De Verlichting ontspoord

advertisement
Het tijdperk van de Romantiek
De Verlichting ontspoord
I. Geboorte van de moderne tijd
In zijn boek De ontdekking van de Middeleeuwen. Geschiedenis van een illusie (2011) stelt mediëvist
Peter Raedts een nieuwe historische periodisering voor: hij laat de middeleeuwen beginnen rond het
jaar 1000 en doorlopen tot aan de Franse en Industriële Revolutie. Pas dan, betoogt hij, transformeert
de maatschappij tot de moderne samenleving waarin wij ons nu bevinden. De Nijmeegse specialist
middeleeuwse geschiedenis heeft een punt: nooit eerder veranderde de samenleving zo snel, zo
ingrijpend en op zoveel verschillende gebieden.
Moderne denkbeelden en wetenschappelijke en technologische veranderingen gaan in de achttiende
eeuw hand in hand. De philosophes van de Verlichting maken komaf met traditionele religieuze,
staatsrechtelijke en psychologische opvattingen en leggen daarmee de filosofische basis voor het
‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’-credo van de Franse Revolutie. De oude standenmaatschappij
wordt grondig door elkaar geschud om vervolgens als klassenmaatschappij herboren te worden. De
burgerij neemt het stokje van de adel over en wordt, door haar inventief en pragmatisch vermogen,
de aanjager van de Industriële Revolutie.
II. Verlichting én Romantiek
De ingrijpende maatschappelijke veranderingen gaan gepaard met het (gevoel van) verlies van
gemeenschap en identiteit, teloorgang van authenticiteit en een toenemende onttovering van de wereld.
De (uitwassen van de) Franse Revolutie en de daarop volgende Napoleontische oorlogen, maar vooral
de angsten en bedreigingen die de modernisering van de maatschappij met zich meebrengt, roepen
felle tegenreacties op. De romantici beschouwen het rationalisme van de verlichtingsdenkers als een
vernauwing van het bewustzijn. Zij keren zich tegen de koele onverschillige objectiviteit van
rationalistische denkers en de wetenschap en nemen als reactie daarop de subjectieve ervaring als
uitgangspunt. Daarmee vormen Verlichting en Romantiek twee zijden van dezelfde medaille: de
geboorte van de Moderniteit.
III. De vijfde colonne: de aanval op de Verlichting uit eigen gelederen
Al tijdens het tijdperk van de Verlichting wordt deze opstand zichtbaar. Zo wordt Jean-Jacques
Rousseau (1712-1778) niet alleen beschouwd als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de
Verlichting, maar tevens als een van de ‘vaders’ van de Romantiek. Met zijn tirade tegen de moderne
westerse ‘beschaving’ keert hij zich tegen het verlichte vooruitgangsoptimisme. Door deze
(vermeende) vooruitgang, zo stelt hij, is de natuurlijke deugd verdwenen en is de moderne
maatschappij ten prooi gevallen aan decadentie en morele verzwakking. Wetenschap en kunst hebben
de moraal niet doen toenemen maar integendeel gecorrumpeerd. Met het verdwijnen van de zalige
onwetendheid is de mens uit het paradijs verdreven.
De scepticus David Hume (1711-1776) is één van de andere Verlichtingsdenkers die zullen morrelen
aan de fundamenten van het vooruitgangsoptimisme. Met zijn radicale twijfel verwerpt hij de
mogelijkheid van zekere kennis die door Descartes wordt verondersteld. Het is een aanval op de
hegemonie van het wetenschappelijk en logisch rationalisme. We kunnen nergens echt zeker van zijn,
stelt Hume. De verbanden die we menen waar te nemen in de buitenwereld zijn in werkelijkheid
projecties van de verbanden die we zelf in ons bewustzijn, in ons denken, leggen. Objectieve kennis is
dus principieel onmogelijk.
Immanuel Kant (1724-1804) volgt eenzelfde soort redenering en zal de twijfel van Hume verder
uitwerken in zijn befaamde kentheorie (hoe kunnen we iets kennen? wordt, en zo ja: hoe wordt
informatie in ons hoofd geordend en gecategoriseerd?). Zijn grootste verdienste is dat hij de twee grote
theorieën over kennisverwerving – empirisme (informatieverwerving via de zintuigen) en rationalisme
(kennis van de wereld door het denken) – met elkaar combineert en verzoent. Daarin keert hij zich
ondermeer tegen het determinisme van Newton: zijn de natuurwetten niet allesbepalend? Wordt ook
(het gedrag van) de mens daar niet door bepaald? Met die opvatting komt de vrijheid van de mens in
het gedrang en dat is iets dat Kant niet wil en kan accepteren. De mens is vrij om te kiezen, om te
handelen zoals hij of zij wil.
Hoe dan ook, zowel Hume als Kant verwerpen met hun kentheorieën de mogelijkheid tot objectieve
kennis. De mens ordent de indrukken die zij of hij binnenkrijgt en legt daar zelf verbanden tussen. Of
die verbanden ook ‘objectief’ in de buitenwereld bestaan is een onbeantwoordbare vraag. Daarmee
nemen Hume en Kant een standpunt in dat in zekere zin een stap terugdoet ten opzichte van de
zelfverzekerde opvatting van de eerste generatie Verlichtingsfilosofen dat zekere en objectieve kennis
binnen handbereik ligt. Daarmee ligt de weg open tot radicalere aanvallen op de wetenschappelijke
zekerheidsaanspraken, op objectieve kennis en op de rationele en wetenschappelijke methodes die
daaraan ten grondslag liggen.
IV. Kritiek van buitenaf: Edmund Burke
Ook van buitenaf wordt de Verlichting onder vuur genomen. Aanleiding is vooral de Franse Revolutie
die gegrondvest is op de Verlichte idealen. Veel te optimistisch, meent één van de grootste en
vermaardste critici, de Iers-Britse conservatief Edmund Burke (1729-1797).
In zijn in 1790 gepubliceerde Reflections on the Revolution in France opent hij de aanval op het in zijn
ogen naïeve optimisme van de revolutionaire idealisten. Je kunt niet zomaar al het bestaande
wegvagen en vanuit het niets een nieuwe maatschappij stichten, meent Burke. In de traditie en haar
instellingen ligt een wijsheid van eeuwen besloten die de mens behoedt voor al te drieste
veranderingen. Dat aan zijn denken een wantrouwen ten opzichte van de mens en zijn/haar
eigenschappen ten grondslag ligt, wordt in het volgende citaat goed zichtbaar: ‘De geschiedenis
bestaat voor het grootste deel uit de ellende, over de wereld gebracht door trots, eerzucht, hebzucht,
wraak, genotzucht, opstandigheid, huichelarij, fanatisme en alle mogelijke andere tomeloze begeerten’
Hij bepleit dan ook geduld en langzame veranderingen, stapje voor stapje. Ongeduld brengt alleen
maar ellende, en hij wordt met die opvatting al snel in het gelijk gesteld. De Franse Revolutie ontaardt
in een meedogenloze terreur en nat tien jaar neemt een tiran de macht over: Europa zal de komende
vijftien jaar in de ban zijn van de oorlogen waarmee Napoleon Bonaparte de Verlichtingsidealen naar
het buitenland wil exporteren.
V. Het sublieme
Al in 1757 schrijft Burke een boek waarmee hij de aanval opent op een heel ander aspect van de
Verlichting: de verheerlijking van het Schone door het classicisme in de kunst en de architectuur.
Tegenover dat esthetische principe stelt hij de huivering en de angst als grondslag voor een heel
andere vorm van kunstgenot: het Sublieme.
In de lezing over de romantische ‘ontdekking van de natuur’ zullen we daar nog op terugkomen.
Download