§1 • Tussen 500 en 275 v. Chr. veroverden de Romeinen het grondgebied van de andere volken die in Italië leefden. • De Grieken hadden in het zuiden van Italië koloniën gesticht. • De Grieken kregen in 280 v. Chr. hulp van Pyrrhus, koning van Epirus. • Pyrrhus: - Hij nam heel veel soldaten mee in zijn leger maar ook olifanten, in het begin versloeg hij de Romeinen, maar daarna niet meer. Hij had niets meer aan z’n overwinningen. • Na de verovering van Italië, raakte Rome al snel in een strijd met Carthago, een stad in NoordAfrika. • De eerste Punische Oorlog (264-241 v.Chr.) werd gewonnen door de Romeinen. Zij kregen Sicilië. Begrippen §1 • Phyrrhus-overwinning: een overwinning waarbij de verliezen zo groot zijn dat ze tot de eigen ondergang leiden • Imperium: een rijk dat bestaat uit de oorspronkelijke staat en verzameling ontworpen staten §2 • Rome had in de eerste eeuwen van de republiek bevolkingslagen. (zie de bevolkingspiramides) Eerste eeuwen van de republiek : 1 patriciërs 2 plebejers 3 slaven Verandering vanaf ongeveer 300 v.Chr. : 1 patriciërs + rijke plebejers 2 arme plebejers 3 slaven • Maar in 300 v. Chr. ontstond er ontevredenheid onder de plebejers: Ze wilden meer macht. • De taken en rechten van de consuls waren: - Ze voerden het leger aan. - Zij waren maar 1 jaar consul. - Zij hadden het recht van veto (ik verbied) ten opzichte van elkaar - Ze mochten wetten voorstellen Dit is zo verzonnen zodat 1. zodat niet 1 persoon alle macht heeft 2. je moet overleggen dus betere beslissingen • De taken en rechten van de volkstribunen waren: - Zij beschermden de belangen van de plebejers. - Zij mochten wetsvoorstellen doen. - Ook zij hadden het veto recht. • Zo was er ook de senaat. De rechten daarvan waren: - De senaat gaf raad aan alle ambtenaren en aan de volksvergadering. - Ook bepaalde ze of een voorstel aan de volksvergadering werd overlegd. • Zo kreeg de senaat de meeste macht in Rome: - De senaat bestond uit zeer ervaren mensen. Alleen mensen die de hoogste ambten in Rome of in de provincies hadden vervuld, konden lid worden van de senaat. - De senatoren bleven hun leven lang lid van de senaat. De senaat moest goed kunnen: -overleggen -overtuigen -eigen ideeën hebben • Er waren 2 groepen die geen invloed hadden op het Romeinse bestuur: - Vrouwen - Slaven & slavinnen Bergrippen §2 • Patriciërs: een groep rijke families in de stad Rome die in de eerste eeuwen van de romeinse republiek de baas was • Plebejers: bevolkingsgroep die in de eerste eeuwen van de romeinse republiek op de 2de plaats kwam na de patriciërs • Republiek: een regering zonder koning of keizer • Consul: belangrijkste ambtenaar in de romeinse republiek. Er waren per jaar 2 consuls. • Volkstribune: hoge ambtenaar in de romeinse republiek die tot taak had de belangen van de plebejers te beschermen • Volksvergadering: vergadering van alle mannen in veel Griekse poleis en in het romeinse rijk • Senaat: in het romeinse rijk raadgevende vergadering van honderden personen die de hoogste ambtenaren hadden bekleed. • Gladiator: slaven die opgeleid waren tot vechters om met het vechten het publiek in de amfitheaters te vermaken §3 Het Romeinse rijk werd in verdeeld in provincies. Er kwam een Romeins bestuur. Griekse invloeden werden verspreid in Europa. Veel van de Griekse cultuur werd door de Romeinen overgenomen en verbreid in het hele Romeinse rijk. Men ging spreken van de Grieks-Romeinse cultuur. Veel arme boeren trokken naar de stad: nieuwe laag: arme plebejers: proletariërs. Het Romeinse leger bestond uit dienstplichtige boeren, omdat de boeren weg moesten bij hun boerderijleven vanwege veroveringsoorlogen. De andere familieleden konden daardoor niet meer werken, ze moesten hun land verkopen. Ze werden armer en armer, daarom gingen ze in de stad wonen., vooral in Rome. Daar ontstond een bevolkingslaag van zeer arme plebejers. Zij worden de proletariërs genoemd. Ze mochten wel hun stem uit brengen aan 1 van de patriciërs of – later ookrijke plebejers. Beroepssoldaten namen de plaats in van de boeren. Het Romeinse leger bestond uit mannen die hun eigen wapenuitrusting konden betalen. Daardoor daalde het aantal proletariërs. Zo werd het moeilijker aan voldoende soldaten voor het leger te komen. Daarom werd het beroepsleger ingevoerd. Het aantal rijke Romeinen nam toe door oorlogsbuit. Elke veldtocht haalde een enorme buit op. Romeinse belastingophalers, haalde niet alleen geld voor nieuwe wegen en dat soort dingen, maar ook voor zichzelf. Het aantal slaven nam toe door krijgsgevangenen. Door de veldtochten kwamen ook veel slaven aan boord in Italië. Zij mochten het werk overnemen van de boeren die naar de stad vertrokken. Er wordt geschat dat tussen 200 en 150 v. Chr. ongeveer 250.000 krijgsgevangenen als slaven naar Italië zijn vervoerd. 2 gevolgen op militair gebied: 1 er ontstaat beroepssoldaten 2 er komen provincies 3 gevolgen op het gebied van de gelaagdheid van de bevolking: 1 er kwam een nieuwe bevolkingslaag de proletariërs 2 slaven aantal neemt toe 3 aantal rijke neemt toe 1 gevolg op het gebied van invloeden van buiten op de eigencultuur: sterke griekse invloed het word een grieks/romeins cultuur. §4 Hij vond dat de senaat niet werkte omdat het romeinse rijk te groot is geworden. Hij vond de senaat een ouderwets bestuursapparaat Julius Caesar, een bevelhebber in de burgeroorlogen na ongeveer 130 v. Chr. : • In 58 v. Chr. werd hij aanvoerder van het Romeinse leger in Gallië. • In negen jaar bracht hij heel Gallië onder Romeins bestuur. • In die tijd werd hij geweldig populair bij zijn soldaten: - Hij zorgde voor hen. - Door zijn succes hadden de soldaten meer kans op buit. - Meer kans om een veldslag te overleven. • In 49 v. Chr. trekt hij met zijn leger naar Rome. • Van 49 – 45 v. Chr. is er een burgeroorlog. - Na 4 jaar verslaat hij oude vriend pompeius. - Hij word de baas over het romeinse rijk maar laat de senaat en volksvergadering bestaan •15 maart In 44 v. Chr. werd hij vermoord. • Caesar liet de senaat bestaan. • De hervormingen van Caesar waren: - Hij maakte het voor zijn oud-soldaten en veel arme mensen in Rome mogelijk om ergens in het rijk als boer te gaan leven. - Ook bewoners van de provincies gaf hij de kans op het Romeinse burgerrecht. - Hij wijzigde de kalender zo goed dat zijn veranderingen nog steeds helemaal gelden. Elke jaar duurt 365 dagen en eens in de vier jaar is er een schrikkeljaar met één dag meer. De maand juli is naar Julius Caesar genoemd. Oorzaken van het verval van de republiek Begrippen §4 · Beeldvorming: het ontstaan van bepaalde beelden of voorstellingen over iets of iemand uit het verleden §5 Verschillen en overeenkomsten tussen Caesar en Augustus Caesar Augustus Hoeveel macht wilden zij? Alle macht Alle macht Wat deden zij met de senaat, de volksvergadering en de ambten? Hij liet ze bestaan Liet ze openstaan, maar de mensen die tegen waren liet hij verdwijnen. Op welke wijze behandelden zij hun tegenstanders? Hij liet ze klein Tegenstanders maakte hij een kopje kleiner • Augustus werd vereerd en Caesar werd vermoord, omdat: - Augustus deed alsof hij een gewone burger was (= Princeps) - Caesar liet heel erg merken dat hij alle macht in handen wilde krijgen. - Caesar liet de republiek verdwijnen en Augustus niet. • Octavianus kwam als winnaar tevoorschijn uit de burgeroorlog, hij was een achterneef van Caesar en was door Caesar geadopteerd als zijn zoon, maar hij vond dat zijn naam teveel herinnerde aan de burgeroorlog. Hij ging zichzelf Augustus Caesar noemen, Augustus betekende ‘de verhevene’. Met de naam Caesar eerde hij zijn stiefvader. • Het blijkt dat Augustus alleenheerser wilde zijn omdat: - Hij zichzelf meer macht liet geven. - Hij voor alle Romeinen is. • Het leger bleef Augustus trouw omdat: - Na 16 jaar dienst kregen de soldaten betere grond of meer geld dan vroeger. - Tot bevelhebbers van de troepen benoemde Augustus leden van Romeinse families die hem trouw waren. Deze benoemingen golden maar voor een beperkte tijd. Het westen krijg Antonius Het oosten krijgt Octavianus Noord- Afrika krijgt Lepidus - 300 senatoren en 2000 andere tegenstanders van het driemanschap werden gedood. De senatoren waren natuurlijk bang geworden en ze waren hun macht kwijt - Maar Octavianus wilde toch alleenheerschappij - Hij verslaat eerst Lepidus en daarna Antonius Begrippen §5 · Princeps: de eerste burger §6 • De Pax Romana betekent Romeinse vrede en het was van 30 v. Chr. – 192 v. Chr. • De meeste mensen bleven werkzaam in de landbouw. • De grootgrondbezitters hadden op het platteland de grond in bezit. • De handel kwam tot grote bloei omdat: - Er overal vuurtorens werden gebouwd, havens werden verbeterd en er werden wegen aangelegd. - Overal kon men met dezelfde munt betalen. - De Romeinse vloot zorgde voor veiligheid op zee. • In deze gebieden buiten het Romeinse rijk werd handel gedreven: - Vooral met Azië. - Ook wel in China - En in Afrika ten zuiden van de Sahara. • Door de handel nam de nijverheid toe. Overal in het rijk werden bedrijfjes van handwerkslieden opgericht. • Er groeide steden en er ontstonden nieuwe steden doordat er meer mensen gingen werken in handel en nijverheid. • Steeds meer inwoners kregen tijdens de Pax Romana het Romeinse burgerrecht. Twee voordelen daarvan zijn: - Vanaf dat moment viel hij onder de Romeinse rechtspraak. - Ook had hij kans op een plaats in het Romeinse bestuursapparaat. • De Romeinse legers droegen vooral bij tot de romanisering omdat niet-romeinen in dienst konden gaan in het Romeinse leger en werden bij het verlaten van de dienst Romeinse burger. • De verering van de Romeinse goden en trouw aan Rome hoorden voor de Romeinse bestuurders bij elkaar. In het begin van de Romeinse rijd kregen kinderen, vooral de jongens, thuis les. • Jongens in het onderwijs en opvoeding werd geleerd het vaderland lief te hebben, dapper en gehoorzaam moesten zijn. • Twee Romeinse vernieuwingen in de bouwkunst zijn: - Zij pasten op grote schaal de boog en de koepel in hun bouwwerken toe. • Bouwwerken van de Grieken die de Romeinen over namen waren: theaters, badhuizen, tempels, bruggen, amfitheaters, triomfbogen en overwinningszuilen. • Deze nieuwe soorten gebouwen en monumenten bouwden de Romeinen: aquaducten en gerechtshoven. • Bij de Romeinse bouwkunst, probeerden ze alles precies lijkend te krijgen. • Drie voorbeelden waaruit ook nu nog de invloed van de taal en literatuur van de Romeinen blijkt: - Evenals het Italiaans zijn het Frans, Spaans, Portugees en Roemeens ontstaan uit het Latijn. - Latijn word nog steeds gesproken in de Rooms-Katholieke kerk. - Latijn werd tot de 19de eeuw op de meeste universiteiten gesproken en geschreven. • Twee belangrijke Romeinse ideeën over de rechtspraak: - Alle rechten en plichten van mensen moeten in wetten worden vastgelegd. - Alle wetten moeten voor iedereen gelijk zijn. • Belangrijke Romeinse regels op het gebied van de rechtspraak zijn: - Een verdachte moet als onschuldig worden gezien tot zijn schuld bewezen is. - Een verdachte moet de kans krijgen zich tegen de aanklacht te verdedigen. - Als er twijfel is bij de rechters moet de verdachte worden vrijgesproken. - De rechters moeten onafhankelijk zijn van de regering ( anders zou een burger in een conflict met de regering altijd verliezen). - Niemand mag worden gestraft voor wat hij denkt. - Niemand mag voor hetzelfde feit twee keer worden veroordeeld. - Als een daad niet door de wet verboden, mag die daad niet worden bestraft. Begrippen §6 · Pax Romana Romaniseren: letterlijk romeinse vrede §7 • Door welke vijf oorzaken viel het West-Romeinse rijk uiteen? - Volken vallen het Romeinse rijk binnen. - Er komt minder handel en nijverheid door grotere onveiligheid. - Geen vertrouwen meer in Rome, alleen zorg over eigen omgeving. - De belastingen werden voor de meesten onverdraaglijk hoog. - Romeinse legers en vloot worden steeds zwakker. • In 330 besloot keizer Constantijn de hoofdstad naar het Oosten van het Romeinse rijk te verplaatsen, omdat het oosten welvarender was en beter verdedigd kon worden. De nieuwe hoofdstad werd Byzantium. • In 395 kwam er een splitsing in het Romeinse rijk, omdat vanuit het oosten bleek het westen van het rijk niet goed te verdedigen. • In 476 kwam een einde aan het Romeinse rijk, omdat toen de laatste Romeinse (west) keizer door een Germaanse generaal van de troon werd gestoten. Begrippen §7 · Oost-Romeinse rijk: 395-1453 na.Chr. het oostelijke deel · West-Romeinse rijk :395-476 na.Chr. het westelijke deel