de renaissance) 17a. Vergelijk het aantal bedrijven en de drie eenheden van tijd, plaats en handeling. 17b. Vergelijk het gebruik van ‘reien’. 17c. De held (in het treurspel) uit de renaissance vertoont overeenkomsten met de held (in het treurspel) uit de verlichting. Wat is een belangrijke overeenkomst? 4 17d. Die held uit de renaissance kon nogal eens emotioneel en op basis van gevoelens handelen. Geldt dat ook voor de held in een treurspel uit de achttiende eeuw? 17e. Hoe dacht men in de verlichtingstijd over de aantallen mensen die zich op het toneel mochten bevinden? En hoe werd over bloed(er)ige scènes op het toneel gedacht? 18. Welke rol spelen emoties en gevoel in de literatuur van de verlichting? 19. In de periode na de verlichting, de romantiek (1800-1850) gaan gevoelens een rol spelen. Dat was een teleurgestelde reactie op veel te optimistische verlichtingsideeën. Welke verlichtingsideeën bleken niet te kloppen? 20. Die gevoelens van teleurstelling in de verlichting duiken niet alleen op in de negentiende eeuw. In de tweede helft van de achttiende eeuw, waren er in Europa enkele vooruitstrevende jonge, wilde, schrijvers die de neus vol hadden van de verlichtingsideeën. Zij begonnen al in de 18de eeuw romantisch te schrijven. Die enkele schrijvers vormden een kleine stroming: de vroege romantiek. Hoe heette die stroming in Duitsland? Noem een belangrijke Duitse dichter/schrijver die tot die stroming behoorde. 21. Wat is sentimentalisme? 22. In de verlichting (of: 18de eeuw) bestonden drie soorten verlichtingsliteratuur: 22a. Welke vormen van verlichtingsliteratuur (= de eerste soort) ken je? 22b. Wat weet je over Frans classicistische literatuur (= de tweede soort) te vertellen? 22c. Wat weet je over vroeg-romantische literatuur (= de derde soort) te vertellen? 23. De vijf bekendste schrijvers uit de Nederlandse verlichting zijn: Pieter Langendijk, Justus van Effen, Hiëronymus van Alphen, Rhijnvis Feith, Betje Wolff en Aagje Deken. Ze hadden te maken met (in willekeurige volgorde): gedichten voor kinderen, toneelstukken in Franse stijl, spectatoriale geschriften, briefromans, sentimentalisme. Gebruik deze begrippen bij de beantwoording van 23a t/m 23f. 23a. Wat voor een soort (verlichtings)literatuur schreef Langendijk? Geef een titel. 23b. Wat voor een soort (verlichtings)literatuur schreef Van Effen? Geef een titel. 23c. Wat voor een soort (verlichtings)literatuur schreef Feith? Geef een titel. 23d. Wat voor een soort (verlichtings)literatuur schreef Van Alphen? Geef een titel. 23e. Wat voor een soort (verlichtings)literatuur schreven Wolff en Deken? Geef een titel. 23f. Hoe heet de oudste roman uit de Nederlandse literatuur? Wanneer verscheen die roman en door wie werd die geschreven? 5 Vragen bij de romantiek (syllabus: blz. 21 – 24) www.neder-l.nl/vragen-bij-literatuur.doc 1. Welke jaartallen geeft de syllabus bij de romantiek? 2. Is de romantiek een puur 19de-eeuws verschijnsel of waren er ook al romantische schrijvers in de 18de eeuw, de eeuw van de verlichting? 3. In de verlichting was men heel optimistisch en geloofde men in een mooie toekomst. Waar was dat optimisme ook alweer op gebaseerd? 4. Wat is de industriële revolutie en wanneer vond die plaats? 5. Wat waren de gevolgen van de industriële revolutie voor veel mensen (die in fabrieken gingen werken en massaal in steden gingen wonen)? Waren dat positieve gevolgen? 6. Wat betekende de industriële revolutie voor het optimisme van de verlichting uit de 18d e eeuw? 7. Als je pessimistisch bent en veel misstanden in de wereld of je omgeving ziet, kun je twee dingen doen: wegvluchten/wegdromen (je verliezen in liefde, drank en drugs, geloof in hogere machten, reizen naar verre oorden, in de geschiedenis duiken, de natuur verheerlijken, humor, griezelen etc.) of je verzetten tegen die misstanden. Welke twee werkwoorden zou je dus kunnen gebruiken om de romantiek mee te karakteriseren? 8. Hoe kun je via de natuur, humor of griezelen wegvluchten of wegdromen uit de maatschappij? 9. In de verlichting vond men, ten eerste, het verstand belangrijker dan gevoelens. Ten tweede was de verlichting was niet individualistisch maar breed maatschappelijk gericht (iedereen moest goed geschoold en opgevoed worden volgens algemene normen en waarden). Hoe dacht men over deze twee punten in de romantiek, die verzetsbeweging tegen de verlichting? 10. Had de industriële revolutie grote invloed in Nederland? Kwamen er in de Randstad veel fabrieken? 11. Bestond er in Nederland een goede voedingsbodem (misstanden) voor de romantiek? 11. Laten we eens enkele romantische ideeën langslopen via enkele vragen: 11a. Hoe was het gesteld met het optimistisch geloof in de vooruitgang v.d. verlichting? 11b. Het romantisch dromen of verlangen werd uitgedrukt met twee Duitse woorden? Welke woorden zijn dat en waarom worden daar niet gewoon Nederlandse woorden voor gebruikt? 11c. Kunst van de verlichting is verstandelijke kunst. Wat staat centraal in de kunst van de romantiek? 11d. In de classicistische Verlichting bestonden (o.a. bij het treurspel) allerlei strenge regels voor kunst. Hoe stond het met die regels in de romantiek? 11e. Zijn individuele uitingen belangrijk in de romantiek? 11f. Wanneer heeft iets ‘schoonheid’ in de romantiek? 12. Welke thema’s vind je vaak terug in romantische kunst en literatuur? 13. Welke genres (of: soorten literatuur/verhalen) zijn geliefd in de romantiek? Een genre was ‘natuurlyriek’. Wat is dat? 14. Welke vier andere soorten literatuur (‘genres’) waren er in de romantiek? Beschrijf ze kort. 15. Welk van deze genres was in Nederland redelijk populair? Waarom waren die andere genres uit de romantiek in Nederland niet of nauwelijks in trek? 16. Noem 3 schrijvers (pseudoniemen, echte namen) die in de romantiek humoristische poëzie schreven. 17. Wie was Multatuli: hoe heette hij in het echt, wanneer leefde hij, wat is zijn beroemdste werk? 18. De naam van dat beroemde boek vind je ook in veel supermarkten terug. Leg uit hoe dat komt (en om wat voor een soort producten het gaat die die naam dragen)? 19. Sloeg het boek Max Havelaar in? Werd door het boek de situatie voor de niet-Nederlandse inwoners van Nederlands-Indië er beter op? Wat vond Douwes Dekker daarvan? 20. Hoe heette het belangrijkste lit.tijdschrift uit de romantiek in Ned.? Hoe lang heeft het bestaan? 21. Door wie werd De Gids opgericht? 22. Stel dat jij zo rond 1870, 1880 leefde en dat je het helemaal gehad had met de romantiek. Stel vervolgens dat je een literair tijdschrift zou willen oprichten dat zich helemaal afzette tegen de romantiek. Hoe zou je dat tijdschrift dan noemen (als je wilt verwijzen naar dat romantische tijdschrift De Gids, dat je helemaal niet ziet zitten)? 23. Zet de vier literaire periodes die we tot nu toe behandeld hebben op een rijtje. Geef: a. hun namen, b. de bijbehorende jaartallen, c. enkele woorden die die periodes kenmerken. 6 Vragen bij de periode 1850-1914 (syllabus: blz. 25 – 31) www.neder-l.nl/vragen-bij-literatuur.doc 1. Wanneer kwam in Europa en Nederland en Europa het socialisme opzetten en wanneer werden de eerste vakbonden en politieke partijen opgericht? 2. Wanneer begint de eerste wereldoorlog? 3. Grote oorlogen brengen enorme chaos met zich mee. Vaak zie je dat mensen teleurgesteld raken in de kunst en politiek van voor die grote oorlog, omdat die kunst en politiek blijkbaar niet in staat waren gebleken die oorlog te voorkomen. Wat is meestal het gevolg van een grote oorlog voor de politiek en kunst van voor de oorlog? 4. Leg uit waarom de periode na de romantiek begint in plm. 1850 en eindigt in 1914. 5. Romantiek was wegvluchten, wegdromen uit de nare werkelijkheid met zijn vele misstanden (o.a. in de fabrieken). Vonden het socialisme, vakbonden, politieke partijen ook dat je moest wegvluchten of wegdromen, en wat betekende dat voor de romantiek? 6. In de tweede helft van de 19e eeuw volgt de ene na de andere opzienbarende ontdekking. De exacte, puur objectieve, wetenschap bloeit als nooit tevoren. Drie wetenschappers uit de periode 1850-1914 verrichtten baanbrekend werk. Hun werken en inzichten hadden grote invloed op de literatuur uit die tijd. 6a. Geef de naam van de eerste invloedrijke wetenschapper. Wat was/waren zijn belangrijkste wetenschappelijke ontdekking(en)? Geef via een jaartal aan wanneer hij die ontdekking(en) deed. Noem een literaire stroming of een stroming in de kunst die sterk werd beïnvloed door deze ontdekking(en). 6b. Geef de naam van de tweede invloedrijke wetenschapper. Wat was/waren zijn belangrijkste wetenschappelijke ontdekking(en)? Geef via een jaartal aan wanneer hij die ontdekking(en) deed. Noem een literaire stroming of een stroming in de kunst die sterk werd beïnvloed door deze ontdekking(en). 6c. Geef de naam van de derde invloedrijke wetenschapper. Wat was/waren zijn belangrijkste wetenschappelijke ontdekking(en)? Geef via een jaartal aan wanneer hij die ontdekking(en) deed. Noem een literaire stroming of een stroming in de kunst die sterk werd beïnvloed door deze ontdekking(en). 7. Wanneer leefde Albert Einstein? Om welke ontdekkingen werd hij beroemd? Waarom staat Einstein niet bij dat rijtje van wetenschappers in de vorige vraag? 8. Freud en Darwin veranderen de kijk op wie de mens is en waarom hij doet zoals hij doet. De mens heeft niet bij alles wat hij doet zichzelf geheel onder controle. Een groot deel van het lot van de mens is van tevoren bepaald door erfelijkheid, milieu en tijd. Maakte dat idee mensen optimistisch of pessimistisch? 9. In de tweede helft van de 19e eeuw waren drie schrijvers op een bepaald gebied toonaangevend: Emants, Van Deyssel en Couperus. Op welk gebied waren zij toonaangevend? 10. Laten we eens de belangrijkste kenmerken van naturalistische romans langslopen: 10a. Er is een duidelijke invloed van het determinisme. Wat is determinisme? Heeft de mens volgens het determinisme invloed op zijn levensloop? 10b. In naturalistische romans heeft de hoofdpersoon vaak een krankzinnige (voor)ouder. Waarom vindt de schrijver die (krankzinnige) voorouders zo belangrijk? 10c. Wat voor een karakter heeft de hoofdpersoon vaak in naturalistische romans? Staat hij stevig in zijn schoenen? 10d. Heeft de hoofdpersoon romantische verlangens en idealen? Kan hij die verwezenlijken? 10e. Hoe lopen naturalistische romans voor de hoofdpersonen vaak af: goed of slecht? 10f. In naturalistische romans plegen hoofdpersonen moorden of doen ze allerlei andere foute, afkeurenswaardige dingen. Toch geeft de schrijver geen moreel oordeel over de hoofdpersoon: de schrijver veroordeelt hem niet. Waarom niet? 7 10g. Naturalistische schrijvers leveren vaak kritiek op de maatschappij. Heeft die kritiek zin (want de mens was toch bepaald door zijn erfelijke eigenschappen)? 10h. De naturalisten wilden in hun boeken - gestimuleerd door de successen van de wetenschap de totale werkelijkheid in alle details bespreken. Daarbij doorbraken zij ook seksuele taboes. Leg dat uit. 10i. In naturalistische romans is sprake van natuurgetrouwe dialogen: de personages stotteren vaak, maken taalfouten, etc. Waarom kiezen de schrijvers daarvoor? 10j. Sommige naturalistische schrijvers hebben een impressionistische stijl. 11. Kunstenaars en literaire schrijvers zetten zich vaak tegen iets af, zijn vaak voorlopers van nieuwe bewegingen. Volgens veel mensen is de Nederlandse kunst en literatuur in de gehele 19e eeuw (in de romantiek en in de periode 1850-1914) vrij gezapig, veel rustiger dan in de meeste andere Europese landen. Als dat zo zou is, waar zou dat dan aan liggen? (Ik haast me hier te zeggen dat ik vind dat Nederland in de 19de eeuw zeker interessante kunst en literatuur heeft voortgebracht: denk maar aan kunstenaars als Vincent van Gogh, of aan schrijvers/dichters van de Tachtigers.) 12. Noem drie belangrijke naturalistische Nederlandse schrijvers en geef bij elke schrijver een boektitel. 13. Dan nu het impressionisme. Onder invloed van het impressionisme in de schilderkunst, gaan ook dichters impressionistische gedichten schrijven, waarin het gevoel en individu centraal staan. In Nederland zijn dat de Tachtigers, onder aanvoering van de wilde jonge dichters Willem Kloos en Jacques Perk, die het impressionistische tijdschrift De Nieuwe Gids oprichtten. Door de uitvinding van de fotografie kregen schilders, vooral portretschilders, veel minder opdrachten. Zij moesten wel anders, minder natuurgetrouw gaan schilderen. Hoe gingen zij schilderen, wat gingen zij, beter dan de camera, in hun werken uiten? 14. Waarom kozen Kloos en Perk voor de naam De Nieuwe Gids, wanneer verscheen dit tijdschrift en waarom werden Kloos, Perk en enkele andere bevriende dichters de Tachtigers genoemd? 15. De impressionisten vonden dat ‘kunst voor de kunst’ (= ‘l’art pour l’art’ in het Frans) moest worden gemaakt. Wat bedoelden zij daarmee? Moest kunst een boodschap verkondigen? 16. Laten we de vier kenmerken van impressionistische poëzie (van o.a. de Tachtigers) eens bekijken. 16a. Een van Kloos’ beroemdste gedichten begint met de regel ‘Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten’. Kijk naar dat eerste woord! Blijkt daar (misschien) uit dat in impressionistische poëzie het eigen gevoel, het individu centraal staat? 16b. Impressionistische poëzie is dus gevoelspoëzie. Vaak is het lastig om goede woorden te vinden om gevoelens uit te drukken. Wat deden impressionistische dichters als de Tachtigers regelmatig als ze geen goede woorden konden vinden om hun gevoelens uit te drukken. Ze bedachten ... 16c. Wat zijn ‘synesthesieën’ en waarom maakten de tachtigers daar gebruik van? 16d. Nog een kenmerk: lange zinnen met veel bijvoeglijke naamwoorden erbij. 17. Noem vier impressionistische Nederlandse dichters en geef de naam van een Nederlands impressionistisch literair tijdschrift. 8 Vragen bij de periode 1914-1940 (syllabus: blz. 33 – 41) www.neder-l.nl/vragen-bij-literatuur.doc 1. De periode die we nu gaan bekijken loopt van 1914 - 1940. In 1914 begint WO I, in 1940 WO II. Waarom denk je dat nieuwe literaire periodes beginnen met de beginjaartallen van wereldoorlogen? 2. De periode van 1890 - 1914 werd na WO I ook wel de ‘bel époque’ genoemd, de Franse benaming voor ‘een mooi tijdperk’. Hoe stond de economie er in dat tijdperk voor? Natuurlijk werden arbeiders e.d. nog onderdrukt. Maar hoe was de sfeer in Europa tijdens de bel epoque: optimistisch? En het uitgaansleven, hoe stond het daarmee tijdens die periode? 3. 1914. WO I breekt uit. Voor het eerst in de wereldgeschiedenis zijn vele landen in de wereld met elkaar in oorlog. Miljoenen mensen vinden gruwelijk, o.a. door chemische oorlogvoering met gifgas, de dood in loopgraven. Honderdduizenden mensen worden verminkt door landmijnen, granaten, noem maar op. Als WO I in 1918 stopt, begint de wereld langzaam te beseffen hoe gruwelijk WO I was. Hoe denk je dat kunstenaars en schrijvers reageerden op WO I? Gingen ze door met de kunststromingen van voor die eerste wereldoorlog? 4. Zoals je wel zult weten, kent België wat taal betreft drie bevolkingsgroepen: de (Franstalige) Walen, de (Nederlandstalige) Vlamingen en Duitssprekende Belgen. Welke bevolkingsgroep had tot plm. 25 jaar geleden de meeste (economische macht) in België? Tijdens de eerste én tweede wereldoorlog collaboreerden veel Vlamingen met de Duitsers (= veel Vlamingen werkten samen met de Duitsers die Vlaanderen bezetten)? Hoe zou dat komen? 5. Geen vraag, maar gewoon een opmerking. Als je echt eens wilt weten, hoe Vlamingen zich voelden tijdens de eerste wereldoorlog, moet je beslist eens ‘Het verdriet van België’ lezen, dat de geweldige Vlaamse schrijver en dichter Hugo Claus schreef in 1983. Eh... wat doe je met een afgeschoten been (terwijl de voormalige bezitter daarvan nog leeft)? Begraven? 6. Vlak voor WO I, voor 1914, heerste in de kunstwereld de “l’art pour l’art-gedachte”: kunst moest gewoon mooi zijn en niet een of andere maatschappelijke boodschap uitstralen. “Asjeblief zeg, kunst moet de maatschappij niet proberen te hervormen. Sodemieter toch een eind op met je maatschappelijke boodschappen: kunst moet alleen maar kunst zijn, mooi zijn, en zeker niet aan mensen leren hoe ze over bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen moeten denken.” Welke dichtersgroep in Nederland was ook alweer impressionistisch en doordrongen van deze ‘l’art pour l’art-gedachte’? En wat stond bij die dichters ook alweer centraal: het individu, de ‘ik’ met al zijn gevoelens, of de (verrotte?) maatschappij? 7. Na (en zelfs al tijdens) WO I reageerden veel kunstenaars en schrijvers in Europa op de gruwelijkheden van die eerste wereldoorlog. Hoe dachten zij over de kunst-om-de-kunst-gedachte (vertaling van “l’art pour l’art”) die voor WO I in heel Europa heerste? 8. Nederland deed niet mee aan WO I, was neutraal. Vele tienduizenden Vlamingen proberen aan de oorlogsellende te ontsnappen. Tja, Nederland wist niet meteen hoe het die toestromende, vluchtende Belgen moest huisvesten. Lastig. Maar verder heeft het neutrale Nederland niet echt last gehad van de eerste wereldoorlog (als je die vluchtende Belgen als een last kunt beschouwen). Hoe was de reactie van Nederlanders en Nederlandse kunstenaars en schrijvers/dichters op die gruwelijke eerste wereldoorlog? 9. Voortbouwend op de vorige vraag: wat is het verschil tussen de algemene Europese reactie van kunstenaars op de ellende van de eerste wereldoorlog (“Dit nooit meer: alles moet anders. Weg met al die kunst van voor WO I die niet in staat is gebleken de ellende van de eerste wereldoorlog te voorkomen!”) en de reactie van Nederlandse kunstenaars? 10. Geen vraag maar een opmerking tussendoor. Enkele of veel leerlingen zullen zich afvragen wat die voorgaande vragen nu met literatuurgeschiedenis te maken hebben en wat de zin ervan is. Al die vragen hebben toch betrekking op het vak geschiedenis. Waarom moet dat bij het vak Nederlands ook nog eens aan de orde worden gesteld? Wat heeft dat voor zin? Nou, als je weet dat Nederland niet meedeed aan WO I en niet echt geleden heeft tijdens WO I, zul je begrijpen dat in de Nederlandse kunst- en literatuurwereld er geen felle reactie kwam op de gruwelijkheden van WO I. Dát is de reden waarom het modernisme, het expressionisme, het dadaïsme, etc., in Nederland na 9 WO I niet zo bloeiden als in de rest van Europa. Ja, er is wel iets van modernisme te vinden in Nederland na 1918, maar zo veel als in de rest van Europa: nee. Nou, zul je nu misschien denken, mooi allemaal, maar wat heb ik daar nu aan, als ik dat weet? Welnu, kunst, o.a. literatuur, geeft altijd aan hoe ‘men’ in Nederland denkt of dacht over bepaalde zaken. Je bent een Nederlander, hebt de Nederlandse nationaliteit, voelt je verbonden met Nederland en de Nederlandse cultuur (en dus ook de kunst). Die Nederlandse cultuur, daar maak jij deel van uit, die zit in jou, is het resultaat van eeuwen geschiedenis, zonder dat je dat beseft. Wie jij als Nederlander bent, is voor een groot deel bepaald door... kunstenaars (onder wie: literaire schrijvers). Als je wilt weten wie jij als Nederlander bent, kun je er niet omheen om kennis te nemen van de gedachtes van Nederlandse kunstenaars en schrijvers. De gedachtewereld van mensen in het huidige Nederland zijn in hoge mate bepaald en verwoord door kunstenaars en schrijvers. Interesseert je dat niet? Jammer, want dan ontken je een beetje de Nederlandse cultuur, de manier waarop jij tegen zaken aankijkt. Kunst en literatuur ontkennen, dat is een beetje jezelf ontkennen. Och, misschien denk je dat jouw manier van denken over allerlei zaken totaal onafhankelijk is van de geschiedenis en de cultuur. Nou, dat is een mooie misvatting. De manier waarop jij denkt over literatuur, cultuur, Maastrichtenaren, Duitsers, Hollanders heb je heus niet zelf bedacht. Die manier van denken van jou is in grote mate bepaald door je ouders, je omgeving. En de manier van hun denken is ook weer historisch en cultureel bepaald. Denk dus niet: cultuur (o.a. literatuurgeschiedenis) en kunst, daar heb ik niks mee te maken. Ha, die cultuur en kunst bepalen, ongemerkt, in grote mate wie je bent. het belang van cultuur en kunst ontkennen, dat is een beetje jezelf ontkennen. Dit moest ik even kwijt. 12. Wat is modernisme? 13. Wat is dadaïsme? 14. Wat is expressionisme? 15. Vlak voor WO I en ook in de jaren na die wereldoorlog, groeien de fabrieken in steden. Er komen honderdduizenden arbeiders naar die fabrieken en die moesten worden gehuisvest in nieuwe wijken in steden. Die wijken werden vaak gebouwd volgens principes van het Duitse Bauhaus: bouw woonwijken snel en efficiënt, zonder nodeloze versieringen aan woningen e.d. Dat is het begin van de ‘Nieuwe Zakelijkheid’: geen flauwekul, maak mooie dingen/woningen. Die ‘Nieuwe Zakelijkheid’ kreeg ook vat op de dichtkunst, o.a. in Nederland. Wat betekende de ‘Nieuwe Zakelijkheid’ voor de taal in gedichten? Hoe ging men denken over al die experimenten met taal in gedichten? 16. In de jaren na WO I heerst in Europa optimisme en experimenteren kunstenaars en schrijvers erop los. Maar in 1929 vindt de beurskrach in Wallstreet plaats: de wereldeconomie, ook de economie, klapt in elkaar. In Nederland worden honderdduizenden mensen van de ene op de andere dag ontslagen (terwijl in die tijd er nauwelijks werkloosheidsuitkeringen waren): bittere ellende en armoe waren het gevolg. Bij economische problemen komen in de politiek altijd figuren bovendrijven die ‘het antwoord’ hebben en die beloven dat zij ervoor gaan zorgen dat ‘alles beter wordt’. Dat soort figuren zoekt altijd zondebokken (Joden, allochtonen, vluchtelingen) die aangepakt moeten worden. In 1933 komen figuren als Hitler en Mussolini met hun nationaalsocialisme en fascisme opzetten. Ze grijpen in hun landen de macht met hun beloftes dat hun landen onder hun leiding een gouden toekomst tegemoet kunnen zien. Ze krijgen veel aanhangers. Maar kunstenaars en schrijvers schrikken wakker: zij zien als een van de eersten in dat mannetjes als Hitler en Mussolini met hun onfrisse ideeën een groot gevaar voor o.a. de vrede in Europa betekenen. Wat voor een gevolgen had dat voor kunst en literatuur in Europa? Anders gevraagd: vonden kunstenaars in Europa na de beurskrach in 1929 nog dat er genoeg reden was om door te gaan met het vrolijk erop los experimenteren? 17. Onder invloed van de Nieuwe Zakelijkheid van Bauhaus en onder invloed van de politieke ontwikkelingen (Hitler komt in 1933 aan de macht) komt er een omslag in kunst en literatuur: kunst en literatuur moest volgens veel kunstenaars en schrijvers/dichters een boodschap hebben: de bevolking moest heel duidelijk worden gewaarschuwd voor de gevaarlijke gedachtes van o.a. de heer Hitler. Die waarschuwingen moesten in duidelijke, gewone taal en in gewone vormgeving 10 worden verwoord. Wat betekende dit voor de taal, de woorden, in gedichten, en voor de vormgeving van gedichten? 18. Hoe heette het tijdschrift dat in de jaren dertig van de 20e eeuw in Nederland werd opgericht, dat ervoor koos om gedichten te publiceren in duidelijke, begrijpelijke taal? 19. Noem enkele bekende Nederlandse Forum-dichters. 20. Gedichten van Forum-dichters worden ook wel ‘parlando-poëzie’ (of: ‘parlando-dichtkunst’) . ‘Parlare’ of ‘parlando’ betekent ‘praten’. Parlando-poëzie kun je daarom ook wel ‘praatpoëzie’ noemen: de taal van parlandogedichten is heel gewoontjes, alsof het gesproken taal is, haast proza. Wat wordt hiermee bedoeld, ofwel: waarom zegt men wel eens dat parlando-poëzie een soort proza is? Nog niet verwerkt: Vooral in Berlijn buitelen de modernistische stromingen over elkaar heen. Berlijn was vanaf plm. 1914 tot 1929 the-place-to-be: elke maand was er wel een nieuwe sensationele modernistische stroming die zich presenteerde… Men leefde er op los en experimenteerde: geweldig… roaring… wat een uitgaansleven (in o.a. Music-halls: kroegen met podia waarop danseressen, performers hun kunsten vertoonden). Zoals gezegd, in Nederland was de reactie op WO I minder heftig. Logisch, want het neutrale Nederland had weinig te lijden in WO I. Maar natuurlijk sijpelde hier ook wel wat van het modernisme door. O.a. in expressionistische gedichten van H. Marsman en in vormexperimentele gedichten van I.K. Bonset (pseudoniem van Theo van Doesburg) van De Stijl. Vlaanderen/België had wel deelgenomen aan WO I en had wel geleden onder WO I. Daar is de reactie op WO I ook feller en zie je meer modernisme dan in Nederland, bijv. bij Paul van Ostaijen. Veel Vlamingen waren tijdens WO I wel Duitsgezind: zij hoopten dat de Duitsers de oorlog zouden winnen en dat na de oorlog een zelfstandig Vlaanderen (los van de Walen) gerealiseerd kon worden. Na grote oorlogen zie je dat in de cultuur/kunstenaarswereld een omslag komt: óf men keert terug naar goede oude tijden óf men wil rust (de economie, het herstel van het land, heeft prioriteit; er is geen tijd voor onzinnige experimentele kunst), of men gaat wild experimenteren en neemt afstand van de kunst/cultuur van door de oorlog, omdat die kunst/cultuur blijkbaar niet in staat was geweest die catastrofale oorlog te voorkomen. Combinaties: de ene groep wil restauratie, de andere groep experiment. 11 NOG NIET AF... ER WORDT NOG AAN GEWERKT... (SLIK + ZUCHT...) Vragen bij de periode 1940-1970 (syllabus: blz. 43 – 49) www.neder-l.nl/vragen-bij-literatuur.doc In steekwoorden: verzetsliteratuur op en na WO II allerlei verhalen/romans over WO II. in WO II het bewijs van het slechte van de mens: het sombere existentialisme komt opzetten. Wederopbouw van Europa; de economie draait als een tierelier, maar alles staat in het teken van werken en een intens burgerlijk, braaf, keurig leven leiden: saai. vijftig in de internationale groep Cobra. Nauw verwant aan Cobra was de Nederlandse dichtersgroep ‘De Vijftigers’ met o.a. Lucebert. Deze dichters wilden vernieuwing en experiment (en zetten zich af tegen de ‘gewone’ parlandopoëzie van Forum van vlak voor WO II): mooie, maar soms lastig toegankelijke gedichten. he consumptiemaatschappij (en hun ouders): hippies, anti-Amerika/Viëtnam-demonstraties, etc. tijdschrift Barbarber rond de dichters Kees Schippers en Bernlef was belangrijk in de jaren zestig. Geheel conform het karakter van deze tijd, zette Barbarber zich af tegen bestaande kunst(opvattingen). Barbarber publiceerde veel dadaïstische gedichten (alles is kunst: zie blz. 14 en 15 over het Modernisme en Dadaïsme). drie grote schrijvers in Nederland van na W.O. II zijn: W.F. Hermans (vaak existentialistisch, somber; de wereld is een zinloze chaos), Gerard Reve (in zijn debuutroman ‘De Avonden’ schetst hij het oersaaie burgerlijke leven van een jongen, Frits Egters, rond de jaarwisseling; Reve was belangrijk voor de homobeweging toen hij begin jaren 60 uit de kast kwam; geruchtmakend was het Ezelproces) en Harry Mulisch (die o.a. New Journalism bedreef in ‘De zaak 40/61’, veel over de oorlog schreef en veel rammelende filosofietjes over de aard van de mens had/heeft). Ook grote schrijvers waren: Jan Wolkers en de Vlamingen Louis Paul Boon en Hugo Claus. 12